Regeling van de Minister van Economische Zaken van 10 februari 2014, nr. WJZ/13177759, houdende aanwijzing van categorieën van productie-installaties voor de stimulering van duurzame energieproductie in het jaar 2014 (Regeling aanwijzing categorieën duurzame energieproductie 2014)

Regeling aanwijzing categorieën duurzame energieproductie 2014

§

1

Begripsbepalingen

Artikel

1

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • algemene uitvoeringsregeling: de Algemene uitvoeringsregeling stimulering duurzame energieproductie;

  • allesvergisting: de biologische afbraakreacties van biomassa als bedoeld in de NTA 8003: 2008, met uitzondering van de nummers 410, 420, 500, 550 tot en met 559;

  • besluit: het Besluit stimulering duurzame energieproductie;

  • doublet: combinatie die ten minste bestaat uit één productieput en één injectieput;

  • groen gas hub: een verzameling van productie-installaties voor de productie van hernieuwbaar gas waarvoor voor de invoeding van het hernieuwbaar gas op een gasnet gezamenlijk een of meerdere aansluitingen worden gebruikt, waarmee gezamenlijk hernieuwbare warmte wordt geproduceerd die nuttig wordt gebruikt of waarmee gezamenlijk hernieuwbare elektriciteit wordt geproduceerd die op een elektriciteitsnet of installatie, met uitzondering van de productie-installatie, wordt ingevoed;

  • minister:: de Minister van Economische Zaken;

  • NTA 8003: 2008: de Nederlandse Technische Afspraak 8003, Classificatie van biomassa voor energietoepassing, uitgegeven door het Nederlands Normalisatie-instituut, zoals deze luidde op 31 december 2008;

  • richtlijn hernieuwbare energie: richtlijn nr. 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen en houdende wijziging en intrekking van Richtlijn 2001/77/EG en Richtlijn 2003/30/EG (PbEU 2009, L 140);

  • thermische conversie van vaste of vloeibare biomassa: de omzetting van vaste of vloeibare biomassa door middel van:

    • 1°.

      verbranding,

    • 2°.

      een andere thermische behandeling dan bedoeld onder 1° ingeval de producten daarvan vervolgens worden verbrand of

    • 3°.

      de verbranding van producten die voortkomen uit thermische behandeling;

  • valhoogte: het verschil in waterpeil voor en achter de installatie voor de productie van hernieuwbare elektriciteit met behulp van waterkracht waarbij het maximaal elektrisch ontwerpvermogen van de turbine of de generator wordt gerealiseerd;

  • vergisting en co-vergisting van dierlijke mest: de biologische afbraakreacties van in hoofdzaak verpompbare vaste en vloeibare uitwerpselen van dieren, al dan niet aangevuld met een of meer producten genoemd in de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet, waarbij het restant na vergisting als meststof mag worden verhandeld;

  • vergisting van meer dan 95% dierlijke mest: de biologische afbraakreacties van verpompbare vaste en vloeibare uitwerpselen van dieren, waarbij minder dan 5% van de massa toegevoegde stoffen per kalenderjaar een andere stof, genoemd in de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet, is dan verpompbare vaste en vloeibare uitwerpselen van dieren, waarbij het restant na vergisting als meststof mag worden verhandeld;

  • nominaal vermogen: het maximale vermogen van de productie-installatie dat onder nominale condities benut kan worden voor de productie van hernieuwbare elektriciteit en/of hernieuwbare warmte en/of hernieuwbaar gas en wat door de leverancier gegarandeerd wordt bij continu gebruik. In het geval van geothermische productie-installaties dient het nominaal vermogen te zijn bepaald met een waarschijnlijkheid van ten minste 50%.

§

2

Algemene bepalingen

Artikel

2

§

3

Hernieuwbare elektriciteit

§

3.1

Waterkracht

Artikel

3

Artikel

4

§

3.2

Afvalwater- of rioolwaterzuiveringsinstallaties

Artikel

5

Artikel

6

§

3.3

Wind op land

Artikel

7

Artikel

8

§

3.4

Wind in meer

Artikel

9

Artikel

10

§

3.5

Wind op zee

Artikel

11

Artikel

12

§

3.6

Fotovoltaïsche zonnepanelen

Artikel

13

Artikel

14

§

3.7

Osmose

Artikel

15

Artikel

16

§

3.8

Vrije stromingsenergie

Artikel

17

Artikel

18

§

3.9

Maximaal aantal vollasturen, basisbedragen en basiselektriciteitsprijs voor productie van hernieuwbare elektriciteit

Artikel

19

Voor een productie-installatie als bedoeld in het in de eerste kolom van onderstaande tabel genoemde artikel wordt, voor de productie van hernieuwbare elektriciteit:

  • a.

    het maximaal aantal vollasturen vastgesteld op het in de derde kolom van onderstaande tabel genoemde aantal uren, en

  • b.

    de basiselektriciteitsprijs, bedoeld in artikel 12, eerste lid, van het besluit, vastgesteld op het in de vierde kolom van onderstaande tabel genoemde bedrag.

    artikel 3, eerste lid, onderdeel a

    Waterkracht nieuw

    5.700 uren per jaar

    € 0,040 per kWh

    artikel 3, eerste lid, onderdeel b

    Waterkracht renovatie

    4.300 uren per jaar

    € 0,040 per kWh

    artikel 5, eerste lid

    Afvalwater- of rioolwaterzuiveringsinstallaties thermische drukhydrolyse

    8.000 uren per jaar

    € 0,040 per kWh

    artikel 7, eerste lid, onderdeel a

    Wind op land < 6,0 MW

    1.960 uren per jaar

    € 0,045 per kWh

    artikel 7, eerste lid, onderdeel b

    Wind op land ≥ 6,0 MW

    2.320 uren per jaar

    € 0,045 per kWh

    artikel 9, eerste lid

    Wind in meer

    2.560 uren per jaar

    € 0,045 per kWh

    artikel 11, eerste lid

    Wind op zee

    3.000 uren per jaar

    € 0,045877 per kWh

    artikel 13, eerste lid

    Fotovoltaïsche zonnepanelen

    1.000 uren per jaar

    € 0,044 per kWh

    artikel 15, eerste lid

    Osmose

    8.000 uren per jaar

    € 0,040 per kWh

    artikel 17, eerste lid

    Vrije stromingsenergie

    2.800 uren per jaar

    € 0,040 per kWh

Artikel

20

Voor een productie-installatie als bedoeld in het in de eerste kolom van onderstaande tabel genoemde artikel wordt het basisbedrag voor subsidie, bedoeld in artikel 11, eerste lid, van het besluit, in de periode van de datum en het tijdstip genoemd in de derde kolom tot 18 december 2014, 17:00 uur voor de productie van hernieuwbare elektriciteit vastgesteld op het in de vierde kolom genoemde bedrag.

artikel 3, eerste lid, onderdeel b

Waterkracht renovatie

1 april 2014, 09:00 uur

€ 0,066 per kWh

artikel 5, eerste lid

Afvalwater- of rioolwaterzuiveringsinstallaties thermische drukhydrolyse

1 september 2014, 17:00 uur

€ 0,096 per kWh

artikel 7, eerste lid, onderdeel a

Wind op land < 6,0 MW

16 juni 2014, 17:00 uur

€ 0,1125 per kWh

artikel 7, eerste lid, onderdeel b

Wind op land ≥ 6,0 MW

1 september 2014, 17:00 uur

€ 0,1213 per kWh

artikel 9, eerste lid

Wind in meer

29 september 2014, 17:00 uur

€ 0,1538 per kWh

artikel 13, eerste lid

Fotovoltaïsche zonnepanelen

3 november 2014, 17:00 uur

€ 0,147 per kWh

§

3.10

Vrije categorie

§

3.10.1

Vrije categorie fase 1

§

3.10.2

Vrije categorie fase 2

§

3.10.3

Vrije categorie fase 3

§

3.10.4

Vrije categorie fase 4

§

3.10.5

Vrije categorie fase 5

§

3.10.6

Vrije categorie fase 6

§

3.11

Correctiebedragen voorschotverlening productie van hernieuwbare elektriciteit

Artikel

36

De correcties op het basisbedrag voor subsidie voor een productie-installatie als bedoeld in het in de eerste kolom van onderstaande tabel genoemde artikel, worden voor 2014 vastgesteld op:

§

4

Hernieuwbaar gas

§

4.1

Biomassavergisting

Artikel

37

Artikel

38

§

4.2

Afvalwater- of rioolwaterzuiveringsinstallaties

Artikel

39

Artikel

40

§

4.3

Verlengde levensduur bestaande installaties

Artikel

41

Artikel

42

§

4.4

Biomassavergassing

Artikel

43

Artikel

44

§

4.5

Maximaal aantal vollasturen, basisbedragen en basisenergieprijs voor productie van hernieuwbaar gas

Artikel

45

Voor een productie-installatie als bedoeld in het in de eerste kolom van onderstaande tabel genoemde artikel wordt, voor de productie van hernieuwbaar gas:

  • 1.

    het maximaal aantal vollasturen vastgesteld op het in de derde kolom van onderstaande tabel genoemde aantal uren, en

  • 2.

    de basisgasprijs, bedoeld in artikel 29, eerste lid, van het besluit, vastgesteld op het in de vierde kolom van onderstaande tabel genoemde bedrag.

    artikel 37, eerste lid

    Biomassavergisting

    8.000 uren per jaar

    € 0,177 per Nm3

    Artikel 39, eerste lid

    Afvalwater- of rioolwaterzuiverings-

    installaties

    8.000 uren per jaar

    € 0,177 per Nm3

    artikel 41, eerste lid

    Verlengde levensduur bestaande installaties

    8.000 uren per jaar

    € 0,177 per Nm3

    artikel 43, eerste lid

    Biomassavergassing

    7.500 uren per jaar

    € 0,177 per Nm3

Artikel

46

Voor een productie-installatie als bedoeld in het in de eerste kolom van onderstaande tabel genoemde artikel wordt het basisbedrag voor subsidie, bedoeld in artikel 28, eerste lid, van het besluit, in de periode van de datum en het tijdstip genoemd in de derde kolom tot 18 december 2014, 17:00 uur, voor de productie van hernieuwbaar gas, vastgesteld op het in de vierde kolom genoemde bedrag.

artikel 37, eerste lid, onderdeel a

Allesvergisting

16 juni 2014, 17:00

€ 0,601 per Nm3

artikel 37, eerste lid, onderdeel b

Vergisting en co-vergisting van dierlijke mest

1 september 2014, 17:00

€ 0,750 per Nm3

Artikel 39, eerste lid

Afvalwater- of rioolwaterzuiveringsinstallaties

1 april 2014, 09:00 uur

€ 0,333 per Nm3

Artikel 41, eerste lid, onderdeel a

Verlengde levensduur allesvergisting

16 juni 2014, 17:00

€ 0,619 per Nm3

Artikel 41, eerste lid, onderdeel b

Verlengde levensduur vergisting en co-vergisting van dierlijke mest

1 september 2014, 17:00

€ 0,710 per Nm3

§

4.6

Vrije categorie

§

4.6.1

Vrije categorie fase 1

§

4.6.2

Vrije categorie fase 2

§

4.6.3

Vrije categorie fase 3

§

4.6.4

Vrije categorie fase 4

§

4.6.5

Vrije categorie fase 5

§

4.6.6

Vrije categorie fase 6

§

4.7

Correctiebedragen voorschotverlening productie van hernieuwbaar gas

Artikel

59

De correcties op het basisbedrag voor subsidie voor een productie-installatie als bedoeld in het in de eerste kolom van onderstaande tabel genoemde artikel, worden voor 2014 vastgesteld op:

§

5

Hernieuwbare warmte en (gecombineerde) opwekking van hernieuwbare elektriciteit en hernieuwbare warmte

§

5.1

Ketel vaste of vloeibare biomassa warmte

Artikel

60

Artikel

61

§

5.2

Geothermie warmte

Artikel

62

Artikel

63

§

5.3

Geothermie gecombineerde opwekking

Artikel

64

Artikel

65

§

5.4

Uitbreiding bestaande afvalverbranding met warmte

Artikel

66

Artikel

67

§

5.5

Ketel vloeibare biomassa warmte

Artikel

68

Artikel

69

§

5.6

Thermische conversie biomassa gecombineerde opwekking

Artikel

70

Artikel

71

§

5.7

Bestaande toepassing biomassa uitbreiding warmte

Artikel

72

Artikel

73

§

5.8

Zonthermie

Artikel

74

Artikel

75

§

5.9

Verlengde levensduur biomassa gecombineerde opwekking

Artikel

76

Artikel

77

§

5.10

Verlengde levensduur biomassa warmte

Artikel

78

Artikel

79

§

5.11

Biomassavergisting hernieuwbare warmte en hernieuwbare elektriciteit

Artikel

80

Artikel

81

§

5.12

Maximaal aantal vollasturen, basisbedragen en basisenergie- en elektriciteitsprijzen

Artikel

82

Voor een productie-installatie als bedoeld in het in de eerste kolom van onderstaande tabel genoemde artikel wordt, voor de productie van hernieuwbare warmte, hernieuwbare elektriciteit of de gecombineerde opwekking van hernieuwbare elektriciteit en hernieuwbare warmte:

  • a.

    het maximaal aantal vollasturen vastgesteld op het in de derde kolom van onderstaande tabel genoemde aantal uren, en

  • b.

    de basisenergie- of basiselektriciteitsprijs, bedoeld in artikel 45, eerste lid of artikel 12 eerste lid, van het besluit, vastgesteld op het in de vierde kolom van onderstaande tabel genoemde bedrag.

    artikel 60, eerste lid, onderdeel a

    Ketel vaste biomassa warmte ≥ 0,5 MW en < 5 MW

    4.000 uren per jaar

    € 6,8 per GJ

    artikel 60, eerste lid, onderdeel b

    Ketel vaste biomassa warmte ≥ 5 MW

    7.000 uren per jaar

    € 3,9 per GJ

    artikel 62, eerste lid, onderdeel a

    Geothermie warmte ≥ 500 meter diepte

    6.000 uren per jaar

    € 3,9 per GJ

    artikel 62, eerste lid, onderdeel b

    Geothermie warmte ≥ 3.300 meter diepte

    7.000 uren per jaar

    € 3,9 per GJ

    artikel 64, eerste lid

    Geothermie gecombineerde opwekking

    4.158 uren per jaar

    € 5,3 per GJ

    artikel 66, eerste lid

    Bestaande afvalverbranding uitbreiding warmte

    3.920 uren per jaar

    € 7,0 per GJ

    artikel 68, eerste lid

    Ketel vloeibare biomassa warmte

    7.000 uren per jaar

    € 6,8 per GJ

    artikel 70, eerste lid, onderdeel a

    Thermische conversie biomassa gecombineerde opwekking >10 MW en ≤ 100 MW

    7.500 uren per jaar

    € 5,1 per GJ

    artikel 70, eerste lid, onderdeel b

    Thermische conversie biomassa gecombineerde opwekking ≤ 10 MW

    4.241 uren per jaar

    € 6,0 per GJ

    artikel 72, eerste lid, onderdelen a en c

    Bestaande toepassing allesvergisting en thermische conversie van biomassa uitbreiding warmte

    7.000 uren per jaar

    € 3,9 per GJ

    artikel 72, eerste lid, onderdeel b

    Bestaande toepassing vergisting en co-vergisting van dierlijke mest uitbreiding warmte

    4.000 uren per jaar

    € 0,0 per GJ

    artikel 74, eerste lid

    Zonthermie

    700 uren per jaar

    € 13,0 per GJ

    artikel 76, eerste lid, onderdeel a

    Verlengde levensduur allesvergisting gecombineerde opwekking

    5.855 uren per jaar

    € 8,5 per GJ

    artikel 76, eerste lid, onderdeel b

    Verlengde levensduur Vergisting en co-vergisting van dierlijke mest gecombineerde opwekking

    5.855 uren per jaar

    € 8,5 per GJ

    artikel 76, eerste lid, onderdeel c

    Verlengde levensduur thermische conversie van biomassa gecombineerde opwekking ≤ 50 MW

    4.429 uren per jaar

    € 6,5 per GJ

    artikel 78, eerste lid

    onderdeel a

    Verlengde levensduur allesvergisting warmte

    7.000 uren per jaar

    € 3,9 per GJ

    artikel 78, eerste lid onderdeel b

    Verlengde levensduur vergisting en co-vergisting van dierlijke mest warmte

    7.000 uren per jaar

    € 3,9 per GJ

    artikel 80, eerste lid, onderdeel a

    Allesvergisting warmte

    7.000 uren per jaar

    € 6,8 per GJ

    artikel 80, eerste lid, onderdeel b

    Vergisting en co-vergisting van dierlijke mest warmte

    7.000 uren per jaar

    € 6,8 per GJ

    artikel 80, eerste lid, onderdeel c

    Allesvergisting gecombineerde opwekking

    5.739 uren per jaar

    € 8,3 per GJ

    artikel 80, eerste lid, onderdeel d

    Vergisting en co-vergisting van dierlijke mest gecombineerde opwekking

    5.732 uren per jaar

    € 8,3 per GJ

    artikel 80, eerste lid, onderdeel e

    Vergisting van meer dan 95% dierlijke mest elektriciteit

    8.000 uren per jaar

    € 0,040 per kWh

Artikel

83

§

5.13

Vrije categorie

§

5.13.1

Vrije categorie fase 1

§

5.13.2

Vrije categorie fase 2

§

5.13.3

Vrije categorie fase 3

§

5.13.4

Vrije categorie fase 4

§

5.13.5

Vrije categorie fase 5

§

5.13.6

Vrije categorie fase 6

§

5.14

Correctiebedragen voorschotverlening productie van hernieuwbare warmte, hernieuwbare elektriciteit of gecombineerde opwekking

Artikel

96

De correcties op het basisbedrag voor subsidie voor een productie-installatie als bedoeld in het in de eerste kolom van onderstaande tabel genoemde artikel, worden voor 2014 vastgesteld op:

§

6

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel

98

Wijzigt de Regeling aanwijzing categorieën duurzame energieproductie 2012.

Artikel

99

Wijzigt de Regeling aanwijzing categorieën duurzame energieproductie 2013.

Artikel

100

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel

101

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling aanwijzing categorieën duurzame energieproductie 2014.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage
De Minister van Economische Zaken,H.G.J.Kamp

Bijlage

1

behorende bij artikel 2, vijfde lid, van de Regeling aanwijzing categorieën duurzame energieproductie 2014

Uitvoeringsovereenkomst tot zekerheid van het aanvangen van de activiteiten ter zake waarvan meer dan € 400 miljoen subsidie is verleend op basis van de Regeling aanwijzing categorieën duurzame energieproductie 2014

  • 1.

    De Staat der Nederlanden, (hierna te noemen: de Staat), te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door de Minister van Economische Zaken;

en

  • 2.

    ......, gevestigd te ..... (hierna te noemen: Ondernemer);

    ......

    (hierna te samen ook te noemen: Partijen);

overwegen:

  • a.

    de Minister van Economische Zaken heeft blijkens een beschikking met kenmerk ....., hierna te noemen Beschikking, waarvan een kopie als Bijlage A bij deze overeenkomst is gevoegd aan de Ondernemer een subsidie verleend van meer dan € 400 miljoen op grond van de Regeling aanwijzing categorieën duurzame energieproductie 2014 (hierna: Regeling).

  • b.

    de Beschikking bevat de opschortende voorwaarde dat binnen zes weken na afgifte van de beschikking de onderhavige uitvoeringsovereenkomst, hierna te noemen Uitvoeringsovereenkomst, tot stand is gekomen tussen de Staat en de subsidieaanvrager;

  • c.

    de Minister van Economische Zaken beoogt door middel van deze Uitvoeringsovereenkomst te verzekeren dat de Ondernemer de productie-installatie bedoeld in de Beschikking tijdig in gebruik zal nemen.

Partijen komen daartoe het volgende overeen:

Artikel 1. Tijdige ingebruikname van de productie-installatie

De Ondernemer verplicht zich jegens de Staat de productie-installatie tijdig in gebruik te nemen en wel binnen de in artikel 61 van het Besluit stimulering duurzame energieproductie bedoelde periode of, indien op grond van artikel 62, derde lid, van het Besluit stimulering duurzame energieproductie een ontheffing is verleend, binnen de in de ontheffing opgenomen periode.

Artikel 2. Inhoud en omvang van de garantie

De Ondernemer verplicht zich om tot zekerheid voor de nakoming van de in artikel 1 bedoelde verplichting, alsmede de bij niet tijdige nakoming verschuldigde boetes, binnen acht weken nadat de Beschikking in werking is getreden ten behoeve van de Staat financiële zekerheid te stellen en gesteld houden voor een bedrag groot 2% van de maximale hoogte van de subsidie, bedoeld in de artikelen 16, 33 en 49 van het Besluit stimulering duurzame energieproductie, door middel van de afgifte aan de Staat van een door een binnen de Europese Unie gevestigde bank afgegeven bankgarantie welke is opgemaakt onder gebruikmaking van het model bankgarantie.

Artikel 3. Vrijval van de garantie

  • 1.

    De verplichting de in artikel 2 bedoelde bankgarantie te blijven stellen vervalt uitsluitend door het schriftelijk bericht van de Staat aan de Bank dat de verplichting geheel of gedeeltelijk is vervallen. De Ondernemer ontvangt een kopie van het bericht van verval.

  • 2.

    Zodra de verplichting geheel is vervallen zal de Staat de bankgarantie retourneren aan de Ondernemer.

Artikel 4. Boetes

  • 1.

    Indien de Ondernemer de productie-installatie niet binnen de in artikel 1 bedoelde periode in gebruik heeft genomen, is de Ondernemer aan de Staat bij wijze van boete een bedrag verschuldigd groot 0,2% van het beschikte bedrag enkel door het verloop van die termijn en zonder dat enige ingebrekestelling nodig is.

  • 2.

    Indien de Ondernemer daarna nog in gebreke blijft met het tijdig in gebruik nemen van de productie-installatie is de Ondernemer maandelijks een boete van telkens 0,2% van de maximale hoogte van de subsidie, bedoeld in de artikelen 16, 33 en 49 van het Besluit stimulering duurzame energieproductie, verschuldigd voor zover hij de productie-installatie op de eerste van elke volgende maand niet in gebruik heeft genomen.

  • 3.

    De boetes bedoeld in het eerste en tweede lid, waarvan de som ten hoogste 2% van het beschikte bedrag bedraagt, zijn telkens verschuldigd voor het enkele verloop van de termijn en zonder dat enige ingebrekestelling nodig is.

  • 4.

    De Ondernemer machtigt bij deze de Staat onherroepelijk tot het innen van de boetes door het inroepen van de bankgarantie voor het bedrag van de boete, telkens wanneer er een boete verschuldigd is geworden.

Artikel 5. Aanvang en einde Uitvoeringsovereenkomst

  • 1.

    Deze Uitvoeringsovereenkomst treedt in werking door de ondertekening daarvan door de Partijen met dien verstande dat de inwerkingtreding wordt opgeschort totdat de Beschikking in werking is getreden en de Staat de Ondernemer daarvan schriftelijk bericht heeft gestuurd.

  • 2.

    Deze Uitvoeringsovereenkomst eindigt van rechtswege door de teruggave van de bankgarantie door de Staat aan de Ondernemer.

Artikel 6. Domiciliekeuze en berichtgevingen

  • 1.

    De Staat kiest voor uitvoering van deze Uitvoeringsovereenkomst domicilie ten kantore van Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, onderdeel van het Ministerie van Economische Zaken, Hanzelaan 310, 8017 JK Zwolle.

  • 2.

    Onverminderd het bepaalde in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering dienen alle mededelingen, aanzeggingen, verzoeken, toestemmingen en andere berichten uit hoofde van deze uitvoeringsovereenkomst schriftelijk te worden gedaan.

  • 3.

    Mededelingen, aanzeggingen, verzoeken, toestemmingen en andere berichten die niet in overeenstemming met het tweede lid zijn gedaan blijven zonder rechtsgevolg.

  • 4.

    De Staat is bevoegd eenzijdig van het bepaalde in het eerste lid af te wijken.

Artikel 7. Rechtskeuze

  • 1.

    Op deze Uitvoeringsovereenkomst is uitsluitend Nederlands recht van toepassing.

  • 2.

    Alle geschillen in verband met deze uitvoeringsovereenkomst of met afspraken die daarmee samenhangen zullen worden beslecht door de bevoegde rechter te Den Haag.

Artikel 8. Citeertitel

Deze Uitvoeringsovereenkomst wordt tussen partijen aangeduid als ‘Uitvoeringsovereenkomst duurzame energieproductie Staat/.....’.

Aldus overeengekomen en in tweevoud ondertekend

te .....

Ondernemer

te 's-Gravenhage op .....

De Minister van Economische Zaken

Model bankgarantie

DE ONDERGETEKENDE,

....., gevestigd te ....., hierna te noemen de ‘Bank’,

IN AANMERKING NEMENDE DAT:

  • A.

    ..... , gevestigd te ..... , (hierna te noemen de Ondernemer) en de STAAT der NEDERLANDEN, (hierna te noemen: Staat), waarvan de zetel is gevestigd te Den Haag, te dezen vertegenwoordigd door ....., hierbij vertegenwoordigd door de Minister van Economische Zaken op ..... de ‘Uitvoeringsovereenkomst duurzame energieproductie Staat/..... ’ (hierna: uitvoeringsovereenkomst) hebben getekend;

  • B.

    de Ondernemer volgens artikel 2 van de overeenkomst binnen acht weken nadat deze overeenkomst in werking is getreden ten behoeve van de Staat financiële zekerheid dient te stellen en gesteld houden voor een bedrag groot € .....,– door de afgifte aan de Staat van een door een bank afgegeven bankgarantie;

  • C.

    de Bank bereid is de desbetreffende bankgarantie ten gunste van de Staat te stellen onder de hierna te noemen voorwaarden.

VERKLAART ALS VOLGT

  • 1.

    De Bank stelt zich hierbij als zelfstandige verbintenis tegenover de Staat onherroepelijk en onvoorwaardelijk garant voor al hetgeen de Staat van de Ondernemer op grond van de uitvoeringsovereenkomst te vorderen heeft tot een maximumbedrag van € .....,–.

  • 2.

    Deze bankgarantie is een abstracte afroepgarantie. De Bank komt in geen geval een beroep toe op de onderliggende rechtsverhouding tussen de Staat en de Ondernemer als vervat in de Uitvoeringsovereenkomst.

  • 3.

    De Bank zal op eerste schriftelijk verzoek van de Staat, zonder opgaaf van redenen te verlangen of nader bewijs te vragen, overgaan tot uitbetaling van al hetgeen de Ondernemer, volgens verklaring van de Staat, verschuldigd is uit hoofde van de Uitvoeringsovereenkomst.

  • 4.

    Deze bankgarantie vervalt uitsluitend door het schriftelijk bericht van de Staat aan de Bank dat de verplichting geheel of gedeeltelijk is vervallen.

  • 5.

    De Minister van Economische Zaken zendt de bankgarantie zo spoedig mogelijk nadat deze geheel is vervallen retour aan de Bank.

  • 6.

    Op deze bankgarantie is uitsluitend Nederlands recht van toepassing. Alle geschillen die mochten ontstaan over of naar aanleiding van deze bankgarantie zullen worden beslecht door de bevoegde rechter te ’s-Gravenhage.

  • 7.

    Indien deze bankgarantie dient te worden geretourneerd geschiedt dat door toezending aan adres: .....

Getekend te

op

De Bank