Artikel
I
Wet werk en bijstand
Wijzigt de Wet werk en bijstand.
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Wijzigt de Wet werk en bijstand.
Wijzigt de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers.
Wijzigt de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen.
Wijzigt de Algemene Kinderbijslagwet.
Wijzigt de Algemene nabestaandenwet.
Wijzigt de Algemene Ouderdomswet.
Wijzigt de Werkloosheidswet.
Wijzigt de Wet inkomensvoorziening oudere werklozen.
Wijzigt de Toeslagenwet.
Wijzigt de Wet arbeid en zorg.
Wijzigt de Ziektewet.
Wijzigt de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering.
Wijzigt de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen.
Wijzigt de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
Wijzigt de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten.
Wijzigt het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid kan de bedragen, genoemd in de artikelen I, onderdeel I, II, onderdelen C en I, III, onderdelen A en E, IX, onderdelen A en H, en XVIII van deze wet eenmalig aanpassen na de datum van inwerkingtreding van die artikelen.
Op de alleenstaande, alleenstaande ouder of gehuwde die op 31 december 2014 recht heeft op algemene bijstand en met een of meer meerderjarige personen, waarbij de echtgenoot van de gehuwde niet meetelt tenzij deze echtgenoot geen recht op algemene bijstand heeft, in dezelfde woning zijn hoofdverblijf heeft:
zijn de artikelen 20, 21, 22, 25, 26, 27, 28, 29, 38 en 53a van de Wet werk en bijstand, zoals deze bepalingen luidden op 31 december 2014, van toepassing, en
is artikel 22a van de Participatiewet niet van toepassing,
tot 1 juli 2015.
Indien het netto minimumloon wijzigt met ingang van 1 januari 2015, worden bij de toepassing van het eerste lid, de normen, genoemd in de in het eerste lid, onderdeel a, genoemde artikelen 20 en 21, en het bedrag, genoemd in het in het eerste lid, onderdeel a, genoemde artikel 25, tweede lid, toegepast, zoals ze zouden luiden na herziening met het percentage van deze wijziging.
Bij de toepassing van het eerste lid worden de normen, genoemd in het in het eerste lid, onderdeel a, genoemde artikel 22, toegepast zoals ze zouden luiden met toepassing van artikel 37a van de Participatiewet waarbij wordt uitgegaan van het netto minimumloon zoals dat luidt op 1 januari 2015.
Bij de toepassing van het eerste lid wordt, indien het gaat om een persoon als bedoeld in het eerste lid die aanspraak heeft op de verhoging van het kindgebonden budget, bedoeld in artikel 2, zesde lid, van de Wet op het kindgebonden budget:
in artikel 20, tweede lid, onderdeel a, van de Wet werk en bijstand, zoals deze bepaling luidde op 31 december 2014 voor «506,78» gelezen: 234,88 per 1 januari 2015: € 237,16,
in artikel 21, onderdeel b, van de Wet werk en bijstand, zoals deze bepaling luidde op 31 december 2014 voor «951,64» gelezen: 679,75 per 1 januari 2015: € 686,31,
in artikel 22, onderdeel b, van de Wet werk en bijstand, zoals deze bepaling luidde op 31 december 2014 voor «1.313,82» gelezen: 1.044,01 per 1 januari 2015: € 1.077,63,
tot 1 juli 2015.
Op de persoon:
die op 31 december 2014 recht had op algemene bijstand, en
op wie het eerste lid niet van toepassing is,
wordt tot 1 juli 2015 in artikel 53a, derde lid, onderdeel a, van de Participatiewet voor «30%» gelezen: 50%.
Op de schuldenaar op wie op de dag voorafgaand aan de datum van inwerkingtreding van artikel XVI de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is, is gedurende de periode dat uitvoering wordt gegeven aan die regeling artikel XVI niet van toepassing.
De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
Deze wet wordt aangehaald als: Wet maatregelen Wet werk en bijstand en enkele andere wetten.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.