Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 28 juni 2015, nr. WJZ / 15083650, houdende vaststelling van subsidie-instrumenten in het kader van de Europese structuur- en investeringsfondsen op het terrein van Economische Zaken (Regeling Europese EZ-subsidies)

Regeling Europese EZ-subsidies

De Staatssecretaris van Economische Zaken,
Gelet op:
  • verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PbEU 2013, L347);

  • verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake steun voor plattelandsontwikkeling (ELFPO) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad (PbEU 2013, L347);

  • verordening (EU) nr. 640/2014 van de Commissie van 11 maart 2014 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het geïntegreerd beheers- en controlesysteem en de voorwaarden voor weigering of intrekking van betalingen en voor administratieve sancties in het kader van rechtstreekse betalingen, plattelandsontwikkelingsbijstand en de randvoorwaarden (PbEU 2014, L181);

  • verordening (EU) nr. 809/2014 van de Commissie van 17 juli 2014 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het geïntegreerd beheers- en controlesysteem, plattelandsontwikkelingsmaatregelen en de randvoorwaarden (PbEU 2014, L227);

  • verordening (EU) nr. 1301/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 betreffende het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en specifieke bepalingen met betrekking tot de doelstelling ‘Investeren in groei en werkgelegenheid’, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1080/2006 (PbEU 2013, L347);

  • verordening (EU) nr. 1299/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 betreffende specifieke bepalingen voor steun uit het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling ter verwezenlijking van de doelstelling ‘Europese territoriale samenwerking (PbEU 2013, L347);

Besluit:

Hoofdstuk

1

Algemene bepalingen

Artikel

1.1

Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • bevoegde autoriteit: de minister of managementautoriteit;

  • bruto jaarloon: bruto jaarsalaris, inclusief een niet-prestatiegebonden eindejaarsuitkering of een beloning in de vorm van een dertiende maand, zijnde een vast bedrag of vastgesteld percentage van het salaris, dat werknemers als extra loon ontvangen, voor zover dit is geregeld in de geldende CAO of arbeidsovereenkomst, exclusief vakantiegeld, exclusief (overige) vergoedingen, bijzondere beloningen, winst- of prestatieafhankelijke uitkeringen en aanvullende werkgeverslasten;

  • groep: groep als bedoeld in artikel 2:24b van het Burgerlijk Wetboek;

  • laatste betaling: laatste betaling door de bevoegde autoriteit aan de begunstigde van het bedrag of een deel van het bedrag, genoemd in de beschikking tot subsidievaststelling;

  • managementautoriteit: door de minister als zodanig aangewezen autoriteit;

  • minister: Minister van Economische Zaken;

  • mkb: midden- en kleinbedrijf als bedoeld in artikel 2, onderdeel 28, van verordening 1303/2013;

  • netto-inkomsten: netto-inkomsten als bedoeld in artikel 61, eerste lid, van verordening 1303/2013;

  • penvoerder: de door de deelnemers aan het samenwerkingsverband aangewezen penvoerende persoon of organisatie;

  • samenwerkingsverband: verband dat geen rechtspersoonlijkheid bezit, bestaand uit ten minste twee niet in een groep verbonden deelnemers, dat is opgericht ten behoeve van de uitvoering van activiteiten, niet zijnde een vennootschap;

  • subsidieontvanger: begunstigde als bedoeld in artikel 2, onderdeel 10, van verordening 1303/2013;

  • verordening 1301/2013: verordening (EU) nr. 1301/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 betreffende het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en specifieke bepalingen met betrekking tot de doelstelling ‘Investeren in groei en werkgelegenheid’, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1080/2006 (PbEU 2013, L347);

  • verordening 1303/2013: verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PbEU 2013, L347);

  • verordening 1305/2013: verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake steun voor plattelandsontwikkeling (ELFPO) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad (PbEU 2013, L347);

  • verordening 508/2014: verordening (EU) nr. 508/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 inzake het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 2328/2003, (EG) nr. 861/2006, (EG) nr. 1198/2006 en (EG) nr. 791/2007 van de Raad en Verordening (EU) nr. 1255/2011 van het Europees Parlement en de Raad (PbEU 2014, L149).

Artikel

1.2

Cumulatie

Onverminderd artikel 65, elfde lid, van verordening 1303/2013, wordt, indien reeds door een bestuursorgaan of de Europese Commissie subsidie is verstrekt voor de subsidiabele kosten of een deel daarvan, slechts een zodanig bedrag aan subsidie verstrekt dat het totale bedrag aan subsidies niet meer bedraagt dan het bedrag dat volgens de toepasselijke Europese verordeningen toegestaan is.

Artikel

1.3

Subsidiabele kosten

Voor zover zij direct verbonden zijn met de uitvoering van de desbetreffende subsidiabele activiteit, komen als subsidiabele kosten in aanmerking:

  • a.

    loonkosten en overheadkosten voor zover zij zijn berekend overeenkomstig artikel 1.4, eerste lid;

  • b.

    bijdragen in natura als bedoeld in artikel 69, eerste lid, van verordening 1303/2013;

  • c.

    afschrijvingskosten als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van verordening 1303/2013;

  • d.

    andere kosten waarvoor een factuur of document met gelijkwaardige bewijskracht kan worden overlegd.

Artikel

1.4

Berekening loonkosten en eigen arbeid

Artikel

1.5

Niet-subsidiabele kosten

Onverminderd artikel 69, derde lid, van verordening 1303/2013, komen in geval van artikel 1.3, onderdeel d, de volgende kosten niet in aanmerking voor subsidie:

  • a.

    administratieve en financiële sancties en boetes;

  • b.

    winstopslagen binnen een groep of samenwerkingsverband;

  • c.

    fooien en geschenken;

  • d.

    representatiekosten en -vergoedingen;

  • e.

    kosten van personeelsactiviteiten;

  • f.

    kosten van overboekingen en annuleringen;

  • g.

    gratificaties en bonussen;

  • h.

    kosten van outplacementtraject.

Artikel

1.6

Wettelijke rente bij terugvordering

Indien toepassing wordt gegeven aan artikel 4:57 van de Algemene wet bestuursrecht, artikel 6 van de Kaderwet EZ-subsidies of in geval van terugvordering op grond van verordening 1303/2013, verordening 1301/2013, verordening 1305/2013, verordening 508/2014 of verordening 809/2014, worden terug te vorderen bedragen vermeerderd met de wettelijke rente, bedoeld in artikel 6:120, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek, die wordt berekend over de periode vanaf de datum van het verstrijken van de termijn waarbinnen betaling door de subsidieontvanger moet plaatsvinden en de datum van terugbetaling door de subsidieontvanger.

Artikel

1.7

Methode verrekenen van netto-inkomsten

In geval een project of investering netto-inkomsten als bedoeld in artikel 61 van verordening 1303/2013 genereert, brengt de bevoegde autoriteit de netto-inkomsten bij de beschikking tot subsidieverlening in mindering op de subsidiabele kosten overeenkomstig de methode, bedoeld in artikel 61, derde lid, onderdeel b, van verordening 1303/2013, tenzij de bevoegde autoriteit voor de desbetreffende sector of subsector heeft gekozen voor een vast netto-inkomstenpercentage als bedoeld in artikel 61, derde lid, onderdeel a, van verordening 1303/2013.

Artikel

1.8

Vaststelling beleidsregels

De bevoegde autoriteit stelt beleidsregels vast voor de toepassing van financiële correcties, als bedoeld in artikel 143, tweede lid, van verordening 1303/2013.

Artikel

1.9

Vaststelling procedure

Als procedure, bedoeld in artikel 140, vijfde lid, van verordening 1303/2013 wordt vastgesteld de procedure van de bijlage bij deze regeling.

Hoofdstuk

2

Regels omtrent subsidieverstrekking door de minister

Artikel

2.1

Reikwijdte

Dit hoofdstuk is van toepassing op hoofdstuk 3.

Artikel

2.3

Openstelling

Artikel

2.4

Wijze van verdelen

De minister verdeelt het subsidieplafond:

  • a.

    op volgorde van binnenkomst van de aanvragen;

  • b.

    op volgorde van rangschikking van de aanvragen;

  • c.

    evenredig over de ingediende aanvragen, of

  • d.

    door loting.

Artikel

2.5

Verdeling op volgorde van binnenkomst

Artikel

2.6

Verdeling op volgorde van rangschikking

Artikel

2.7

Verdeling van subsidieplafond per categorie

Indien per categorie van aanvragers of activiteiten een subsidieplafond is vastgesteld, vindt de verdeling, bedoeld in artikel 2.4, plaats per categorie.

Artikel

2.8

Adviescommissie

Artikel

2.9

Indienen van de aanvraag tot subsidieverlening

Artikel

2.10

Niet-subsidiabele kosten samenwerkingsverband

Onverminderd artikel 1.5, komen in geval van een samenwerkingsverband, kosten die een deelnemer van het samenwerkingsverband in rekening brengt bij een andere deelnemer aan het samenwerkingsverband niet voor subsidie in aanmerking.

Artikel

2.11

Afwijzingsgronden

Artikel

2.12

Beslissing op de aanvraag

Artikel

2.13

Beslissing samenwerkingsverband

Indien de subsidie wordt verleend aan deelnemers in een samenwerkingsverband, verzendt de minister de beschikkingen tot subsidieverlening aan de penvoerder.

Artikel

2.14

Bevoorschotting op grond van gemaakte en betaalde kosten

Artikel

2.15

Algemene verplichtingen subsidieontvanger

Artikel

2.16

Uitvoering projectplan

Artikel

2.17

Administratieve verplichtingen subsidieontvanger

Artikel

2.18

Tussenrapportage projecten

Artikel

2.19

Instandhouding investering

Artikel

2.20

Indienen aanvraag subsidievaststelling

Artikel

2.21

Indienen aanvraag subsidievaststelling samenwerkingsverband

Indien subsidieontvangers samenwerken in een samenwerkingsverband, dient de penvoerder hun aanvraag tot subsidievaststelling in.

Artikel

2.22

Beschikking subsidievaststelling

Hoofdstuk

3

Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij

Titel

3.1

Algemene bepalingen

Artikel

3.1.1

Begripsbepalingen

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

Artikel

3.1.2

Niet-subsidiabele kosten

Onverminderd artikel 1.5, komen de kosten van de activiteiten bedoeld in artikel 11 van verordening 508/2014 niet voor subsidie in aanmerking.

Artikel

3.1.3

Afwijzingsgronden

Onverminderd artikel 2.11, beslist de minister afwijzend op een aanvraag tot subsidieverlening indien:

  • a.

    de subsidieaanvrager niet ontvankelijk is voor steun ingevolge artikel 10 van verordening 508/2014;

  • b.

    de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd niet subsidiabel zijn ingevolge artikel 11 van verordening 508/2014;

  • c.

    de subsidieaanvrager niet voldoet aan de verplichting tot het verstrekken van informatie, bedoeld in artikel 111 van verordening 508/2014.

Artikel

3.1.4

Indiening aanvraag tot subsidieverlening

Onverminderd artikel 2.9 bevat een aanvraag tot subsidieverlening in ieder geval:

  • a.

    het nummer waaronder de subsidieaanvrager geregistreerd is bij de Kamer van Koophandel of in het geval de subsidieaanvrager een natuurlijke persoon is, het burgerservicenummer;

  • b.

    gegevens waaruit blijkt dat de subsidieaanvrager beschikt over voldoende financiële capaciteit als bedoeld in artikel 125, derde lid, onderdeel d, van verordening 1303/2013 om het project of de investering waarvoor subsidie wordt aangevraagd uit te kunnen voeren;

  • c.

    een verklaring dat de subsidieaanvrager, indien hij een marktdeelnemer is als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel 30, van verordening 1380/2013, voldoet aan artikel 10, eerste en derde lid, van verordening 508/2014;

  • d.

    gegevens ten behoeve van monitoring of evaluatie als bedoeld in artikel 111 van verordening 508/2014.

Artikel

3.1.5

Indiening aanvraag tot subsidievaststelling

Onverminderd artikel 2.20, bevat de aanvraag tot subsidievaststelling gegevens ten behoeve van monitoring of evaluatie als bedoeld in artikel 111 van verordening 508/2014.

Artikel

3.1.6

Verplichtingen subsidieontvanger

De subsidieontvanger blijft gedurende ten minste vijf jaar na de datum van de laatste betaling voldoen aan de voorwaarden van artikel 10, eerste lid, van verordening 508/2014.

Artikel

3.1.7

Indien subsidie wordt verstrekt aan een eigenaar van een vissersvaartuig als bedoeld in artikel 25 van verordening 508/2014, wordt de beschikking tot subsidievaststelling onverminderd artikel 4:49 van de Algemene wet bestuursrecht ingetrokken of ten nadele van de subsidieontvanger gewijzigd indien het vissersvaartuig binnen vijf jaar te rekenen vanaf de datum van de laatste betaling naar buiten de Europese Unie wordt overgedragen.

Titel

3.2

Jonge vissers

Artikel

3.2.1

Begripsbepalingen

In deze titel wordt verstaan onder:

Artikel

3.2.2

Subsidiabele activiteiten

Artikel

3.2.3

Indiening aanvraag tot subsidieverlening

Onverminderd de artikelen 2.9 en 3.1.4 bevat een aanvraag tot subsidieverlening:

  • a.

    gegevens over het vissersvaartuig bedoeld in artikel 3.2.2, waaronder de leeftijd van het vissersvaartuig, de lengte van het vissersvaartuig, in geval van zee- en kustvisserij het vlootsegment waartoe het vissersvaartuig behoort, de prijs van het vissersvaartuig, een uniek kenmerk van het vissersvaartuig en in geval van inschrijving in het kadaster, het visserijregister of het vlootregister het nummer hiervan;

  • b.

    een taxatierapport van een onafhankelijke en deskundige taxateur van de marktwaarde van het vissersvaartuig en een offerte van het desbetreffende vissersvaartuig, of een offerte van het desbetreffende vaartuig en twee offertes van vergelijkbare vissersvaartuigen. Het taxatierapport of de offertes zijn ten hoogste drie maanden oud en geven ten minste inzicht in de waarde van het vissersvaartuig en de inventaris;

  • c.

    bewijs van werkervaring of beroepsopleiding als bedoeld in artikel 31, derde lid, van verordening 508/2014.

Artikel

3.2.4

Verdeling van het subsidieplafond

De minister verdeelt het subsidieplafond op volgorde van binnenkomst van de aanvragen.

Artikel

3.2.5

Subsidiabele kosten

Artikel

3.2.6

Niet-subsidiabele kosten

Onverminderd de artikelen 1.5 en 3.1.2, komen de volgende kosten niet in aanmerking voor subsidie:

  • a.

    netten;

  • b.

    vangstrechten zoals contingenten of vergunningen;

  • c.

    financieringskosten;

  • d.

    huurkoop;

  • e.

    kosten van het taxatierapport of de offertes als bedoeld in artikel 3.2.3;

  • f.

    operationele kosten als bedoeld in artikel 25, tweede lid, van verordening 508/2014.

Artikel

3.2.7

Hoogte van de subsidie

Artikel

3.2.8

Realisatietermijn

Artikel

3.2.9

Afwijzingsgronden

De minister beslist afwijzend op een aanvraag tot subsidieverlening voor zover:

  • a.

    de subsidieaanvrager niet voldoet aan de vereisten van artikel 31, derde lid, van verordening 508/2014;

  • b.

    de subsidiabele kosten, bedoeld in artikel 3.2.5 minder dan € 10.000 bedragen;

  • c.

    de subsidieaanvrager voorafgaand aan de subsidieaanvraag al volledig of gedeeltelijk eigenaar van een vissersvaartuig is of is geweest.

Artikel

3.2.10

Indienen aanvraag subsidievaststelling

Onverminderd artikel 2.20 en 3.1.5, bevat de aanvraag tot subsidievaststelling in ieder geval:

  • a.

    in geval van een vissersvaartuig dat is uitgerust voor de zeevisserij of kustvisserij: gegevens waaruit blijkt dat het vissersvaartuig is ingeschreven in het visserijregister;

  • b.

    een afschrift van het eigendomsbewijs of het betalingsbewijs.

Artikel

3.2.11

Deze titel vervalt met ingang van 1 juli 2020.

Hoofdstuk

4

Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling

Titel

4.1

Brede weersverzekering

Paragraaf

4.1.1

Algemene bepalingen

Artikel

4.1.1

Begripsbepalingen

In deze titel wordt verstaan onder:

  • betaalorgaan: betaalorgaan als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van verordening 1306/2013;

  • landbouwer: actieve landbouwer als bedoeld in artikel 36, tweede lid, van verordening 1305/2013;

  • open teelten: open teelten van de sectoren akkerbouw, vollegrondsgroententeelt, bollenteelt, sierteelt, fruitteelt en boomkwekerij;

  • premie: premie, bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht;

  • schade-expert: deskundige die de gedragscode van expertiseorganisaties van het Verbond van Verzekeraars of een daarmee gelijk te stellen gedragscode in acht neemt;

  • verzekeraar: verzekeraar, bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht;

  • verzekering: verzekering als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht;

  • verordening 1306/2013: verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 352/78, (EG) nr. 165/94, (EG) nr. 2799/98, (EG) nr. 814/2000, (EG) nr. 1290/2005 en (EG) nr. 485/2008 van de Raad (PbEU L 347);

  • verordening 809/2014: verordening (EU) nr. 809/2014 van de Commissie van 17 juli 2014 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het geïntegreerd beheers- en controlesysteem, plattelandsontwikkelingsmaatregelen en de randvoorwaarden (PbEU L 227/69);

  • verzekeringspolis: bewijs van verzekering tussen landbouwer en verzekeraar.

Paragraaf

4.1.2

Voorschriften inzake de landbouwer

Artikel

4.1.2

Subsidieaanvraag

Artikel

4.1.3

Absolute afwijzingsgronden

Artikel

4.1.4

Hoogte van de subsidie

Artikel

4.1.5

Verdeling subsidieplafond

Indien het subsidieplafond wordt overschreden, wordt het percentage, bedoeld in artikel 4.1.4, eerste lid, evenredig verlaagd.

Artikel

4.1.6

Aanvullende afwijzingsgronden

Artikel

4.1.7

Beslistermijn aanvraag

De minister beslist op een aanvraag om subsidieverlening uiterlijk 15 mei van het jaar volgend op het jaar van de aanvraag.

Artikel

4.1.8

Verplichtingen aanvrager

De aanvrager verstrekt de volgende gegevens aan de minister:

  • a.

    het polisnummer van de verzekering;

  • b.

    een kopie van de verzekeringspolis;

  • c.

    een bewijs van betaling van het deel van de verzekeringspremie, bedoeld in artikel 4.1.6, eerste lid, onderdeel b, en tweede lid;

  • d.

    toestemming aan de minister om persoonsgegevens te verwerken ten behoeve van de controle op de naleving van deze regeling;

  • e.

    toestemming aan de minister om perceelsgegevens uit te wisselen met de verzekeraar ten behoeve van de controle op de naleving van deze regeling;

  • f.

    een verklaring dat hij zich bewust is van alle voorwaarden voor verkrijging van deze subsidie;

  • g.

    de naam van de verzekeraar met wie de verzekering is afgesloten, en

  • h.

    een verklaring dat hij zich niet meer dan één keer verzekert voor dezelfde schade.

Artikel

4.1.9

Betaling subsidie

Paragraaf

4.1.2

Voorschriften inzake de verzekeraar

Artikel

4.1.10

Aanvraag verzekeraar

Artikel

4.1.11

Voorwaarden goedkeuring verzekering

Artikel

4.1.12

Verlenging goedkeuring

Artikel

4.1.13

Ongunstige weersomstandigheden

Artikel

4.1.14

Bijzondere voorwaarden

Artikel

4.1.15

Rekenmodel

Paragraaf

4.1.3

Controles en sancties

Artikel

4.1.16

Onregelmatigheden

De minister geeft in voorkomende gevallen uitvoering aan artikel 54, eerste en derde lid, en artikel 56 van verordening 1306/2013.

Artikel

4.1.17

Administratieve controles en controles ter plaatse

De minister verricht de controles, bedoeld in artikel 59 van verordening 1306/2013.

Artikel

4.1.18

Onverschuldigde betalingen, sancties en terugvorderingen

Artikel

4.1.19

Vervaldatum

Deze titel vervalt met ingang van 21 januari 2020.

Hoofdstuk

5

Europees Fonds voor regionale ontwikkeling

§

5.1

Algemene bepalingen

Artikel

5.1.1

Begripsbepalingen

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • auditautoriteit: door de minister als zodanig aangewezen autoriteit;

  • certificeringsautoriteit: door de minister als zodanig aangewezen autoriteit;

  • financieringsinstrument: financieringsinstrument als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van verordening 1303/2013;

  • programmasubsidie: subsidie die wordt verstrekt aan een autoriteit van een grensoverschrijdend programma ten behoeve van het financieren van projecten die binnen dat grensoverschrijdende programma vallen;

  • verordening 1299/2013: verordening (EU) nr. 1299/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 betreffende specifieke bepalingen voor steun uit het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling ter verwezenlijking van de doelstelling ‘Europese territoriale samenwerking’ (PbEU 2013, L347).

Artikel

5.1.2

Vervaldatum

Dit hoofdstuk vervalt met ingang van 1 december 2019.

§

5.2

Regels omtrent subsidieverstrekking door de managementautoriteit

Artikel

5.2.1

Subsidiabele activiteiten

Artikel

5.2.2

Subsidieplafond en subsidiebedrag

Artikel

5.2.3

Indiening subsidieaanvraag

Een aanvraag om subsidie wordt ingediend met gebruikmaking van een middel dat door de managementautoriteit beschikbaar wordt gesteld.

Artikel

5.2.4

Beslissing op de aanvraag

Artikel

5.2.5

Afwijzingsgronden

Artikel

5.2.6

Verdeling subsidiebedrag

Behoudens de bijdrage aan een financieringsinstrument, bedoeld in artikel 5.2.2, tweede lid, verdeelt de managementautoriteit een beschikbaar subsidiebedrag

  • a.

    op volgorde van ontvangst van de aanvragen, overeenkomstig artikel 5.2.7 of

  • b.

    op basis van rangschikking naar geschiktheid, overeenkomstig artikel 5.2.8.

Artikel

5.2.7

Volgorde van ontvangst

Artikel

5.2.8

Rangschikking naar geschiktheid

Artikel

5.2.9

Verplichtingen subsidieontvanger

Artikel

5.2.10

Wijziging project

Een wijziging van een project waarvoor subsidie wordt verstrekt, betreffende

  • a.

    de subsidieontvanger,

  • b.

    de uit te voeren activiteiten of de te realiseren doelstellingen,

  • c.

    de financiering van het project, of

  • d.

    de planning of looptijd,

behoeft de goedkeuring van de managementautoriteit.

Artikel

5.2.11

Meldingsplicht subsidieontvanger

De subsidieontvanger doet onverwijld schriftelijk melding aan de managementautoriteit zodra aannemelijk is dat

  • a.

    de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet, niet tijdig of niet geheel zullen worden verricht, of

  • b.

    niet, niet tijdig of niet geheel aan de aan de beschikking tot subsidieverlening verbonden verplichtingen zal worden voldaan.

Artikel

5.2.12

Administratie

De subsidieontvanger voert een administratie die zodanig is ingericht dat daaruit te allen tijde op eenvoudige en duidelijke wijze alle door hem gemaakte en betaalde kosten en de aan het project toe te rekenen opbrengsten kunnen worden afgelezen en gespecificeerd, met dien verstande dat ter zake van de kosten bedoeld in artikel 1.4, eerste en tweede lid, een door middel van een inzichtelijke tijdschrijving controleerbare urenverantwoording per werknemer aanwezig dient te zijn.

Artikel

5.2.13

Verplichtingen

Artikel

5.2.14

Aanvraag om subsidievaststelling

Een aanvraag om subsidievaststelling wordt ingediend met gebruikmaking van een middel dat door de managementautoriteit beschikbaar wordt gesteld.

Artikel

5.2.15

Beslissing op de aanvraag om subsidievaststelling

De managementautoriteit geeft binnen 26 weken een beschikking op een aanvraag tot subsidievaststelling.

§

5.3

Regels omtrent subsidieverstrekking ten laste van de Rijkscofinanciering

Artikel

5.3.1

Subsidieaanvraag

De minister verstrekt op aanvraag subsidie aan degene die een project tot stand brengt dat past in een programma en dat bijdraagt aan de realisatie van het Rijksbeleid op het gebied van innovatie of koolstofarme economie.

Artikel

5.3.2

Subsidieplafond

Artikel

5.3.3

Afwijzingsgronden

De minister beslist afwijzend op een aanvraag om subsidie indien het project onvoldoende bijdraagt aan de realisatie van het in artikel 5.3.1 bedoelde Rijksbeleid of de subsidieaanvrager niet in aanmerking komt voor subsidie op grond van paragraaf 5.2.

§

4

Regels omtrent subsidieverstrekking in het kader van Europese territoriale samenwerking

Artikel

5.4.1

Subsidieaanvraag

De minister verstrekt op aanvraag een programmasubsidie.

Artikel

5.4.2

Subsidieplafond

Artikel

5.4.3

Instemming minister

Hoofdstuk

6

Overige bepalingen en slotbepalingen

Artikel

6.2

Overgangsrecht

Artikel

6.4

Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2015, met uitzondering van artikel 6.3, eerste lid, dat in werking treedt met ingang van 1 januari 2016.

Artikel

6.5

Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling Europese EZ-subsidies.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage
De Staatssecretaris van Economische Zaken,S.A.M.Dijksma

Bijlage

behorende bij artikel 1.9 Regeling Europese EZ-subsidies

Procedure als bedoeld in artikel 140, vijfde lid, van verordening 1303/2013

Verordening 1303/2013 maakt het mogelijk kopieën of volledig digitale documenten te accepteren als bewijsstuk. In deze bijlage worden de in artikel 140, vijfde lid, van verordening 1303/2013 bedoelde procedures vastgesteld voor documenten die in het kader van de uitvoering van deze regeling en verantwoording op grond van verordening 1303/2013 kan worden gebruikt.

1

Typen documenten

De volgende documenten worden als bewijsstukken geaccepteerd:

  • a.

    fotokopieën van originelen;

  • b.

    microfiches van originelen;

  • c.

    elektronische versies van originelen;

  • d.

    documenten die uitsluitend in elektronische versie bestaan, mits de gebruikte computersystemen voldoen aan aanvaarde beveiligingsnormen die waarborgen dat de bewaarde documenten voldoen aan de eraan te stellen wettelijke eisen en dat bij controles op deze documenten kan worden gesteund.

2

Procedure voor het gebruik van de documenten, bedoeld onder 1, onderdelen a, b en c

De in 1 onder a, b en c bedoelde bewijsstukken zijn geconverteerde documenten of gegevensdragers. Bij conversie van het origineel naar het geconverteerde document of gegevensdrager wordt aan de hieronder vermelde voorwaarden voldaan:

  • alle gegevens worden overgezet;

  • alle gegevens worden inhoudelijk juist overgezet;

  • er wordt voor gezorgd dat de nieuwe gegevensdrager tijdens de gehele bewaartermijn beschikbaar is;

  • de geconverteerde gegevens kunnen binnen redelijke tijd ge(re)produceerd worden en leesbaar worden gemaakt;

  • er wordt zorg voor gedragen dat de controle van de geconverteerde gegevens binnen redelijke tijd kan worden uitgevoerd;

  • de subsidieontvanger borgt tevens de authenticiteit van de geconverteerde bewijsstukken door onder andere een relatie te leggen met de overige bewijsstukken in het betreffende projectdossier. Bij een factuur bijvoorbeeld behoort ook een betaalbewijs, een bewijs van deelname of een bewijsstuk met betrekking tot de inkoopprocedure.

Het in samenhang bezien van de verschillende bewijsstukken strekt er mede toe de authenticiteit van het geconverteerde document of de gegevensdrager te waarborgen en dat hierop voor controledoeleinden kan worden vertrouwd.

Als de conversie op de juiste wijze gebeurt, is het in het kader van de verantwoording, niet meer noodzakelijk de bewijsstukken op de originele gegevensdrager te bewaren. Het geconverteerde bewijsstuk mag na conversie niet meer gewijzigd kunnen worden.

3

Procedure voor het bewaren van stukken die uitsluitend in een elektronische versie bestaan, bedoeld in 1, onderdeel d

Indien een subsidieontvanger gebruik maakt van elektronische documenten waarbij uitsluitend een elektronische versie bestaat, worden de geautomatiseerde systemen voorzien van beheers- en beveiligingsmaatregelen die de betrouwbaarheid, authenticiteit en integriteit van de elektronische gegevens gedurende de gehele vereiste bewaartermijn waarborgen. Het is aan de subsidieontvanger om dit aan te tonen. Voor een tweetal veel voorkomende situaties zijn de voorschriften hieronder uitgewerkt:

  • 1.

    Digitale urenadministratie:

    om aan de eisen van betrouwbaarheid, authenticiteit en integriteit van de elektronische gegevens te kunnen voldoen, moet de subsidieontvanger kunnen aantonen dat:

    • de functiescheiding binnen het systeem wordt gewaarborgd;

    • vaststellingen na accorderen door de leidinggevende niet meer te wijzigen zijn.

    Het is aan de subsidieontvanger om dit aan te tonen.

  • 2.

    Facturen die digitaal worden verzonden:

    om aan de eisen van betrouwbaarheid, authenticiteit en integriteit van de elektronische gegevens te kunnen voldoen kan de subsidieontvanger via de onderlinge relatie met andere documenten (zoals een betaalbewijs) aantonen dat voor de controle kan worden gesteund op de digitale factuur.