Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 28 juni 2015, nr. WJZ / 15083650, houdende vaststelling van subsidie-instrumenten in het kader van de Europese structuur- en investeringsfondsen op het terrein van Economische Zaken (Regeling Europese EZ-subsidies)

Regeling Europese EZK- en LNV-subsidies

De Staatssecretaris van Economische Zaken,
Gelet op:
  • verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PbEU 2013, L347);

  • verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake steun voor plattelandsontwikkeling (ELFPO) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad (PbEU 2013, L347);

  • verordening (EU) nr. 640/2014 van de Commissie van 11 maart 2014 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het geïntegreerd beheers- en controlesysteem en de voorwaarden voor weigering of intrekking van betalingen en voor administratieve sancties in het kader van rechtstreekse betalingen, plattelandsontwikkelingsbijstand en de randvoorwaarden (PbEU 2014, L181);

  • verordening (EU) nr. 809/2014 van de Commissie van 17 juli 2014 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het geïntegreerd beheers- en controlesysteem, plattelandsontwikkelingsmaatregelen en de randvoorwaarden (PbEU 2014, L227);

  • verordening (EU) nr. 1301/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 betreffende het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en specifieke bepalingen met betrekking tot de doelstelling ‘Investeren in groei en werkgelegenheid’, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1080/2006 (PbEU 2013, L347);

  • verordening (EU) nr. 1299/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 betreffende specifieke bepalingen voor steun uit het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling ter verwezenlijking van de doelstelling ‘Europese territoriale samenwerking (PbEU 2013, L347);

Besluit:

Hoofdstuk

1

Algemene bepalingen

Artikel

1.1

Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • bevoegde autoriteit: de minister of managementautoriteit;

  • bruto jaarloon: bruto jaarsalaris, inclusief een niet-prestatiegebonden eindejaarsuitkering of een beloning in de vorm van een dertiende maand, zijnde een vast bedrag of vastgesteld percentage van het salaris, dat werknemers als extra loon ontvangen, voor zover dit is geregeld in de geldende CAO of arbeidsovereenkomst, exclusief vakantiegeld, exclusief (overige) vergoedingen, bijzondere beloningen, winst- of prestatieafhankelijke uitkeringen en aanvullende werkgeverslasten;

  • groep: groep als bedoeld in artikel 2:24b van het Burgerlijk Wetboek;

  • laatste betaling: laatste betaling door de bevoegde autoriteit aan de begunstigde van het bedrag of een deel van het bedrag, genoemd in de beschikking tot subsidievaststelling;

  • managementautoriteit: door de minister als zodanig aangewezen autoriteit;

  • minister:

  • mkb: midden- en kleinbedrijf als bedoeld in artikel 2, onderdeel 28, van verordening 1303/2013;

  • netto-inkomsten: netto-inkomsten als bedoeld in artikel 61, eerste lid, van verordening 1303/2013;

  • onderneming: iedere eenheid, ongeacht haar rechtsvorm of wijze van financiering, die een economische activiteit uitoefent;

  • penvoerder: de door de deelnemers aan het samenwerkingsverband aangewezen penvoerende persoon of organisatie;

  • samenwerkingsverband: verband dat geen rechtspersoonlijkheid bezit, bestaand uit ten minste twee niet in een groep verbonden deelnemers, dat is opgericht ten behoeve van de uitvoering van activiteiten, niet zijnde een vennootschap;

  • subsidieontvanger: begunstigde als bedoeld in artikel 2, onderdeel 10, van verordening 1303/2013;

  • verordening 1301/2013: verordening (EU) nr. 1301/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 betreffende het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en specifieke bepalingen met betrekking tot de doelstelling ‘Investeren in groei en werkgelegenheid’, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1080/2006 (PbEU 2013, L347);

  • verordening 1303/2013: verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PbEU 2013, L347);

  • verordening 1305/2013: verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake steun voor plattelandsontwikkeling (ELFPO) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad (PbEU 2013, L347);

  • verordening 508/2014: verordening (EU) nr. 508/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 inzake het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 2328/2003, (EG) nr. 861/2006, (EG) nr. 1198/2006 en (EG) nr. 791/2007 van de Raad en Verordening (EU) nr. 1255/2011 van het Europees Parlement en de Raad (PbEU 2014, L149).

Artikel

1.2

Cumulatie

Onverminderd artikel 65, elfde lid, van verordening 1303/2013, wordt, indien reeds door een bestuursorgaan of de Europese Commissie subsidie is verstrekt voor de subsidiabele kosten of een deel daarvan, slechts een zodanig bedrag aan subsidie verstrekt dat het totale bedrag aan subsidies niet meer bedraagt dan het bedrag dat volgens de toepasselijke Europese verordeningen toegestaan is.

Artikel

1.3

Subsidiabele kosten

Artikel

1.4

Berekening loonkosten en eigen arbeid

Artikel

1.5

Niet-subsidiabele kosten

Onverminderd artikel 69, derde lid, van verordening 1303/2013, komen in geval van artikel 1.3, onderdeel d, de volgende kosten niet in aanmerking voor subsidie:

  • a.

    administratieve en financiële sancties en boetes;

  • b.

    winstopslagen binnen een groep of samenwerkingsverband;

  • c.

    fooien en geschenken;

  • d.

    representatiekosten en -vergoedingen;

  • e.

    kosten van personeelsactiviteiten;

  • f.

    kosten van overboekingen en annuleringen;

  • g.

    gratificaties en bonussen;

  • h.

    kosten van outplacementtraject.

Artikel

1.6

Wettelijke rente bij terugvordering

Indien toepassing wordt gegeven aan artikel 4:57 van de Algemene wet bestuursrecht, artikel 6 van de Kaderwet EZ-subsidies of in geval van terugvordering op grond van verordening 1303/2013, verordening 1301/2013, verordening 1305/2013, verordening 508/2014 of verordening 809/2014, worden terug te vorderen bedragen vermeerderd met de wettelijke rente, bedoeld in artikel 6:120, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek, die wordt berekend over de periode vanaf de datum van het verstrijken van de termijn waarbinnen betaling door de subsidieontvanger moet plaatsvinden en de datum van terugbetaling door de subsidieontvanger.

Artikel

1.7

Methode verrekenen van netto-inkomsten

In geval een project of investering netto-inkomsten als bedoeld in artikel 61 van verordening 1303/2013 genereert, brengt de bevoegde autoriteit de netto-inkomsten bij de beschikking tot subsidieverlening in mindering op de subsidiabele kosten overeenkomstig de methode, bedoeld in artikel 61, derde lid, onderdeel b, van verordening 1303/2013, tenzij de bevoegde autoriteit voor de desbetreffende sector of subsector heeft gekozen voor een vast netto-inkomstenpercentage als bedoeld in artikel 61, derde lid, onderdeel a, van verordening 1303/2013.

Artikel

1.8

Vaststelling beleidsregels

De bevoegde autoriteit stelt beleidsregels vast voor de toepassing van financiële correcties, als bedoeld in artikel 143, tweede lid, van verordening 1303/2013.

Artikel

1.9

Vaststelling procedure

Als procedure, bedoeld in artikel 140, vijfde lid, van verordening 1303/2013 wordt vastgesteld de procedure van bijlage 1 bij deze regeling.

Hoofdstuk

2

Regels omtrent subsidieverstrekking door de minister

Artikel

2.3

Openstelling

Artikel

2.4

Wijze van verdelen

De minister verdeelt het subsidieplafond:

  • a.

    op volgorde van binnenkomst van de aanvragen;

  • b.

    op volgorde van rangschikking van de aanvragen;

  • c.

    evenredig over de ingediende aanvragen, of

  • d.

    door loting.

Artikel

2.5

Verdeling op volgorde van binnenkomst

Artikel

2.6

Verdeling op volgorde van rangschikking

Artikel

2.7

Verdeling van subsidieplafond per categorie

Indien per categorie van aanvragers of activiteiten een subsidieplafond is vastgesteld, vindt de verdeling, bedoeld in artikel 2.4, plaats per categorie.

Artikel

2.8

Adviescommissie

Artikel

2.9

Indienen van de aanvraag tot subsidieverlening

Artikel

2.10

Niet-subsidiabele kosten samenwerkingsverband

Onverminderd artikel 1.5, komen in geval van een samenwerkingsverband, kosten die een deelnemer van het samenwerkingsverband in rekening brengt bij een andere deelnemer aan het samenwerkingsverband niet voor subsidie in aanmerking.

Artikel

2.11

Afwijzingsgronden

Artikel

2.12

Beslissing op de aanvraag

Artikel

2.13

Beslissing samenwerkingsverband

Indien de subsidie wordt verleend aan deelnemers in een samenwerkingsverband, verzendt de minister de beschikkingen tot subsidieverlening aan de penvoerder.

Artikel

2.14

Bevoorschotting

Artikel

2.15

Algemene verplichtingen subsidieontvanger

Artikel

2.16

Uitvoering projectplan

Artikel

2.17

Administratieve verplichtingen subsidieontvanger

Artikel

2.18

Tussenrapportage projecten

Artikel

2.19

Instandhouding investering

Artikel

2.20

Indienen aanvraag subsidievaststelling

Artikel

2.21

Indienen aanvraag subsidievaststelling samenwerkingsverband

Indien subsidieontvangers samenwerken in een samenwerkingsverband, dient de penvoerder hun aanvraag tot subsidievaststelling in.

Artikel

2.22

Beschikking subsidievaststelling

Hoofdstuk

3

Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij

Titel

3.1

Algemene bepalingen

Artikel

3.1.1

Begripsbepalingen

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • algemeen nut beogende instelling: instelling als bedoeld in artikel 5b, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen;

  • aquacultuurproducten: aquacultuurproducten als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel 34, van verordening 1380/2013;

  • binnenvisserij: binnenvisserij als bedoeld in artikel 1, vierde lid, onderdeel d, van de Visserijwet 1963;

  • binnenwateren: binnenwateren als bedoeld in artikel 1, onderdeel e, van de Uitvoeringsregeling visserij;

  • kustvisserij: kustvisserij als bedoeld in artikel 1, vierde lid, onderdeel c, van de Visserijwet 1963;

  • marktdeelnemer: marktdeelnemer als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel 30, van verordening 1380/2013;

  • producentenorganisatie voor aquacultuurproducten: producentenorganisatie voor aquacultuurproducten als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van verordening 1379/2013;

  • producentenorganisatie voor visserijproducten: producentenorganisatie voor visserijproducten als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van verordening 1379/2013;

  • technische organisatie:

    • a.

      onder c en g van de bijlage van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek genoemde instelling voor hoger onderwijs;

    • b.

      geheel of gedeeltelijk, meerjarig door een andere lidstaat van de Europese Unie gefinancierde openbare instelling voor hoger onderwijs gelijkwaardig aan een instelling als bedoeld onder a;

    • c.

      rechtspersoon ten aanzien waarvan een instelling als bedoeld onder a of b direct of indirect:

      • 1°.

        meer dan de helft van het geplaatste kapitaal verschaft,

      • 2°.

        volledig aansprakelijk vennoot is, of

      • 3°.

        overwegende zeggenschap heeft;

    • d.

      onderzoeksorganisatie zonder winstoogmerk met eigen medewerkers in loondienst, die tot doel heeft via het structureel doen van eigen onderzoek en het ontwikkelen en testen van technische toepassingen door haar medewerkers, de technologische kennis op een specifiek terrein te bevorderen, die geen instelling is als bedoeld onder a tot en met c;

    • e.

      organisatie, niet zijnde een wetenschappelijke organisatie of een organisatie als bedoeld onder a tot en met d, die wetenschappelijke of technische kennis heeft op het gebied van de op grond van dit hoofdstuk te subsidiëren activiteiten, en die als bedrijfsactiviteit adviesopdrachten uitvoert;

  • verordening 1379/2013: Verordening (EU) nr. 1379/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 houdende een gemeenschappelijke marktordening voor visserijproducten en aquacultuurproducten, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1184/2006 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 104/2000 van de Raad (PbEU 2013, L 354);

  • verordening 1380/2013: verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (PbEU 2013, L 354);

  • verordening 763/2014: Uitvoeringsverordening (EU) nr. 763/2014 van de Commissie van 11 juli 2014 houdende uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EU) nr. 508/2014 van het Europees Parlement en de Raad inzake het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij met betrekking tot de technische kenmerken van voorlichtings- en publiciteitsmaatregelen en instructies over de vormgeving van het embleem van de Unie;

  • visser: natuurlijk persoon die zich bezighoudt met visserijactiviteiten en zijn hoofdberoep uitoefent aan boord van een vissersvaartuig dat in bedrijf is;

  • visserijactiviteit: visserijactiviteit als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel 28, van verordening 1380/2013;

  • visserijonderneming: onderneming die zich bezighoudt met visserijactiviteiten;

  • visserijorganisatie: een organisatie waarvan uit de doelstellingen in de statuten blijkt dat zij het collectief belang van vissers of visserijondernemingen behartigt;

  • vissersvaartuig: vissersvaartuig als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel 4, van verordening 1380/2013;

  • vlootregister: register als bedoeld in artikel 24 van verordening 1380/2013;

  • wetenschappelijke organisatie:

    • a.

      onder a en b van de bijlage van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek genoemde instelling voor hoger onderwijs;

    • b.

      andere dan onder a bedoelde geheel of gedeeltelijk, meerjarig door de overheid gefinancierde onderzoeksorganisatie zonder winstoogmerk die activiteiten verricht met als doel de algemene wetenschappelijke of technische kennis uit te breiden;

    • c.

      geheel of gedeeltelijk, meerjarig door een andere lidstaat van de Europese Unie gefinancierde:

      • 1°.

        openbare instelling voor hoger onderwijs gelijkwaardig aan een instelling als bedoeld onder a,

      • 2°.

        onderzoeksorganisatie zonder winstoogmerk die activiteiten verricht met als doel de algemene wetenschappelijke en technische kennis uit te breiden;

    • d.

      rechtspersoon ten aanzien waarvan een instelling als bedoeld onder a, b of c direct of indirect:

      • 1°.

        meer dan de helft van het geplaatste kapitaal verschaft,

      • 2°.

        volledig aansprakelijk vennoot is, of

      • 3°.

        overwegende zeggenschap heeft;

  • zeevisserij: zeevisserij als bedoeld in artikel 1, vierde lid, onderdeel b, van de Visserijwet 1963.

Artikel

3.1.2

Niet-subsidiabele kosten

Onverminderd artikel 1.5, komen de kosten van de activiteiten bedoeld in artikel 11 van verordening 508/2014 niet voor subsidie in aanmerking.

Artikel

3.1.3

Afwijzingsgronden

Onverminderd artikel 2.11, beslist de minister afwijzend op een aanvraag tot subsidieverlening indien:

  • a.

    de subsidieaanvrager niet ontvankelijk is voor steun ingevolge artikel 10 van verordening 508/2014;

  • b.

    de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd niet subsidiabel zijn ingevolge artikel 11 van verordening 508/2014;

  • c.

    de subsidieaanvrager niet voldoet aan de verplichting tot het verstrekken van informatie, bedoeld in artikel 111 van verordening 508/2014.

Artikel

3.1.4

Indiening aanvraag tot subsidieverlening

Onverminderd artikel 2.9 bevat een aanvraag tot subsidieverlening in ieder geval:

  • a.

    het nummer waaronder de subsidieaanvrager geregistreerd is bij de Kamer van Koophandel of in het geval de subsidieaanvrager een natuurlijke persoon is, het burgerservicenummer;

  • b.

    gegevens waaruit blijkt dat de subsidieaanvrager beschikt over voldoende financiële capaciteit als bedoeld in artikel 125, derde lid, onderdeel d, van verordening 1303/2013 om het project of de investering waarvoor subsidie wordt aangevraagd uit te kunnen voeren;

  • c.

    een verklaring dat de subsidieaanvrager, indien hij een marktdeelnemer is als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel 30, van verordening 1380/2013, voldoet aan artikel 10, eerste en derde lid, van verordening 508/2014;

  • d.

    gegevens ten behoeve van monitoring of evaluatie als bedoeld in artikel 111 van verordening 508/2014;

  • e.

    Voor zover ten tijde van de aanvraag tot subsidieverlening bekend is dat de aanvrager een opdracht wil verlenen als bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid, een kopie van een opgevraagde offerte, waarmee de kosten waarvoor subsidie wordt aangevraagd, onderbouwd worden;

  • f.

    voor zover ten tijde van de aanvraag tot subsidieverlening bekend is dat een aanvrager een opdracht wil verlenen als bedoeld in artikel 3.1.6, vierde lid, gegevens over de gevolgde procedure en de gunningsbeslissing, bedoeld in artikel 3.1.6, vijfde lid;

  • g.

    een beschrijving van de communicatieactiviteiten, bedoeld in Bijlage V, paragraaf 3.1, tweede lid, onderdeel e, van verordening 508/2014 die de subsidieontvanger of het samenwerkingsverband wil gaan ondernemen.

Artikel

3.1.4.a

Voorschotverlening en opdrachtgunning

Voor zover de subsidieontvanger voor de kosten waarvoor hij een voorschot als bedoeld in artikel 2.14 aanvraagt, een opdracht als bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid, heeft verleend, bevat de aanvraag tot voorschotverlening als bedoeld in artikel 2.14, kopieën van de opgevraagde offertes als bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid, en de relevante redenen voor een op basis van deze offertes genomen gunningsbeslissing.

Artikel

3.1.5

Indiening aanvraag tot subsidievaststelling

Artikel

3.1.6

Verplichtingen subsidieontvanger

Artikel

3.1.7

Instandhouding van investeringen

Artikel

3.1.8

Adviescommissie

Artikel

3.1.9

Verrekening netto-inkomsten

Titel

3.2

Jonge vissers

Artikel

3.2.1

Begripsbepalingen

Vervallen

Artikel

3.2.2

Subsidiabele activiteiten

Vervallen

Artikel

3.2.3

Indiening aanvraag tot subsidieverlening

Vervallen

Artikel

3.2.4

Verdeling van het subsidieplafond

Vervallen

Artikel

3.2.5

Subsidiabele kosten

Vervallen

Artikel

3.2.6

Niet-subsidiabele kosten

Vervallen

Artikel

3.2.7

Hoogte van de subsidie

Vervallen

Artikel

3.2.8

Realisatietermijn

Vervallen

Artikel

3.2.9

Afwijzingsgronden

Vervallen

Artikel

3.2.10

Indienen aanvraag subsidievaststelling

Vervallen

Artikel

3.2.11

Vervallen

Titel

3.3

Aanlandplichtinnovatieprojecten

Artikel

3.3.1

Begripsbepalingen

Vervallen

Artikel

3.3.2

Subsidiabele activiteiten

Vervallen

Artikel

3.3.3

Betrokkenheid van een technische of wetenschappelijke organisatie

Vervallen

Artikel

3.3.4

Indiening aanvraag tot subsidieverlening

Vervallen

Artikel

3.3.5

Verdeling van het subsidieplafond

Vervallen

Artikel

3.3.6

Rangschikkingscriteria

Vervallen

Artikel

3.3.7

Beschikkingen onder opschortende voorwaarde

Vervallen

Artikel

3.3.8

Niet subsidiabele kosten

Vervallen

Artikel

3.3.9

Hoogte van de subsidie

Vervallen

Artikel

3.3.10

Start- en realisatietermijn

Vervallen

Artikel

3.3.11

Verplichtingen subsidieontvanger

Vervallen

Artikel

3.3.12

Afwijzingsgrond

Vervallen

Artikel

3.3.13

Intellectuele eigendomsrechten

Vervallen

Artikel

3.3.14

Voorschot

Vervallen

Artikel

3.3.15

Verrekening van netto-inkomsten

Vervallen

Artikel

3.3.16

Indienen aanvraag tot subsidievaststelling

Vervallen

Artikel

3.3.17

Vervaltermijn

Vervallen

Titel

3.4

Rendementsverbeteringsprojecten

Artikel

3.4.1

Begripsbepaling

Vervallen

Artikel

3.4.2

Subsidiabele activiteiten

Vervallen

Artikel

3.4.3

Betrokkenheid van een technische of wetenschappelijke organisatie

Vervallen

Artikel

3.4.3a

Validatie door een wetenschappelijke organisatie

Vervallen

Artikel

3.4.4

Indiening aanvraag tot subsidieverlening

Vervallen

Artikel

3.4.5

Verdeling van het subsidieplafond

Vervallen

Artikel

3.4.6

Rangschikkingscriteria

Vervallen

Artikel

3.4.7

Niet subsidiabele kosten

Vervallen

Artikel

3.4.8

Hoogte van de subsidie

Vervallen

Artikel

3.4.9

Start- en realisatietermijn

Vervallen

Artikel

3.4.11

Afwijzingsgrond

Vervallen

Artikel

3.4.12

Voorschot

Vervallen

Artikel

3.4.13

Indienen aanvraag tot subsidievaststelling

Vervallen

Artikel

3.4.14

Vervaltermijn

Vervallen

Titel

3.5

Aquacultuurinnovatieprojecten

Artikel

3.5.1

Begripsbepalingen

Vervallen

Artikel

3.5.2

Subsidiabele activiteiten

Vervallen

Artikel

3.5.3

Betrokkenheid van een technische of wetenschappelijke organisatie

Vervallen

Artikel

3.5.4

Indiening aanvraag tot subsidieverlening

Vervallen

Artikel

3.5.5

Verdeling van het subsidieplafond

Vervallen

Artikel

3.5.6

Rangschikkingscriteria

Vervallen

Artikel

3.5.7

Hoogte van de subsidie

Vervallen

Artikel

3.5.8

Start- en realisatietermijn

Vervallen

Artikel

3.5.9

Milieueffecten

Vervallen

Artikel

3.5.10

Afwijzingsgronden

Vervallen

Artikel

3.5.11

Voorschot

Vervallen

Artikel

3.5.12

Indienen aanvraag tot subsidievaststelling

Vervallen

Artikel

3.5.13

Vervaltermijn

Vervallen

Titel

3.6

Afzetbevorderingsprojecten

Artikel

3.6.1

Begripsbepalingen

Vervallen

Artikel

3.6.2

Subsidiabele activiteiten

Vervallen

Artikel

3.6.3

Verdeling van het subsidieplafond

Vervallen

Artikel

3.6.4

Rangschikkingscriteria

Vervallen

Artikel

3.6.5

Hoogte van de subsidie

Vervallen

Artikel

3.6.6

Start- en realisatietermijn

Vervallen

Artikel

3.6.7

Afwijzingsgrond

Vervallen

Artikel

3.6.8

Voorschot

Vervallen

Artikel

3.6.9

Vervaltermijn

Vervallen

Titel

3.7

Productie- en afzetprogramma's

Artikel

3.7.1

Begripsbepalingen

Vervallen

Artikel

3.7.2

Subsidiabele activiteiten

Vervallen

Artikel

3.7.3

Aantal aanvragen

Vervallen

Artikel

3.7.4

Verdeling van het subsidieplafond

Vervallen

Artikel

3.7.5

Hoogte van de subsidie

Vervallen

Artikel

3.7.6

Afwijzingsgronden

Vervallen

Artikel

3.7.7

Realisatietermijn

Vervallen

Artikel

3.7.8

Verplichtingen

Vervallen

Artikel

3.7.9

Vervaltermijn

Vervallen

Titel

3.8

Innovatieprojecten duurzame visserij

Artikel

3.8.1

Begripsbepalingen

Vervallen

Artikel

3.8.2

Subsidiabele activiteiten

Vervallen

Artikel

3.8.3

Betrokkenheid van een wetenschappelijke of technische organisatie

Vervallen

Artikel

3.8.4

Validatie door een wetenschappelijke organisatie

Vervallen

Artikel

3.8.5

Indiening aanvraag tot subsidieverlening

Vervallen

Artikel

3.8.6

Verdeling van het subsidieplafond

Vervallen

Artikel

3.8.7

Rangschikkingscriteria

Vervallen

Artikel

3.8.8

Beschikkingen onder opschortende voorwaarde

Vervallen

Artikel

3.8.9

Niet-subsidiabele kosten

Vervallen

Artikel

3.8.10

Hoogte van de subsidie

Vervallen

Artikel

3.8.11

Start- en realisatietermijn

Vervallen

Artikel

3.8.12

Verplichtingen subsidieontvanger

Vervallen

Artikel

3.8.13

Afwijzingsgrond

Vervallen

Artikel

3.8.14

Intellectuele eigendomsrechten

Vervallen

Artikel

3.8.15

Voorschot

Vervallen

Artikel

3.8.16

Netto-inkomsten

Vervallen

Artikel

3.8.17

Indienen aanvraag tot subsidievaststelling

Vervallen

Artikel

3.8.18

Vervaltermijn

Vervallen

Titel

3.9

Samenwerkingsprojecten wetenschap en visserij

Artikel

3.9.1

Begripsbepalingen

Vervallen

Artikel

3.9.2

Subsidiabele activiteiten

Vervallen

Artikel

3.9.3

Indiening aanvraag tot subsidieverlening

Vervallen

Artikel

3.9.4

Verdeling van het subsidieplafond

Vervallen

Artikel

3.9.5

Rangschikkingscriteria

Vervallen

Artikel

3.9.6

Niet-subsidiabele kosten

Vervallen

Artikel

3.9.7

Hoogte van de subsidie

Vervallen

Artikel

3.9.8

Start- en realisatietermijn

Vervallen

Artikel

3.9.9

Verplichtingen subsidieontvanger

Vervallen

Artikel

3.9.10

Afwijzingsgronden

Vervallen

Artikel

3.9.11

Voorschot

Vervallen

Artikel

3.9.12

Adviescommissie

Vervallen

Artikel

3.9.13

Vervaltermijn

Vervallen

Titel

3.10

Investeringen voor toegevoegde waarde van visserijproducten

Artikel

3.10.1

Subsidiabele activiteiten

Vervallen

Artikel

3.10.2

Aantal aanvragen

Vervallen

Artikel

3.10.3

Indiening aanvraag tot subsidieverlening

Vervallen

Artikel

3.10.4

Verdeling van het subsidieplafond

Vervallen

Artikel

3.10.5

Hoogte van de subsidie

Vervallen

Artikel

3.10.6

Realisatietermijn

Vervallen

Artikel

3.10.7

Afwijzingsgronden

Vervallen

Artikel

3.10.8

Indiening aanvraag tot subsidievaststelling

Vervallen

Artikel

3.10.9

Vervaltermijn

Vervallen

Titel

3.11

Tijdelijk stopzetten van visserijactiviteiten als gevolg van COVID-19

Artikel

3.11.1

Begripsomschrijvingen

Vervallen

Artikel

3.11.2

Subsidiabele activiteiten

Vervallen

Artikel

3.11.3

Hoogte subsidie

Vervallen

Artikel

3.11.4

Verdeling subsidieplafond

Vervallen

Artikel

3.11.5

Afwijzingsgronden

Vervallen

Artikel

3.11.6

Indiening aanvraag tot subsidieverlening

Vervallen

Artikel

3.11.7

Verplichtingen subsidieontvanger

Vervallen

Artikel

3.11.8

Subsidievaststelling

Vervallen

Artikel

3.11.9

Vervaltermijn

Vervallen

Titel

3.12

Tijdelijke vermindering van productie of verkoop van aquacultuurdieren als gevolg van COVID-19

Artikel

3.12.1

Begripsomschrijvingen

Vervallen

Artikel

3.12.2

Subsidiabele activiteiten

Vervallen

Artikel

3.12.3

Hoogte subsidie

Vervallen

Artikel

3.12.4

Verdeling subsidieplafond

Vervallen

Artikel

3.12.5

Afwijzingsgronden

Vervallen

Artikel

3.12.6

Subsidieverstrekking

Vervallen

Artikel

3.12.7

Vervaltermijn

Vervallen

Hoofdstuk

4

Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling

Titel

4.1

Brede weersverzekering

Paragraaf

4.1.1

Algemene bepalingen

Artikel

4.1.1

Begripsbepalingen

Vervallen

Paragraaf

4.1.2

Voorschriften inzake de landbouwer

Artikel

4.1.2

Subsidieaanvraag

Vervallen

Artikel

4.1.3

Afwijzingsgronden

Vervallen

Artikel

4.1.4

Hoogte van de subsidie

Vervallen

Artikel

4.1.5

Verdeling subsidieplafond

Vervallen

Artikel

4.1.6

Aanvullende afwijzingsgronden

Vervallen

Artikel

4.1.7

Beslistermijn aanvraag

Vervallen

Artikel

4.1.8

Verplichtingen aanvrager

Vervallen

Artikel

4.1.9

Betaling subsidie

Vervallen

Paragraaf

4.1.2

Voorschriften inzake de verzekeraar

Artikel

4.1.10

Aanvraag verzekeraar

Vervallen

Artikel

4.1.11

Voorwaarden goedkeuring verzekering

Vervallen

Artikel

4.1.12

Verlenging goedkeuring

Vervallen

Artikel

4.1.13

Ongunstige weersomstandigheden

Vervallen

Artikel

4.1.14

Bijzondere voorwaarden

Vervallen

Artikel

4.1.15

Rekenmodel

Vervallen

Paragraaf

4.1.3

Controles en sancties

Artikel

4.1.16

Onregelmatigheden

Vervallen

Artikel

4.1.17

Administratieve controles en controles ter plaatse

Vervallen

Artikel

4.1.18

Onverschuldigde betalingen, sancties en terugvorderingen

Vervallen

Artikel

4.1.19

Vervaldatum

Vervallen

Titel

4.2

Kwaliteitsregeling voor de kalfsvleessector

Paragraaf

4.2.1

Algemene bepalingen

Artikel

4.2.1

Begripsbepalingen

Vervallen

Paragraaf

4.2.2

Voorschriften inzake de erkenning van een kwaliteitsregeling

Artikel

4.2.2

Eisen aan erkenning

Vervallen

Artikel

4.2.3

Aanvraag en verlening erkenning

Vervallen

Artikel

4.2.4

Schorsing en intrekking erkenning

Vervallen

Artikel

4.2.5

Wijzigingen doorgeven

Vervallen

Artikel

4.2.6

Verplichtingen certificerende instantie

Vervallen

Paragraaf

4.2.3

Voorschriften inzake de subsidieregeling

Artikel

4.2.7

Subsidieaanvraag en openstellingsperiode

Vervallen

Artikel

4.2.8

Absolute weigeringsgronden

Vervallen

Artikel

4.2.9

Subsidiabele activiteiten en kosten

Vervallen

Artikel

4.2.10

Hoogte van de subsidie

Vervallen

Artikel

4.2.11

Subsidieplafond en verdeling

Vervallen

Artikel

4.2.12

Rangschikkingscriteria

Vervallen

Artikel

4.2.13

Verplichtingen aanvrager

Vervallen

Artikel

4.2.14

Betaling subsidie

Vervallen

Artikel

4.2.15

Overdracht van bedrijf

Vervallen

Paragraaf

4.2.4

Controles en sancties

Artikel

4.2.16

Onregelmatigheden, controles en sancties

Vervallen

Artikel

4.2.17

Vervaldatum

Vervallen

Titel

4.3

Welzijnsvriendelijke stalvloeren voor vleeskalveren

Paragraaf

4.3.1

Algemene bepalingen

Artikel

4.3.1

Begripsbepalingen

Vervallen

Paragraaf

4.3.2

Voorschriften inzake de vleeskalverenhouder

Artikel

4.3.2

Subsidieaanvraag en hoogte subsidie

Vervallen

Artikel

4.3.3

Absolute afwijzingsgronden

Vervallen

Artikel

4.3.4

Subsidieplafond en verdeling

Vervallen

Artikel

4.3.5

Rangschikkingscriteria

Vervallen

Artikel

4.3.6

Niet-subsidiabele kosten

Vervallen

Artikel

4.3.7

Realisatietermijn

Vervallen

Artikel

4.3.8

Indienen aanvraag subsidievaststelling

Vervallen

Paragraaf

4.3.3

Controles en sancties

Artikel

4.3.9

Onregelmatigheden, controles en sancties

Vervallen

Artikel

4.3.10

Vervaldatum

Vervallen

Titel

4.4

Ammoniakreductie in stallen voor vleeskalveren

Paragraaf

4.4.1

Algemene bepalingen

Artikel

4.4.1

Begripsbepalingen

Vervallen

Paragraaf

4.4.2

Voorschriften inzake de landbouwer

Artikel

4.4.2

Subsidieaanvraag en hoogte subsidie

Vervallen

Artikel

4.4.3

Absolute afwijzingsgronden

Vervallen

Artikel

4.4.4

Subsidieplafond en verdeling

Vervallen

Artikel

4.4.5

Rangschikkingscriteria

Vervallen

Artikel

4.4.6

Niet-subsidiabele kosten

Vervallen

Artikel

4.4.7

Realisatietermijn

Vervallen

Artikel

4.4.8

Indienen aanvraag subsidievaststelling

Vervallen

Paragraaf

4.4.3

Controles en sancties

Artikel

4.4.9

Onregelmatigheden, controles en sancties

Vervallen

Artikel

4.4.10

Vervaldatum

Vervallen

Titel

4.5

Pilots toekomstbestendige landbouw nieuw GLB

Artikel

4.5.1

Begripsbepalingen

In deze titel wordt verstaan onder:

  • gecertificeerd agrarisch collectief: vereniging met volledige rechtsbevoegdheid bestaande uit landbouwers en andere grondgebruikers van landbouwgrond, die beschikt over een geldig certificaat collectief agrarisch natuurbeheer, verleend door gedeputeerde staten van de provincie op wiens grondgebied haar werkgebied is gelegen;

  • veenweidegebied: veengrond als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel n, van de Meststoffenwet in de provincies Fryslan, Noord-Holland, Zuid-Holland, Utrecht en in provincie Groningen in de gemeenten Groningen, Midden-Groningen en Westerkwartier en in provincie Overijssel in de gemeenten Kampen, Staphorst, Steenwijkerland, Zwartewaterland en Zwolle;

  • verordening 1306/2013: verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 352/78, (EG) nr. 165/94, (EG) nr. 2799/98, (EG) nr. 814/2000, (EG) nr. 1290/2005 en (EG) nr. 485/2008 van de Raad (PbEU 2013, L 347);

  • zand- en lössgrond: zand- en lössgrond als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel o, van de Meststoffenwet.

Artikel

4.5.2

Subsidieaanvraag

Artikel

4.5.3

Begunstigden

Artikel

4.5.4

Hoogte subsidie

De hoogte van de subsidie bedraagt de optelsom van de per product of activiteit, bedoeld in artikel 4.5.2, derde lid, onderdeel a, overeenkomstig bijlage 4, onderdeel A, kolom 3, bepaalde respectievelijk berekende bedragen, vermeerderd met additionele kosten als bedoeld in bijlage 4, onderdeel A, kolom 4.

Artikel

4.5.5

Verdeling subsidieplafond

De minister verdeelt het subsidieplafond op volgorde van rangschikking van de aanvragen.

Artikel

4.5.6

Realisatietermijn

Het project is uiterlijk afgerond op 31 december 2024.

Artikel

4.5.7

Afwijzingsgronden

Onverminderd artikel 2.11 beslist de minister afwijzend op een aanvraag voor subsidieverlening indien:

Artikel

4.5.8

Rangschikkingscriteria

Artikel

4.5.9

Verplichtingen subsidieontvanger

Artikel

4.5.10

Voorschotverlening

Artikel

4.5.11

Onregelmatigheden, administratieve controles en controles ter plaatse

Artikel

4.5.12

Onverschuldigde betalingen, sancties en terugvorderingen

Artikel

4.5.13

Vervaltermijn

Deze titel en bijlage 4 vervallen met ingang van 31 december 2024, met dien verstande dat deze van toepassing blijven op subsidies die voor die datum zijn verleend.

Titel

4.6

Niet-productieve investeringen agrarisch natuurbeheer leefgebieden weidevogels en akkervogels

Titel

4.7

Investeringsregeling POP3+ 2022

Artikel

4.7.1

Begripsbepalingen

In deze titel wordt verstaan onder:

  • investering: investering zoals opgenomen in bijlage 5 en in één van de onder artikel 4.7.2, eerste lid, opgenomen categorieën, waarbij producten die onmiskenbaar met elkaar verbonden zijn worden beschouwd als één investering;

  • landbouwbedrijf: alle eenheden op het grondgebied van Nederland die voor landbouwactiviteiten worden gebruikt en door een landbouwer worden beheerd;

  • landbouwer: actieve landbouwer als bedoeld in artikel 36, tweede lid, van verordening 1305/2013;

  • verordening 1306/2013: verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 352/78, (EG) nr. 165/94, (EG) nr. 2799/98, (EG) nr. 814/2000, (EG) nr. 1290/2005 en (EG) nr. 485/2008 van de Raad (PbEU 2013, L 347).

Artikel

4.7.2

Subsidieaanvraag

Artikel

4.7.4

Hoogte subsidie

Artikel

4.7.5

Niet-subsidiabele kosten

Onverminderd artikel 1.5 en in afwijking van artikel 1.3 komen de volgende kosten niet in aanmerking voor subsidie:

  • a.

    tweedehands systemen;

  • b.

    bijdragen in natura;

  • c.

    afschrijvingskosten; en

  • d.

    loonkosten.

Artikel

4.7.6

Verdeling subsidieplafond

Artikel

4.7.7

Realisatietermijn

De betaling, levering en installatie van de investering vinden plaats binnen anderhalf jaar na de datum van subsidieverlening en voor het indienen van de aanvraag tot subsidievaststelling, bedoeld in artikel 4.7.10, tweede lid.

Artikel

4.7.8

Afwijzingsgronden

Onverminderd artikel 2.11 beslist de minister afwijzend op een aanvraag voor subsidieverlening indien:

  • a.

    er sprake is van een onvolledige aanvraag;

  • b.

    de aanvraag na afloop van de openstelling is ingediend;

  • c.

    voor het moment van subsidieaanvraag door de begunstigde reeds verplichtingen zijn aangegaan ten aanzien van de investeringen waarvoor subsidie is aangevraagd.

Artikel

4.7.9

Rangschikkingscriteria

Artikel

4.7.10

Aanvraag subsidievaststelling

Artikel

4.7.11

Onregelmatigheden, administratieve controles en controles ter plaatse

Artikel

4.7.12

Onverschuldigde betalingen, sancties en terugvorderingen

Artikel

4.7.13

Vervaltermijn

Deze titel en bijlage 5 vervallen met ingang van 31 december 2025, met dien verstande dat deze van toepassing blijven op subsidies die voor die datum zijn verleend.

Titel

4.8

Samenwerken aan groen-economisch herstel

Artikel

4.8.1

Begripsbepalingen

In deze titel wordt verstaan onder:

  • duurzame toegevoegde waardeketen: duurzame keten van activiteiten waarbij waarde aan de producten wordt toegevoegd op het moment dat deze een volgende activiteit in een keten passeren en waarbij de keten als geheel het product toegevoegde waarde geeft;

  • EIP: een Europees Partnerschap voor innovatie, voor de productiviteit en duurzaamheid in de landbouw als bedoeld in artikel 53 van verordening 1305/2013;

  • ketenpartner: instelling of dienstverlener waarmee de eigen activiteiten worden afgestemd omdat deze een rol speelt in het gezamenlijk te doorlopen traject;

  • KPI: kritieke prestatie-indicator;

  • landbouwer: actieve landbouwer als bedoeld in artikel 36, tweede lid, van verordening 1305/2013;

  • landbouwproducten: voortbrengselen van bodem, veeteelt en visserij alsmede de producten in eerste graad van bewerking welke met de genoemde voortbrengselen rechtstreeks verband houden, zoals vermeld in artikel 38 en bijlage II van het Verdrag van de werking van de Europese Unie (VWEU);

  • operationele groepen: samenwerkingsverbanden die deel uit maken van een EIP, de groep bestaat uit minimaal twee actoren, waarvan minimaal één landbouwer deel uitmaakt of een organisatie die landbouwers vertegenwoordigt en de groep is gericht op het ontwikkelen, valideren en verfijnen van innovaties;

  • niet-productieve investering: investering die niet leidt tot een aanzienlijke stijging van de waarde of de rentabiliteit van het landbouwbedrijf of een andere onderneming en die bijdraagt aan agro-milieu en klimaatdoelstellingen, zoals bedoeld in artikel 17, eerste lid, onder d, van verordening 1305/2013;

  • productieve investering: investering in vaste of immateriële activa die worden aangewend voor de productie van goederen en diensten en die leidt tot een stijging van de waarde of de rentabiliteit van het landbouwbedrijf of een andere onderneming;

  • verdienmodel: manier waarop geld verdiend kan worden met een bepaalde activiteit;

  • verordening 1306/2013: verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 352/78, (EG) nr. 165/94, (EG) nr. 2799/98, (EG) nr. 814/2000, (EG) nr. 1290/2005 en (EG) nr. 485/2008 van de Raad (PbEU 2013, L 347);

  • voorbereidingskosten: kosten van handelingen ter voorbereiding van de subsidiabele activiteit(en) waar subsidie voor wordt aangevraagd, waaronder het maken van het projectplan.

Artikel

4.8.2

Subsidieaanvraag

Artikel

4.8.3

Begunstigden

Artikel

4.8.4

Hoogte subsidie

Artikel

4.8.5

Subsidiabele kosten

Artikel

4.8.6

Verdeling subsidieplafond

Artikel

4.8.7

Realisatietermijn

Artikel

4.8.8

Afwijzingsgronden

Onverminderd artikel 2.11 beslist de minister afwijzend op een aanvraag voor subsidieverlening indien:

  • a.

    een activiteit als bedoeld in artikel 4.8.2, derde lid, niet nieuw is voor de aanvrager of een deelnemer aan een samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 4.8.3;

  • b.

    aan een aanvraag met een project dat bijdraagt aan de doelstelling, bedoeld in 4.8.2, derde lid, minder dan 30 punten zijn toegekend op grond van artikel 4.8.9, derde of vierde lid;

  • c.

    met de uitvoering van de activiteit, niet zijnde de uitvoering van voorbereidingshandelingen voor de uitvoering van de activiteit, is gestart voordat de aanvraag om subsidie is ingediend.

Artikel

4.8.9

Rangschikkingscriteria

Artikel

4.8.10

Adviescommissie

Artikel

4.8.11

Verplichtingen subsidieontvanger

Artikel

4.8.12

Voorschotverlening

Artikel

4.8.13

Onregelmatigheden, administratieve controles en controles ter plaatse

Artikel

4.8.14

Onverschuldigde betalingen, sancties en terugvorderingen

Artikel

4.8.15

Vervaltermijn

Deze titel vervalt met ingang van 31 december 2024, met dien verstande dat deze van toepassing blijft op subsidies die voor die datum zijn verleend.

Titel

4.9

Pilots gezonde kalverketen

Artikel

4.9.1

Begripsbepalingen

In deze titel wordt verstaan onder:

  • afzetkanaal: groothandel, winkel of winkelketen die producten uit de kalverhouderij verkoopt, te koop aanbiedt, levert of op andere wijze verhandelt;

  • kalverhouder: een eigenaar of houder van een of meerdere stallen waarin bedrijfsmatig vleeskalveren worden gehouden;

  • kalverhouderij: veehouderij die eigenaar is of houder van een of meerdere stallen waarin bedrijfsmatig vleeskalveren worden gehouden;

  • kalverketen: de samenwerking tussen melkveehouder, veetransporteur, kalverhouder, slachter of afzetkanaal die ziet op vleeskalveren.

  • melkveehouder: een eigenaar of houder van melkkoeien die melk levert aan een zuivelonderneming of die de op het eigen bedrijf geproduceerde melk zelf verwerkt tot eindproducten.

  • slachter: slachthuis waar het vleeskalf geslacht wordt.

  • verzamelcentrum: inrichting voor het verzamelen van vleeskalveren van waaruit dieren worden verplaatst.

  • verordening 1306/2013: verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 352/78, (EG) nr. 165/94, (EG) nr. 2799/98, (EG) nr. 814/2000, (EG) nr. 1290/2005 en (EG) nr. 485/2008 van de Raad (PbEU 2013, L 347);

  • vleeskalveren: kalveren geboren op de melkveehouderij die louter worden gehouden voor de productie van rund-of kalfsvlees.

Artikel

4.9.2

Subsidieaanvraag

Artikel

4.9.3

Begunstigden

De subsidie wordt verleend aan een samenwerkingsverband dat bestaat uit tenminste één melkveehouder, slachter en afzetkanaal, waar nodig aangevuld met andere partijen uit de kalverketen.

Artikel

4.9.4

Hoogte subsidie

De subsidie bedraagt ten minste € 75.000 en ten hoogste € 1.000.000 per proefproject.

Artikel

4.9.5

Subsidiabele kosten

Artikel

4.9.6

Verdeling subsidieplafond

Artikel

4.9.7

Realisatietermijn

Artikel

4.9.9

Rangschikkingscriteria

Artikel

4.9.10

Verplichtingen subsidieontvanger

Artikel

4.9.11

Voorschotverlening

Artikel

4.9.12

Onregelmatigheden, administratieve controles en controles ter plaatse

Artikel

4.9.13

Onverschuldigde betalingen, sancties en terugvorderingen

Artikel

4.9.14

Vervaltermijn

Deze titel vervalt met ingang van 31 december 2025, met dien verstande dat deze van toepassing blijft op subsidies die voor die datum zijn verleend.

Titel

4.10

Kennisoverdracht ten behoeve van een samenwerkingsverband van landbouwondernemingen

Artikel

4.10.1

Subsidieaanvraag

Artikel

4.10.2

Subsidiabele kosten

Artikel

4.10.3

Begunstigden

Artikel

4.10.4

Hoogte subsidie en verdeling subsidieplafond

Artikel

4.10.5

Realisatietermijn

Artikel

4.10.6

Afwijzingsgronden

De minister beslist afwijzend op een aanvraag indien:

  • a)

    de aanvrager niet beschikt over voor het project gekwalificeerd en geregeld opgeleid personeel als bedoeld in artikel 14, derde lid, van Verordening 1305/2013;

  • b)

    na toepassing van artikel 4.10.7 aan één van de onderdelen a tot en met d van het eerste lid van dat artikel minder dan drie punten zijn toegekend;

  • c)

    De aanvrager een producentengroepering of -organisatie is die een landbouwonderneming verplicht lid te zijn van de groepering of organisatie om deel te kunnen nemen aan het project;

  • d)

    het project niet past binnen de onderwerpen van artikel 4.10.1, tweede lid.

Artikel

4.10.7

Rangschikkingscriteria

Artikel

4.10.8

Verplichtingen subsidieontvanger

Artikel

4.10.9

Voorschotverlening

Artikel

4.10.10

Verrekening netto inkomsten gedurende uitvoering

De netto inkomsten die tijdens de uitvoering van de activiteit gegenereerd worden, als bedoeld in artikel 65, achtste lid, van verordening 1303/2013, worden overeenkomstig genoemd artikel in mindering gebracht op de subsidiabele kosten.

Artikel

4.10.11

Administratieve controles en controles ter plaatse

De minister verricht de controles, bedoeld in artikel 59 van verordening 1306/2013.

Artikel

4.10.12

Onverschuldigde betalingen, sancties en terugvorderingen

Artikel

4.10.13

Vervaltermijn

Deze titel vervalt met ingang van 31 december 2025, met dien verstande dat deze van toepassing blijft op subsidies die voor die datum zijn verleend.

Titel

4.11

Niet-productieve investeringen voor landbouw- en veenweidegebieden

Artikel

4.11.1

Begripsbepalingen

In deze titel wordt verstaan onder:

  • grasland: perceel dat op 15 mei 2022 in de perceelsregistratie is geregistreerd als grasland als bedoeld in artikel 1, derde lid, van het Besluit gebruik meststoffen;

  • grondeigenaar: natuurlijke persoon of rechtspersoon die grond in eigendom heeft, niet zijnde de Staat der Nederlanden, een gemeente, provincie, waterschap, openbaar lichaam als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen, of ander overheidsorgaan;

  • landbouwgrond: landbouwareaal als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel f, van verordening 1305/2013;

  • minister: Minister voor Natuur en Stikstof;

  • veengrond: landbouwgrond die bestaat uit veengrond als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel n, van de Meststoffenwet in de volgende gebieden:

    • a.

      de provincie Fryslân, Noord-Holland, Utrecht of Zuid-Holland;

    • b.

      de gemeente Groningen, Midden-Groningen of Westerkwartier in de provincie Groningen; of

    • c.

      de gemeenten Kampen, Staphorst, Steenwijkerland, Zwartewaterland of Zwolle in de provincie Overijssel.

Artikel

4.11.2

Subsidieverstrekking

Artikel

4.11.3

Aanvraag tot subsidieverlening

Artikel

4.11.4

Hoogte subsidie

Artikel

4.11.6

Verdeling subsidieplafond

De minister verdeelt het subsidieplafond op volgorde van rangschikking van de aanvragen.

Artikel

4.11.7

Start- en realisatietermijn

Artikel

4.11.8

Afwijzingsgronden

Onverminderd artikel 2.11 beslist de minister afwijzend op een aanvraag tot subsidieverlening:

  • a.

    indien het aannemelijk is dat de investering of investeringen waarop de aanvraag tot subsidieverlening betrekking heeft, in strijd is respectievelijk zijn met het bestemmingsplan van de gemeente waarbinnen zich de grond, bedoeld in artikel 4.11.2, eerste lid, onderdeel a of b, bevindt;

  • b.

    indien reeds door een bestuursorgaan of de Europese Commissie subsidie is verstrekt voor dezelfde investering of dezelfde combinatie van investeringen of een onderdeel daarvan op dezelfde locatie;

  • c.

    voor zover de redelijkheid van de kosten van het desbetreffende investeringsproject niet blijkt uit de offertes, bedoeld in artikel 4.11.3, tweede lid, onderdeel b, subonderdeel 1°;

  • d.

    indien de te verlenen subsidie per investeringsproject minder dan € 70.000 zou bedragen;

  • e.

    voor zover deze aanvraag betrekking heeft op een investering in:

Artikel

4.11.9

Rangschikkingscriteria

Artikel

4.11.10

Verplichtingen subsidieontvanger

Artikel

4.11.11

Onregelmatigheden, administratieve controles en controles ter plaatse

Artikel

4.11.12

Onverschuldigde betalingen, sancties en terugvorderingen

Artikel

4.11.13

Indiening aanvraag tot subsidievaststelling

Artikel

4.11.14

Vervaldatum

Deze titel vervalt met ingang van 31 december 2025, met dien verstande dat deze van toepassing blijft op subsidies die voor die datum zijn verleend.

Hoofdstuk

5

Europees Fonds voor regionale ontwikkeling

§

5.1

Algemene bepalingen

§

5.2

Regels omtrent subsidieverstrekking door de managementautoriteit

§

5.3

Regels omtrent subsidieverstrekking ten laste van de Rijkscofinanciering

§

4

Regels omtrent subsidieverstrekking in het kader van Europese territoriale samenwerking

Hoofdstuk

6

Overige bepalingen en slotbepalingen

Artikel

6.2

Overgangsrecht

Artikel

6.4

Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2015, met uitzondering van artikel 6.3, eerste lid, dat in werking treedt met ingang van 1 januari 2016.

Artikel

6.5

Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling Europese EZK- en LNV-subsidies.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage
De Staatssecretaris van Economische Zaken,S.A.M.Dijksma

Bijlage

1

behorende bij artikel 1.9 Regeling Europese EZ-subsidies

Procedure als bedoeld in artikel 140, vijfde lid, van verordening 1303/2013

Verordening 1303/2013 maakt het mogelijk kopieën of volledig digitale documenten te accepteren als bewijsstuk. In deze bijlage worden de in artikel 140, vijfde lid, van verordening 1303/2013 bedoelde procedures vastgesteld voor documenten die in het kader van de uitvoering van deze regeling en verantwoording op grond van verordening 1303/2013 kan worden gebruikt.

1

Typen documenten

De volgende documenten worden als bewijsstukken geaccepteerd:

  • a.

    fotokopieën van originelen;

  • b.

    microfiches van originelen;

  • c.

    elektronische versies van originelen;

  • d.

    documenten die uitsluitend in elektronische versie bestaan, mits de gebruikte computersystemen voldoen aan aanvaarde beveiligingsnormen die waarborgen dat de bewaarde documenten voldoen aan de eraan te stellen wettelijke eisen en dat bij controles op deze documenten kan worden gesteund.

2

Procedure voor het gebruik van de documenten, bedoeld onder 1, onderdelen a, b en c

De in 1 onder a, b en c bedoelde bewijsstukken zijn geconverteerde documenten of gegevensdragers. Bij conversie van het origineel naar het geconverteerde document of gegevensdrager wordt aan de hieronder vermelde voorwaarden voldaan:

  • alle gegevens worden overgezet;

  • alle gegevens worden inhoudelijk juist overgezet;

  • er wordt voor gezorgd dat de nieuwe gegevensdrager tijdens de gehele bewaartermijn beschikbaar is;

  • de geconverteerde gegevens kunnen binnen redelijke tijd ge(re)produceerd worden en leesbaar worden gemaakt;

  • er wordt zorg voor gedragen dat de controle van de geconverteerde gegevens binnen redelijke tijd kan worden uitgevoerd;

  • de subsidieontvanger borgt tevens de authenticiteit van de geconverteerde bewijsstukken door onder andere een relatie te leggen met de overige bewijsstukken in het betreffende projectdossier. Bij een factuur bijvoorbeeld behoort ook een betaalbewijs, een bewijs van deelname of een bewijsstuk met betrekking tot de inkoopprocedure.

Het in samenhang bezien van de verschillende bewijsstukken strekt er mede toe de authenticiteit van het geconverteerde document of de gegevensdrager te waarborgen en dat hierop voor controledoeleinden kan worden vertrouwd.

Als de conversie op de juiste wijze gebeurt, is het in het kader van de verantwoording, niet meer noodzakelijk de bewijsstukken op de originele gegevensdrager te bewaren. Het geconverteerde bewijsstuk mag na conversie niet meer gewijzigd kunnen worden.

3

Procedure voor het bewaren van stukken die uitsluitend in een elektronische versie bestaan, bedoeld in 1, onderdeel d

Indien een subsidieontvanger gebruik maakt van elektronische documenten waarbij uitsluitend een elektronische versie bestaat, worden de geautomatiseerde systemen voorzien van beheers- en beveiligingsmaatregelen die de betrouwbaarheid, authenticiteit en integriteit van de elektronische gegevens gedurende de gehele vereiste bewaartermijn waarborgen. Het is aan de subsidieontvanger om dit aan te tonen. Voor een tweetal veel voorkomende situaties zijn de voorschriften hieronder uitgewerkt:

  • 1.

    Digitale urenadministratie:

    om aan de eisen van betrouwbaarheid, authenticiteit en integriteit van de elektronische gegevens te kunnen voldoen, moet de subsidieontvanger kunnen aantonen dat:

    • de functiescheiding binnen het systeem wordt gewaarborgd;

    • vaststellingen na accorderen door de leidinggevende niet meer te wijzigen zijn.

    Het is aan de subsidieontvanger om dit aan te tonen.

  • 2.

    Facturen die digitaal worden verzonden:

    om aan de eisen van betrouwbaarheid, authenticiteit en integriteit van de elektronische gegevens te kunnen voldoen kan de subsidieontvanger via de onderlinge relatie met andere documenten (zoals een betaalbewijs) aantonen dat voor de controle kan worden gesteund op de digitale factuur.

Bijlage

2

behorende bij artikel 4.2.2, vijfde lid, Regeling Europese EZ-subsidies

Vervallen

Bijlage

3

behorende bij artikel 4.3.1. van de Regeling Europese EZ-subsidies

Vervallen

Bijlage

4

behorende bij de artikelen 4.5.2, derde lid, onderdeel c, en 4.5.4

A

1. Projectvoorbereiding

a. projectplan

Document met een beschrijving van het uit te voeren project, conform format bij het aanvraagformulier.

Vast bedrag: € 7.840

Gebiedsbijeenkomsten ten behoeve van het opstellen van het projectplan, als beschreven in producten 4b en 4c

2. Planvorming

a. plan op het niveau van een gebied of sector

Document met een inhoudelijke beschrijving van de uit te voeren activiteiten in een gebied en/of sector, overeenkomstig artikel 4.5.9, eerste lid

€ 19.040 per plan; minimaal 1 per aanvraag; max. 1 per deelnemend agrarisch collectief of per thema

Gebiedsbijeenkomsten (product 4b en 4c) ten behoeve van het opstellen van het plan.

Kosten voor onderzoek, analyse en advies ten behoeve van productontwikkeling als beschreven in product 9a

b. deelplan op het niveau van een deelgebied of subsector

Document met nadere inhoudelijke uitwerking van het plan voor een afgebakend deel van het projectgebied of van een thema.

Het document bevat dezelfde onderdelen als het gebiedsplan, maar dan verder uitgewerkt en gedetailleerd.

€ 3.360 per deelplan; max. 1 per afgebakend deel van het projectgebied of thema

Gebiedsbijeenkomsten (product 4b en 4c) ten behoeve van het opstellen van het plan.

Kosten voor onderzoek, analyse en advies ten behoeve van productontwikkeling als beschreven in product 9a

c. deelplan op het niveau van een deelnemend agrarisch bedrijf

Document met een beschrijving van de maatregelen of andere inspanningen op een deelnemend bedrijf en de bijdrage die hiermee aan gebiedsplan geleverd wordt.

- onderbouwing keuze voor te ontwikkelen doelen en uit te voeren maatregelen

- relaties met andere deelnemende bedrijven of partners

- indien van toepassing, begroting van de kosten van beheeractiviteiten op basis van de tabel in onderdeel B van deze bijlage

- een kaart waar welke beheeractiviteiten mogelijk worden uitgevoerd

€ 780 per deelplan; 1 per deelnemend agrarisch bedrijf

Geen

3. Proefprojecten

a. werven deelnemers

Voeren van individuele gesprekken met potentiele deelnemers om te komen tot afspraken over deelname aan het project cq. het opstellen van een bedrijfsplan.

Begunstigde maakt lijst met potentiële deelnemers aan de hand van potentiële bijdrage (blijkt uit (deel)gebiedsplan) en getoonde belangstelling (blijkt bij bijeenkomsten of uit het netwerk).

Aantonen aan de hand van gespreksverslagen.

€ 560 per potentiële deelnemer

Geen

b. begeleiden deelnemers

Begeleiding van deelnemers vanuit de begunstigde bij de uitvoering van het bedrijfsplan.

Bepalen aan de hand van uitgevoerde bedrijfsplannen.

€ 1.120 per deelnemer

Geen

c. uitvoeren proefprojecten

Vergoedingen voor de activiteiten, bedoeld in kolom 1 van de tabel in onderdeel B van deze bijlage.

Berekeningsmethode, bedoeld in kolom 2 van de tabel in onderdeel B van deze bijlage

Geen

d. investeringen

Indien aantoonbaar noodzakelijk voor het uitvoeren van proefprojecten kunnen investeringen (zoals bouw- of aanlegkosten, inrichtingskosten of machines en apparatuur) nodig zijn. Die investeringen mogen geen aanmerkelijke stijging van de waarde of rentabiliteit van de onderneming tot gevolg hebben. Begunstigde moet in het projectplan onderbouwen dat de investering (kosten derden) noodzakelijk is om aan de innovatie-eis te voldoen. Aantonen aan de hand van offerteverzoek, offerte, opdracht, factuur betaalbewijs

Werkelijke kosten op basis van factuur en betaalbewijs

Geen

4. Communicatie

a. communicatieplan

Document met overkoepelend communicatieplan voor het project

– producten

– doelgroepen

– begroting op basis van de productenlijst

– fasering

In het plan wordt expliciet aandacht besteed aan nieuwe vormen van samenwerking en de bijdrage die het project levert aan de doelstelling van het project.

Vast bedrag: € 4.480

Geen

b. kleine bijeenkomst

Bijeenkomst van maximaal 15 personen; voorbereiding, facilitaire zaken en verslaglegging.

Aantonen aan de hand van verslag en presentielijst aanwezigen.

€ 1.220 per bijeenkomst

Inhuur externe expertise als beschreven in product 9b

Vacatievergoeding voor bijdragen van deelnemers (product 9c)

c. grote bijeenkomst

Bijeenkomst van meer dan 15 personen; voorbereiding, facilitaire zaken en verslaglegging

Aantonen aan de hand van verslag en bewijsstukken voor presentie van aanwezigen.

€ 2.440 per bijeenkomst

Inhuur externe expertise als beschreven in product 9b

Vacatievergoeding voor bijdragen van deelnemers (product 9c)

d. veldbezoek/excursie

Bijeenkomst om de uitvoering cq resultaten van het project in het veld te bekijken en bespreken; voorbereiding, facilitaire zaken en verslaglegging.

Aantonen aan de hand van verslag en presentielijst deelnemers.

€ 1.880 per veldbezoek of excursie

Inhuur externe expertise als beschreven in product 9b

Vacatievergoeding voor gastheer/vrouw van de excursie (= deelnemer project) (product 9c)

e. voorbereiden/produceren professionele folder/video

Het voorbereiden/produceren van een folder of video

€ 2.240 per folder of video

Inhuur externe expertise als beschreven in product 9b

f. website

Ontwerp en beheer van website of pagina op website van agrarisch collectief (minimaal de website van de penvoerder) met minimaal de volgende informatie over het project:

– doel

– korte beschrijving

– betrokken collectieven en andere partijen

– contactgegevens

Vast bedrag: € 3.360

Geen

g. artikel/persbericht

Artikel of persbericht in vakblad of nieuwsblad; minimaal 500 woorden.

Aantonen aan de hand van een print of kopie van de publicatie.

€ 1.680 per artikel of persbericht

Geen

h. Lezing/presentatie

Verzorgen van een lezing of presentatie door de begunstigde bij derde partijen (niet direct bij pilot betrokken), over het project en de (voorlopige) resultaten daarvan.

Aantonen aan de hand van presentatie en/of berichtgeving (bv. verslag of bericht op website) over de bijeenkomst en de presentatie.

€ 1.170 per lezing of presentatie

Geen

5. Monitoring

a. dataset met gegevens over resultaten project

Dataset in format dat is afgestemd met de andere projecten en dat rapportage op het niveau van het project en de regeling mogelijk maakt.

Data kunnen kwantitatieve, kwalitatieve, ruimtelijke en niet-ruimtelijke aspecten omvatten. Maximaal 1 per soortgroep, per jaar, per gebied.

Data kunnen ook betrekking hebben op sociale, organisatorische en financiële aspecten

€ 2.800 per dataset; minimaal 1 per aanvraag

Inhuur externe expertise als beschreven in product 9b

Vrijwilligersvergoeding voor veldwerk tbv inventarisatie van gegevens door inzet vrijwilligers (product 9d)

6. Rapportage

a. tussenrapportage

Document met inhoudelijke beschrijving van de voortgang van het project, evaluatie, leerpunten, evt. aanpassingen in het project.

€ 4.480 per tussenrapportage; minimaal 1 per aanvraag max. 1 per afgebakend deel van het projectgebied of thema

Geen

b. eindrapportage

Document met inhoudelijke beschrijving van de resultaten van het project, evaluatie en leerpunten.

Vast bedrag: € 19.000

Geen

7. Landelijke coördinatie en afstemming

a. landelijk ontwikkelwerk

Landelijke coördinatie en het organiseren en bijwonen van landelijke bijeenkomsten ten behoeve van de landelijke afstemming van de projecten (bv. bij aanvang van de uitvoering en na het indienen van de tussenrapportages), het ontwikkelen van methoden en van formats voor datasets en rapportages en de presentatie van (deel)producten

Vast bedrag: € 26.900

Geen

b. landelijke tussenrapportage

Document met inhoudelijke beschrijving van de voortgang van de projecten, evaluatie, leerpunten en aanbevelingen voor het ontwikkelen van een toekomstig Gemeenschappelijk landbouwbeleid. De tussenrapportage wordt uiterlijk op 31 december 2022 ingediend.

Vast bedrag: € 1.680; één per project

Geen

c. landelijke eindrapportage

Document met inhoudelijke beschrijving van de resultaten van het projecten, evaluatie en leerpunten.

Vast bedrag: € 4.920

Geen

8. Projectmanagement

a. projectmanagement

Betreft het management en de coördinatie van het project. De werkzaamheden van de begunstigde die wel noodzakelijk zijn om het project goed uit te voeren, maar geen onderdeel zijn van de producten.

Wordt berekend over de producten, bedoeld in de onderdelen 1 tot en met 7 en 9a en 9b, van deze tabel.

15% van de vergoeding voor de geleverde producten

Geen

9. Kosten derden

a. Productontwikkeling voor innovatieve beleidstoepassingen

Voor het opstellen van gebiedsplan of sectorplan kan advies worden ingewonnen ten behoeve van de uitvoerbare beleidstoepassingen die innovatief zijn in Nederland. Begunstigde moet in het projectplan onderbouwen dat het onderwerp waarop het advies betrekking heeft aan de innovatie-eis voldoet.

Aantonen aan de hand van offerteverzoek, offerte, opdracht, factuur betaalbewijs

Werkelijke kosten op basis van factuur en betaalbewijs

Geen

b. Inhuur externe expertise

Indien aantoonbaar noodzakelijk kan voor specifieke producten externe expertise ingehuurd worden.

Dit kan specialistische of wetenschappelijke kennis zijn ten behoeve van monitoring van effecten/prestaties, kennisdeling of inventarisaties, en kan ook zaken als bemonstering of laboratoriumonderzoek betreffen.

Aantonen aan de hand van offerteverzoek, offerte, opdracht, factuur betaalbewijs.

Werkelijke kosten op basis van factuur en betaalbewijs

Geen

c. vacatievergoedingen

Vergoeding voor (vertegenwoordigers van) deelnemende agrarische bedrijven waarvoor een bedrijfsplan is opgesteld, indien het zaken betreft die voortkomen uit het project, maar niet direct met de bedrijfsvoering te maken hebben; met name het uitdragen van opgedane kennis en ervaring aan belangstellenden binnen en buiten het projectgebied.

Aantonen aan de hand van declaratie en betaalbewijs.

€ 105 per dagdeel

Geen

d. vrijwilligersvergoeding

Betreft de inzet van vrijwilligers voor inventarisaties.

Aantonen aan de hand van urenverantwoording en betaalbewijs.

€ 4,50 per uur

Geen

B

1. Er wordt een rustperiode in acht genomen van datum x tot datum y.

Grasland € 2.403,37 per ha

3. Het grasland wordt vanaf 1 maart en vóór de rustperiode niet gemaaid.

€ 2.027,47 per ha

4. Het grasland is geïnundeerd (volledig drassig). De inundatieperiode loopt van datum x tot datum y.

€ 2.403,37 per ha

5. Er wordt aantoonbaar gezocht naar nesten. Gevonden nesten en/of kuikens worden beschermd en gevrijwaard van alle landbouwkundige bewerkingen, tenminste via enclaves van minimaal a m2 (alleen op grasland) danwel via een rustperiode van datum x tot datum y, waarbij de vrijwaring tenminste 14 kalenderdagen duurt, of via het plaatsen van nestbeschermers. Gevonden nesten zijn geregistreerd (bijv. op stalkaart of via geo informatie). Voor specifieke soorten kan nestgelegenheid worden geplaatst.

€ 126,67 per nest plus € 2.426,41 per ha op grasland. Op bouwland € 351,65 per ha

6. Bemesting met ruige stalmest is verplicht

€ 208,04 per ha

7. Uitsluitend gebruik van chemische onkruidbestrijding op max 10% van de oppervlakte.

€ 135,83 per ha

8. Beweiding is verplicht vanaf datum x tot datum y met minimale a en maximale veebezetting b (GVE/ha)

€ 1.947,6 per ha

9. Minimaal f% van de oppervlakte bestaat van datum x tot datum y uit gewas a of meerdere gewassen b of gewasresten c.

€ 2.796,78 per ha

11. Er wordt gevrijwaard voor beschadiging door vee van datum x tot datum y

€ 152,25 per ha

16. Watergang heeft (via natuurlijke of kunstmatige voorziening) vrij toegang, na onderlopen wordt er schoongemaakt

€ 93,16

17. Het gewas wordt jaarlijks minimaal 1 keer gemaaid en afgevoerd.

Grasland € 2.403,37 per ha; Bouwland € 2.796,78 per ha

18. Door een tijdelijke, plaatselijke voorziening is het oppervlaktewaterpeil van datum x tot datum y minimaal a cm hoger dan eerste volgende watergang.

€ 210,10 per ha

19. Minimaal a verschillende indicatorsoorten uit lijst b zijn in transect aanwezig in de periode x tot y

Grasland € 2.403,37 per ha; Bouwland € 2.796,78 per ha

20. Het grasland is na datum x tot datum y van het volgende kalenderjaar niet bewerkt

€ 136,66 per ha

21. Van datum x tot datum y is beweiding toegestaan met maximale veebezetting b (GVE/ha)

€ 1.947,6 per ha

22. Minimaal f% tot maximaal g% van het leefgebied onder beheer is jaarlijks gesnoeid.

€ 2.486,80 per ha

23. Minimaal f% tot maximaal g% van het leefgebied onder beheer is jaarlijks geschoond en/of gemaaid

€ 2.538,64 per ha

24. Snoeiafval is verwijderd of op rillen gelegd in het element en/of maaiafval is verwijderd

€ 2.692,36 per ha

26. Jaarlijks is op minimaal f% tot maximaal g% van het leefgebied onder beheer bagger vanuit een waterelement op aangrenzende landbouwgrond gespoten

€ 1.500 per ha

27. De peilscheiding is jaarlijks schoongemaakt en/of onderhouden

€ 2.026,50 per ha

29. In aangewezen gebieden zijn tussen de aardappelruggen minimaal k drempeltjes van minimaal l cm hoog per m m aanwezig met een minimale afstand van o m onderling

€ 300 per ha

30. Gewasresten (bijvoorbeeld maaisel, stro), al dan niet opgebracht, zijn ondergewerkt binnen a weken na aanbrengen

€ 379,80 per ha

Bijlage

5

behorende bij artikel 4.7.2 van de Regeling Europese EZK- en LNV-subsidies

A1

Groei en Oogsten

Subsidiabel

• Digitale systemen ten behoeve van inzicht in oogstvariabelen. Bij akkerbouw groeivariabelen. Bij veehouderij voor grasoogst.

• Digitale systemen voor plaatsspecifieke opbrengstmetingen.

• Digitale systemen om de groei te monitoren, bijvoorbeeld door het gebruik van satelliet- of drones om data te verzamelen.

17

A2

Precisieberegening en -irrigatie

Omschrijving

Investeringen in gerichte (elektrische) beregenings- en bevloeiingssystemen.

Investeringen kunnen in combinatie met B4 worden ingediend.

Subsidiabel

• Software voor sensor-gestuurde irrigatie.

• Dripirrigatie/druppelslangen incl. besturing.

• Wortelbewateringsystemen (Root Watering System).

• Laagvolume sproeier ten behoeve van nachtvorstbestrijding.

• Elektrische aansturing van deze beregenings- en bevloeiingsapparatuur.

Niet subsidiabel

• Reguliere beregeningshaspels en slang.

• Sproeibomen voor gewasbescherming.

17

A3

Precisiebemesting

Omschrijving

• Systemen voor het gericht emissiearm, in de juiste dosering, zonder overlapping (= aangestuurd door GPS) in de bodem toedienen van vloeibare stikstofhoudende (kunst)meststoffen bij het planten, zaaien, aanaarden of het moment dat het gewas er aantoonbaar om vraagt. Het aantoonbaar erom vragen bestaat alleen voor N-bijbemesting van aardappelen een systeem gebaseerd op sensorwaarnemingen.

• Systemen om vloeibare meststoffen via druppelslangen in de juiste dosering en op het juiste moment toe te dienen aan het gewas (fertigatie). Systeem is gangbaar in glastuinbouw. In open teelten minder gangbaar.

• Systemen voor het meten van het stikstofgehalte van de toegediende mest met NIRS indien dit meteen wordt door vertaald in het doseren.

• Systemen voor rijenbemesting met dierlijke mest.

• Systemen voor het digitaal meten van opbrengsten voor opbrengstkaarten ten behoeve van plaats specifieke teeltoptimalisatie.

Investeringen kunnen in combinatie met A1 of B4 worden ingediend.

Subsidiabel

• Systemen die plaatsspecifiek gewasbemesting kunnen toepassen.

• GPS/GIS apparatuur, inclusief bodemkaart voor bovenstaande systemen. De GPS/GIS apparatuur voor deze systemen is alleen subsidiabel in combinatie met aanschaf van bovenstaande systemen.

• Bijbehorende installatiekosten.

Niet subsidiabel

• De tractor waaraan wordt gekoppeld.

• Zodebemester.

• Abonnementen op software updates en servicecontracten. Behalve indien deze onlosmakelijk verbonden zijn aan de investering en het benodigde abonnement noodzakelijk is voor het correct functioneren van de investering.

17

A4

Precisiegewasbescherming

Omschrijving

• Spuitmachine bestemd voor het toedienen van gewasbeschermingsmiddelen of vloeibare meststoffen aan gewassen in de akkerbouw, bloembollen-, boom-, fruit- of vollegrondsteelt, of bedekte teelt waarbij het ontstaan van restvloeistof in de spuittank wordt voorkomen of met ten minste 50% gereduceerd.

• Machine bestemd voor plaatsspecifieke bestrijding van ziekten, plagen of onkruiden in de akkerbouw, bloembollen-, boom-, fruit-, vollegrondsteelt of bedekte teelt zonder gebruik van gewasbeschermingsmiddelen.

Of

• Investeringen in een spuitmachine met driftreducerende technieken, zoals: driftarme doppen, elektrische kantdoppen, luchtondersteuning, luchtvloeistofmengsystemen sleepdoektechniek.

• Investeringen in een spuitmachine met volumereducerende technieken.

• Bijbehorende installatiekosten.

Subsidiabel

• Een spuitmachine met volledig gescheiden vloeistofsystemen voor schoon water en spuitvloeistof.

• Een spuitmachine waarbij de gewasbeschermingsmiddelen op het laatste moment voor het spuiten op het gewas in de spuitleiding vermengd worden door een selectieve doseringseenheid.

• Een spuitmachine met een combinatie van doppen en driftreducerende technieken die zorgt voor een driftreductie van minimaal 95%.

• aanleg en aanschaf vloeistofwerende vul- en wasplaats met opvang.

• Een machine, niet zijnde spuitmachine, waarmee ziekten, plagen of onkruiden mechanisch worden bestreden op basis van plaatsspecifieke waarneming van het doelorganisme of symptomen daarvan.

• Autonome systemen die bijdragen aan de het verminderen van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen.

• Systemen die obv. een taakkaart kunnen spuiten, evt. in combinatie met PWM doppen (pulse width modulation).

• Spotspray toepassingen: herkenning van onkruid mbv. camera’s waarna alleen het onkruid bespoten wordt (sterke middelreductie). Systemen zijn bijv. Weed-it, Garford, Ecorobotix.

• Mechanische systemen als alternatief voor bespuitingen, zoals via camera gestuurde schoffelsystemen.

• Systemen ter bestrijding van ridderzuring (combi met drone opnames of met camera op de spuitboom).

Let op: het percentage restvloeistofreductie of driftreductie moet worden vermeld in het projectplan en op de offerte bij het betaalverzoek.

Niet subsidiabel

• De tractor waaraan wordt gekoppeld.

• kosten voor gebruik van drift reducerende additieven.

18

A5

Variabel zaaien en poten

Subsidiabel

• (Autonome) machines voor het uitvoeren van een grondbewerking en dit combineren met variabel zaaien/poten/planten.

• GPS/GIS apparatuur in combinatie met een investering in een machine voor spitten en zaaien/poten/planten tegelijk.

• Bijbehorende installatiekosten.

• Bijbehorende installaties die meststoffen en/of gewasbeschermingsmiddelen kunnen toedienen.

15

B1

Digitale voorzieningen voor weidegang

Subsidiabel

• Systemen ten behoeve van weidegang die (verschillende) diergerelateerde zaken kunnen registreren en monitoren, zoals locatie, vruchtbaarheid en gezondheid.

• Automatische weide-selectiepoorten voor toegang richting de weide.

• Aanschaf van software behorend bij een selectiepoort/GPS systeem.

• Bijbehorende installatiekosten.

Bovenstaande investeringen moeten aantoonbaar bijdragen aan weidegang.

Niet subsidiabel

• Hardware zoals laptops/ computers, tablets etc. voor het ontvangen/ invoeren/sturen van GPS gegevens.

• Abonnementen op software updates en servicecontracten. Behalve indien deze onlosmakelijk verbonden zijn aan de investering en het benodigde abonnement noodzakelijk is voor het correct functioneren van de investering.

18

B2

Beslissingsondersteunende (software-)systemen voor de land- en tuinbouw

Omschrijving

Softwaresystemen voor beslissingsondersteuning en vergroting inzicht teelt en bedrijfsvoering zolang dit bijdraagt aan duurzaamheidsopdrachten.

Subsidiabel

• Beslissingsondersteunende modellen en/of systemen voor:

– weersextremen;

– gewasbescherming;

– bemesting;

– oogstraming.

• emissiearm uitrijden van mest op basis van weersomstandigheden.¹

• Software voor het meest optimale technieken spuitmoment.

• Bodem-, gewas-, watersensoren en -systemen, met name gericht op EC.

Niet subsidiabel

• Apparatuur benodigd voor het aflezen van de ICT en sensor techniek waaronder computers, laptops, tablets en smartphones.

• Abonnementen op software updates en servicecontracten. Behalve indien deze onlosmakelijk verbonden zijn aan de investering en het benodigde abonnement noodzakelijk is voor het correct functioneren van de investering.

18

B3

Robotisering -duurzame bestrijding

Omschrijving

Autonome systemen voor het herkennen en bestrijden van ziekten/plagen/onkruiden.

Subsidiabel

• Robots die ziekten/plagen/onkruiden herkennen en op duurzame wijze bestrijden.

• Drones ten behoeve van de duurzame bestrijding van schadelijke insecten.

19

B4

EC meters en monitoringssensoren

Omschrijving

Investeringen in meet- en monitoringsapparatuur voor het meten van onder andere de dikte en diepte van de waterlens en meten van bodemverdichting.

Aanvragen voor deze investeringen moeten in combinatie van investeringen onder A2 of A3 worden ingediend.

Subsidiabel

• EC meters en monitoringssystemen voor het bepalen van vocht-, zuur- en zoutgehalte.

• Beslissingsondersteuning op basis van sensordata en monitoring.

• Meet- en monitoringsapparatuur voor het meten van onder andere de dikte en diepte van de waterlens, meten van bodemverdichting, PH meters, continuemeters, penetrometers. Bij aanschaf kan ook de bijbehorende software ten behoeve van interpretatie worden gesubsidieerd.

• Continuemeters.

• Grondwatermeters.

• Oppervlaktewatermeters bij beregening uit oppervlaktewaters.

• Penetrometers.

• PH meters.

• Vochtsensoren.

• Fosfaat- en nitraatmeter.

Niet subsidiabel

Abonnementen op software updates en servicecontracten. Behalve indien deze onlosmakelijk verbonden zijn aan de investering en het benodigde abonnement noodzakelijk is voor het correct functioneren van de investering

14

¹ https://www.dlvadvies.nl/innovaties/precisiebemesting?dossier_id=26

C1

Klimaat-adaptieve, peilgestuurde drainage

Subsidiabel

• Aanleg klimaat adaptieve, peilgestuurde, regelbare drainage.

• Aanpassing van bestaande peilgestuurde (regelbare) drainage met een extra ontluchtingsdrain.

Let op!

• Om voor definitieve subsidievaststelling in aanmerking te komen is het mogelijk dat een vergunning via het Waterschap toegekend moet zijn. Aanvrager dient contact op te nemen met het lokale waterschap.

• In geval u vergunningsplichtig bent, moet een bewijsstuk van de start van de vergunningsprocedure worden meegezonden met de subsidieaanvraag.

• In geval u vergunningsplichtig bent, dan dient u voor vaststelling, de vergunningen via het Waterschap toegekend te hebben gekregen.

17

C2

Waterbeheervoorzieningen ter verlaging van risico’s van verontreiniging door erfafspoeling bij een veehouderij of door afvalwater uit de veehouderij, akkerbouw, bloembollen-, boom-, fruit-, vollegronds- of bedekte teelt

Subsidiabel

• Aanleg van overdekte verharde, vloeistofdichte vul- en wasplaats voor spuitmachines, inclusief een voorziening voor opvang en opslag en zuivering of verdamping van waswater.

• Biologisch of ander zuiveringssysteem voor was- en spoelwater van spuitmachines (dat wil zeggen de aanschaf en aanleg van een vloeistofdicht biologisch zuiveringssysteem of de aanschaf van zuiveringssystemen die werken op basis van onder andere ozon of UV).

• Systemen voor de verdamping van was- en spoelwater van spuitmachines.

• Aanleg en inrichting van een erf waarbij erfwater wordt opgevangen voor afvoer of verwerking middels zuiveren of verdampen (gesloten erf voor gewasbeschermingsmiddelen).

• Kistenwasser inclusief opvang restwater voor afvoer of verwerking (zuiveren of verdampen).

• Een waterdichte opvangput waarmee verontreinigd afvalwater van het bedrijf gescheiden blijft van regulier rioolsysteem. Inclusief de buizen, goten, richels voor afvoer.

• Aanvullende erf-en zuiveringsvoorzieningen voor de bollenteelt met spoelwater.

• Opvang- en afvoersysteem van perssappen (onder sleufsilo’s).

• Bijbehorende installatiekosten.

Niet subsidiabel

• Systemen voor het lozen van drain- of afvalwater vanuit kassen.

• Overkapping voor een voederopslag.

• Overkapping voor een mestopslag.

• Kosten voor herinrichting van het erf.

• Erfverharding.

• Hemelwatersysteem waaronder dakgoten, buizen voor afvoer en reguliere riolering.

• Spoelplaats (voor materieel anders dan een spuitmachine e.d.).

• Kuilplaten.

• installaties of machines voor opvang van perssap of percolaat indien een overloopvoorziening is of wordt aangebracht naar het reguliere riool, de bodem of het oppervlaktewater.

• Waterzuiveringsinstallatie.

16

C3

Ondergrondse waterberging, bovengrondse wateropvang (inclusief hemelwateropvang) en stuwen

Subsidiabel

• Waterbassins en -silo’s.

• Bijbehorende pijpleidingen.

• Bijbehorende installatiekosten en graafwerk.

• Voorzieningen voor ondergrondse wateropslag waaronder freshmaker, kreekrug-infilstratiesystemen en diepdraininfiltratie.

• De aanleg van een (water-)opvangput voor het verdund uitrijden van mest in het kader van stikstof emissiereductie en waterbesparing.

• Aanschaf en aanleg van:

○ Waterconserveringsstuw;

○ Knijpstuw;

○ Zoete stuw.

Let op!

Om voor definitieve subsidievaststelling in aanmerking te komen moeten de vergunningen via het Waterschap toegekend zijn.

Een bewijsstuk van de start van de vergunningsprocedure moet worden meegezonden met de subsidieaanvraag.

17

D1

Elektrische voertuigen of met waterstof aangedreven, gericht op het uitoefenen van landbouwgerichte activiteiten

Omschrijving

Volledig elektrisch aangedreven mobiele machine bestemd voor het verrichten van werkzaamheden in de land- en tuinbouw, waarbij de aandrijving is voorzien van een elektromotor, waarbij voor de opslag van energie een of meerdere accu’s worden toegepast.

Op waterstof of waterstof/hybride aangedreven mobiele machine bestemd voor het verrichten van werkzaamheden in de land- en tuinbouw.

Op biogas aangedreven mobiele machine bestemd voor het verrichten van werkzaamheden in de land- en tuinbouw.

Subsidiabel

• Volledig elektrisch aangedreven zelfrijdende tractoren en volledig elektrisch zelfrijdende zaai-, bewerkings- en oogstmachines zoals combines, of aardappelrooier.

• Op waterstof of waterstof/hybride aangedreven machines/werktuigen gericht op het uitoefenen van landbouwgerichte activiteiten.

• Op biogas aangedreven mobiele machine bestemd voor het verrichten van werkzaamheden in de land- en tuinbouw.

• Oplaadpunt voor elektrisch of hybride aangedreven mobiele machines, bestemd voor het verrichten van landbouwactiviteiten voor het elektrisch laden van accu’s van eigen elektrisch of hybride aangedreven mobiele machines, die zijn voorzien van een geheel of gedeeltelijke elektrische hoofdaandrijving, waarbij het oplaadpunt is opgesteld op het eigen bedrijfsterrein.

• Oplaadpunt voor op biogas aangedreven mobiele machines, bestemd voor het verrichten van landbouwactiviteiten, voor het laden van accu’s van op biogas aangedreven mobiele machines, waarbij het oplaadpunt is opgesteld op het eigen bedrijfsterrein, voor eigen gebruik. Een oplaadsysteem en al dan niet de volgende onderdelen: een ontlaadsysteem, een meet- en regelsysteem, een lockerkast met een stroomafnamepunt per locker en een stekkerherkenningssysteem.

• Bijbehorende aanleg- en installatiekosten.

Niet subsidiabel

• Elektrische auto’s, fietsen of andere vervoersmiddelen voor personen.

• Mest- en voerschuiven.

• Heftrucks, shovels.

• Grasmaaiers.

• PV-systemen (zonnepanelen, fotovoltaïsch).

19

D2

Monomestvergistingsinstallaties

Omschrijving

Het gaat hierbij om kleinschalige bedrijfsvergisters, die passen in het terugbrengen van de emissies van methaan (en ammoniak) op veehouderijbedrijven, doordat emissies niet ontstaan, worden afgevangen en verwaard en weer teruggebracht worden in de kringloop.

Subsidiabel

• Maximale omvang vergisters is 25.000 ton mest.

• Een aardgasleiding of biogasleiding langer dan 1 km. Gerekend vanaf de aansluiting van een vergistingsinstallatie of via een biogashub vanaf iedere vergistingsinstallatie.

• Installaties voor het drogen, opschonen en comprimeren van het gas uit eigen installatie.

• het opslaan van gecomprimeerd biogas uit eigen installatie in flessen/containers voor mobiel transport, ten bate van eigen gebruik.

• Alle mestverwerkingsinstallaties voor de verdere verwerking van de vergiste mest, waaronder stikstofstrippers, tot een hoogwaardige meststof zoals compost, korrels, vloeibare stikstofhoudende kunstmeststoffen, etc. zodat de afzetmogelijkheden / toepasbaarheid van het eindproduct worden vergroot. Deze kosten van de mestverwerkingsinstallatie zijn niet subsidiabel zonder daadwerkelijke aanschaf van een mestvergisting-installatie.

• Bijbehorende installatiekosten.

Let op! De opgewekte energie moet gebruikt worden door de eigen landbouwonderneming. Het worden van (netto) energieleverancier door deze investering is niet subsidiabel.

Niet subsidiabel

Een mogelijk ook aan te sluiten mestscheidingsinstallatie hoort hier niet bij, dat is een aparte investering.

N.B.

Aanvragers komen slechts in aanmerking voor subsidie voor monomestvergistingsinstallaties indien er niet ook een aanvraag gedaan is voor de SDE++ regeling.

17

D3

Bovenwettelijke mestopslag

Omschrijving

Investeringen voor bovenwettelijke mestopslag (>7 maanden < 10 maanden) en mestaanwending die emissiereductie voor methaan en ammoniak realiseren.

17

D4

Potafdekinstallatie boom-, vaste planten- of sierteelt

Omschrijving

Bestemd voor het in de boom-, vaste planten- of sierteelt tegengaan van de groei van onkruid in de potten, door het machinaal strooien van een afdeklaag bestaande uit los organisch materiaal op de bovenzijde van het substraat.

Subsidiabel

• Een elevator.

• Doseersysteem.

• Transportbanden en een trilsysteem.

12

D5

Mechanische

mestscheidingsinstallatie

Omschrijving

Machine om ruwe mest te scheiden naar twee fracties. Het eindproduct moet uit twee delen bestaan, een dikke en een dunne fractie.

Subsidiabel

• Mechanische mestscheidingsapparatuur zodat de ruwe mest door de mechanische bewerking wordt gescheiden in een dikke fractie en een dunne fractie.

• Bijbehorende installatiekosten.

11

D6

Machines die dunne fractie van digestaat (tot 70%) kunnen verdampen

Omschrijving

Regionaal zijn er overschotten aan mest / digestaat, waar dat op grotere schaal niet zo is. Transport is hierbij de beperkende factor, door digestaat in te dampen (water verdampen) kan efficiënter getransporteerd worden.

Subsidiabel

Machines welke de dunne fractie van digestaat (tot 70%) van het totaal kunnen verdampen.

6

E1

Vergistingsinstallaties

Subsidiabel

• Plantaardige vergister.

• Bijbehorende verwerkingsinstallaties voor de verdere verwerking van zodat de afzetmogelijkheden van het eindproduct worden vergroot. Deze kosten van de verwerkingsinstallatie zijn niet subsidiabel zonder daadwerkelijke aanschaf van een vergistingsinstallatie.

• Bijbehorende installatiekosten.

Niet subsidiabel

In deze categorie zijn mestvergistingsinstallaties niet subsidiabel.

Let op! De opgewekte energie moet gebruikt worden door de eigen landbouwonderneming. Het worden van (netto) energieleverancier door deze investering is niet subsidiabel.

16

E2

Mengteelten zoals strokenteelt/pixelteelt en nieuwe teelten zoals eiwitten

Omschrijving

(Aangepaste) machines voor strokenteelt/pixelteelt en nieuwe teelten zoals eiwitten.

Subsidiabel

• Zaaimachines voor inzaaien voor "onder gewassen" zoals gras bij mais.

• Strokenfrees of strokenploeg.

• Oogstmachines of andere aangepaste machines voor gewasmanagement, zoals onkruidbestrijding, voor mengteelten en/of eiwitgewassen.

• Zelfrijdende machines voor strokenteelt.

• Integratie zonnepanelen in de teelt.

Niet subsidiabel:

Trekkers.

17

E3

Agroforestry en meerjarig kruidenrijk grasland (niet op veengrond)

Omschrijving

Teelt van houtige gewassen (bomen en struiken) gecombineerd met veeteelt, groenteteelt of akkerbouw op hetzelfde perceel landbouwgrond. De houtige gewassen zijn bedoeld voor de productie van o.a. fruit, noten en bessen.

En

Aanleg van kruidenrijk grasland, bestaande uit grasland met ten minste 45% meerjarige kruiden of vlinderbloemigen, waarbij geen gewasbeschermingsmiddelen gebruikt worden.

Subsidiabel

• (Aangepaste) machines voor gewasmanagement van houtige gewassen die gecombineerd worden met akkerbouw, groenteteelt of grasland (voor veehouderij), waaronder oogstmachines en materiaal voor boombescherming.

• Plantgoed van houtige, meerjarige gewassen (bomen en struiken) ten behoeve van fruit- of nootproductie van het bedrijf en die bewust gemengd worden met akkerbouw, groenteteelt of grasland (voor veehouderij) op hetzelfde landbouwperceel.

• Plantgoed van houtige, meerjarige gewassen (bomen en struiken) ten behoeve van een perceel voedselbos op landbouwgrond (gewascode 1940), waarbij bomen en struiken binnen afzienbare termijn voor eetbare producten zorgen.

• Zaaizaad van grasland (minimaal 50% grassoorten) met minimaal 45 procent meerjarige kruiden en/of vlinderbloemigen.

• Kosten voor grondbewerking en aanplant/inzaaien.

Niet subsidiabel:

• Windsingels.

• Aanplant van houtige, meerjarige gewassen (bomen en struiken) ten behoeve van kweekgoed (o.a. kerstbomen).

• Bomen voor hakhout met korte omlooptijd.

• Snelgroeiende bomen voor energieproductie (biomassa).

• Meer dan 100 bomen/ha en meer dan 40% van het aantal struiken van een gangbare teelt (uitgezonderd voedselbos met gewascode 1940).

• Grondbewerking en inzaaien van kruidenrijk grasland met (1) een lager percentage kruiden en/of vlinderbloemigen of (2) op veengrond (grond met de aanduiding veen in de perceelsregistratie).

16

E4

Vermindering bodemverdichting door ondiepe, niet kerende grondbewerking, vaste rijpaden en mechanische onkruidbestrijding

Omschrijving

Systemen, machines, werktuigen die gericht zijn op en gebruikt worden voor niet kerende, ondiepe bodembewerking en het oppervlakkig vermengen van gewasresten (eventueel in combinatie met direct zaaien, poten of planten).

Subsidiabel

• Spit-zaai, grondfrees-zaai; rotoreg-zaai, schoffel-zaai combinaties.

• Schijveneggen.

• Wiedrobots.

• Schoffeltuig met camera besturing; en vingerwieders of torsiwieders.

• Mechanische loofsnijder of mechnische wortelsnijder of looftrekker.

• Ecoploeg (maximale diepte van 18 cm).

• Machines voor inwerken groenbemesters, ruige mest en gewasresten (schijveneg).

• Machines, hulpmiddelen of aanpassingskosten voor het overschakelen op een teeltsysteem met vaste rijpaden, waarbij onbereden bedden ontstaan met een breedte van tenminste 280 cm.

• Rupsbanden voor onder tractor of (zelfrijdende) oogstmachine.

• Luchtdrukwisselsystemen met een zodanige capaciteit dat de banden binnen 5 minuten op 2 bar kunnen worden gebracht. inclusief installatie kosten. Subsidiabel zijn maximaal vier banden (die zeer geschikt zijn voor zeer lage druk) per aangeschaft systeem. Door aanpassing van bandendruk aan omstandigheden kan structuurschade worden verminderd.

• GPS/GIS of aanpassingen aan de apparatuur i.c.m. bovenstaande investeringen

• bij de aanschaf van een van de bovenstaande systemen/werktuigen kan ook een wildredder gesubsidieerd worden.

Niet subsidiabel

• Grotere zwaardere machines en daarmee verdichting (dan helpt wat minder druk in banden niet meer, evt wel nog rupsbanden) en daarmee achteruitgang van bodembiologie en dus organisch stofverlies.

• Trekkers

• Banden en wielen

• Abonnementen

• Ploegen en spitmachines (krukas en roterend)

• Afleverkosten

18

E5

Verwerken enkelvoudig (gerst, tarwe,) krachtvoer

Subsidiabel

• Machines of installaties om producten mee te bewerken zoals malen, pletten en snijden.

• Toepassingen om (gras)klaver toe te verwerken zodat deze bruikbaar is als kunstmest- en krachtvoervervanger, op voorwaarde dat dit gebeurt met hernieuwbare energie (bijvoorbeeld drogen, persen, pelleteren en opslaan).

Niet subsidiabel

• Voermengwagen of machines voor het uitkuilen of verwerken van ruwvoer.

• Opslag zoals sleufsilos en kuilplaten en silos

machines of systemen om krachtvoer te verstrekken.

Let op:

• Alleen machines voor eerstegraad bewerking van gerst en tarwe zijn subsidiabel

16

E6

Verwerken en toepassen van organisch restmateriaal

Omschrijving

Investeringen die specifiek bedoeld zijn voor de verwerking van organisch restmateriaal (niet zijnde mest op bedrijfsniveau) met als doel het verhogen van bodemkwaliteit. Zoals: materieel voor het maaien en ophalen van slootkanten, het verwerken en toepassen van gewasresten, maaisel van slootkanten, bermen of natuurterreinen, slootbagger of compost hiervan.

Subsidiabel

• Machines en werktuigen voor het inwerken of onderwerken van gewasresten, ruige mest, vaste mest en groenbemester met behulp van schijven(eg), rollen, tanden of snijders.

• Mestverwerkingsinstallaties voor de verdere verwerking van de (vergiste) mest waaronder stikstofstrippers tot een kunstmestvervanger en/of hoogwaardige meststoffen zoals compost, korrels, etc. zodat de afzetmogelijkheden van het eindproduct worden vergroot.

• Materiaal om specifiek voor maaien van slootkanten en maaisel op de kant te kunnen deponeren en ophalen voor verdere verwerking.

• Materieel voor het verwerken van organisch restmaterieel

• Baggerspuit voor het verspreiden van slootbagger over het perceel.

• Werktuigen voor het snijden of hakselen en gelijkmatig uitstrooien van beheergras, bermmaaisel, slootmaaisel of gewasresten over landbouwgrond.

• GPS i.c.m. bovenstaande investeringen.

Niet subsidiabel

• Grasmaaier die behalve voor het maaien van bermen ook gebruikt kan worden voor ander maaiwerk.

• Vergistingsinstallaties waarin mest of restmateriaal van buiten het bedrijf gebruikt wordt.

• Afleverkosten en abonnementen.

• Kiepwagens, silagewagens en opraapwagens.

Indien gangbaar materieel beschikbaar is, dat nog bruikbaar is voor hetzelfde doel, dan is de “klimaatwinst” negatief.

14

E7

Niet digitale voorzieningen voor weidegang

Subsidiabel:

• Aanleg van een oversteekplaats, zoals veeroosters en/of een koetunnel).

• Bijbehorende aanleg- en installatiekosten.

• Mobiele melkrobot.

• Schuilmogelijkheden.

Niet subsidiabel

• Hardware zoals laptops/ computers, tablets etc. voor het ontvangen/ invoeren/sturen van GPS gegevens.

• Kavelpaden.

• Abonnementen op software updates en servicecontracten.

14

E8

Opslagplaatsen ten behoeve van verwerking organische materiaal tot compost

Omschrijving

Investeringen in opslag van gewasresten, vaste mest of compost hiervan, niet zijnde drijfmest, met als doel het verhogen van bodemkwaliteit (organische stofgehalte en bodemstructuur).

Subsidiabel

Opslagplaatsen van vaste mest of compost voor langere termijn (meer dan 9 maanden) zodat op de goede momenten de mest/compost toegepast kan worden en de kwaliteit behouden blijft.

11

Bijlage

6

behorende bij artikel 4.7.2 van de Regeling Europese EZK- en LNV-subsidies

Vervallen