Wet van 23 december 2015, houdende tegemoetkomingen in de loonkosten van specifieke groepen (Wet tegemoetkomingen loondomein)

Wet tegemoetkomingen loondomein

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is in het kader van de vereenvoudiging van de processen van de Belastingdienst en het terugdringen van administratieve lasten van werkgevers een instrument te introduceren dat het mogelijk maakt om op basis van reeds bij de overheid beschikbare gegevens geautomatiseerd en zonder de loonaangifteketen te belasten een tegemoetkoming in de loonkosten aan werkgevers te verstrekken en de bestaande premiekortingen voor ouderen en arbeidsgehandicapten te vervangen, mede om de bestaande verzilveringsproblematiek weg te nemen, en voorts een lage-inkomensvoordeel in te voeren voor werkgevers met werknemers aan de onderkant van de arbeidsmarkt;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk

I

Algemeen

Artikel

1.1

Algemene begrippen

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

Hoofdstuk

II

Tegemoetkomingen loondomein met doelgroepverklaring

§

2.1

Tegemoetkomingen in de vorm van loonkostenvoordelen

Artikel

2.1

Loonkostenvoordelen

Een werkgever kan in de loonaangifte een verzoek doen voor de volgende tegemoetkomingen:

  • a.

    loonkostenvoordeel oudere werknemer;

  • b.

    loonkostenvoordeel arbeidsgehandicapte werknemer;

  • c.

    loonkostenvoordeel doelgroep banenafspraak en scholingsbelemmerden;

  • d.

    loonkostenvoordeel herplaatsen arbeidsgehandicapte werknemer;

waarbij een uiterlijk op de in artikel 4.1, tweede lid, bedoelde datum van het kalenderjaar volgend op het kalenderjaar waarop de tegemoetkoming betrekking heeft ingediend correctiebericht wordt opgevat als een in de loonaangifte gedaan verzoek.

§

2.2

Loonkostenvoordeel oudere werknemer

Artikel

2.2

Doelgroep

Artikel

2.3

Doelgroepverklaring

Artikel

2.4

Duur loonkostenvoordeel oudere werknemer

Artikel

2.5

Hoogte loonkostenvoordeel oudere werknemer

Een loonkostenvoordeel oudere werknemer bedraagt € 3,05 per verloond uur van de werknemers die voldoen aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 2.2, doch ten hoogste € 6.000 per werknemer per kalenderjaar.

§

2.3

Loonkostenvoordeel arbeidsgehandicapte werknemer

Artikel

2.6

Doelgroep

Artikel

2.7

Doelgroepverklaring

Artikel

2.8

Duur loonkostenvoordeel arbeidsgehandicapte werknemer

Artikel

2.9

Hoogte loonkostenvoordeel arbeidsgehandicapte werknemer

Een loonkostenvoordeel arbeidsgehandicapte werknemer bedraagt € 3,05 per verloond uur van de werknemers die voldoen aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 2.6, doch ten hoogste € 6.000 per werknemer per kalenderjaar.

§

2.4

Loonkostenvoordeel doelgroep banenafspraak en scholingsbelemmerden

Artikel

2.10

Doelgroep

Artikel

2.11

Doelgroepverklaring

Artikel

2.12

Duur loonkostenvoordeel doelgroep banenafspraak en scholingsbelemmerden

Artikel

2.13

Hoogte loonkostenvoordeel doelgroep banenafspraak en scholingsbelemmerden

Een loonkostenvoordeel doelgroep banenafspraak en scholingsbelemmerden bedraagt € 1,01 per verloond uur van de werknemers die voldoen aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 2.10, doch ten hoogste € 2.000 per werknemer per kalenderjaar.

§

2.5

Loonkostenvoordeel herplaatsen arbeidsgehandicapte werknemer

Artikel

2.14

Doelgroep

Artikel

2.15

Doelgroepverklaring

Artikel

2.16

Duur loonkostenvoordeel herplaatsen arbeidsgehandicapte werknemer

Artikel

2.17

Hoogte loonkostenvoordeel herplaatsen arbeidsgehandicapte werknemer

Een loonkostenvoordeel herplaatsen arbeidsgehandicapte werknemer bedraagt € 3,05 per verloond uur van de werknemers die voldoen aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 2.14, doch ten hoogste € 6.000 per werknemer per kalenderjaar.

Hoofdstuk

III

Tegemoetkoming loondomein zonder doelgroepverklaring

Artikel

3.1

Lage-inkomensvoordeel

Artikel

3.2

Hoogte lage-inkomensvoordeel

Hoofdstuk

IIIa

Tegemoetkoming verhoging minimumjeugdloon

Artikel

3.3

Minimumjeugdloon voordeel

Vervallen

Artikel

3.4

Hoogte minimumjeugdloon voordeel

Vervallen

Hoofdstuk

IV

Procedure bij uitvoering

Artikel

4.1

Behandeling verzoek en samenloop van verzoeken

Artikel

4.2

Beslissing

Artikel

4.3

Herziening

Artikel

4.4

Uitbetaling en terugvordering

Artikel

4.5

Bezwaar en beroep

Artikel

4.6

Informatiebepaling

Artikel

4.7

Bestuurlijke boete

Hoofdstuk

V

Wijziging van overige wetten

Artikel

5.2

Samenloopbepaling

Wijzigt deze wet.

Hoofdstuk

VI

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel

6.1

Aanpassing hoogte

Teneinde zo veel mogelijk evenwicht te bereiken tussen de tegemoetkomingen, bedoeld in de artikelen 2.2, 2.6, 2.10, 2.14 en 3.1, en de hiervoor in de rijksbegroting opgenomen bedragen, kunnen bij regeling van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid met ingang van 1 januari van enig jaar de in de artikelen 2.5, 2.9, 2.13, 2.17 en 3.2 opgenomen bedragen worden verlaagd dan wel verhoogd.

Artikel

6.2

Overgangsrecht

Een werkgever die:

  • a.

    voor een werknemer een verzoek doet als bedoeld in artikel 2.1;

  • b.

    over het voor de werkgever van toepassing zijnde aangiftetijdvak direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van artikel 5.1 voor de werknemer, bedoeld in onderdeel a, een premiekorting op grond van de artikelen 47, 49, 122a, 122b of 122l van de Wet financiering sociale verzekeringen, zoals die luidden op de dag voor inwerkingtreding van artikel 5.1 heeft toegepast in de aangifte over dat tijdvak of uiterlijk op de in artikel 4.1, tweede lid, bedoelde datum van het jaar waarin artikel 5.1 in werking is getreden in een correctiebericht als bedoeld in artikel 28a van de Wet op de loonbelasting 1964 met betrekking tot die aangifte; en

  • c.

    in de loonaangifte over het laatste aangiftetijdvak van het jaar voorafgaand aan de dag van inwerkingtreding van artikel 5.1 de indicatie voor de premiekorting, bedoeld in onderdeel b, heeft aangegeven, dan wel uiterlijk op de in artikel 4.1, tweede lid, bedoelde datum van het jaar waarin artikel 5.1 in werking is getreden, de aangifte over dat aangiftetijdvak door middel van een correctiebericht als bedoeld in artikel 28a van de Wet op de loonbelasting 1964 heeft aangevuld met een indicatie voor de premiekorting, bedoeld in onderdeel b;

heeft met ingang van de datum van inwerkingtreding van artikel 5.1 aanspraak op het overeenkomstige loonkostenvoordeel op grond van deze wet, waarbij de reeds verstreken duur van de premiekorting, bedoeld in onderdeel b, wordt afgetrokken van de maximale duur van de toepassing van het loonkostenvoordeel. De aanspraak bestaat niet of niet langer indien artikel 2.2, tweede lid, artikel 2.6, derde lid, artikel 2.10, tweede lid, of artikel 2.14, tweede lid, van toepassing is.

Artikel

6.2a

Hoogte minimumjeugdloon voordeel 2018

Vervallen

Artikel

6.3

Evaluatiebepaling

Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zendt binnen vier jaar na de inwerkingtreding van deze wet of onderdelen daarvan, en vervolgens telkens na vijf jaar, aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de tegemoetkomingen, bedoeld in de artikelen 2.1 en 3.1, in de praktijk.

Artikel

6.4

Inwerkingtreding

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld. In dat besluit wordt zo nodig toepassing gegeven aan artikel 12 van de Wet raadgevend referendum.

Artikel

6.5

Citeertitel

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te

Wassenaar
Willem-Alexander
De Staatssecretaris van Financiën, E.D. Wiebes
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher
De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur