Wet van 14 april 2016, houdende de oprichting van een Huis voor klokkenluiders (Wet Huis voor klokkenluiders)

Wet bescherming klokkenluiders

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om met het oog op de bescherming van klokkenluiders rechtsbescherming te regelen, een Huis voor klokkenluiders op te richten en dat het noodzakelijk is daartoe wettelijke bepalingen vast te stellen;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk

1

Algemene bepalingen

§

1

Begripsbepalingen

Artikel

1

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • afdeling advies: de afdeling advies van het Huis, bedoeld in artikel 3a, tweede lid;

  • afdeling onderzoek: de afdeling onderzoek van het Huis, bedoeld in artikel 3a, derde lid;

  • bedrijfsgeheim: bedrijfsgeheim als bedoeld in artikel 1 van de Wet bescherming bedrijfsgeheimen;

  • betrokken derde:

    • a.

      een derde die verbonden is met een melder en die kan worden benadeeld door de werkgever van de melder of een persoon of organisatie waarmee de melder anderszins in een werkgerelateerde context verbonden is, en

    • b.

      een rechtspersoon die eigendom is van de melder, waarvoor de melder werkt of waarmee de melder anderszins werkgerelateerd verbonden is;

  • bevoegde autoriteit: een autoriteit als bedoeld in artikel 2c;

  • bureau: het bureau, bedoeld in artikel 3d;

  • degene die een melder bijstaat: een natuurlijke persoon of rechtspersoon die een melder adviseert in het meldingsproces in een werkgerelateerde context en wiens advisering vertrouwelijk is;

  • Huis: het Huis voor klokkenluiders, bedoeld in artikel 3;

  • melder: een natuurlijke persoon die in de context van zijn werkgerelateerde activiteiten een vermoeden van een misstand meldt of openbaar maakt;

  • melding: melding van een vermoeden van een misstand;

  • meldkanaal: organisatie en procedure bij een bevoegde autoriteit voor het ontvangen en in behandeling nemen van meldingen;

  • misstand:

    • a.

      een schending of een gevaar voor schending van het Unierecht, of

    • b.

      een handeling of nalatigheid waarbij het maatschappelijk belang in het geding is bij:

      • 1°.

        een schending of een gevaar voor schending van een wettelijk voorschrift of van interne regels die een concrete verplichting inhouden en die op grond van een wettelijk voorschrift door een werkgever zijn vastgesteld, dan wel

      • 2°.

        een gevaar voor de volksgezondheid, voor de veiligheid van personen, voor de aantasting van het milieu of voor het goed functioneren van de openbare dienst of een onderneming als gevolg van een onbehoorlijke wijze van handelen of nalaten.

    Het maatschappelijk belang is in ieder geval in het geding indien de handeling of nalatigheid niet enkel persoonlijke belangen raakt en er sprake is van oftewel een patroon of structureel karakter dan wel de handeling of nalatigheid ernstig of omvangrijk is;.

  • Onze Minister: Onze Minister van Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties;

  • Onze Minister wie het aangaat: Onze Minister die verantwoordelijk is voor de bevoegde autoriteit;

  • opvolging: optreden van een werkgever of van een bevoegde autoriteit om de juistheid van de gedane beweringen van de melder na te gaan en zo nodig en voor zover bevoegd nader onderzoek te doen of maatregelen te treffen;

  • richtlijn: Richtlijn (EU) 2019/1937 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2019 (PbEU 2019, L 305);

  • schending van het Unierecht: handeling of nalatigheid die:

    • a.

      onrechtmatig is en betrekking heeft op Uniehandelingen en beleidsterreinen die binnen het in artikel 2 van de richtlijn bedoelde materiële toepassingsgebied vallen, of

    • b.

      het doel of de toepassing ondermijnt van de regels in de Uniehandelingen en beleidsterreinen die binnen artikel 2 van de richtlijn bedoelde materiële toepassingsgebied vallen;

  • vermoeden van een misstand: het vermoeden van een melder dat binnen de organisatie waarin hij werkt of heeft gewerkt of bij een andere organisatie indien hij door zijn werkzaamheden met die organisatie in aanraking is gekomen, sprake is van een misstand voor zover het vermoeden gebaseerd is op redelijke gronden, die voortvloeien uit de kennis die de melder bij zijn werkgever heeft opgedaan of voortvloeien uit de kennis die de melder heeft gekregen door zijn werkzaamheden bij een ander bedrijf of een andere organisatie;

  • verzoeker: de melder die de afdeling onderzoek verzoekt een onderzoek in te stellen;

  • werkgerelateerde context: toekomstige, huidige of vroegere werkgerelateerde activiteiten in de publieke of private sector waardoor, ongeacht de aard van die werkzaamheden, personen informatie kunnen verkrijgen over misstanden en waarbij die personen te maken kunnen krijgen met benadeling als bedoeld in artikel 17da, indien zij dergelijke informatie zouden melden;

  • werkgever: degene die krachtens arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht of publiekrechtelijke aanstelling arbeid laat verrichten of heeft laten verrichten dan wel degene die anders dan uit dienstbetrekking arbeid laat verrichten of heeft laten verrichten.

  • werknemer: degene die krachtens arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht of publiekrechtelijke aanstelling arbeid verricht dan wel degene die anderszins in een ondergeschiktheidsrelatie tegen een vergoeding arbeid verricht.

§

1a

Geheimhouding en gegevensbescherming

Artikel

1a

Artikel

1b

Artikel 1a en paragraaf 2 van hoofdstuk 1a zijn niet van toepassing voor zover voor de in deel II van de bijlage bij de richtlijn vermelde sectorspecifieke handelingen specifieke regels voor een melding van een schending van het Unierecht gelden.

Artikel

1c

§

2

Interne procedure

Artikel

2

Artikel

2a

Artikel

2b

Artikel

2ba

De artikelen 2 tot en met 2b zijn van overeenkomstige toepassing op het melden van een vermoeden van een misstand binnen het Huis.

Hoofdstuk

1a

Externe meldkanalen

§

1

Bevoegde autoriteiten

Artikel

2c

Autoriteiten die zorgdragen voor de ontvangst en opvolging van een melding, voor zover bevoegd op de in artikel 2 van de richtlijn genoemde gebieden, zijn:

  • 1°.

    de Autoriteit Consument en Markt;

  • 2°.

    de Autoriteit Financiële Markten;

  • 3°.

    de Autoriteit persoonsgegevens;

  • 4°.

    De Nederlandsche Bank N.V.;

  • 5°.

    het Huis;

  • 6°.

    de Inspectie gezondheidszorg en jeugd;

  • 7°.

    de Nederlandse Zorgautoriteit;

  • 8°.

    de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming, en

  • 9°.

    bij algemene maatregel van bestuur of ministeriële regeling aangewezen organisaties en bestuursorganen, of onderdelen daarvan, die taken of bevoegdheden hebben op een van de gebieden, genoemd in artikel 2, eerste lid, van de richtlijn.

§

2

Eisen aan meldkanalen

Artikel

2d

Artikel

2e

Artikel

2f

Artikel

2g

Artikel

2h

Artikel

2i

Een bevoegde autoriteit evalueert elke drie jaar de procedures voor de ontvangst van en de onderzoeken naar de meldingen.

Artikel

2j

Deze paragraaf is van overeenkomstige toepassing op een bestuursorgaan, een dienst of andere bevoegde instantie, niet zijnde een bevoegde autoriteit, die op grond van een bij of krachtens de wet of in mandaat toegekende taak of bevoegdheid een melding van een schending van het Unierecht ontvangt.

Hoofdstuk

1b

Informatieverplichting instanties die onderzoek doen naar een vermoeden van een misstand

Artikel

2k

Hoofdstuk

2

Het Huis voor klokkenluiders

§

1

Instelling en taak

Artikel

3

Artikel

3a

Artikel

3b

Artikel

3c

Artikel

3d

Artikel

3e

De medewerkers van het bureau zijn geen lid van het Huis.

§

2

Werkwijze

Artikel

3f

Artikel

3g

Artikel

3h

Het Huis stelt een bestuursreglement, een advies- en een onderzoeksprotocol vast en maakt deze openbaar.

Artikel

3i

Artikel 1a is van overeenkomstige toepassing op eenieder die betrokken is bij de uitvoering van de overige taken van het Huis.

Artikel

3j

Vervallen

§

3

Advies

Artikel

3k

§

4

Het onderzoeken van een vermoeden van een misstand door de afdeling onderzoek

Artikel

4

Artikel

5

Artikel

6

Artikel

7

Artikel

8

§

4a

Onderzoek in de publieke sector

Artikel

9

Deze paragraaf is van toepassing op onderzoek door de afdeling onderzoek indien de werkgever onderdeel uitmaakt van de publieke sector. De publieke sector wordt gevormd door:

  • a.

    de staat;

  • b.

    de provincies;

  • c.

    de gemeenten;

  • d.

    de waterschappen;

  • e.

    de openbare lichamen voor beroep en bedrijf;

  • f.

    de andere openbare lichamen waaraan krachtens de Grondwet verordenende bevoegdheid is toegekend;

  • g.

    de Europese groeperingen voor territoriale samenwerking met een statutaire zetel in Nederland;

  • h.

    de overige krachtens publiekrecht ingestelde rechtspersonen; en

  • i.

    andere dan krachtens publiekrecht ingestelde rechtspersonen, waarvan een orgaan is bekleed met openbaar gezag, waarbij de uitoefening van dat gezag de kernactiviteit van de rechtspersoon vormt.

Artikel

10

§

4b

Onderzoek in de private sector

Artikel

11

Deze afdeling is van toepassing op onderzoek door de afdeling onderzoek indien artikel 9 niet van toepassing is.

Artikel

12

De afdeling onderzoek maakt van zijn bevoegdheden slechts gebruik voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van zijn taak nodig is.

Artikel

13

Artikel

14

Artikel

15

Artikel

16

Aan de door de afdeling onderzoek opgeroepen verzoekers, getuigen, deskundigen en tolken wordt een vergoeding toegekend die ten laste van het Rijk komt. Het bij en krachtens de Wet tarieven in strafzaken bepaalde is van overeenkomstige toepassing.

§

5

Rapport

Artikel

17

§

6

Verhouding tot andere procedures

Artikel

17a

Artikel

17b

§

7

Vervolg op aanbevelingen

Artikel

17c

Het Huis zendt jaarlijks aan beide kamers der Staten-Generaal een overzicht van de aanbevelingen van het Huis en van de wijze waarop aan de aanbevelingen vervolg is gegeven.

Artikel

17d

De afdeling onderzoek is bevoegd een onderzoek in te stellen naar de stand van zaken met betrekking tot de uitvoering van aanbevelingen die in eerder onderzoek zijn gedaan.

Hoofdstuk

2a

Beschermingsmaatregelen tegen benadeling

Artikel

17da

Artikel

17e

Een melder mag tijdens en na de behandeling van een melding van een vermoeden van een misstand niet worden benadeeld, onder de voorwaarde dat bij de melding aan de werkgever, een bevoegde autoriteit of een bestuursorgaan, dienst of andere bevoegde instantie als bedoeld in artikel 2j, de melder redelijke gronden heeft om aan te nemen dat de gemelde informatie over het vermoeden van een misstand op het moment van de melding juist is.

Artikel

17ea

Artikel

17eb

Bij benadeling van een melder tijdens en na de behandeling van een melding bij de werkgever, een bevoegde autoriteit of een bestuursorgaan, dienst of andere bevoegde instantie als bedoeld in artikel 2j, dan wel na openbaarmaking van een vermoeden van een misstand, wordt vermoed dat de benadeling het gevolg is van de melding dan wel de openbaarmaking.

Artikel

17f

Artikel

17g

Een bevoegde autoriteit en een bestuursorgaan, dienst of een bevoegde instantie als bedoeld in artikel 2j verstrekt aan een melder de bewijsstukken en documenten om in een procedure waarbij rechtsbescherming wordt gezocht te kunnen aantonen dat een melding van een vermoeden van een misstand is gedaan.

Artikel

17h

Artikel

17i

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Hoofdstuk

3

Wijziging van andere wetten

Artikel

18

Wijzigt het Burgerlijk Wetboek Boek 7.

Artikel

18a

Wijzigt de Ambtenarenwet.

Artikel

18b

Wijzigt de Politiewet 2012.

Artikel

18c

Wijzigt de Militaire ambtenarenwet 1931.

Artikel

18d

Wijzigt de Wet op de ondernemingsraden.

Artikel

18e

Vervallen

Artikel

18f

Vervallen

Artikel

18g

Wijzigt de Wet open overheid (kst. 33328).

Artikel

18h

Wijzigt deze wet.

Hoofdstuk

4

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel

20

Artikel

21

De afdeling onderzoek is niet verplicht een onderzoek in te stellen indien de verzoeker meer dan een jaar voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet een melding van een vermoeden van een misstand heeft gedaan bij de werkgever of de daartoe bevoegde instantie.

Artikel

21a

Artikel

21b

Artikel

21c

Artikel

22

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Artikel

23

Deze wet wordt aangehaald als: Wet bescherming klokkenluiders.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te

Wassenaar
Willem-Alexander
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk
De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur