Besluit van de Autoriteit Consument en Markt van 21 april 2016, kenmerk ACM/DE/2016/202151, houdende de vaststelling van de voorwaarden als bedoeld in artikel 31 van de Elektriciteitswet 1998 (Netcode elektriciteit)

Netcode elektriciteit

De Autoriteit Consument en Markt,

Besluit:

Hoofdstuk

1

Algemene bepalingen

§

1.1

Werkingssfeer en definities

Artikel

1.2

Artikel

1.3

Vervallen

Artikel

1.5

Met in deze code bedoelde materialen en/of producten worden gelijkgesteld materialen en/of producten die rechtmatig zijn vervaardigd of in de handel zijn gebracht in een andere lidstaat van de Europese Unie dan wel rechtmatig zijn vervaardigd of in de handel zijn gebracht in een staat, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie, die partij is bij een daartoe strekkend of mede daartoe strekkend Verdrag dat Nederland bindt, en die voldoen aan eisen die een beschermingsniveau bieden dat ten minste gelijkwaardig is aan het niveau dat met de nationale eisen wordt nagestreefd.

Hoofdstuk

2

Aansluitvoorwaarden

§

2.1

Voorwaarden voor alle aansluitingen

Artikel

2.1

Artikel

2.2

Artikel

2.3

Artikel

2.4

Artikel

2.5

Indien een aansluiting waaraan een primair allocatiepunt is toegekend, bestaat uit meer dan één verbinding en de installaties die zich achter die verbindingen bevinden niet elektrisch gekoppeld zijn of kunnen worden anders dan via de netzijde van de aansluiting, kent de netbeheerder op verzoek van de aangeslotene een of meer secundaire allocatiepunten aan de aansluiting toe ten behoeve van het faciliteren van meerdere overeenkomsten met leveranciers en BRP’s op die aansluiting onder voorwaarde dat:

  • a.

    elk allocatiepunt bij een afzonderlijke installatie behoort, die niet elektrisch gekoppeld is of kan worden met een andere installatie anders dan via de netzijde van de aansluiting;

  • b.

    de afzonderlijke installaties als bedoeld in onderdeel a, zich op dezelfde onroerende zaak bevinden, met uitzondering van aansluitingen als bedoeld in artikel 1, zesde lid, van de Elektriciteitswet 1998;

  • c.

    de installatie die bij een secundair allocatiepunt hoort, niet wordt gebruikt ten behoeve van bewoning van een ruimte;

  • d.

    op het overdrachtspunt van elke verbinding zich een meetinrichting bevindt overeenkomstig artikel 2.12 en overeenkomstig de voorwaarden voor meetinrichtingen die op grond van de Meetcode elektriciteit van toepassing zijn op de desbetreffende aansluiting;

  • e.

    de locatie van elk van de meetinrichtingen, als bedoeld in onderdeel d, aan de voorwaarden in artikel 2.11 voldoet;

  • f.

    indien het een grootverbruikaansluiting betreft, voldaan wordt aan artikel 1.2.3.2 van de Meetcode elektriciteit;

  • g.

    er sprake is van één aansluit- en transportovereenkomst tussen de aangeslotene en de netbeheerder voor de desbetreffende aansluiting, ongeacht het aantal aan die aansluiting toegekende allocatiepunten en ongeacht het aantal leveringsovereenkomsten met verschillende leveranciers.

Artikel

2.6

Indien een aansluiting waaraan een primair allocatiepunt is toegekend, bestaat uit één verbinding of uit meerdere elektrisch parallelle verbindingen, kent de netbeheerder op verzoek van de aangeslotene een of meer secundaire allocatiepunten aan de aansluiting toe ten behoeve van het faciliteren van meerdere overeenkomsten met leveranciers en BRP’s op die aansluiting onder voorwaarde dat:

  • a.

    elk allocatiepunt bij een afzonderlijke installatie behoort, die niet elektrisch gekoppeld is of kan worden met een andere installatie anders dan via de netzijde van de aansluiting;

  • b.

    de afzonderlijke installaties als bedoeld in onderdeel a, zich op dezelfde onroerende zaak bevinden, met uitzondering van aansluitingen als bedoeld in artikel 1, zesde lid, van de Elektriciteitswet 1998;

  • c.

    de installatie die bij een secundair allocatiepunt hoort, niet wordt gebruikt ten behoeve van bewoning van een ruimte.

  • d.

    op de grens tussen elke afzonderlijke installatie, als bedoeld in onderdeel a, en de aansluiting waarachter deze zich bevindt, zich een meetinrichting bevindt overeenkomstig artikel 2.12 en overeenkomstig de voorwaarden voor meetinrichtingen die op grond van de Meetcode elektriciteit van toepassing zijn op de desbetreffende aansluiting;

  • e.

    de locatie van de meetinrichtingen, als bedoeld in onderdeel d, aan de voorwaarden in artikel 2.11 voldoet;

  • f.

    de meetinrichtingen, als bedoeld in onderdeel d, zich bevinden in elkaars onmiddellijke nabijheid in dezelfde meterkast of meterruimte en zich zo dicht mogelijk bij het overdrachtspunt van de aansluiting bevinden;

  • g.

    tussen de locatie van het overdrachtspunt van de aansluiting en de locatie van de meetinrichtingen als bedoeld in onderdeel d, geen energie-uitwisseling plaatsvindt met een andere installatie;

  • h.

    indien het een grootverbruikaansluiting betreft, voldaan wordt aan artikel 1.2.3.2 van de Meetcode elektriciteit;

  • i.

    er sprake is van één aansluit- en transportovereenkomst tussen de aangeslotene en de netbeheerder voor de desbetreffende aansluiting, ongeacht het aantal aan die aansluiting toegekende allocatiepunten en ongeacht het aantal leveringsovereenkomsten met verschillende leveranciers.

Artikel

2.7

Indien, in afwijking van artikel 2.6, onderdeel f, in geval van een grootverbruikaansluiting, zich een transformator bevindt tussen het overdrachtspunt van de aansluiting en de locatie van de meetinrichtingen, als bedoeld in artikel 2.6, onderdeel d, geldt in aanvulling op artikel 2.6 dat:

  • a.

    de meetverantwoordelijke op de desbetreffende aansluiting zorg draagt voor een zodanige correctie van de meetgegevens afkomstig uit de meetinrichtingen, als bedoeld in artikel 2.6, onderdeel d, dat de aan de allocatiepunten toegewezen energie-uitwisseling tezamen de totale energie-uitwisseling op het overdrachtspunt representeren;

  • b.

    de meetverantwoordelijke op de desbetreffende aansluiting de energieverliezen tussen het overdrachtspunt van de aansluiting en de locatie van de meetinrichtingen als bedoeld in artikel 2.6, onderdeel d, toebedeelt aan het primaire allocatiepunt van die aansluiting, tenzij de meetverantwoordelijke op de desbetreffende aansluiting een andere verdeling over de allocatiepunten overeenkomt met de aangeslotene.

Artikel

2.8

Indien, in afwijking van artikel 2.6, onderdeel f, in geval van een grootverbruikaansluiting zich een kabeltracé, en eventueel een transformator, bevindt tussen het overdrachtspunt van de aansluiting en de locatie van één of meer van de meetinrichtingen, als bedoeld in artikel 2.6, onderdeel d, geldt in aanvulling op artikel 2.6 dat:

  • a.

    er naast de meetinrichtingen, als bedoeld in artikel 2.6, onderdeel d, zich ook op het overdrachtspunt van de aansluiting een meetinrichting bevindt overeenkomstig de Meetcode elektriciteit;

  • b.

    de meetverantwoordelijke op de desbetreffende aansluiting zorg draagt voor een zodanige correctie van de meetgegevens afkomstig uit de meetinrichtingen, als bedoeld in artikel 2.6, onderdeel d, dat de aan de allocatiepunten toegewezen energie-uitwisseling tezamen de totale energie-uitwisseling op het overdrachtspunt representeren;

  • c.

    de meetverantwoordelijke op de desbetreffende aansluiting de energieverliezen tussen het overdrachtspunt van de aansluiting en de locatie van de meetinrichtingen bedoeld in artikel 2.6, onderdeel d, toebedeelt aan het primaire allocatiepunt van die aansluiting, tenzij de meetverantwoordelijke op de desbetreffende aansluiting een andere verdeling over de allocatiepunten overeenkomt met de aangeslotene.

Artikel

2.9

Aan een grootverbruikaansluiting waaraan een primair allocatiepunt is toegekend, kent de netbeheerder op verzoek van de aangeslotene een of meer secundaire allocatiepunten toe, ongeacht het aantal verbindingen waaruit de aansluiting bestaat, ten behoeve van het faciliteren van meerdere overeenkomsten met leveranciers en BRP’s op die aansluiting onder voorwaarde dat:

  • a.

    elk allocatiepunt bij een afzonderlijke installatie behoort, die niet elektrisch gekoppeld is of kan worden met een andere installatie anders dan via de in onderdeel d bedoelde grens;

  • b.

    de afzonderlijke installaties als bedoeld in onderdeel a zich op dezelfde onroerende zaak bevinden, met uitzondering van aansluitingen als bedoeld in artikel 1, zesde lid, van de Elektriciteitswet 1998;

  • c.

    de installatie die bij een secundair allocatiepunt hoort, niet wordt gebruikt ten behoeve van bewoning van een ruimte;

  • d.

    op het overdrachtspunt van de aansluiting en op elke grens tussen de afzonderlijke installaties, als bedoeld in onderdeel a, en de andere installatie(s) achter de desbetreffende aansluiting, zich een meetinrichting bevindt overeenkomstig artikel 2.12 en overeenkomstig de voorwaarden voor meetinrichtingen die op grond van de Meetcode elektriciteit van toepassing zijn op de desbetreffende aansluiting;

  • e.

    tussen een afzonderlijke installatie als bedoeld in onderdeel a en het overdrachtspunt van de aansluiting op het net zich maximaal één andere installatie bevindt;

  • f.

    de locatie van elk van de meetinrichtingen, als bedoeld in onderdeel d, aan de voorwaarden in artikel 2.11 voldoet;

  • g.

    het primaire deel van de meetinrichtingen, als bedoeld in onderdeel d, die zich niet op het overdrachtspunt van de aansluiting bevinden, aan artikel 2.6.5 van de Meetcode elektriciteit voldoet;

  • h.

    voldaan wordt aan artikel 1.2.3.2 van de Meetcode elektriciteit;

  • i.

    de meetverantwoordelijke op de desbetreffende aansluiting zorg draagt voor een zodanige bewerking van de meetgegevens afkomstig uit de meetinrichtingen, als bedoeld in onderdeel d, dat de meetgegevens per allocatiepunt de energie-uitwisseling met het net representeren;

  • j.

    de meetverantwoordelijke op de desbetreffende aansluiting de energieverliezen tussen het overdrachtspunt van de aansluiting en de locatie van de meetinrichtingen als bedoeld in onderdeel d, toebedeelt aan het primaire allocatiepunt van die aansluiting, tenzij de meetverantwoordelijke op de desbetreffende aansluiting een andere verdeling over de allocatiepunten overeenkomt met de aangeslotene;

  • k.

    er sprake is van één aansluit- en transportovereenkomst tussen de aangeslotene en de netbeheerder voor de desbetreffende aansluiting, ongeacht het aantal aan die aansluiting toegekende allocatiepunten en ongeacht het aantal leveringsovereenkomsten met verschillende leveranciers.

Artikel

2.10

Met inachtneming van de artikelen 2.5 tot en met 2.9 kan de aangeslotene bij zijn verzoek om een of meer secundaire allocatiepunten aan zijn aansluiting toe te kennen, kiezen voor de variant met parallel geplaatste meetinrichtingen als bedoeld in de artikelen 2.5 tot en met 2.8 of serieel geplaatste meetinrichtingen als bedoeld in artikel 2.9.

Artikel

2.11

De aangeslotene zorgt er voor dat:

  • a.

    de aansluiting goed bereikbaar blijft;

  • b.

    de toegang tot de ruimte waarin zich de meetinrichting en de tot de aansluiting behorende apparatuur bevinden, niet op een naar het oordeel van de netbeheerder ontoelaatbare wijze wordt belemmerd;

  • c.

    verzegelingen die door of vanwege de netbeheerder zijn aangebracht op de meetinrichting of op delen van de aansluiting niet worden geschonden of verbroken tenzij de netbeheerder uitdrukkelijk toestemming geeft tot het verbreken van de verzegeling;

  • d.

    hij alle maatregelen neemt die redelijkerwijs van hem verwacht kunnen worden om schade aan het in het perceel aanwezige gedeelte van de aansluiting te voorkomen;

  • e.

    de meetinrichting en de tot de aansluiting behorende apparatuur niet opgesteld worden in vochtige ruimten, ruimten met bijtende gassen, dampen of stoffen, ruimten met ontploffingsgevaar en ruimten met brandgevaar; en

  • f.

    boven of in de onmiddellijke nabijheid van de meetinrichting geen water-, stoom- of soortgelijke leidingen voor komen, tenzij, ter beoordeling van de netbeheerder, passende voorzieningen zijn getroffen voor de bescherming van de meetinrichting.

Artikel

2.12

Artikel

2.13

Artikel

2.14

Artikel

2.15

Artikel

2.16

Artikel

2.17

Artikel

2.18

§

2.2

Voorwaarden voor de aansluiting op een laagspanningsnet

Artikel

2.19

In aanvulling op de voorwaarden in paragraaf 2.1 gelden voor een aansluiting op een wisselstroomnet met een spanningsniveau kleiner dan of gelijk aan 1 kV de voorwaarden van deze paragraaf.

Artikel

2.20

Artikel

2.21

Artikel

2.22

Tussen de elektrische installatie achter een aansluiting en de elektrische installatie achter een andere aansluiting bestaat geen verbinding, tenzij de netbeheerder anders bepaalt.

Artikel

2.23

§

2.3

Voorwaarden voor de aansluiting op een wisselstroomnet ongeacht spanningsniveau

Artikel

2.24

Artikel

2.25

Artikel

2.26

Indien een aansluiting waarvoor een verzoek wordt gedaan als bedoeld in de artikelen 2.5, 2.6 of 2.9 een doorlaatwaarde heeft groter dan 3x80A en een gecontracteerd vermogen kleiner dan of gelijk aan 0,1 MW, beschikt de desbetreffende aansluiting, in afwijking van artikel 2.4.2 van de Meetcode elektriciteit, over een telemetriegrootverbruikmeetinrichting.

Artikel

2.27

Indien de aangeslotene geen nadere contractuele afspraken heeft gemaakt met de netbeheerder daaromtrent, varieert de arbeidsfactor in het overdrachtspunt tussen 0,85 (inductief) en 1,0, tenzij sprake is van kortstondige afwijkingen en van perioden met zeer lage belasting.

Artikel

2.28

§

2.4

Voorwaarden voor de aansluiting op laagspanningswisselstroomnet

Artikel

2.29

In aanvulling op de voorwaarden in de paragrafen 2.1, 2.2 en 2.3 gelden voor aansluitingen op een wisselstroomnet met een spanningsniveau kleiner dan of gelijk aan 1 kV de voorwaarden van deze paragraaf.

Artikel

2.30

Artikel

2.31

Artikel

2.32

Artikel

2.33

Artikel

2.34

De bijdrage aan de snelle spanningsveranderingen door de aangeslotene op het overdrachtspunt

wordt beperkt door een maximale bijdrage aan de Pst en de Plt door de eis: ∆Pst ≤ 1,0 en ∆Plt ≤ 0,8

(Zref = 283 mΩ overeenkomstig IEC 61000-3-3:2013 ‘Electromagnetic compatibility (EMC) – Part 3 – 3: Limits – Limitation of voltage changes, voltage fluctuations and flicker in public low-voltage supply systems, for equipment with rated current ≤ 16 A per phase and not subject to conditional connection’).

§

2.5

Voorwaarden voor de aansluiting op een wisselstroomnet met een spanningsniveau groter dan 1 kV

Artikel

2.35

In aanvulling op de voorwaarden in de paragrafen 2.1 en 2.3 gelden voor een aansluiting op een wisselstroomnet met een spanningsniveau groter dan 1 kV de voorwaarden van deze paragraaf.

In afwijking van het eerste lid, gelden de bepalingen van artikel 2.40 niet voor aansluitingen tussen netten waarvoor een netbeheerder is aangewezen

Artikel

2.36

Artikel

2.37

De aangeslotene dient bij de netbeheerder in drievoud een staffelplan met betrekking tot de beveiligingsmiddelen in. De netbeheerder stelt na beoordeling en indien noodzakelijk na aanpassing één gewaarmerkt exemplaar aan de aangeslotene of diens installateur ter beschikking.

Artikel

2.38

Vervallen

Artikel

2.39

Artikel

2.40

Hoofdstuk

3

Aansluitvoorwaarden voor elektriciteitsproductie-eenheden

§

3.1

Algemene voorwaarden voor elektriciteitsproductie-eenheden

Artikel

3.1

De maximumcapaciteitsdrempelwaarde, zoals bedoeld in artikel 5, tweede lid, van de Verordening (EU) 2016/631 (NC RfG), bedraagt:

  • a.

    1 MW voor onderdeel b;

  • b.

    50 MW voor onderdeel c;

  • c.

    60 MW voor onderdeel d.

Artikel

3.2

Vervallen

§

3.2

Voorwaarden voor het onderzoek in het kader van artikel 16, eerste lid, onderdeel h, van de Elektriciteitswet 1998

Artikel

3.3

§

3.3

Aansluitvoorwaarden voor elektriciteitsproductie-eenheden kleiner dan 800 W

Artikel

3.4

Elektriciteitsproductie-eenheden kleiner dan 800 W voldoen aan de in deze paragraaf gestelde voorwaarden.

Artikel

3.5

Het parallel schakelen van de elektriciteitsproductie-eenheid dient automatisch te verlopen.

Artikel

3.6

In afwijking van het bepaalde in artikel 2.27 ligt de arbeidsfactor in het overdrachtspunt van een aansluiting waarachter zich een elektriciteitsproductie-eenheid bevindt, tussen 0,9 capacitief en 0,9 inductief.

Artikel

3.7

Artikel

3.8

Artikel

3.9

Artikel

3.10

Artikel

3.11

§

3.4

Aansluitvoorwaarden voor elektriciteitsproductie-eenheden van het type A als bedoeld in artikel 5 van de Verordening (EU) 2016/631 (NC RfG)

Artikel

3.12

Artikel

3.13

Artikel

3.14

Artikel

3.15

§

3.5

Aansluitvoorwaarden voor elektriciteitsproductie-eenheden van het type B als bedoeld in artikel 5 van de Verordening (EU) 2016/631 (NC RfG)

Artikel

3.16

Artikel

3.17

Artikel

3.18

Artikel

3.19

Artikel

3.20

Artikel

3.21

Artikel

3.22

§

3.6

Aansluitvoorwaarden voor elektriciteitsproductie-eenheden van het type C als bedoeld in artikel 5 van de Verordening (EU) 2016/631 (NC RfG)

Artikel

3.23

Artikel

3.24

Artikel

3.25

Artikel

3.26

§

3.7

Aansluitvoorwaarden voor elektriciteitsproductie-eenheden van het type D als bedoeld in artikel 5 van de Verordening (EU) 2016/631 (NC RfG)

Artikel

3.27

Artikel

3.28

Artikel

3.29

Artikel

3.30

Artikel

3.31

§

3.8

Aansluitvoorwaarden voor offshore-power park modules

Artikel

3.32

Artikel

3.33

Artikel

3.34

Artikel

3.35

Indien de lokale systeemkenmerken daartoe aanleiding geven, kunnen de netbeheerder en de aangeslotenen op een offshore-platform overeenkomen om voor alle offshore-power park modules aangesloten op dat offshore-platform af te wijken van één of meer van de in de artikelen 3.32 tot en met 3.34 bedoelde voorwaarden. In dat geval worden de afwijkende voorwaarden vastgelegd in de aansluit- en transportovereenkomst.

Hoofdstuk

4

Aansluitvoorwaarden voor verbruiksinstallaties

§

4.1

Nadere voorwaarden voor verbruiksinstallaties aangesloten op het landelijk hoogspanningsnet

Artikel

4.1

De tijdsduur van de bedrijfsperiode voor frequenties in de band van 47,5 Hz tot 48,5 Hz en de tijdsduur van de bedrijfsperiode voor frequenties in de band van 48,5 Hz tot 49,0 Hz, als bedoeld in artikel 12, eerste lid, van de Verordening (EU) 2016/1388 (NC DCC), is 30 minuten.

Artikel

4.2

Artikel

4.3

Artikel

4.4

Artikel

4.5

Artikel

4.6

In de aansluit- en transportovereenkomst worden concepten en instellingen van de verschillende regelingen van de verbruiksinstallatie die van belang zijn voor de systeemveiligheid, als bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de Verordening (EU) 2016/1388 (NC DCC), vastgelegd.

Artikel

4.7

Artikel

4.8

Vervallen

§

4.2

Nadere voorwaarden voor verbruiksinstallaties die vraagsturing leveren aan een netbeheerder

Artikel

4.9

Artikel

4.10

Hoofdstuk

5

Voorwaarden voor aansluiting van distributienetten en gesloten distributiesystemen

§

5.1

Voorwaarden voor de aansluiting van een distributienet op een ander net

Artikel

5.1

Artikel

5.2

Artikel

5.3

Artikel

5.4

Artikel

5.5

In afwijking van de begripsomschrijving van ‘overdrachtspunt’ in de Begrippencode elektriciteit, bevindt het overdrachtspunt van de aansluiting van het net op zee op het landelijk hoogspanningsnet zich aan de railzijde van de railscheider(s) van het desbetreffende afgaande veld in het station van het landelijk hoogspanningsnet.

Artikel

5.6

Distributienetten, aangesloten aan het landelijk hoogspanningsnet, zijn in staat de stationaire bedrijfstoestand op het aansluitpunt in stand te houden binnen het blindvermogensbereik, als bedoeld in artikel 15, eerste lid, onderdeel b, van de Verordening (EU) 2016/1388 (NC DCC), dat gespecificeerd is als:

  • a.

    maximaal 48% van de maximale importcapaciteit of van de maximale exportcapaciteit, naar gelang welke het grootst is, tijdens de import van blindvermogen;

  • b.

    maximaal 48% van de maximale importcapaciteit of van de maximale exportcapaciteit, naar gelang welke het grootst is, tijdens de export van blindvermogen.

§

5.2

Voorwaarden voor aansluitingen van gesloten distributiesystemen

Artikel

5.7

Artikel

5.8

Artikel

5.9

Artikel

5.10

Hoofdstuk

6

Aansluitvoorwaarden voor HVDC-systemen en DC-aangesloten power park modules

§

6.1

Algemene eisen voor HVDC-aansluitingen

Artikel

6.1

Artikel

6.2

Artikel

6.3

Artikel

6.4

Artikel

6.5

Artikel

6.6

De netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet specificeert het maximumverlies van werkzaam vermogen, als bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de Verordening (EU) 2016/1447 (NC HVDC), en legt deze vast in de aansluit- en transportovereenkomst.

Artikel

6.7

Artikel

6.8

Artikel

6.9

Artikel

6.10

Artikel

6.11

Artikel

6.12

Het HVDC-systeem geeft voorrang aan de bijdrage van blindvermogen boven de bijdrage van werkzaam vermogen tijdens bedrijfsvoering bij lage of hoge spanning en bij storingen waarvoor fault-ride-through-capaciteit vereist is, als bedoeld in artikel 23 van de Verordening (EU) 2016/1447 (NC HVDC).

Artikel

6.13

Artikel

6.14

Artikel

6.15

Artikel

6.16

Een HVDC-convertorstation is in staat om gedurende het onder spanning brengen van dat station of de synchronisatie ervan met het wisselstroomnet, dan wel gedurende de aansluiting van een onder spanning gebracht HVDC-convertorstation op een HVDC-systeem, als bedoeld in artikel 28 van de Verordening (EU) 2016/1447 (NC HVDC), de spanningsschommelingen te beperken tot de grenswaarden voor snelle spanningsvariaties die volgen uit artikel 2.40.

Artikel

6.17

Artikel

6.18

Artikel

6.19

Artikel

6.20

De methode en de condities op basis waarvan de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet het minimum- en maximumkortsluitvermogen bepaalt, als bedoeld in artikel 32, eerste lid, van de Verordening (EU) 2016/1447 (NC HVDC), zijn:

  • a.

    het maximumkortsluitvermogen op het overdrachtspunt van de aansluiting van het HVDC-systeem wordt berekend op basis van een volledig in bedrijf zijnd net, onder handhaving van de enkelvoudige storingsreserve, waarbij rekening wordt gehouden met alle voorziene relevante netaanpassingen dan wel netuitbreidingen, en de maximale kortsluitstroombijdrage van alle op het desbetreffende net aangesloten elektriciteitsproductie-eenheden en met de maximale kortsluitstroombijdrage van alle aangrenzende netten;

  • b.

    het minimumkortsluitvermogen vóór een storing op het overdrachtspunt van de aansluiting van het HVDC-systeem wordt berekend op basis van de netsituatie met enkelvoudige storingsreserve, die resulteert in het kleinste kortsluitvermogen op het overdrachtspunt van de aansluiting en waarbij rekening wordt gehouden met alle voorziene relevante netaanpassingen dan wel netuitbreidingen, de minimale kortsluitstroombijdrage van een vooraf bepaalde minimale inzet van op het desbetreffende net aangesloten elektriciteitsproductie-eenheden, en met de minimale kortsluitstroombijdrage van alle aangrenzende netten;

  • c.

    het minimumkortsluitvermogen na een storing op het overdrachtspunt van de aansluiting van het HVDC-systeem wordt berekend op basis van de enkelvoudige storing in een netsituatie met enkelvoudige storingsreserve, die resulteert in het kleinste kortsluitvermogen op het overdrachtspunt van de aansluiting na de storing en waarbij rekening wordt gehouden met alle voorziene relevante netaanpassingen dan wel netuitbreidingen, de minimale kortsluitstroombijdrage van elektriciteitsproductie-eenheden met een vooraf bepaalde minimum inzet en aangesloten op het desbetreffende net, en met de minimale kortsluitstroombijdrage van alle aangrenzende netten;

  • d.

    het HVDC-systeem ten behoeve van de berekening van het kortsluitvermogen is verondersteld te zijn uitgeschakeld.

Artikel

6.21

Artikel

6.22

De netbeheerder komt, in overleg met de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet en de aangeslotene de beveiligingsconcepten overeen die relevant zijn voor het hoogspanningsnet en instellingen die relevant zijn voor het HVDC-systeem, als bedoeld in artikel 34, eerste lid, van de Verordening (EU) 2016/1447 (NC HVDC), en legt deze vast in de aansluit- en transportovereenkomst.

Artikel

6.23

De netbeheerder specificeert, in overleg met de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet de methode waarop regelmodi en daarmee verband houdende referentiewaarden op afstand kunnen worden aangepast, als bedoeld in artikel 36, derde lid, van de Verordening (EU) 2016/1447 (NC HVDC), en legt deze vast in de aansluit- en transportovereenkomst.

Artikel

6.24

Artikel

6.25

Artikel

6.26

Artikel

6.27

§

6.2

Eisen voor DC-aangesloten power park modules

Artikel

6.28

Artikel

6.29

Artikel

6.30

Artikel

6.31

Artikel

6.32

Voor de beveiliging van de DC-aangesloten power park module en overige onderdelen van de elektrische installatie, als bedoeld in artikel 43, eerste lid, van de Verordening (EU) 2016/1447 (NC HVDC), is artikel 2.13 van overeenkomstige toepassing.

Artikel

6.33

§

6.3

Eisen voor remote-end HVDC-convertorstations

Artikel

6.34

Remote-end HVDC-convertorstations, overeenkomstig artikel 46 van de Verordening (EU) 2016/1447 (NC HVDC) voldoen bovendien aan de eisen uit paragraaf 6.1.

Artikel

6.35

Artikel

6.36

Artikel

6.37

De netbeheerder van het net op zee verstrekt de aangeslotene die beschikt over een DC-aangesloten power park module de netwerkkenmerken, als bedoeld in artikel 49 van de Verordening (EU) 2016/1447 (NC HVDC), berekend overeenkomstig artikel 6.20.

Artikel

6.38

Hoofdstuk

7

Transportvoorwaarden

§

7.1

Het recht op transport

Artikel

7.0a

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Artikel

7.0b

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Artikel

7.0c

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Artikel

7.0d

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Artikel

7.1

Artikel

7.1a

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Artikel

7.1b

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Artikel

7.1c

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Artikel

7.1d

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Artikel

7.2

Op de aansluiting stelt de netbeheerder transportcapaciteit ter beschikking in de vorm van:

  • a.

    éénfase-wisselstroom van lage spanning met een nominale frequentie van 50 Hertz en een nominale spanning van 230 volt tussen fase en nul of tussen twee fasen;

  • b.

    driefasen-wisselstroom van lage spanning met een nominale frequentie van 50 Hertz en een nominale spanning van 400 volt tussen de fasen en van 230 volt tussen fasen en nul;

  • c.

    driefasen-wisselstroom van lage spanning met een nominale frequentie van 50 Hertz en een nominale spanning van 230 volt tussen de fasen;

  • d.

    éénfase-wisselstroom van hoge spanning met een nominale frequentie van 50 Hertz, waarbij de nominale spanning is bepaald op basis van artikel 2.25 en wordt vastgelegd in de aansluit- en transportovereenkomst;

  • e.

    driefasen-wisselstroom van hoge spanning met een nominale frequentie van 50 Hertz, waarbij de nominale spanning is bepaald op basis van artikel 2.25 en wordt vastgelegd in de aansluit- en transportovereenkomst.

§

7.2

De kwaliteit van het transport

Artikel

7.3

Artikel

7.4

Artikel

7.5

Artikel

7.6

Artikel

7.7

Vervallen

§

7.3

De veiligheid van het transport

Artikel

7.8

Artikel

7.9

Artikel

7.10

Artikel

7.11

Artikel

7.12

§

7.4

Het gecontracteerd transportvermogen

Artikel

7.13

  • 1.

    De netbeheerder kan het gecontracteerde vaste transportvermogen van een aangeslotene verlagen indien:

    • a.

      de desbetreffende aansluiting gelegen is in een congestiegebied als bedoeld in artikel 9.9, eerste lid; en

    • b.

      de aangeslotene:

      • 1°.

        bij een aansluiting op een middenspanningsnet gedurende de twaalf voorafgaande maanden ten hoogste 50% van het gecontracteerd transportvermogen heeft benut of gedurende de twaalf voorafgaande maanden 1 MW of meer van het gecontacteerd transportvermogen niet heeft benut;

      • 2°.

        bij een aansluiting op een hoogspanningsnet met een spanningsniveau lager dan 110 kV, gedurende de twaalf voorafgaande maanden ten hoogste 50% van het gecontracteerd transportvermogen heeft benut of gedurende de twaalf voorafgaande maanden 1 MW of meer van het gecontacteerd transportvermogen niet heeft benut; of

      • 3°.

        bij een aansluiting op een hoogspanningsnet met een spanningsniveau gelijk aan of groter dan 110 kV, gedurende de twaalf voorafgaande maanden ten hoogste 50% van het gecontracteerd transportvermogen heeft benut of gedurende de twaalf voorafgaande maanden 10 MW of meer van het gecontacteerd transportvermogen niet heeft benut; en

    • c.

      het onder b bedoelde niet benutte deel van het transportvermogen, of een gedeelte daarvan, niet binnen een redelijke termijn benut zal worden door de aangeslotene, zoals beschreven in het tweede tot en met het vierde lid.

  • 2.

    Wanneer de netbeheerder constateert dat wordt voldaan aan het eerste lid, onderdelen a en b:

    • a.

      stelt de netbeheerder de aangeslotene hiervan schriftelijk op de hoogte;

    • b.

      stelt de netbeheerder de aangeslotene in de gelegenheid om binnen twee maanden na de onder a bedoelde schriftelijke melding, in overleg te treden met de netbeheerder over of, in welke mate en binnen welke termijn, het transportvermogen naar verwachting zal worden benut;

    • c.

      legt de netbeheerder schriftelijk ten minste vast:

      • 1°.

        of het in onderdeel b genoemde overleg heeft plaatsgevonden;

      • 2°.

        indien het in onderdeel b genoemde overleg heeft plaatsgevonden, of, in welke mate en binnen welke termijn de aangeslotene verwacht het transportvermogen te zullen benutten; en

      • 3°.

        de informatie die aangeslotene naar voren heeft gebracht in het kader van sub 2.

    • d.

      deelt de netbeheerder de informatie als bedoeld in onderdeel c, binnen 10 werkdagen nadat het in onderdeel b bedoelde overleg heeft plaatsgevonden, of direct na afloop van de in onderdeel b genoemde termijn, indien het overleg niet heeft plaatsgevonden, met de aangeslotene.

    • e.

      stelt de netbeheerder de aangeslotene in de gelegenheid binnen 10 werkdagen na het delen van de informatie als bedoeld in onderdeel d schriftelijk hierop te reageren.

  • 3.

    Binnen één maand na de in het tweede lid, onderdeel e, bedoelde termijn, of indien het in onderdeel b bedoelde overleg niet heeft plaatsgevonden, direct na afloop van de in het tweede lid, onderdeel b, genoemde termijn van twee maanden, stelt de netbeheerder vast in welke mate de aangeslotene binnen een termijn van ten minste twaalf maanden, gerekend vanaf de in het tweede lid, onderdeel a genoemde schriftelijke melding, het gecontracteerd transportvermogen zal gebruiken. De netbeheerder betrekt hierbij:

  • 4.

    Indien de netbeheerder op grond van het derde lid vaststelt dat het gecontracteerd transportvermogen niet binnen de in het derde lid genoemde termijn van ten minste twaalf maanden volledig gebruikt wordt, stelt de netbeheerder het nieuwe gecontracteerd transportvermogen vast op:

    • a.

      voor zover beschikbaar, de hoogste kWmax-waarde als bedoeld in het derde lid, onderdeel a;

    • b.

      of, indien dat hoger is dan de kWmax-waarde als bedoeld in onderdeel a en de aangeslotene dit aannemelijk maakt, naar de waarde die volgt uit de prognoses als bedoeld in het derde lid, onderdeel b;

    • c.

      of, indien dat hoger is dan de kWmax-waarde als bedoeld in onderdeel a en de aangeslotene dit aannemelijk maakt, naar de waarde zoals volgt uit het derde lid, onderdeel c.

  • 5.

    De in het vierde lid bedoelde aanpassing van het gecontracteerde transportvermogen gaat in op het moment dat de netbeheerder het door de aangeslotene gecontracteerde transportvermogen aanpast in de aansluit- en transportovereenkomst en de netbeheerder de aangeslotene hierover schriftelijk informeert.

  • 6.

    Na een aanpassing als bedoeld in het vijfde lid kan het gecontracteerd transportvermogen conform artikel 24 van de Elektriciteitswet 1998 verhoogd worden, indien de aangeslotene hier om verzoekt en, indien sprake is van een congestiegebied als bedoeld in artikel 9.9, eerste lid, de aangeslotene op grond van nieuwe prognoses als bedoeld in artikel 13.11, eerste lid, onderdeel e of artikel 13.13, eerste lid, onderdeel b, of als bedoeld in artikel 13.12, eerste lid, onderdeel e, of artikel 13.14, eerste lid, onderdeel b, aannemelijk maakt dat hij het verzochte transportvermogen nodig heeft.

  • 7.

    Het gecontracteerd transportvermogen wordt niet aangepast bij:

    • a.

      aansluitingen ten behoeve van vitale processen zoals gepubliceerd door de Nationale Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid, anders dan aansluitingen van elektriciteitsproductie-installaties, indien het beperken van het gecontracteerd transportvermogen een risico vormt voor het functioneren van het desbetreffende vitale proces;

    • b.

      aansluitingen van de Dienst Justitiële Inrichtingen, ziekenhuizen en openbaar vervoersbedrijven voor zover het aanpassen van gecontracteerd transportvermogen direct van invloed is op het functioneren van maatschappelijke voorzieningen; en

    • c.

      aansluitingen waarvoor geldt dat de aangeslotene aantoont dat het gecontracteerd transportvermogen incidenteel en onverwacht moet kunnen worden aangesproken voor vanuit de technische veiligheid van de installatie onvermijdelijke belastingen.

Hoofdstuk

8

Kwaliteitsvoorwaarden

Artikel

8.1

Artikel

8.2

Artikel

8.3

Voor aansluitingen met een doorlaatwaarde tot en met 3x80A geldt dat de netbeheerder:

  • a.

    binnen twee uur na een melding door een aangeslotene ter plaatse is, indien een storing aan de aansluiting van de aangeslotene is opgetreden, al dan niet gepaard gaand met een onderbreking in de transportdienst;

  • b.

    correspondentie van een aangeslotene binnen tien werkdagen afhandelt. Indien een oplossing in deze periode niet mogelijk is, ontvangt de aangeslotene binnen vijf werkdagen bericht binnen welke termijn een adequate reactie kan worden verwacht;

  • c.

    bij het maken van afspraken met de aangeslotene tijdsblokken van twee uur hanteert;

  • d.

    met de aangeslotene overeengekomen werkzaamheden uitvoert:

    • 1°.

      binnen drie werkdagen wanneer de transportdienst aan andere aangeslotene niet hoeft te worden onderbroken en volgens de planning minder dan vier mensuur zijn gemoeid;

    • 2°.

      binnen tien werkdagen wanneer de transportdienst aan andere aangeslotenen dient te worden onderbroken;

    • 3°.

      binnen tien werkdagen wanneer volgens de planning meer dan vier mensuur zijn gemoeid;

  • e.

    tenminste vijf werkdagen van tevoren schriftelijk of telefonisch een afspraak met de aangeslotene maakt, voor het uitvoeren van inpandige werkzaamheden op verzoek van de netbeheerder;

  • f.

    de aangeslotene tenminste drie werkdagen van tevoren op de hoogte stelt van door de netbeheerder geplande werkzaamheden waarbij het noodzakelijk is dat de transportdienst bij de aangeslotene wordt onderbroken;

  • g.

    offertes voor aansluitingen zo spoedig mogelijk verzendt, doch uiterlijk binnen tien werkdagen na ontvangst van een volledige aanvraag daarvoor.

Artikel

8.4

Voor aansluitingen met een doorlaatwaarde groter dan 3x80A, geldt dat de netbeheerder:

  • a.

    de aangeslotene op een laagspanningsnet tenminste drie werkdagen van tevoren op de hoogte stelt van door de netbeheerder geplande werkzaamheden waarbij de transportdienst aan de aangeslotene wordt onderbroken;

  • b.

    de aangeslotene op een middenspanningsnet of een hoogspanningsnet met een spanningsniveau kleiner dan 110 kV tenminste tien werkdagen van tevoren op de hoogte stelt van door de netbeheerder geplande werkzaamheden indien de transportdienst aan de aangeslotene wordt onderbroken en de datum van de genoemde werkzaamheden pas vaststelt na overleg met de daardoor getroffen aangeslotene, waarbij de netbeheerder in redelijkheid belangen van de aangeslotenen weegt;

  • c.

    met de aangeslotene op een hoogspanningsnet met een spanningsniveau van 110 kV of 150 kV die beschikt over een elektriciteitsproductie-eenheid, de niet-beschikbaarheid afstemt overeenkomstig artikel 9.17;

  • d.

    correspondentie van een aangeslotene binnen tien werkdagen afhandelt. Indien een oplossing in deze periode niet mogelijk is, ontvangt de aangeslotene binnen vijf werkdagen bericht binnen welke termijn een adequate reactie kan worden verwacht;

  • e.

    offertes voor aansluitingen met een aansluitcapaciteit tot en met 10 MVA verzendt binnen tien werkdagen na ontvangst van een volledige aanvraag daarvoor;

  • e1.

    dit onderdeel is nog niet in werking getreden;

  • e2.

    na ontvangst van een volledige aanvraag voor transportcapaciteit tot en met een capaciteit van 10 MVA, offertes, de mogelijkheid als bedoeld in artikel 9.6, derde lid, of afwijzingen als bedoeld in artikel 24, tweede lid, van de Elektriciteitswet 1998, verzendt:

    • 1°.

      binnen een periode van tien werkdagen; of

    • 2°.

      na een melding van een vooraankondiging als bedoeld in artikel 9.9, eerste lid, door de netbeheerder of de bovenliggende netbeheerder, binnen de periode tot de publicatie van het onderzoek, als bedoeld in artikel 9.10, derde lid, indien deze periode langer is dan tien werkdagen;

  • f.

    binnen tien werkdagen na ontvangst van een aanvraag daarvoor de aangeslotene bericht binnen welke termijn deze een offerte voor een aansluiting met een aansluitcapaciteit groter dan 10 MVA kan verwachten;

  • g.

    indien de netbeheerder in de tabel in artikel 2.3.3c van de Tarievencode elektriciteit een afwijkende grens hanteert, die afwijkende grens eveneens hanteert bij de toepassing van onderdeel e;

  • h.

    indicatieve nettekeningen aan offertes toevoegt waaruit de plaats in het net blijkt waarop het aansluittarief is gebaseerd en waaruit de plaats in het net blijkt waar de aangeslotene waarschijnlijk zal worden aangesloten;

  • i.

    uiterlijk twee uur nadat een onderbreking van de transportdienst door een aangeslotene aan hem is gemeld, een begin maakt met de werkzaamheden die moeten leiden tot de opheffing van de onderbreking en aangeslotenen op netten met een spanningsniveau van 25 kV of meer desgevraagd informeert over de omvang van de onderbreking, de te verwachten duur en de door de netbeheerder te nemen maatregelen; en

  • j.

    aan door een onderbreking van de transportdienst getroffen aangeslotenen op hun verzoek binnen tien werkdagen een verklaring van het ontstaan van de onderbreking geeft. Indien dit binnen deze termijn niet mogelijk is, geeft de netbeheerder binnen genoemde termijn aan wanneer de aangeslotene de verklaring van de netbeheerder mag verwachten.

Artikel

8.5

Indien en voor zover door de netbeheer in overleg met de aangeslotene voor een of meer van de in de artikelen 8.2 tot en met 8.4 genoemde kwaliteitscriteria afwijkende afspraken zijn gemaakt, zijn deze afspraken van toepassing in plaats van de desbetreffende in de artikelen 8.2 tot en met 8.4 genoemde kwaliteitscriteria.

Artikel

8.6

De netbeheerder handelt een verzoek van een aangeslotene tot verstrekking van EAN-codes, als bedoeld in artikel 2.4, negende en twaalfde lid, en artikel 5.9, binnen tien werkdagen af. Indien afhandeling binnen deze periode niet mogelijk is, ontvangt de aangeslotene binnen vijf werkdagen bericht binnen welke termijn een reactie kan worden verwacht.

Artikel

8.7

Artikel

8.8

Artikel

8.9

Artikel

8.10

De kosten voor de vergoeding als bedoeld in het eerste lid komen voor rekening van de netbeheerder in wiens net de oorzaak van de uitvalsituatie lag.

Artikel

8.11

Artikel

8.12

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Artikel

8.13

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Hoofdstuk

9

Bedrijfsvoeringsvoorwaarden

§

9.1

Voorwaarden met betrekking tot het oplossen van fysieke congestie

Artikel

9.1

Artikel

9.1a

Artikel

9.1b

Artikel

9.1c

Artikel

9.1d

Artikel

9.1e

Artikel

9.1f

Artikel

9.2

Artikel

9.3

§

9.2

Voorwaarden met betrekking tot het toekennen van transportcapaciteit

Artikel

9.4

Artikel

9.5

Artikel

9.6

Artikel

9.7

Artikel

9.9

Artikel

9.10

Artikel

9.11

§

9.3

Voorwaarden met betrekking tot de netontwerp- en bedrijfsvoeringscriteria

Artikel

9.12

Artikel

9.13

Vervallen

§

9.4

Voorwaarden met betrekking tot de spannings- en blindvermogenshuishouding

Artikel

9.14

Artikel

9.15

§

9.5

Voorwaarden met betrekking tot training

Artikel

9.16

§

9.6

Voorwaarden met betrekking tot de niet-beschikbaarheidscoördinatie

Artikel

9.17

Artikel

9.18

§

9.7

Voorwaarden met betrekking tot de belasting-frequentieregeling en reserves

Artikel

9.19

Onverminderd het bepaalde in artikel 9.1, derde lid, stellen aangeslotenen, niet zijnde netbeheerders, met een gecontracteerd transportvermogen voor afname of voor invoeding van meer dan 60 MW dagelijks het vermogen dat de volgende dag minder kan worden afgenomen, respectievelijk meer of minder kan worden ingevoed, ter beschikking van de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet door middel van het aanwijzen van een BSP om biedingen voor balanceringsenergie in te dienen.

Artikel

9.20

Artikel

9.21

Artikel

9.22

Artikel

9.23

Artikel

9.24

Artikel

9.25

§

9.8

Voorwaarden met betrekking tot de nood- en hersteltoestand

Artikel

9.25a

Vervallen

Artikel

9.26

Artikel

9.27

Artikel

9.28

Artikel

9.29

§

9.9

Algemene voorwaarden voor congestiemanagement

Artikel

9.30

Artikel

9.31

Artikel

9.32

Artikel

9.33

Artikel

9.34

Artikel

9.35

Artikel

9.36

§

9.10

Nadere voorwaarden voor congestiemanagement met inzet van de middelen benoemd in artikel 9.31

Artikel

9.37

Artikel

9.38

Indien de netbeheerder vermoedt dat één of meer bij het biedproces betrokken aangeslotenen of CSP’s uitzonderlijk afwijkende biedingen overeenkomstig de specificaties bijlage 11 doen waardoor het biedproces als bedoeld in artikel 9.41 mogelijk ondoelmatig verloopt, meldt de netbeheerder dit vermoeden aan de Autoriteit Consument en Markt.

Artikel

9.39

Artikel

9.40

Artikel

9.41

Artikel

9.42

De netbeheerder publiceert maandelijks op de website als bedoeld in artikel 9.8, het in de voorgaande maand afgeroepen vermogen per dag. De netbeheerder maakt daarbij onderscheid tussen vermogen op grond van bijlage 12, ingezet voor het sluiten van de day-aheadmarkt en het overeenkomstig artikel 9.41, vierde lid, ingezette vermogen. Tevens zal de netbeheerder aangeven wanneer bij de selectie van een energie- of capaciteitsbeperking andere redenen dan kosteneffectiviteit een rol hebben gespeeld en deze keuze motiveren.

§

9.11

Nadere voorwaarden voor congestiemanagement met inzet van capaciteitsbeperking en niet-marktgebaseerde redispatch

Artikel

9.43

Artikel

9.44

Artikel

9.45

Artikel

9.46

Hoofdstuk

10

Balanceringsvoorwaarden

§

10.1

Algemeen

Artikel

10.1

§

10.2

Balanceringsverantwoordelijkheid

Artikel

10.2

Artikel

10.3

Artikel

10.4

Artikel

10.5

Artikel

10.6

Artikel

10.7

Artikel

10.8

Artikel

10.9

Artikel

10.10

§

10.3

Energieprogramma’s

Artikel

10.11

Artikel

10.12

Artikel

10.13

Artikel

10.14

§

10.4

Uitwisseling van meetgegevens in het kader van balancering

Artikel

10.15

Artikel

10.16

Artikel

10.17

Artikel

10.18

Artikel

10.19

Artikel

10.20

Artikel

10.21

Vervallen

Artikel

10.22

Artikel

10.23

Artikel

10.24

Artikel

10.25

Artikel

10.26

§

10.5

Reconciliatie

Artikel

10.27

Artikel

10.28

§

10.6

Prijs van onbalans

Artikel

10.29

Artikel

10.30

Artikel

10.31

De netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet verrekent, via zijn transportafhankelijk verbruikerstarief als bedoeld in paragraaf 3.2 van de Tarievencode elektriciteit, in het jaar volgend op het jaar van verrekening van het in een kalenderjaar voor de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet resulterende saldo van de verrekeningen van:

§

10.7

Niet-naleving van de balanceringsvoorwaarden

Artikel

10.32

Artikel

10.33

Artikel

10.34

Artikel

10.35

§

10.8

Balanceringsdiensten

Artikel

10.36

Artikel

10.37

Artikel

10.38

Artikel

10.39

Artikel

10.40

Artikel

10.41

Artikel

10.42

Artikel

10.43

Hoofdstuk

11

Leveringszekerheid

Artikel

11.1

Artikel

11.2

Artikel

11.3

Artikel

11.5

Artikel

11.6

Artikel

11.7

In geval van samenloop van het dreigen weg te vallen dan wel wegvallen van een leverancier en een BRP voor aansluitingen die door beide partijen bediend worden, gelden in aanvulling op de artikelen 11.2 tot en met 11.6 de volgende bepalingen:

  • a.

    bij het gelijktijdig nemen van het besluit om een vergunning en een erkenning in te trekken, wordt het besluit waarmee de vergunning wordt ingetrokken geacht eerder te zijn genomen dan de beslissing tot het intrekken van de erkenning als BRP;

  • b.

    als binnen de opschortingsperiode van de intrekking van de erkenning van de BRP de vergunning van de leverancier bij besluit ingetrokken wordt, kan, indien noodzakelijk, de opschortingsperiode van de BRP verlengd worden;

  • c.

    de in onderdeel b bedoelde verlenging loopt ten hoogste tot het einde van de tijdelijke voortzettingsperiode die geldt voor de betreffende leverancier en geldt alleen voor de aansluitingen die onder deze vergunninghouder vallen. Indien noodzakelijk wordt de garantie, als bedoeld in artikel 11.1, derde lid, verlengd, zodat deze samenloopt met de verlengde opschortingsperiode.

Artikel

11.8

Hoofdstuk

12

Voorwaarden voor buitenlandtransporten

Artikel

12.1

Artikel

12.2

Artikel

12.3

Artikel

12.4

Artikel

12.5

Artikel

12.7

Artikel

12.8

Indien er onvoorziene fysieke congestie optreedt waardoor de veilig beschikbare transportcapaciteit vermindert, handelt de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet als volgt:

  • a.

    De transportcapaciteit voor intradaytransport kan op elk moment van de dag worden verminderd tot 0 MW, indien deze capaciteit niet is verdeeld aan marktpartijen.

  • b.

    De transportcapaciteit voor day-aheadtransporten, als bedoeld in artikel 12.4, tweede lid, onderdeel d, kan tot het moment van publicatie van die capaciteit en uiterlijk 11:00 uur op de dag voorafgaand aan het transport verminderd worden tot 0 MW. De transportcapaciteit voor day-aheadtransporten als bedoeld in artikel 12.4, derde lid, en vierde lid, onderdeel e, kan tot 11:00 uur op de dag voorafgaand aan het transport worden gereduceerd tot 0 MW.

  • c.

    Indien de transportcapaciteit als bedoeld in artikel 12.4, tweede lid, onderdeel d, en derde lid, na het moment van publicatie van die capaciteit en uiterlijk om 11:00 uur op de dag voorafgaand aan het transport verminderd dient te worden, voorziet de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet in vervangend vermogen, zodat de beschikbaarheid van de in artikel 12.6 genoemde importcapaciteit voor zover gerelateerd aan impliciete toewijzing, is gegarandeerd.

Artikel

12.9

Artikel

12.10

Indien ten aanzien van één of meer landsgrensoverschrijdende verbindingen de beheerder van het buitenlandse deel niet aan de toewijzing deelneemt, verdeelt de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet het Nederlandse deel van de betreffende verbinding via een toewijzing, waarbij de artikelen 12.4 tot en met 12.9 van overeenkomstige toepassing zijn.

Artikel

12.11

Artikel

12.12

Artikel

12.13

Artikel

12.14

De resultaten van de impliciete toewijzing worden administratief verwerkt tussen enerzijds de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet en de beheerder van het buitenlandse deel van de desbetreffende landsgrensoverschrijdende verbindingen en anderzijds tussen de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet en de day-aheadmarkt. Tevens wordt door de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet het transport van de hoeveelheid elektriciteit administratief verwerkt ten behoeve van de balanshandhaving.

Artikel

12.15

Artikel

12.16

Artikel

12.17

Artikel

12.18

Artikel

12.19

Artikel

12.20

Artikel

12.21

Artikel

12.22

Hoofdstuk

13

Voorwaarden inzake uitwisseling en registratie van systeemgerelateerde gegevens

§

13.1

Uitwisseling van structurele gegevens

Artikel

13.1

Artikel

13.2

Artikel

13.3

Artikel

13.4

Artikel

13.5

Artikel

13.6

Artikel

13.7

Artikel

13.8

Artikel

13.9

§

13.2

Plannings- en prognosegegevens

Artikel

13.10

Waar in deze paragraaf sprake is van een grenswaarde van 1 MW, kan de netbeheerder per bepaling een hogere grenswaarde vaststellen.

Artikel

13.11

Artikel

13.12

Artikel

13.13

Artikel

13.14

Artikel

13.15

Artikel

13.16

Artikel

13.17

Artikel

13.18

Artikel

13.19

De netbeheerder publiceert dagelijks een wekelijks voortschrijdend totaal van de prognoses en de daadwerkelijke transporten per deelnet op zijn website.

§

13.3

Realtimegegevens

Artikel

13.20

Waar in deze paragraaf sprake is van een grenswaarde van 1 MW, kan de netbeheerder per bepaling een hogere grenswaarde vaststellen.

Artikel

13.21

Artikel

13.22

Artikel

13.23

Een aangeslotene die beschikt over een verbruiksinstallatie aangesloten op het landelijk hoogspanningsnet verstrekt de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet, van elk afzonderlijk overdrachtspunt van de aansluiting waarachter zich die verbruiksinstallatie bevindt, de realtimegegevens, te weten:

  • a.

    de standmeldingen van de vermogensschakelaars behorend bij het overdrachtspunt van de aansluiting;

  • b.

    de richting en de grootte van het werkzaam vermogen en het blindvermogen; en

  • c.

    de minimale en maximale inperking van het vermogen.

Artikel

13.24

Artikel

13.25

Artikel

13.26

De netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet verstrekt de netbeheerder van een op zijn net aangesloten distributienet per overdrachtspunt de realtimegegevens, te weten:

  • a.

    de benodigde standmeldingen voor het realiseren van de vergrendelingen;

  • b.

    indien van toepassing de informatie op veldniveau zoals vastgelegd in de uniforme door de gezamenlijke netbeheerders overeengekomen werkwijze voor secundaire interfacing van RNB transformatorvelden;

  • c.

    ten behoeve van de uitvoering on line (actuele bedrijfsvoering) de schakelsituatie net (status);

  • d.

    de trapstanden van de transformatoren;

  • e.

    indien van toepassing op verzoek de navolgende bedrijfsmetingen in het transformatorveld:

    • 1°.

      1*Ug gekoppelde spanning primaire zijde;

    • 2°.

      1*If fasestroom, primaire zijde;

    • 3°.

      het werkzaam vermogen aan de primaire zijde met de richting;

    • 4°.

      blindvermogen aan de primaire zijde met de richting;

    • 5°.

      werkzaam vermogen aan de secundaire zijde met de richting;

    • 6°.

      blindvermogen aan de secundaire zijde met de richting;

    • 7°.

      werkzaam vermogen aan de tertiaire zijde met de richting;

    • 8°.

      blindvermogen aan de tertiaire zijde met de richting;

  • f.

    het blindvermogen in het reactor- en condensatorveld;

  • g.

    de gegevens van de state estimator van de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet, te weten de amplitude en de fase van de spanning (complexe lijnspanning).

Artikel

13.27

Artikel

13.28

Artikel

13.29

In artikel 13.21 tot en met 13.28, wordt met realtime bedoeld een representatie van de momentane status van de elektriciteitsproductie-installaties, de verbruikseenheden en de netelementen, als bedoeld in artikel 2, vijfde lid, van de KORRR.

§

13.4

Door de netbeheerder te registreren gegevens

Artikel

13.31

De netbeheerder registreert per aansluiting de volgende gegevens en geeft de desbetreffende aangeslotene desgevraagd inzage in de omtrent zijn aansluiting en aangesloten installatie vastgelegde gegevens:

  • a.

    van elke aansluiting waarachter zich een of meer elektriciteitsproductie-eenheden bevinden, per elektriciteitsproductie-eenheid de gegevens genoemd in de artikelen 13.1 of 13.2;

  • b.

    van elke aansluiting waarachter zich een of meer verbruikseenheden bevinden, per verbruikseenheid de gegevens genoemd in de artikelen 13.3 of 13.4;

  • c.

    van elke aansluiting waarachter zich een net of een gesloten distributiesysteem bevindt, per overdrachtspunt van de aansluiting de gegevens genoemd en de artikelen 13.5 tot en met 13.8.

§

13.5

Beheer en organisatie van het berichtenverkeer ten behoeve van gegevensuitwisseling

Artikel

13.32

Artikel

13.33

Artikel

13.34

Artikel

13.35

Artikel

13.36

Artikel

13.37

Ten behoeve van de gegevensuitwisseling, als bedoeld in de artikelen 10.31 tot en met 10.38, worden de op die gegevensuitwisseling van toepassing zijnde delen van de internationale normreeks IEC 61850: ‘Communication networks and systems for power utility automation' toegepast.

Hoofdstuk

14

Voorwaarden voor bestaande installaties

§

14.1

Bestaande elektriciteitsproductie-eenheden

Artikel

14.1

Artikel

14.2

Artikel

14.3

Artikel

14.4

Artikel

14.5

§

14.2

Bestaande verbruiksinstallaties en gesloten distributiesystemen

Artikel

14.6

§

14.3

Bestaande HVDC-systemen

Artikel

14.7

§

14.4

Bestaande distributiesystemen

Artikel

14.8

Voor distributiesystemen waarop overeenkomstig artikel 4, eerste lid, van de Verordening (EU) 2016/1388 (NC DCC), de Verordening (EU) 2016/1388 (NC DCC) niet van toepassing is, zijn de volgende aanvullingen op artikel 9.26 van toepassing:

  • a.

    Het frequentierelais is zodanig ingesteld, dat:

    • 1°.

      binnen 100 ms na het overschrijden van de in artikel 9.26, eerste lid, genoemde frequentiegrenzen een uitschakelbevel volgt;

    • 2°.

      de werking van het relais wordt geblokkeerd als de meetspanning daalt tot beneden 70% van de nominale spanning.

  • b.

    De meetonnauwkeurigheid van het relais bedraagt maximaal 10 mHz.

  • c.

    De storingsgevoeligheid van het relais is afgestemd op de installatie waarin het wordt toegepast, maar voldoet ten minste aan IEC 1000-4 klasse 3.

Hoofdstuk

15

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel

15.1

Artikel

15.2

Artikel

15.3

Artikel

15.4

Aansluitingen, aangelegd voor 1 juli 2017 die niet beschikken over een meetinrichting, als bedoeld in artikel 2.12, en waarvoor niet wordt voldaan aan de artikelen 2.13 en 2.14, mogen onbemeten blijven tot op het moment dat er wijzigingen worden aangebracht aan de aansluiting, aan de achter het overdrachtspunt van de aansluiting aanwezige installatie of apparatuur of dat er op grond van artikel 2.30, vierde lid, een comptabele meetinrichting geplaatst dient te worden.

Artikel

15.5

Artikel

15.6

Artikel

15.7

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Artikel

15.8

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage
De Autoriteit Consument en Markt,
namens deze:
F.J.H. Don bestuurslid

Bijlage

1

bij artikel 14.4: bedrijfssituaties waarbij de generator gekoppeld dient te blijven met het net van de netbeheerder

Bijlage

2

bij artikel 10.27: voor reconciliatie door netbeheerders vast te leggen gegevens

  • 1.

    De netbeheerder kan op twee manieren zorgen voor de voor reconciliatie benodigde gegevens:

    • a.

      via het veiligstellen van de basisgegevens, om later alles uit te kunnen rekenen, of

    • b.

      via het veiligstellen van de procesgegevens, om daarmee op het moment van het toekennen van de verbruiken de gegevens die uiteindelijk nodig zijn bij reconciliatie te kunnen berekenen. (Bijlage 3 is gebaseerd op de in dit onderdeel beschreven manier.)

  • 2.

    In onderstaande tabellen zijn voor beide manieren uit het eerste lid de benodigde gegevens weergegeven. Voor de inrichting van systemen van de netbeheerder wordt onderscheid gemaakt naar:

    • a.

      Groep I: Profiel- /rekenregelgebonden gegevens, deze gegevens worden niet per aansluiting bijgehouden

    • b.

      Groep II: Aansluiting gebonden gegevens.

    Tabel 1

    A

    Profielfracties van de profielen

    X

    B

    De definitieve restantvolumecorrectiefactor per onbalansverrekeningsperiode in zijn (deel)gebied

    X

    C

    Het definitieve totaal volume voor afname en het definitieve totaal volume voor invoeding van profielafnemers per onbalansverrekeningsperiode in zijn (deel)gebied

    X

    D

    De historie op het aansluitingenregister betreffende de volgende items:

    D1

    De standaardjaarafnames en standaardjaarinvoedingen met begin en eventuele einddatum

    X

    D2

    De profielcategorie met begin en eventuele einddatum

    X

    D3

    De leverancier en BRP met begin en eventuele einddatum

    X

    E

    De meterstand bij de start van de reconciliatieperiode op 1-1-2002

    X

    F

    De vastgestelde meterstanden met de datum

    X

    G

    Een indicatie per meterstand of de bijbehorende afname dan wel invoeding reeds gereconcilieerd is

    X

    Tabel 2

    A

    De definitieve Gecorrigeerd geprofileerde afname en invoeding per dag per tariefperiode per aangeslotene

    X

    B

    Aan welke leverancier en BRP de Geprofileerde afname en invoeding zijn toegerekend

    X

    C

    Toekenning werkelijke afname en invoeding per maand per tariefperiode per aangeslotene per leverancier en BRP

    X

    D

    De meterstanden die reeds zijn gereconcilieerd moeten herkenbaar zijn

    X

  • 3.

    De gegevens voor reconciliatie worden:

    • a.

      per BRP en per leverancier vastgehouden; en

    • b.

      alleen naar BRP verzonden.

  • 4.

    Na het definitief worden van de laatste gegevens van een maand kan door de netbeheerder een verdere sommatie worden uitgevoerd, waarbij rekening moet worden gehouden met een splitsing van deze gegevens van voor en na de datum van vaststelling van meterstanden, of wijziging van BRP, leverancier, standaardjaarafname, standaardjaarinvoeding of profielcategorie.

  • 5.

    Na 17 maanden geldt dat de som van de geprofileerde afnames en de som van de geprofileerde invoedingen in de reconciliatieberichten per tariefperiode gelijk zijn aan de som van deze periode in de berichten van de BRP’s die in de uiteindelijke onbalans verrekend zijn. De periode van 17 maanden begint met de eerste maand na maand M+3 als bedoeld in artikel 10.27, eerste lid.

Bijlage

3

bij artikel 10.27: formules en rekenmodellen bij het reconciliatieproces

Het reconciliatie proces kent de volgende stappen:

  • 1.

    Berekenen van het te reconciliëren volume per aansluiting

  • 2.

    Het te reconciliëren volume sommeren naar BRP

  • 3.

    Het te reconciliëren volume m.b.t. tot de netverliezen bepalen

  • 4.

    Bericht met de te reconciliëren volumes per BRP naar de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet sturen

  • 5.

    Sommatie ontvangen gegevens van de netbeheerders naar BRP

  • 6.

    Berekenen van de gemiddelde gewogen day-aheadclearingprijs per maand voor normaaluren en laaguren

  • 7.

    Per BRP de financiële verrekening maken

In de volgende paragrafen komen een aantal formules voor. Daarbij zijn de volgende symbolen gebruikt.

V = volume

LD profielen = landelijk debiet van profielafnemers

N = normaaluren

L = laaguren

1

Berekenen van het te reconciliëren volume per aansluiting

  • 1.1

    De netbeheerder bepaalt het te reconciliëren volume per maand, per tariefperiode, per BRP, per leverancier.

  • 1.2

    Het te reconciliëren volume is het verschil tussen het toegerekende volume op basis van de profielenmethodiek en het vastgestelde volume.

  • 1.3

    De netbeheerder hanteert in artikel 1.4 tot en met 1.6 de profielfracties die gecorrigeerd zijn voor de restantvolumecorrectiefactor.

  • 1.4

    De netbeheerder verdeelt het vastgestelde verbruik per tariefperiode naar de maanden waarover het verbruik heeft plaatsgevonden op basis van de verhouding van de profielfracties voor de betreffende maand ten opzichte van de totale profielfracties voor de betreffende verbruiksperiode.

  • 1.5

    Indien het vastgestelde verbruik geen onderscheid in tariefperiode kent, splitst de netbeheerder het vastgestelde verbruik naar tariefperiode op basis van de verhouding van de profielfracties voor normaaluren respectievelijk laaguren ten opzichte van de totale profielfracties voor de betreffende verbruiksperiode.

  • 1.6

    Indien de aangeslotene beschikt over een meetinrichting waarbij het schakelmoment afwijkt van het schakelmoment van profielcategorie E1B, corrigeert de netbeheerder de toewijzing alsof het schakelmoment gelijk was aan het schakelmoment van de profielcategorie E1B.

  • 1.7

    De netbeheerder bepaalt het aan de desbetreffende aansluiting toegerekende volume per maand en per tariefperiode met gebruikmaking van de gegevens zoals opgenomen in bijlage 2.

  • 1.8

    Na bepaling van het vastgestelde en toegerekende volume per maand, berekent de netbeheerder het te reconciliëren volume per maand gesplitst per tariefperiode door het verschil tussen het vastgestelde en toegerekende volume te bepalen.

2

Het te reconciliëren volume sommeren naar BRP per leverancier

  • 2.1

    Na allocatie per kalendermaand per BRP het te reconciliëren volume per tariefperiode bepalen:

    Vrecon, N, BRP 1, leverancier 1,maand 1 = Vrecon, N, aangeslotene 1, maand 1 + Vrecon, N, aangeslotene 2, maand 1 + etc.

    Bovenstaande berekening wordt zowel voor normaaluren als laaguren gedaan.

3

Het te reconciliëren volume m.b.t. de netverliezen bepalen

  • 3.1

    Nadat per BRP is bepaald hoeveel volume te verrekenen is, kan het te reconciliëren netverlies berekend worden.

    Vrecon, N, netverliezen, nb 1 = – [Vrecon, N, BRP 1, maand 1 + Vrecon, N, BRP 2, maand 1 + etc.]

    Bovenstaande berekening wordt zowel voor normaaluren als laaguren gedaan.

4

Bericht met de te reconciliëren volumes per BRP naar de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet sturen

  • 4.1

    Het resultaat van de berekeningen in 2.1 en 3.1 wordt naar de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet verstuurd. Daarbij wordt het te reconciliëren volume m.b.t. de netverliezen apart vermeld.

5

Sommatie ontvangen gegevens van de netbeheerders naar BRP

De netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet ontvangt van alle andere netbeheerders een overzicht als bedoeld in 4. Daarna vindt er een sommatie naar BRP plaats. Dit vindt gescheiden plaats voor zowel normaaluren als laaguren.

Door de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet wordt de volgende berekening uitgevoerd:

6

Het berekenen van de gemiddelde gewogen day-ahead-clearingprijs per maand voor normaaluren en laaguren

De netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet bepaalt per kalendermaand de gewogen day-ahead-clearingprijs voor normaaluren en laaguren. De weging vindt plaats aan de hand van het aan profielklanten toegerekend verbruik op uurbasis op landelijk niveau. Op deze manier wordt het uur met een hoge landelijke belasting zwaarder meegenomen dan een nachtelijk uur. In formule vorm:

waarbij LDuur het landelijk debiet van profielafnemers op een bepaald uur is.

Ook deze berekening wordt voor normaaluren en laaguren gescheiden gemaakt.

7

De financiële verrekening

Met behulp van deze prijs kan de financiële verrekening plaats vinden:

8

Afrondingen

Day-ahead-clearingprijzen worden berekend met twee decimalen.

Volumes:

  • In de uitwisseling met de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet worden alleen gehele getallen gebruikt.

  • Op BRP-niveau is de som altijd exact gelijk aan nul.

Afronding vindt pas plaats in stap 3.

Bijlage

4

bij artikel 14.5, elfde lid: beproevingen

I

Beproeving primaire regeling

  • 1.

    Voor de vaststelling van de vermogensinstellingen moet de elektriciteitsproductie-eenheid gedurende twee aaneengesloten uren het maximum-netto-vermogen leveren. Het gedurende deze periode geleverde netto vermogen wordt op vijf minuten-basis geregistreerd en vervolgens per half uur gemiddeld. De kleinste waarde van de halfuur-waarden is bepalend voor de vermogensinstellingen voor de hieronder vermelde sprongproeven.

  • 2.

    De onder 2a. en 2b. beschreven proeven worden uitgevoerd zonder dode band.

  • 2a.

    Bij één, in overleg met de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet vastgesteld, vermogenspunt tussen minimum-netto-vermogen en maximum-netto-vermogen moet in 30 seconden een vermogensafname van 5% van het maximum-netto-vermogen gerealiseerd worden bij een ingestelde statiek van 8% en een gesimuleerde frequentieverstoring van +200 mHz.

  • 2b.

    Bij het onder 2a. vermelde vermogenspunt moet in 30 seconden een vermogenstoename van 5% van het maximum-netto-vermogen gerealiseerd worden bij een ingestelde statiek van 8% en een gesimuleerde frequentieverstoring van -200 mHz.

  • 2c.

    Bij het onder 2a. vermelde vermogenspunt moet een gelijkmatig verlopende productieafname van 5% van het maximum-netto-vermogen gerealiseerd worden bij een ingestelde statiek van 8% en een gesimuleerde gelijkmatig toenemende frequentieverstoring van 0 mHz naar +200 mHz in 2 minuten. De vermogensafname moet een lineair verloop hebben en binnen 2,5 minuten volledig gerealiseerd zijn (30 seconden na-ijlend op gesimuleerde frequentieverloop).

  • 2d.

    Bij het onder 2a. vermelde vermogenspunt moet een gelijkmatig verlopende productietoename van 5% van het maximum-netto-vermogen gerealiseerd worden bij een ingestelde statiek van 8% en een gesimuleerde gelijkmatig afnemende frequentieverstoring van 0 mHz naar -200 mHz in 2 minuten. De vermogenstoename moet een lineair verloop hebben en binnen 2,5 minuten volledig gerealiseerd zijn (30 seconden na-ijlend op gesimuleerde frequentieverloop).

  • 3.

    De vermogenswijzigingen moeten worden bewerkstelligd via de primaire regeling. Hiertoe zal een signaal dat overeenkomt met de vereiste frequentieverandering in het regelsysteem ingevoerd worden.

  • 4.

    Na elke proef dient de elektriciteitsproductie-eenheid gedurende tenminste 15 minuten het tijdens de sprong bereikte aangepaste vermogen te leveren.

  • 5.

    De proeven moeten worden uitgevoerd met alle generatoren in bedrijf.

  • 6.

    De proeven worden onder toezicht van een door de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet aangewezen onafhankelijke instantie uitgevoerd. Deze instantie brengt aan de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet verslag uit over de beproevingsresultaten.

  • 7.

    In het verslag worden ten minste vermeld:

    • het maximum-netto-vermogen, herleid naar nominale omgevingscondities;

    • de vermogensinstellingen waarbij de proeven zijn uitgevoerd, herleid naar nominale condities;

    • de ingegeven frequentieverstoring;

    • de procentuele vermogenstoename na 15 respectievelijk 30 seconden.

  • 8.

    De landelijke netbeheerder beoordeelt de beproevingsresultaten en zendt de beoordeling tezamen met het beproevingsverslag aan de betrokken aangeslotene.

II

Beproeving van de robuustheid bij verlaagde spanning

  • 1.

    De elektriciteitsproductie-eenheid moet bij 85% van de nominale eigenbedrijfsspanning gedurende 15 minuten (of korter in het geval dat de elektriciteitsproductie-eenheid is voorzien van een automatisch geregelde eigen bedrijfstransformator) het vastgestelde maximum-netto-vermogen, bedoeld onder I.1, leveren bij de toegekende arbeidsfactor.

  • 2.

    Aan de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet worden gerapporteerd:

    • tijdstip van aanvang en beëindiging;

    • spanning eigen bedrijfsrail als functie van de tijd;

    • netto vermogen als functie van de tijd.

III

Beproeving van de robuustheid bij kortsluitingen in het net

  • 1.

    Bij levering van tenminste 80% van het vastgestelde maximum-netto-vermogen, bedoeld onder I.1, bij de arbeidsfactor die is overeengekomen met de netbeheerder op wiens net de elektriciteitsproductie-eenheid is aangesloten, wordt de hoofdschakelaar van de eigen bedrijfsinstallatie geopend.

  • 2.

    Na een periode van tenminste1,5 seconden, ingaande op het moment dat de restspanning op de hoofdrails van het eigen bedrijf lager is dan 70% van de nominale waarde, wordt de schakelaar weer gesloten. Gedurende deze tijd mag de elektriciteitsproductie-eenheid niet door de beveiliging van het eigen bedrijf van het net worden gescheiden of tot stilstand komen.

  • 3.

    De onder 2. genoemde tijd van 1,5 seconde is een sommatie van:

    • de maximale kortsluitduur (300 ms);

    • hersteltijd van de netspanning tot 85% na afschakeling van de kortsluiting;

    • detectietijd van het minimum-spanningsrelais bij terugkerende spanning;

    • tijdvertraging minimum spanningsrelais;

    • schakeltijd van de schakelaar waarmee de elektriciteitsproductie-eenheid van het net wordt gescheiden;

    • hersteltijd van de generatorspanning.

  • 4.

    Aan de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet worden gerapporteerd:

    • tijdstip van aanvang en beëindiging.

    • spanning eigen bedrijfsrail als functie van de tijd.

    • netto vermogen als functie van de tijd.

IV

Beproeving van parallelschakeling na een kortsluiting in het net

  • 1.

    Bij levering van tenminste 85% van het onder vastgestelde maximum-netto-vermogen, bedoeld onder I.1, bij de toegekende arbeidsfactor, wordt de elektriciteitsproductie-eenheid met de netschakelaar van het net gescheiden. Na één uur wordt de elektriciteitsproductie-eenheid parallel geschakeld met het net. Vervolgens dient de elektriciteitsproductie-eenheid na 30 minuten gedurende 1 uur stabiel minimum-vermogen aan het net te kunnen leveren.

  • 2.

    Aan de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet worden gerapporteerd:

    • tijdstip openen netschakelaar;

    • netto-vermogen als functie van de tijd;

    • tijdstip synchronisatie per generator.

V

Overige rapportageverplichtingen

  • 1.

    Aan de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet worden in aanvulling op de onder II.2, III.4 en IV.2 genoemde gegevens tevens gerapporteerd:

    • elektrisch schema eigen bedrijfsinstallatie;

    • datum dan wel data van uitvoering:

    • beschrijving van de bedrijfssituatie voorafgaand aan de proeven;

    • beschrijving van de uitvoering;

    • overzicht van de schakelhandelingen;

    • totaal opgenomen vermogen van het eigen bedrijf voor, na en tijdens de proeven;

    • overzicht van de belangrijkste in bedrijf zijnde installaties van het eigen bedrijf (> 100 kVA).

Bijlage

5

bij artikel 9.28, tweede lid: productspecificaties blackstartvoorziening

  • 1.

    Er zijn tenminste twee synchrone elektriciteitsproductie-eenheden van elk minimaal 200 MW op de locatie aanwezig die als onderdeel van de blackstartvoorziening kunnen worden ingezet. Ook als één elektriciteitsproductie-eenheid in onderhoud is, is te allen tijde minimaal 200 MW beschikbaar. Het voor de betreffende blackstartvoorziening overeengekomen minimumvermogen wordt in de overeenkomst inzake het leveren van de blackstartvoorziening vastgelegd. Indien de voorziening bestaat uit meerdere kleinere synchrone elektriciteitsproductie-eenheden wordt de redundantie op andere wijze vastgesteld in overeenstemming met de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet waarbij altijd minimaal 200 MW beschikbaar is.

  • 2.

    De blackstartvoorziening is binnen 4 uur na afroep door de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet in staat om met een of meer elektriciteitsproductie-eenheden te koppelen aan een spanningsloos netdeel en vervolgens het vermogen in het eerste lid te leveren.

  • 3.

    De blackstartvoorziening en de overeen te komen inschakelsectie zijn bestand tegen de inrush-stroom en -spanning als gevolg van het bijschakelen van de assets van de inschakelsectie. Indien direct inschakelen niet mogelijk is, is er een mogelijkheid om deze inschakelsectie op te spannen. In ieder geval wordt aan de tweede voorwaarde voldaan. De voorkeur gaat uit naar beide mogelijkheden,

  • 4.

    De ingezette elektriciteitsproductie-eenheden van de blackstartvoorziening regelen na het onder spanning brengen en belasten van de inschakelsectie op tot minimum stabiel vermogen. De hoogte van het minimale stabiele vermogen wordt in de overeenkomst inzake het leveren van de blackstartvoorziening vastgelegd. De benodigde tijd hiervoor is afhankelijk van:

    • a.

      de opregelsnelheid. Deze is afhankelijk van de toestand (warm, koud) van de elektriciteitsproductie-eenheden van de blackstartvoorziening. De opregelsnelheid bedraagt gemiddeld minimaal 4 MW per minuut; en

    • b.

      de snelheid waarmee de desbetreffende netbeheerder belasting bijschakelt.

  • 5.

    Na het bereiken van het in het vierde lid bedoelde minimale stabiele vermogen, wordt het resterende vermogen door de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet gebruikt voor het verdere herstel van de elektriciteitsvoorziening. De eis genoemd in het vierde lid blijft hierbij van toepassing.

  • 6.

    De telecommunicatie tussen de productielocatie van de blackstartvoorziening en de netbeheerder van het landelijkhoogspanningsnet, tussen het bedrijfsvoeringscentrum behorende bij deze productielocatie en de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet alsmede tussen deze productielocatie en de desbetreffende netbeheerder is gedurende de eerste 24 uur na het wegvallen van de elektriciteitsvoorziening gegarandeerd.

  • 7.

    Er zijn op ieder moment voldoende gekwalificeerde medewerkers beschikbaar die de blackstartvoorziening kunnen bedienen. Bovendien worden de door de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet aangeboden bescherm- en hersteltrainingen gevolgd.

  • 8.

    De blackstartvoorziening is in staat gedurende 24 uur na afroep onafgebroken in bedrijf te blijven. Dit betekent dus ook dat de brandstofvoorziening van de blackstartvoorziening 24 uur gegarandeerd is.

  • 9.

    De blackstartvoorziening wordt jaarlijks getest, inclusief de in te schakelen en/of op te spannen netdelen.

  • 10.

    De elektriciteitsproductie-eenheid van de blackstartvoorziening is in staat een spanningsloos net op gewenste spanning en frequentie te brengen en daarna het overeen te komen werkzaam vermogen en blindvermogen te leveren. De verbonden elektriciteitsproductie-eenheid is in staat na het koppelen met de hoogspanningsrail onder regie van de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet op toerenregeling te blijven staan en daarna bij gekoppeld bedrijf (> 2500 MW) onder regie van de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet op vermogensregeling met frequentie-gevoeligheid overeenkomstig artikel 3.24, tweede lid, onderdeel c of artikel 14.5, tweede lid, onderdeel b, subonderdeel 1°.

  • 11.

    De elektriciteitsproductie-eenheden van de blackstartvoorziening zijn in staat werkzaam vermogen en blindvermogen te leveren overeenkomstig artikel 3.29 of, ingeval van een elektriciteitsproductie-eenheid als bedoeld in artikel 14.1, vierde lid, overeenkomstig het generatorbelastingdiagram van de desbetreffende elektriciteitsproductie-eenheid, tijdens het hele opregeltraject van 0 tot 100% van het maximale vermogen en ook daarna. De belastingbijschakeling zal tot aan het minimale stabiele vermogen van de elektriciteitsproductie-eenheid in nauw overleg plaatsvinden met de producent. Boven deze grens zal in stappen tot 5% van het maximaal vermogen worden bijgeschakeld. De hoeveelheid te leveren blindvermogen ligt bij elke netspanning en opgewekt werkzaam vermogen, in de range van minimaal 110 Mvar leveren tot minimaal 80 Mvar ontvangen. Indien de blackstartvoorziening invoedt op een kabel en het blindvermogen van de kabel wordt niet gecompenseerd, wordt het minimaal vereiste capacitieve bereik van 80 Mvar verhoogd ter grootte van het blindvermogen van de kabel bij nominale spanning.

  • 12.

    De voorziene niet-beschikbaarheid ten behoeve van onderhoud aan de startvoorziening van de blackstartvoorziening duurt niet langer dan 8 dagen per jaar en wordt in overleg met de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet ingepland.

  • 13.

    De voorziene niet-beschikbaarheid van elk van de verbonden elektriciteitsproductie-eenheden duurt niet langer dan 5 weken per jaar en wordt in overleg met de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet ingepland.

  • 14.

    Indien de voorziening bestaat uit twee verbonden elektriciteitsproductie-eenheden en indien beide verbonden elektriciteitsproductie-eenheden beschikbaar zijn, dient de tweede verbonden elektriciteitsproductie-eenheid binnen twee uur nadat de eerste verbonden elektriciteitsproductie-eenheid op het net is geschakeld parallel te zijn en vervolgens te kunnen opregelen tot het overeen te komen vermogen volgens het eerste lid.

  • 15.

    Indien de voorziening bestaat uit meerdere kleinere synchrone elektriciteitsproductie-eenheden, kunnen de resterende beschikbare elektriciteitsproductie-eenheden op het net geschakeld worden binnen twee uur na het onder spanning brengen van het net, en kunnen zij vervolgens opregelen tot het overeen te komen vermogen.

  • 16.

    Indien de blackstartvoorziening bij een blackout in eilandbedrijf raakt, wordt het herstelproces stabiel via eilandbedrijf of door middel van een blackstart uitgevoerd binnen de genoemde criteria.

  • 17.

    Indien de blackstartvoorziening bij een blackout stil staat of geheel van het net gescheiden wordt, wordt de blackstart uitgevoerd binnen de genoemde criteria.

Bijlage

6

bij artikel 9.28, derde lid: significante netgebruikers en door hen te nemen maatregelen in het kader van Verordening (EU) 2017/2196 (NC ER)

Bijlage

7

bij artikel 11.4: leidraad voor een machineleesbaar en interoperabel formaat van de gegevens

Bijlage

8

bij artikel 10.36, eerste lid, onderdeel b: specificaties biedingen balanceringsenergie aFRR

  • 1.

    Een bieding balanceringsenergie aFRR moet ten minste voldoen aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      minimumhoeveelheid: 1 MW;

    • b.

      maximumhoeveelheid: 999 MW;

    • c.

      deactiveringsperiode: gelijk aan de op- of afregelperiode;

    • d.

      de geldigheidsduur: één onbalansverrekeningsperiode;

    • e.

      wijze van activering: automatisch;

    • f.

      leveringsperiode: één onbalansverrekeningsperiode;

    • g.

      ramping rate: minimaal 20% per minuut.

  • 2.

    Een bieding balanceringsenergie aFRR is deelbaar.

  • 3.

    De BSP kan met een bieding balanceringsenergie aFRR geen minimumduur tussen het einde van de deactiveringsperiode en de volgende activering vereisen.

  • 4.

    De BSP moet in de bieding balanceringsenergie aFRR uitdrukking geven aan ten minste de volgende variabele kenmerken:

    • a.

      prijs van de bieding: €/MWh;

    • b.

      Locatie: EAN-code;

    • c.

      vermogen: MW;

    • d.

      Ramping rate: % per minuut.

Bijlage

9

bij artikel 10.36, eerste lid, onderdeel c: specificaties biedingen balanceringscapaciteit aFRR

  • 1.

    Een BSP kan balanceringscapaciteit aFRR aanbieden met een contract voor de door de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet in de uitvraag te specificeren duur. De maximale contractuur voor balanceringscapaciteit bedraagt één dag.

  • 2.

    Een BSP kan balanceringscapaciteit aFRR aanbieden met een contract voor:

    • a.

      opregelen;

    • b.

      afregelen.

  • 3.

    Contracten balanceringscapaciteit aFRR specificeren een plicht voor de BSP om elke onbalansverrekeningsperiode voor de duur van het contract energiebiedingen in te dienen voor een met de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet overeengekomen vermogen.

  • 4.

    De BSP moet in de bieding balanceringcapaciteit aFRR uitdrukking geven aan ten minste de volgende variabele kenmerken:

    • a.

      prijs van de bieding: €/MW per uur;

    • b.

      locatie: EAN-code;

    • c.

      vermogen: MW:

    • d.

      duur tussen einde deactivatie en volgende activatie: default 0;

    • e.

      of het volume wel of niet verdeelbaar is, met een minimum granulariteit van 1 MW.

Bijlage

10

bij artikel 10.36. eerste lid, onder d: specificaties noodvermogen

  • 1.

    Een BSP kan balanceringscapaciteit noodvermogen aanbieden met een contract voor de door de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet in de uitvraag te specificeren duur. De maximale contractduur voor balanceringscapaciteit bedraagt één dag.

  • 2.

    Contracten balanceringscapaciteit noodvermogen specificeren een plicht voor de BSP om balanceringsenergie gedurende de contractduur beschikbaar te houden voor levering overeenkomstig ten minste de volgende voorwaarden:

    • a.

      volledige activeringstijd voor opregelen: 15 minuten;

    • b.

      volledige activeringstijd voor afregelen: 10 minuten;

    • c.

      minimumhoeveelheid: 20 MW;

    • d.

      minimumduur van de leveringsperiode: drie maal 5 minuten;

    • e.

      maximumduur van de leveringsperiode: twaalf maal 5 minuten;

    • f.

      de geldigheidsduur: gelijk aan de contractduur;

    • g.

      wijze van activering: manueel, direct telefonisch geactiveerd of elektronisch berichtenverkeer en manuele deactivering of elektronisch berichtenverkeer.

  • 3.

    De netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet kan de onder 2, onderdeel c, genoemde minimumhoeveelheid naar beneden aanpassen

  • 4.

    De netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet kan minder vermogen afroepen dan gespecificeerd in het contract voor balanceringscapaciteit.

  • 5.

    Het contract kan een minimumduur tussen het einde van de deactiveringsperiode en de volgende activering bepalen.

Bijlage

11

bij artikel 9.1, tweede lid: redispatch product

  • 1.

    Met een bieding redispatch biedt de door de aangeslotene aangewezen CSP aan om op een gespecificeerde locatie op te regelen of af te regelen ten opzichte van een prognose voor die locatie.

  • 2.

    Een bieding redispatch voldoet ten minste aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      minimumhoeveelheid: 100 kW;

    • b.

      minimumduur van de leveringsperiode: 1 onbalansverrekeningsperiode;

    • c.

      indien de duur van de leveringsperiode meer dan één onbalansverrekeningsperiode omvat, zijn de onbalansverrekeningsperiodes aansluitend;

    • d.

      afroepbaar en wijzigbaar tot drie onbalansverrekeningsperiodes voor de eerste in de bieding genoemde onbalansverrekeningsperiode;

    • e.

      de bieding bevat de locatie waar de dienst geleverd wordt;

    • f.

      het geboden vermogen is zowel geheel als gedeeltelijk afroepbaar;

    • g.

      de bieding is na afroep niet meer veranderbaar;

    • h.

      het afgeroepen vermogen is vanaf het begin van de eerste onbalansverrekeningsperiode van de leveringsperiode volledig beschikbaar; en

    • i.

      de levering van het vermogen is gestopt vanaf het einde van de laatste onbalansverrekeningsperiode van de leveringsperiode.

  • 3.

    De bieding redispatch bevat minimaal de volgende variabele kenmerken:

    • a.

      de prijs in €/MWh;

    • b.

      de locatie met EAN-code(s);

    • c.

      het vermogen in MW per onbalansverrekeningsperiode;

    • d.

      de richting;

    • e.

      de leveringsperiode in onbalansverrekeningsperiode(s); en

    • f.

      het vermogen dat ten minste afgeroepen dient te worden.

  • 4.

    De netbeheerder specificeert bij elk op bieding redispatch gebaseerd product ten minste:

    • a.

      of dit beschikbaar is voor zowel één aansluiting als voor groepen van aansluitingen;

    • b.

      of bij afroep van de bieding een onbalansaanpassing van de BRP van de aansluiting toegepast wordt, of dat de afroep als handel met een specifieke BRP genomineerd wordt;

    • c.

      de wijze van activering door de netbeheerder;

    • d.

      het tijdstip vanaf en tot welke biedingen gedaan kunnen worden; en

    • e.

      de wijze waarop de netbeheerder de levering van het product valideert.

  • 5.

    De netbeheerder en de door de aangeslotene aangewezen CSP kunnen een contract aangaan voor redispatchcapaciteit. Een contract voor redispatchcapaciteit specificeert een plicht voor de door de aangeslotene aangewezen CSP om voor de duur van het contract op verzoek van de netbeheerder biedingen redispatch te doen tegen de in het contract overeengekomen voorwaarden.

Bijlage

12

bij artikel 9.1, eerste lid: capaciteitsbeperking product

  • 1.

    Met het afzien van het gebruik van het gecontracteerde en beschikbaar gestelde transportvermogen, zijnde een capaciteitsbeperking, biedt een aangeslotene of een groep van aangeslotenen aan om gedurende een afgesproken periode zijn dan wel de gezamenlijke transportbehoefte te beperken tot een afgesproken capaciteit.

  • 2

    Capaciteitsbeperking is gebaseerd op een tussen de netbeheerder en de aangeslotene of een groep van aangeslotenen af te sluiten contract, zijnde een capaciteitsbeperkingscontract.

  • 3.

    Het capaciteitsbeperkingscontract geeft uitdrukking aan ten minste de volgende variabele kenmerken:

    • a.

      de maximaal te gebruiken transportcapaciteit;

    • b.

      of de reductie permanent geleverd wordt of gedurende af te spreken periodes;

    • c.

      de prijs in € per MW voor de afgesproken reductie;

    • d.

      de locatie(s) met EAN-code(s) van de aansluiting(en); en

    • e.

      de contractperiode.

  • 4.

    Capaciteitsbeperking kan worden afgesproken voor één aansluiting of voor een groep van aansluitingen.

  • 5.

    De levering capaciteitsbeperking wordt aan de hand van meetgegevens geverifieerd.

  • 6.

    De netbeheerder specificeert bij elk op capaciteitsbeperking gebaseerd product ten minste:

    • a.

      of inzet na gate-sluitingstijd van de day-aheadmarkt op de dag voorafgaande aan het transport van het ter beschikking gestelde vermogen mogelijk is en zo ja, of

      • een onbalanscorrectie van de BRP van de aansluiting toegepast wordt; of

      • 2°.

        dat de afroep genomineerd wordt als handel met een specifieke BRP;

    • b.

      de wijze van activering door de netbeheerder; en

    • c.

      de wijze waarop de netbeheerder de levering van het product valideert.

  • 7.

    Inzet na gate-sluitingstijd van de day-aheadmarkt op de dag voorafgaande aan het transport van het ter beschikking gestelde vermogen heeft het karakter van een bieding redispatch overeenkomstig bijlage 11. Netbeheerder en aangeslotene komen de voorwaarden overeen die gelden voor deze bieding.

Bijlage

13

bij artikel 10.36, vierde lid: inkoopprocedure balanceringscapaciteit

  • 1.

    De netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet richt een online platform in ten behoeve van het contracteren van balanceringscapaciteit aFRR en balanceringscapaciteit noodvermogen.

  • 2.

    De netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet gebruikt het in het eerste lid bedoelde platform voor het informeren van BSP's over tenders die op hen op basis van prekwalificatiestatus per product van toepassing zijn.

  • 3.

    De BSP ontvangt ter gelegenheid van zijn erkenning als BSP als bedoeld in artikel 10.37, eerste lid, een login voor de webportal behorende bij het in het eerste lid bedoelde platform.

  • 4.

    De BSP kan biedingen doen voor producten waarvoor hij geprekwalificeerd is via het in het derde lid bedoelde webportal.

  • 5.

    De netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet deelt de gunningsbeslissing aan de desbetreffende BSP mee via het in het eerste lid bedoelde platform en desgewenst door middel van een e-mail met gunningsbrief.

  • 6.

    Indien gewenst kan de BSP een implementatie doen om te kunnen communiceren met het in het eerste lid bedoelde platform zonder de in het derde lid bedoelde webportal te gebruiken. Indien noch de in dit lid bedoelde implementatie noch de in het derde lid bedoelde webportal beschikbaar is, kan de BSP zijn bieding door middel van een door de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet verstrekt biedformulier in Excel-format bij de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet indienen tot uiterlijk het tijdstip genoemd in het zevende lid, onderdeel d, subonderdeel 2°. Het biedformulier wordt op aanvraag van de BSP, specifiek voor de betreffende FRR-veiling, verstrekt door de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet. Aanvraag kan geschieden per e-mail of telefoon.

  • 7.

    Per FRR-veiling worden bij publicatie en, in geval van mutatie van de status onverwijld, minimaal de volgende gegevens beschikbaar gesteld:

    • a.

      de veilingdatum;

    • b.

      de veiling ID, zijnde een uniek identificatienummer voor de veiling;

    • c.

      het contracttype, zijnde dag of anders;

    • d.

      de gate-tijden:

      • 1°.

        open: vanaf dit moment kunnen BSP's biedingen indienen;

      • sluiten, te weten 09:00 uur: tot dit moment kunnen BSP's biedingen indienen;

      • kennisgeving, te weten 09.10 uur: het voorgenomen moment waarop BSP's geïnformeerd worden over de voorlopige resultaten;

      • publiceren, te weten 09.30 uur: het voorgenomen moment waarop de gunning onherroepelijk wordt;

    • e.

      de toe te kennen hoeveelheid FRR opregelen / afregelen, zijnde de totaal te contracteren hoeveelheid FRR per richting;

    • f.

      de status, zijnde de actuele status van de tender:

      • 1°.

        gepland: de veiling is gepland, de volumes zijn onder voorbehoud van wijziging;

      • 2°.

        firm: de volumes zijn vastgesteld;

      • 3°.

        gate open: de tender is open voor ontvangst van biedingen;

      • 4°.

        gate gesloten: de tender is gesloten, de resultaten worden berekend;

      • 5°.

        geannuleerd: de veiling is geannuleerd door de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet;

      • 6°.

        voorlopige resultaten: de resultaten zijn berekend en meegedeeld aan de deelnemers, onder voorbehoud van onvolkomenheden;

      • 7°.

        definitieve resultaten: de resultaten zijn definitief vastgesteld en meegedeeld aan de deelnemers;

      • 8°.

        onder review: er is een mogelijke onvolkomenheid ontdekt die wordt onderzocht; definitieve resultaten kunnen nog niet worden meegedeeld;

    • g.

      de contractperiode;

    • h.

      de toegestane producten in de veiling;

    • i.

      de leveringsperiode, zijnde het tijdvenster binnen de contractperiode waarin de gevraagde capaciteit gecontracteerd zal worden;

    • j.

      de beperkingen in het te contracteren vermogen per aanbieder (in MW):

      • 1°.

        het minimum, zijnde het minimale vermogen dat een BSP op ieder moment gecontracteerd dient te hebben. Onder voorwaarde dat het totale aanbod voldoende is om de hoeveelheid als bedoeld in onderdeel e toe te kennen, worden aanbiedingen onder dit minimum niet meegewogen in de gunningsbeslissing;

      • 2°.

        het maximum, zijnde het maximale vermogen dat een BSP op ieder moment gecontracteerd mag hebben. Onder voorwaarde dat het totale aanbod voldoende is om de hoeveelheid als bedoeld in onderdeel e toe te kennen, worden aanbiedingen boven dit maximum niet meegewogen in de gunningsbeslissing;

    • k.

      het te gunnen vermogen per product (in MW), zijnde de minimale hoeveelheid van het betreffende product dat gegund dient te worden.

  • 8.

    Biedingen voor balanceringscapaciteit zijn geldig tot 1 uur na het tijdstip genoemd in het zevende lid, onderdeel d, subonderdeel 4°.

  • 9.

    Indien BSP’s niet uiterlijk op de tijden genoemd in het zevende lid, onderdeel d, subonderdelen 3° en 4° kunnen worden geïnformeerd over respectievelijk de voorlopige en de onherroepelijke resultaten, geldt de volgende uitzondering:

    • a.

      indien de vertraging korter is dan 1 uur, worden de tijden genoemd in het zevende lid, onderdeel d. subonderdelen 3° of 4° met maximaal 1 uur opgeschort;

    • b.

      indien de vertraging langer is dan 1 uur, organiseert de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet later op de dag een nieuwe veiling.

  • 10.

    Indien de veiling volgens de tijden, genoemd in het zevende lid, onderdeel d, of het negende lid, onvoldoende resultaat heeft, kan de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet later op de dag een volgende veiling organiseren. In dat geval worden de BSP’s daarvan tijdig op de hoogte gesteld.

  • 11.

    Indien een volgende veiling, als bedoeld in het tiende lid, eveneens niet tot voldoende resultaat leidt, kan de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet bilateraal afspraken maken met BSP’s over de beschikbaar te stellen balanceringscapaciteit.

  • 12.

    Indien de omstandigheden daar, naar oordeel van de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet, aanleiding toe geven kan de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet besluiten om incidenteel af te wijken van de inkoopprocedure voor balanceringscapaciteit in de leden 1 tot en met 12.

Bijlage

14

bij artikel 9.10, derde lid: onderzoeksrapport congestiemanagement

  • 1.

    Ten behoeve van de technische analyse van het congestiegebied, neemt de netbeheerder ten minste de volgende elementen op in het onderzoeksrapport:

    • a.

      een overzicht van de ontwikkeling van de aanwezige transportcapaciteit in het (de) betreffende deelnet(ten), tot het moment waarop het (de) net(ten) zodanig verzwaard, gewijzigd of uitgebreid is (zijn) dat er geen sprake meer is van een tekort aan aanwezige transportcapaciteit;

    • b.

      een overzicht van de van toepassing zijnde netontwerpcriteria, inclusief de aangehouden reservecapaciteit, en operationele veiligheidsgrenzen, die gehanteerd zijn bij het bepalen van de aanwezige transportcapaciteit. Indien de vrijstelling ten aanzien van productie overeenkomstig artikel 9.12 van toepassing is, geeft de netbeheerder voor ieder beperkend netelement gemotiveerd aan op welke wijze rekening is gehouden met de vrijstelling bij het bepalen van de aanwezige transportcapaciteit;

    • c.

      een overzicht van de ontwikkeling van de technische transportcapaciteit van het (de) beperkende netelementen, tot het moment waarop het (de) net(ten) zodanig verzwaard, gewijzigd of uitgebreid is (zijn) dat er geen sprake meer is van een tekort aan aanwezige transportcapaciteit;

    • d.

      een overzicht van de ontwikkeling van de kortsluitvastheid van het (de) betreffende deelnet(ten) en de verwachte maximale kortsluitstroom in het (de) betreffende deel(ten), tot het moment waarop het (de) net(ten) zodanig verzwaard, gewijzigd of uitgebreid is (zijn) dat er geen sprake meer is van een tekort aan aanwezige transportcapaciteit;

    • e.

      een voorspelling van het belastingpatroon op het (de) beperkende netcomponent(en) gedurende de periode waarvoor fysieke congestie wordt verwacht, inclusief een specificatie van de externe omstandigheden waarmee bij de voorspelling rekening is gehouden en van de aannames waarop de voorspelling is gebaseerd;

    • f.

      een onderbouwde schatting van de hoeveelheid elektriciteit, uitgedrukt in MWh voor ieder jaar, die op moment van publicatie naar verwachting aan congestiemanagementmaatregelen moet worden ingezet;

    • g.

      een onderbouwde schatting van de hoeveelheid elektriciteit, uitgedrukt in MWh voor ieder jaar, die op moment van publicatie naar verwachting wel kan worden getransporteerd wanneer er geen congestiemanagement wordt toegepast;

    • h.

      de financiële grens zoals bedoeld in artikel 9.10, tweede lid, onderdeel c;

    • i.

      de technische grens zoals bedoeld in artikel 9.10, tweede lid, onderdeel d;

    • j.

      een onderbouwde schatting van de kosten voor congestiemanagement, uitgedrukt in euro voor ieder jaar, die op moment van publicatie naar verwachting zal worden uitgegeven aan congestiemanagement;

    • k.

      een onderbouwde schatting van de hoeveelheid capaciteit, uitgedrukt in MW voor ieder jaar, die op moment van publicatie naar verwachting extra zal worden afgenomen door toepassing van congestiemanagement; en

    • l.

      een onderbouwde schatting van de hoeveelheid energie, uitgedrukt in MWh voor ieder jaar, die op moment van publicatie naar verwachting extra zal worden getransporteerd door toepassing van congestiemanagement.

  • 2.

    Ten behoeve van de marktanalyse van het congestiegebied, neemt de netbeheerder ten minste de volgende elementen op in het onderzoeksrapport:

    • a.

      de wijze waarop de netbeheerder partijen, welke geïnteresseerd zijn om deel te nemen aan congestiemanagement en voldoen aan de in deze code gestelde voorwaarden, heeft betrokken in het onderzoek naar de mogelijkheid van toepassing van congestiemanagement met inzet van de middelen benoemd in artikel 9.31;

    • b.

      het aantal potentiële deelnemers aan congestiemanagement en de wijze waarop de netbeheerder dat heeft vastgesteld;

    • c.

      het vermogen in MW dat naar schatting in totaal beschikbaar is voor capaciteitsbeperking of redispatch op de meest kritische momenten van verwachte congestie;

    • d.

      de hoeveelheid elektriciteit, uitgedrukt in MWh per jaar, die door de aangeslotenen in het deelgebied naar verwachting kan worden aangepast op basis van redispatch-biedingen, lange termijn contracten en een combinatie van beide, gedurende de periode waarvoor fysieke congestie wordt verwacht; en

    • e.

      de technische maatregelen die de netbeheerder moet nemen om het net veilig te bedrijven wanneer gebruik wordt gemaakt van congestiemanagement.

  • 3.

    In het geval uit de elementen zoals bedoeld in het eerst lid, onderdeel e en het tweede lid, onderdeel c en d bedrijfsgevoelige informatie afgeleid zou kunnen worden, zorgt de netbeheerder ervoor dat er op de in artikel 9.8 bedoelde website een publieke versie van het onderzoeksrapport gepubliceerd wordt waarin dit risico weggenomen is. Een volledige versie van het onderzoeksrapport wordt in alle gevallen met de Autoriteit Consument en Markt gedeeld.

Bijlage

15

bij artikel 10.17: indeling in profielcategorieën

  • 1.

    Aansluitingen met een doorlaatwaarde kleiner dan of gelijk aan 3x25A op laagspanning die beschikken over een niet op afstand uitleesbare kleinverbruikmeetinrichting, worden ingedeeld in profielcategorie E1A, onderscheiden naar vastgesteld afnametype.

  • 2.

    Aansluitingen met een doorlaatwaarde kleiner dan of gelijk aan 3x25A op laagspanning die beschikken over een op afstand uitleesbare kleinverbruikmeetinrichting en waarbij het schakelmoment van normaaluren naar laaguren omstreeks 23:00 uur valt, worden ingedeeld in profielcategorie E1B, onderscheiden naar vastgesteld afnametype.

  • 3.

    Aansluitingen met een doorlaatwaarde kleiner dan of gelijk aan 3x25A op laagspanning die beschikken over een op afstand uitleesbare kleinverbruikmeetinrichting en waarbij het schakelmoment van normaaluren naar laaguren omstreeks 21:00 uur valt, worden ingedeeld in profielcategorie E1C, onderscheiden naar vastgesteld afnametype.

  • 4.

    In afwijking van het eerste tot en met derde lid worden aansluitingen ten behoeve van openbare verlichting, behoudens aansluitingen die op grond van artikel 2.30 niet zijn voorzien van een comptabele meetinrichting, ingedeeld in profielcategorie E4A.

  • 5.

    In aanvulling op het vierde lid wordt een aansluiting tevens ingedeeld in de profielcategorie E4A indien:

    • a.

      de aangeslotene de netbeheerder een bestuurdersverklaring verstrekt waarin door de bestuurder van de beheerder van een op de aansluiting aangesloten OVL-installatie of een door hem daartoe gemachtigd persoon, wordt verklaard dat op een op de aansluiting aangesloten OVL-installatie uitsluitend lampen (inclusief voorschakelapparatuur) zijn aangesloten ten behoeve van openbare verlichting en daarmee gelijk te stellen verlichting, zoals ten behoeve van reclame- of feestverlichting, abri’s, verkeersbordverlichting etc., mits deze op dezelfde wijze geschakeld worden, en;

    • b.

      de aansluiting voorzien is van een comptabele meetinrichting.

  • 6.

    Aansluitingen met een doorlaatwaarde groter dan 3x25A op laagspanning maar kleiner dan of gelijk aan 3x80A op laagspanning die beschikken over een niet op afstand uitleesbare kleinverbruikmeetinrichting worden ingedeeld in profielcategorie E2A, onderscheiden naar vastgesteld afnametype.

  • 7.

    Aansluitingen met een doorlaatwaarde groter dan 3x25A op laagspanning maar kleiner dan of gelijk aan 3x80A op laagspanning die beschikken over een op afstand uitleesbare kleinverbruikmeetinrichting, worden ingedeeld in profielcategorie E2B, onderscheiden naar vastgesteld afnametype.

  • 8.

    Aansluitingen met een doorlaatwaarde groter dan 3x80A op laagspanning die, onverminderd het bepaalde in 2.4.1 van de Meetcode elektriciteit, zijn voorzien van een profielgrootverbruikmeetinrichting, worden ingedeeld in profielcategorie E3.

Bijlage

16

bij artikel 10.17: bepalen dynamische profielfracties

  • 1.

    De netbeheerder bepaalt dagelijks, voor 10:00 uur, per etmaal waarvoor hij meetgegevens ten behoeve van balanceringsverantwoordelijkheid vaststelt, per profielcategorie de profielfracties per netgebied, per energierichting volgens de werkwijze vastgesteld overeenkomstig bijlage 1 van de Informatiecode elektriciteit en gas.

  • 2.

    De netbeheerder stelt de overeenkomstig het eerste lid bepaalde profielfracties voor 10:00 uur beschikbaar aan BRP’s, leveranciers en de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet.

  • 3.

    Indien de netbeheerder niet uiterlijk om 10:00 uur voor een profielcategorie de profielfracties per netgebied heeft bepaald, hanteert de netbeheerder de door het in bijlage B1.1 van de Informatiecode elektriciteit en gas bedoelde platform vastgestelde standaardprofielen voor de desbetreffende profielcategorie.

  • 4.

    De netbeheerder meldt het gebruik van standaardprofielen voor 10:00 uur aan de BRP’s, de leveranciers en de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet.

Bijlage

17

bij artikel 10.17: vaststellen volumegegevens voor geprofileerde aansluitingen

  • 1.

    De netbeheerder bepaalt voor elk netgebied per onbalansverrekeningsperiode de veronderstelde geprofileerde afname (VGA) per BRP, per leverancier (LV), per profielcategorie (PC), per netgebied van alle allocatiepunten van de betreffende BRP in de betreffende profielcategorie volgens de formule:

    VGABRP,LV,PC = – PFAPC x Σ SJABRP, LV,PC,TP

    waarin:

    PFAPC = de profielfractie afname van de betreffende profielcategorie voor het desbetreffende netgebied voor de betreffende onbalansverrekeningsperiode.

    Σ SJABRP, LV,PC, TP = de som van de standaardjaarafname van alle allocatiepunten van de betreffende BRP, de betreffende leverancier in de betreffende profielcategorie voor het desbetreffende netgebied en de betreffende tariefperiode.

  • 2.

    De netbeheerder bepaalt voor elk netgebied per onbalansverrekeningsperiode de veronderstelde geprofileerde invoeding (VGI) per BRP, per leverancier (LV), per profielcategorie (PC), per netgebied van alle allocatiepunten van de betreffende BRP in de betreffende profielcategorie volgens de formule:

    VGIBRP,LV,PC = PFIPC x Σ SJIBRP, LV,PC,TP

    waarin:

    PFIPC = de profielfractie invoeding van de betreffende profielcategorie voor het desbetreffende netgebied voor de betreffende onbalansverrekeningsperiode.

    Σ SJIBRP, LV,PC,TP = de som van de standaardjaarinvoeding van alle allocatiepunten van de betreffende BRP, de betreffende leverancier in de betreffende profielcategorie voor het desbetreffende netgebied en de betreffende tariefperiode.

  • 3.

    De netbeheerder bepaalt voor elk netgebied per onbalansverrekeningsperiode het totale veronderstelde geprofileerde volume (TVGV) per netgebied, door de absolute waarden van alle veronderstelde geprofileerde afname’s (VGA) bepaald overeenkomstig het eerste lid en de absolute waarden van alle veronderstelde geprofileerde invoedingen (VGI) bepaald overeenkomstig het tweede lid te sommeren.

Bijlage

18

bij artikel 10.17: vaststellen meetgegevens ten behoeve van balanceringsverantwoordelijkheid voor geprofileerde aansluitingen

  • 1.

    De netbeheerder bepaalt voor elk netgebied per onbalansverrekeningsperiode de restantvolumecorrectiefactor (RCF) door de waarde één te verminderen met het quotiënt van het overeenkomstig artikel 10.17, zesde lid bepaalde restantvolume (REV) en het overeenkomstig Bijlage 17, derde lid, bepaalde totale veronderstelde geprofileerde volume (TVGV) volgens de formule:

    RCF = 1 – (REV / TVGV)

  • 2.

    De netbeheerder bepaalt voor elk netgebied per onbalansverrekeningsperiode per BRP, per leverancier en per profielcategorie de gecorrigeerde geprofileerde afname (GGA) van alle allocatiepunten van de betreffende BRP in de betreffende profielcategorie volgens de formule:

    GGABRP, LV,PC = VGABRP, LV,PC x RCF

    waarin:

    VGABRP, LV,PC = de overeenkomstig Bijlage 17, eerste lid vastgestelde veronderstelde geprofileerde afname voor de betreffende onbalansverrekeningsperiode, de betreffende BRP, de desbetreffende leverancier en de betreffende profielcategorie

    RCF = de overeenkomstig het eerste lid bepaalde restantvolumecorrectiefactor

  • 3.

    De netbeheerder bepaalt voor elk netgebied per onbalansverrekeningsperiode per BRP, per leverancier en per profielcategorie de gecorrigeerde geprofileerde invoeding (GGI) van alle allocatiepunten van de betreffende BRP in de betreffende profielcategorie volgens de formule:

    GGIBRP, LV,PC = VGIBRP, LV,PC x (2 – RCF)

    waarin:

    VGIBRP, LV,PC = de overeenkomstig Bijlage 17, tweede lid vastgestelde veronderstelde geprofileerde invoeding voor de betreffende onbalansverrekeningsperiode, de betreffende BRP, de betreffende leverancier en de betreffende profielcategorie

    RCF = de overeenkomstig het eerste lid bepaalde restantvolumecorrectiefactor

Bijlage

19

bij artikel 10.17: gedimensioneerde profielen voor onbemeten aansluitingen.

  • 1.

    Openbare verlichting

    • 1.1

      In het geval de aansluiting van een installatie voor openbare verlichting op grond van artikel 2.30, eerste lid of artikel 2.31, eerste lid niet is voorzien van een comptabele meetinrichting, verstrekt de aangeslotene, tenzij anders overeengekomen, eenmaal per kwartaal aan de netbeheerder de volgende gegevens:

      • a.

        het aantal lampen (inclusief voorschakelapparatuur) behorende tot de installatie;

      • b.

        het vermogen per lamp (inclusief voorschakelapparatuur);

      en per door de netbeheerder aan te geven tijdvak, voor zover van toepassing, vooraf:

      • c.

        het brandschema (inclusief onderhoud);

      • d.

        de tijden dat de installatie wordt gedimd en het vermogen van de lampen (inclusief voorschakelapparatuur) in gedimde situatie.

    • 1.2

      De netbeheerder stelt op basis van de in 1.1 bedoelde gegevens het belastingprofiel van de installatie vast en geeft de aangeslotene desgevraagd inzage in het rekenmodel of de berekening.

    • 1.3

      De netbeheerder stelt, na overleg met de aangeslotene, indien in het in 1.2 bedoelde belastingprofiel geen rekening is gehouden met aan de installatie uit te voeren onderhoud, een toeslag vast op het in 1.2 bedoelde belastingprofiel.

    • 1.4

      In afwijking van 1.3 houdt de netbeheerder, zo mogelijk en indien gewenst, rechtstreeks rekening met het opgegeven onderhoudsprogramma bij het vaststellen van het in 1.2 bedoelde belastingprofiel.

    • 1.5

      De aangeslotene houdt voor de netbeheerder een technische administratie bij en geeft de netbeheerder hierin desgevraagd inzage. In deze administratie worden in elk geval de volgende gegevens opgenomen:

      • a.

        de locatie van de lampen (inclusief voorschakelapparatuur), en;

      • b.

        per type lamp (inclusief voorschakelapparatuur) het aantal en het vermogen.

    • 1.6

      De aangeslotene houdt de in 1.5 bedoelde administratie actueel.

    • 1.7

      Op het belastingprofiel bedoeld in 1.2, 1.3 respectievelijk 1.4 zijn, voor zover van toepassing, de artikelen 10.17 en 10.22 van kracht.

    • 1.8

      De aangeslotene, bedoeld in 1.1, toont desgevraagd door middel van een bestuurdersverklaring van de bestuurder van de beheerder van de desbetreffende installatie of een door hem daartoe gemachtigd persoon, de juistheid en de volledigheid van de in 1.1, onderdelen a tot en met d, en 1.5 bedoelde informatie aan.

    • 1.9

      Indien de lampen (inclusief voorschakelapparatuur) voor openbare verlichting zich niet direct achter de aansluiting bevinden, maar deel uitmaken van een OVL-installatie, blijkt uit de in 1.8 genoemde bestuurdersverklaring tevens dat op de desbetreffende OVL-installatie uitsluitend lampen (inclusief voorschakelapparatuur) zijn aangesloten ten behoeve van openbare verlichting en daarmee gelijk te stellen lampen (inclusief voorschakelapparatuur), zoals ten behoeve van reclame- of feestverlichting, abri’s, verkeersbordverlichting etc., mits deze op dezelfde wijze geschakeld worden.

    • 1.10

      Indien naar het oordeel van de netbeheerder redelijke twijfel bestaat over de juistheid en de volledigheid van de in 1.1, onderdelen a tot en met d, en 1.5 bedoelde informatie en van de in 1.8 bedoelde bestuurdersverklaring, overlegt de aangeslotene desgevraagd een extern audit-rapport aangaande de juistheid en de volledigheid van de in 1.1, onderdelen a tot en met d en 1.5 bedoelde informatie.

  • 2.

    Overige onbemeten aansluitingen

    • 2.1

      In het geval een aansluiting van een installatie, niet zijnde een installatie voor openbare verlichting, op grond van artikel 2.30, eerste lid of artikel 2.31, eerste lid niet is voorzien van een comptabele meetinrichting, verstrekt de aangeslotene, tenzij anders overeengekomen, eenmaal per kwartaal aan de netbeheerder het vermogen van de installatie, zowel in normale bedrijfstoestand als – voor zover van toepassing – in de situatie dat de installatie is gedimd respectievelijk buiten bedrijf is en per door de netbeheerder aan te geven tijdvak – voor zover van toepassing – vooraf de tijden waarop de installatie zich in één van deze bedrijfstoestanden bevindt.

    • 2.2

      De netbeheerder stelt op basis van de in 2.1 bedoelde gegevens het belastingprofiel voor de installatie vast en geeft de aangeslotene desgevraagd inzage in het rekenmodel of de berekening daarvoor.

    • 2.3

      In afwijking van 2.2 kan de netbeheerder het belastingprofiel van de installatie vaststellen op basis van het vermogen van de installatie in de normale bedrijfstoestand en de invloed van het dimmen en van het buiten bedrijf zijn van de installatie daarbij verdisconteren in een vaste reductiefactor.

    • 2.4

      De aangeslotene houdt voor de netbeheerder een technische administratie bij en geeft de netbeheerder hierin desgevraagd inzage. In deze administratie worden in elk geval de volgende gegevens opgenomen:

      • a.

        de locatie van de betreffende installaties, en;

      • b.

        het vermogen, zowel in normale bedrijfstoestand als – voor zover van toepassing – in de situatie dat de installatie is gedimd respectievelijk buiten bedrijf is.

    • 2.5

      De aangeslotene houdt de in 2.4 bedoelde administratie actueel.

    • 2.6

      Op het belastingprofiel bedoeld in 2.2 respectievelijk 2.3 zijn – voor zover van toepassing – de artikelen 10.17 en 10.22 van kracht.

    • 2.7

      De aangeslotene, als bedoeld in 2.1, toont desgevraagd door middel van een bestuurdersverklaring van de bestuurder van de beheerder van de desbetreffende installatie of een door hem daartoe gemachtigde persoon, de juistheid en de volledigheid van de in 2.1 en 2.4 bedoelde informatie aan.

    • 2.8

      Indien naar het oordeel van de netbeheerder redelijke twijfel bestaat over de juistheid en de volledigheid van de in 2.1 en 2.4 bedoelde informatie en van de in 2.7 bedoelde bestuurdersverklaring, overlegt de aangeslotene desgevraagd een extern audit-rapport aangaande de juistheid en de volledigheid van de in 2.1 en 2.4 bedoelde informatie.

Bijlage

20

bij artikel 8.12: vaststellen van de dynamische regionale wachttijd

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Bijlage

21

bij artikel 8.13: criteria bij vaststellen aansluittermijnen

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Bijlage

22

bij artikel 7.0a

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Bijlage

23

bij artikelen 7.1b, tweede lid, 7.1c, tweede lid, en 7.1d, tweede lid: Productvoorwaarden

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden