Besluit van 16 oktober 2018, houdende regels over investeringsplannen voor elektriciteitsnetten en gastransportnetten en enkele andere onderwerpen (Besluit investeringsplan en kwaliteit elektriciteit en gas)

Besluit investeringsplan en kwaliteit elektriciteit en gas

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat van 10 juli 2018, nr. WJZ / 18145041;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 17 september 2018, nr. W18.18.0200/IV);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat van 12 oktober 2018, nr. WJZ / 18244983;

Hebben goedgevonden en verstaan:

§

1

Begripsbepalingen

Artikel

1.1

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

§

2

Investeringsplan

Artikel

2.1

Artikel

2.2

Artikel

2.3

§

3

Kwaliteitsborgingssysteem

Artikel

3.1

§

4

Meldingen en voorvallen

Artikel

4.1

Artikel

4.2

§

4a

Vrijstellingen uitvalsituaties

Artikel

4a.1

Een uitvalsituatie in een net met een spanningsniveau van 220 kV of hoger in normaal bedrijf, is vrijgesteld van de norm in de aanhef van artikel 16, vierde lid, van de Elektriciteitswet 1998, indien:

  • a.

    de uitvalsituatie betrekking heeft op een transformator naar een spanning lager dan 110 kV en leidt tot een onderbreking van transport van elektriciteit van maximaal:

    • 1°.

      100 MW gedurende ten hoogste tien minuten, voor zover het transport ten behoeve van verbruik betreft, of

    • 2°.

      200 MW gedurende ten hoogste twee weken, voor zover het transport ten behoeve van rechtstreeks op de transformator aangesloten, dan wel op het onderliggende net met een spanningsniveau hoger dan 1 kV of lager dan 110 kV aangesloten productie betreft;

  • b.

    de uitvalsituatie betrekking heeft op een railsysteem en leidt tot een onderbreking van transport van elektriciteit van maximaal 1.500 MW gedurende ten hoogste zes uur, voor zover het transport ten behoeve van rechtstreeks op het railsysteem aangesloten, dan wel op het onderliggende net met een spanningsniveau van hoger dan 1 kV of lager dan 110 kV aangesloten productie betreft.

Artikel

4a.2

Een uitvalsituatie in een net met een spanningsniveau van 220 kV of hoger tijdens onderhoud, is vrijgesteld van de norm in de aanhef van artikel 16, vierde lid, van de Elektriciteitswet 1998, indien:

  • a.

    de uitvalsituatie betrekking heeft op een transformator naar een spanning lager dan 110 kV en leidt tot een onderbreking van transport van elektriciteit van maximaal:

    • 1°.

      100 MW gedurende ten hoogste zes uur, voor zover het transport ten behoeve van verbruik betreft, of

    • 2°.

      200 MW gedurende ten hoogste twee weken, voor zover het transport ten behoeve van rechtstreeks op de transformator aangesloten, dan wel op het onderliggende net met een spanningsniveau van hoger dan 1 kV of lager dan 110 kV aangesloten productie betreft;

  • b.

    de uitvalsituatie betrekking heeft op een railsysteem en leidt tot een onderbreking van transport van elektriciteit van maximaal:

    • 1°.

      1000 MW gedurende ten hoogste twee uur, waarna de onderbreking maximaal 500 MW is, vervolgens lineair afneemt tot maximaal 100 MW en na zes uur is opgelost, voor zover het transport ten behoeve van verbruik betreft, of

    • 2°.

      1.500 MW gedurende ten hoogste zes uur, voor zover het transport ten behoeve van rechtstreeks op het railsysteem aangesloten, dan wel op het onderliggende net met een spanningsniveau van hoger dan 1 kV of lager dan 110 kV aangesloten productie betreft.

Artikel

4a.3

Een uitvalsituatie in een net met een spanningsniveau van 110 tot 220 kV in normaal bedrijf, is vrijgesteld van de norm in de aanhef van artikel 16, vierde lid, van de Elektriciteitswet 1998, indien:

  • a.

    de uitvalsituatie betrekking heeft op een transformator naar een spanning lager dan 110 kV en leidt tot een onderbreking van transport van elektriciteit van maximaal:

    • 1°.

      100 MW gedurende ten hoogste tien minuten, voor zover het transport ten behoeve van verbruik betreft, of

    • 2°.

      200 MW gedurende ten hoogste twee weken, voor zover het transport ten behoeve van rechtstreeks op de transformator aangesloten, dan wel op het onderliggende net met een spanningsniveau van hoger dan 1 kV of lager dan 110 kV aangesloten productie betreft;

  • b.

    de uitvalsituatie betrekking heeft op een circuit en leidt tot een onderbreking van transport van elektriciteit van maximaal:

    • 1°.

      100 MW gedurende ten hoogste tien minuten, voor zover het transport ten behoeve van verbruik betreft, of

    • 2°.

      500 MW gedurende ten hoogste twee weken, voor zover het transport ten behoeve van rechtstreeks op het circuit aangesloten, dan wel op het onderliggende net met een spanningsniveau van hoger dan 1 kV of lager dan 110 kV aangesloten productie betreft;

  • c.

    de uitvalsituatie betrekking heeft op een railsysteem en leidt tot een onderbreking van transport van elektriciteit van maximaal:

    • 1°.

      500 MW gedurende ten hoogste een uur en daarna maximaal 100 MW gedurende ten hoogste vijf uur, voor zover het transport ten behoeve van verbruik betreft, of

    • 2°.

      1500 MW gedurende ten hoogste zes uur, voor zover het transport ten behoeve van rechtstreeks op het railsysteem aangesloten, dan wel op het onderliggende net met een spanningsniveau van hoger dan 1 kV of lager dan 110 kV aangesloten productie betreft.

Artikel

4a.4

Artikel

4a.5

Een uitvalsituatie in een net met een spanningsniveau van 110 kV of hoger is vrijgesteld van de norm in de aanhef van artikel 16, vierde lid, van de Elektriciteitswet 1998 indien die betrekking heeft op:

  • a.

    een mast met een of meer bovengrondse verbindingen;

  • b.

    een railsysteem gedurende een schakelsequentie.

Artikel

4a.6

Een uitvalsituatie in een net met een spanningsniveau van 110 kV of hoger, is vrijgesteld van de norm in de aanhef van artikel 16, vierde lid, van de Elektriciteitswet 1998, indien de uitvalsituatie betrekking heeft op een netonderdeel waarvoor een ontheffing is aangevraagd als bedoeld in artikel 16, vierde lid, onderdeel b, van de wet, tot de dag na die waarop de beslissing op de aanvraag onherroepelijk is geworden.

§

4b

Ontheffingen uitvalsituaties

Artikel

4b.1

Artikel

4b.2

Autoriteit Consument en Markt neemt het besluit op de aanvraag tot een ontheffing zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk zes maanden na ontvangst van de aanvraag. Deze termijn kan eenmaal met ten hoogste zes maanden worden verlengd.

Artikel

4b.3

Aan de ontheffing wordt de voorwaarde verbonden dat wanneer het netonderdeel waarvoor ontheffing wordt verleend ingrijpend wordt gerenoveerd of gemodificeerd, het desbetreffende netonderdeel wordt aangepast overeenkomstig de norm in artikel 16, vierde lid, aanhef, van de Elektriciteitswet 1998 of, indien van toepassing, een vrijstelling in paragraaf 4a van dit besluit.

Artikel

4b.4

Artikel

4b.5

§

5

Slotbepalingen

Artikel

5.2

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2019.

Artikel

5.3

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit investeringsplan en kwaliteit elektriciteit en gas.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

Wassenaar
Willem-Alexander
De Minister van Economische Zaken en Klimaat, E.D. Wiebes
De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus