Regeling medisch-specialistische zorg

Op grond van de artikelen 35, 36, 37 en 38 van de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg), alsmede de beleidsregel ‘Prestaties en tarieven medisch-specialistische zorg’, stelt de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) de volgende regeling vast.

Artikel

1

Reikwijdte

Deze regeling is van toepassing op instellingen voor medisch-specialistische zorg (met uitzondering van sanatoria), audiologische centra, trombosediensten, instellingen voor erfelijkheidsadvisering en instellingen die geriatrische revalidatiezorg leveren.

Deze regeling is voorts van toepassing op solisten als bedoeld in artikel 16 van de beleidsregel ‘Prestaties en tarieven medisch-specialistische zorg’ en op zorgaanbieders die mondzorg leveren zoals kaakchirurgen die bieden.

Deze regeling is niet van toepassing op abortuszorg geleverd door abortusklinieken en aanbieders van gespecialiseerde geestelijke gezondheidszorg (ggz) en generalistische basis-ggz, als bedoeld in de beleidsregels ‘Prestaties en tarieven gespecialiseerde geestelijke gezondheidszorg’ en ‘Generalistische basis-ggz’, met uitzondering van de relevante ggz-prestaties die zijn opgenomen in de tarieventabel (te raadplegen via http://werkenmetdbcs.nza.nl).

Artikel

2

Doel van de regeling

In deze regeling legt de NZa regels vast die zorgaanbieders die op grond van artikel 1 onder de reikwijdte van deze regeling vallen in acht moeten nemen bij het leveren en registreren van prestaties en tarieven van medisch-specialistische zorg, audiologische zorg, trombosezorg, zorg in het kader van erfelijkheidsadvisering, geriatrische revalidatiezorg en mondzorg zoals kaakchirurgen die bieden.

Artikel

3

Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    Add-on:

    Een overig zorgproduct (ozp), dat uiteen valt in twee categorieën:

    • zorg op de intensive care (ic), uitgedrukt in zorgactiviteiten en behorend bij een dbc-zorgproduct;

    • een limitatief aantal geregistreerde geneesmiddelen, elk gekoppeld aan een ZI-nummer en behorend bij een zorgtraject.

  • b.

    AGB-code:

    Een unieke code die aan de zorgaanbieder, zorgverlener, praktijk en/of instelling wordt toegekend en waarmee de zorgaanbieder, zorgverlener en de praktijk of instelling kan worden geïdentificeerd. De AGB-code is opgebouwd uit acht posities. De eerste twee posities geven de zorgverlenersoort weer (01 = huisartsen, 03 = medisch specialist et cetera). De overige zes posities zijn een volgnummer.

  • c.

    Beslisboom:

    De beslisboom beschrijft de criteria op grond waarvan een subtraject in combinatie met zorgactiviteiten door een grouper wordt afgeleid tot een dbc-zorgproduct of uitvalproduct.

  • d.

    Dbc-zorgproduct:

    Een declarabele prestatie die via de beslisboom is afgeleid uit een subtraject met zorgactiviteiten.

  • e.

    Dbc-zorgproductcode:

    Het unieke nummer van een dbc-zorgproduct dat bestaat uit negen posities. De code is opgebouwd uit een dbc-zorgproductgroepcode (zes posities) en een code voor het specifieke dbc-zorgproduct binnen een dbc-zorgproductgroep (drie posities).

  • f.

    Dbc-zorgproductgroep:

    Een verzameling van dbc-zorgproducten. Deze verzameling is geclusterd op basis van medische kenmerken zoals ICD-10-diagnose, Wbmv-indicatie of andere (zogenaamde pre-MDC) criteria. Elke dbc-zorgproductgroep heeft een eigen beslisboom.

  • g.

    Dbc-zorgproductgroepcode:

    Een zescijferige code van de dbc-zorgproductgroep, waar een dbc-zorgproduct tot behoort.

  • h.

    Declaratiedataset:

    De verzameling van gegevens die nodig is om de geleverde zorg af te leiden uit de grouper.

  • i.

    (typerende) Diagnose:

    De diagnose die de geleverde zorg over de te declareren periode (het subtraject) het beste typeert. De typerende diagnose kan per subtraject verschillen.

  • j.

    Diagnose-behandelcombinatie:

    Een diagnose-behandelcombinatie (dbc) is een declarabele prestatie, die het resultaat is van (een deel van) het totale zorgtraject van de diagnose die de zorgaanbieder stelt tot en met de (eventuele) behandeling die hieruit volgt.

  • k.

    Diagnose-combinatietabel:

    Een niet-limitatieve opsomming van diagnosen waarvoor geen parallelle dbc-zorgproducten mogen worden gedeclareerd.

  • l.

    Eigen patiënt:

    Een patiënt is een eigen patiënt van de zorgverlener, indien deze patiënt zich met een zorgvraag tot de betreffende zorgverlener heeft gewend én die zorgverlener verantwoordelijk is voor het afhandelen van die zorgvraag, al dan niet met andere mede behandelende zorgaanbieders.

  • m.

    Eigen zorgverlener:

    Zorgverlener tot wie de patiënt zich met een zorgvraag heeft gewend en die verantwoordelijk is voor het afhandelen van die zorgvraag, al dan niet met andere mede behandelende zorgaanbieders.

  • n.

    Gereguleerd segment:

    Het geheel van prestaties waarvoor de NZa maximumtarieven vaststelt.

  • o.

    Grouper:

    Een applicatie in een beveiligde omgeving die op basis van een aangeleverde declaratiedataset dbc-zorgproducten en add-ons, met uitzondering van add-ongeneesmiddelen, afleidt conform de door de NZa vastgestelde prestatie- en tarieventabellen en beslisbomen.

  • p.

    Hoofdbehandelaar:

    Zorgaanbieder die, in reactie op de zorgvraag van een patiënt, bij een patiënt de diagnose stelt en/of verantwoordelijk is voor de behandeling van die zorgvraag. Bij medische overdracht van een patiënt wordt ook het hoofdbehandelaarschap overgedragen.

  • q.

    Hoofddiagnose ICD-10:

    De ziekte of aandoening die aan het einde van een subtraject hoofdzakelijk verantwoordelijk is voor de behoefte van de patiënt aan behandeling of onderzoek.

  • r.

    ICD-10:

    De tiende editie van de International Statistical Classification of Diseases and Related Health Problems (ICD-10). De ICD-10 is het internationaal gestandaardiseerde classificatiesysteem van diagnosen waarmee de zorgaanbieder alle ziektebeelden en diagnosen van patiënten eenduidig kan registreren.

  • s.

    Instelling:

    Instelling als bedoeld in artikel 1.2, aanhef en onder nummer:

    • 1 (instelling voor medisch-specialistische zorg);

    • 2 (audiologische centra);

    • 3 (trombosediensten);

    • 13 (instelling voor erfelijkheidsadvisering);

    • 18 (instellingen voor verpleging), voor zover zij geriatrische revalidatiezorg leveren, van het Uitvoeringsbesluit WTZi.

  • t.

    Integraal tarief:

    Tarief waarin alle vergoedingen zijn opgenomen voor kosten die een zorgverlener in rekening mag brengen in verband met het leveren van een prestatie.

  • u.

    Kostendrager:

    Een eenheid waaraan kosten worden toegerekend.

  • v.

    Macrokader medisch-specialistische zorg:

    Financieel kader vastgesteld door het ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport (VWS). VWS stelt jaarlijks één integraal macrokader vast voor zorgverleners van medisch-specialistische zorg.

  • w.

    Maximumtarief:

    Bedrag als bedoeld in artikel 50, eerste lid, onder c, van de Wmg, dat ten hoogste als tarief voor een prestatie in rekening mag worden gebracht.

  • x.

    Medisch-specialistische zorg:

    Medisch-specialistische zorg, met inbegrip van audiologische zorg, trombosezorg, zorg in het kader van erfelijkheidsadvisering en mondzorg zoals kaakchirurgen die bieden en met uitzondering van gespecialiseerde geestelijke gezondheidszorg (ggz) en generalistische basis-ggz.

  • y.

    Onderlinge dienstverlening:

    Het leveren van zorg als (onderdeel van een) dbc-zorgproduct door één of meerdere instellingen of medisch specialisten (niet zijnde de hoofdbehandelaar) op verzoek van de hoofdbehandelaar.

  • z.

    Ondersteunend specialist:

    Een specialist die niet als poortspecialist fungeert en die medisch-specialistische zorghandelingen uitvoert in het kader van een zorgtraject van een poortspecialist. Een ondersteunend specialist heeft dus geen eigen zorgtraject.

    Als ondersteunende specialismen worden de volgende specialismen onderscheiden: radiologie (0362), nucleaire geneeskunde (0363), klinische chemie (0386), medische microbiologie (0387), pathologie (0388), anesthesiologie (0389) en klinische genetica (0390).

    In bepaalde gevallen kan een ondersteunend specialist wel fungeren als poortspecialist en is er sprake van een eigen zorgtraject. Dit geldt voor: een interventie-radioloog (0362), een anesthesist als pijnbestrijder (0389) en een klinischgeneticus (0390).

  • aa.

    Overig zorgproduct (ozp):

    Een prestatie binnen de medisch-specialistische zorg, niet zijnde een dbc-zorgproduct. Overige zorgproducten zijnonderverdeeld in vier hoofdcategorieën: supplementaire producten, eerstelijnsdiagnostiek (ELD), paramedische behandeling en onderzoek, en overige verrichtingen.

  • bb.

    Poortfunctie:

    Typering van een zorgaanbieder die een zorgtraject voor medisch-specialistische zorg kan starten. De poortfunctie kan uitgevoerd worden door de poortspecialist en de volgende ondersteunende specialisten: interventie-radioloog (0362), anesthesist als pijnbestrijder (0389) en klinisch geneticus (0390). Daarnaast kan de poortfunctie ook uitgevoerd worden door de volgende beroepsbeoefenaren, niet zijnde medisch specialisten: arts-assistent, klinisch fysicus audioloog (1900), specialist ouderengeneeskunde (8418), SEH-arts KNMG, verpleegkundig specialist en physician assistant.

Figuur 1 Overzicht beroepsbeoefenaren

Bron: NZa

  • cc.

    Poortspecialist: De medisch specialist van het poortspecialisme waarnaar een patiënt wordt verwezen voor medisch-specialistische zorg. Als poortspecialismen worden de volgende specialismen onderscheiden: oogheelkunde (0301), KNO (0302), heelkunde/chirurgie (0303), plastische chirurgie (0304), orthopedie (0305), urologie (0306), gynaecologie (0307), neurochirurgie (0308), dermatologie (0310), inwendige geneeskunde (0313), kindergeneeskunde/neonatologie (0316), gastro-enterologie/mdl (0318), cardiologie (0320), longgeneeskunde (0322), reumatologie (0324), allergologie (0326), revalidatie (0327), cardio-pulmonale chirurgie (0328), consultatieve psychiatrie (0329), neurologie (0330), klinische geriatrie (0335), radiotherapie (0361) en sportgeneeskunde.

  • dd.

    Prestatie: Prestatiebeschrijving als bedoeld in artikel 50, eerste lid, aanhef en onder d, van de Wmg.

  • ee.

    Solist: Solistisch werkende zorgaanbieder die, anders dan in dienst of onmiddellijk of middellijk in opdracht van een andere zorgaanbieder, zelfstandig beroepsmatig medisch-specialistische zorg verleent.

  • ff.

    Specialist ouderengeneeskunde: De zorgaanbieder die als specialist ouderengeneeskunde is geregistreerd door de ‘Huisarts en Verpleeghuisarts en arts voor verstandelijk gehandicapten Registratiecommissie’ (HVRC).

  • gg.

    Subtraject: Een afgebakende periode binnen het zorgtraject van de patiënt die op een vooraf bepaald moment wordt afgesloten.

  • hh.

    Typeringslijst: Overzicht per medisch specialisme of type van zorg waarop de voor het betreffende specialisme (type van zorg) toegestane componenten binnen de dbc-registratie zijn weergegeven.

  • ii.

    Uitvalproduct: Een combinatie van subtraject en zorgactiviteiten die niet leidt tot een declarabel dbc-zorgproduct.

  • jj.

    Verpleeghuis: Organisatorisch verband dat op grond van artikel 5, eerste lid, WTZi is toegelaten als instelling voor verpleging als bedoeld in artikel 1.2 nummer 18, van het Uitvoeringsbesluit WTZi voor de functie verblijf in combinatie met behandeling.

  • kk.

    Vrij segment: Het geheel van prestaties waarvoor de NZa geen tarieven vaststelt.

  • ll.

    Vrij tarief: Tarief als bedoeld in artikel 50, eerste lid, onder a, van de Wmg, dat voor een prestatie in rekening mag worden gebracht.

  • mm.

    Zorgaanbieder: Natuurlijk persoon of rechtspersoon als bedoeld in artikel 1, aanhef en onderdeel c, van de Wmg.

  • nn.

    Zorgactiviteit: De bouwstenen van het dbc-zorgproduct diegezamenlijk het profiel van een dbc-zorgproduct vormen. Zorgactiviteiten bepalen in combinatie met het geregistreerde subtraject welke prestatie is geleverd en welk dbc-zorgproduct kan worden gedeclareerd. Daarnaast vormt de onderverdeling in zorgactiviteiten de basis voor overige zorgproducten.

  • oo.

    Zorgproduct: Een aanduiding van prestaties binnen de medisch-specialistische zorg. Zorgproducten zijn onderverdeeld in dbc-zorgproducten en overige zorgproducte.

  • pp.

    Zorgprofiel: Alle geregistreerde zorgactiviteiten binnen een dbc-zorgproduct.

  • qq.

    Zorgtraject: Het geheel van prestaties van een zorgverlener, voortvloeiend uit de zorgvraag waarvoor de patiënt de zorgverlener consulteert. Een zorgtraject is geen declarabele prestatie, maar bestaat uit één of meerdere declarabele subtrajecten.

  • rr.

    Zorgverlener: Instelling of solist.

Hoofdstuk

I

Zorgtrajecten

Artikel

4

Algemene registratiebepalingen

Artikel

5

Openen zorgtraject (met subtraject ZT11)

Artikel

5a

Openen parallel zorgtraject (met subtraject ZT11 of ZT21)

Artikel

5b

Openen zorgtraject bij multidisciplinaire behandeling (met subtraject ZT11)

Artikel

6

Sluiten zorgtraject (met subtraject ZT11 of ZT21)

Artikel

7

Openen zorgtraject bij intercollegiaal consult (icc) (met subtraject ZT13)

Artikel

8

Sluiten van een zorgtraject bij intercollegiaal consult (icc) (met subtraject ZT13)

Een zorgtraject met een subtraject met ZT13 (intercollegiaal consult) wordt afgesloten wanneer de klinische opname van het bijbehorende zorgtraject wordt beëindigd, of uiterlijk op de 120e dag.

Artikel

9

Openen overig zorgtraject (ZT41)

Artikel

10

Sluiten overig zorgtraject (met subtraject ZT41)

Een zorgtraject met een subtraject met ZT41 wordt afgesloten direct na uitvoering van de (laatste) zorgactiviteit als onderdeel van het overig zorgproduct.

Artikel

11

Openen ic-zorgtraject (ZT51 of ZT52)

Artikel

12

Sluiten ic-zorgtraject (ZT51 of ZT52)

Artikel

13

Openen ondersteunend zorgtraject (ZT51)

Een zorgtraject met subtraject ZT51 voor ondersteuning aan de hoofdbehandelaar kan worden geopend wanneer de ondersteuner zorg levert aan de patiënt en hier geen eigen zorgtraject voor open staat. Deze zorgactiviteiten dienen gekoppeld te worden aan het zorgtraject van de hoofdbehandelaar.

Artikel

14

Sluiten ondersteunend zorgtraject (ZT51)

Een zorgtraject met een subtraject met ZT51 met betrekking tot het leveren van zorg in het kader van ondersteuning aan de hoofdbehandelaar wordt afgesloten wanneer het subtraject van de hoofdbehandelaar wordt afgesloten conform de afsluitregels in artikel 17 en 18. Daarbij geldt dat het subtraject met de zorgactiviteiten tegelijk met het subtraject van de hoofdbehandelaar naar een grouper gestuurd dient te worden, nadat het subtraject van de hoofdbehandelaar is afgesloten conform de afsluitregels in artikel 17 en 18.

Hoofdstuk

II

Subtrajecten

Artikel

15

Algemene registratiebepalingen

De instelling is samen met de beroepsbeoefenaar die de poortfunctie uitvoert verantwoordelijk voor de juiste registratie van de ICD-10-code van de hoofddiagnose. De ICD-10-code wordt geregistreerd per subtraject.

Artikel

16

Openen subtraject met ZT11 of ZT21

Artikel

17

Sluiten klinisch subtraject met ZT11 of ZT21

Artikel

18

Sluiten niet-klinisch subtraject met ZT11 of ZT21

Artikel

19

Uitzonderingen op opening- en afsluitregels subtraject met ZT11 of ZT21

Van de in artikel 17 en 18 vermelde algemene afsluitregels mag uitsluitend worden afgeweken indien zich één of meer van de in dit artikellid opgesomde uitzonderingen voordoen. Dan geldt de genoemde afsluitingsregel.

  • 1.

    Sluitingsregels voor medicinale oncologische behandelingen (1.0000.1):

    • a.

      Voor kinderoncologische behandelingen in een centrum voor kindergeneeskunde oncologische behandeling met SKION-stratificatie gelden andere sluitingsregels (zie 1.0000.11).

    • b.

      Indien medicinale oncologische behandeling ter voorbereiding op een stamceltransplantatie plaatsvindt, dient voor het stamceltransplantatietraject een parallel zorg/subtraject met dezelfde diagnose te worden geopend.

    • c.

      Medicinale oncologische behandelingen binnen initiële (ZT11) subtrajecten;

      • Wanneer binnen een initieel (ZT11) subtraject besloten wordt tot een medicinale oncologische behandeling, dan wordt het subtraject afgesloten één dag voor de datum van de toediening per infuus of injectie en/of de begeleiding bij orale oncologische medicatie. Aansluitend wordt een nieuw subtraject geopend en gaan de regels voor medicinale oncologische behandelingen binnen vervolg (ZT21) subtrajecten gelden.

    • d.

      Medicinale oncologische behandelingen binnen vervolg (ZT21) subtrajecten;

      • Een klinisch vervolg subtraject ZT21 met een medicinale oncologische behandeling per infuus of injectie wordt bij élke nieuwe toediening afgesloten (behalve bij acute leukemie). Dit betekent dat een subtraject afgesloten wordt bij:

        • een nieuwe toediening tijdens dezelfde klinische opname;

        • een nieuwe toediening tijdens een heropname binnen 42 dagen na ontslag uit de voorgaande opname;

        • een nieuwe toediening in een niet klinische setting (dagverpleging of polikliniek) binnen 42 dagen na ontslag uit kliniek.

        Het subtraject wordt in deze situaties één dag voor de datum van de nieuwe toediening gesloten en aansluitend wordt een nieuw subtraject geopend.

        In afwijking op het bovenstaande gelden voor klinische subtrajecten met orale oncologische medicatieconform de algemene regels voor het afsluiten van klinische subtrajecten ZT21 (zie artikel 17) dat deze worden afgesloten 42 dagen uit de kliniek, tenzij sprake is van:

        • een overgang naar een ander soort orale medicinale oncologische behandeling tijdens dezelfde klinische opname;

        • een overgang naar een ander soort orale medicinale oncologische behandeling tijdens een heropname binnen 42 dagen na ontslag van de voorgaande opname;

        • een overgang naar een ander soort orale medicinale oncologische behandeling in een niet klinische setting (dagverpleging of polikliniek) binnen 42 dagen na ontslag uit de kliniek;

        • een toediening per infuus of injectie tijdens dezelfde klinische opname;

        • een toediening per infuus of injectie tijdens een heropname binnen 42 dagen na ontslag van de voorgaande opname;

        • een toediening per infuus of injectie in een niet klinische setting (dagverpleging of polikliniek) binnen 42 dagen na ontslag uit de kliniek.

      • Een niet klinisch subtraject ZT21 met een medicinale oncologische behandeling per infuus of injectie wordt 42 dagen na toediening per infuus of injectie afgesloten tenzij er een nieuwe toediening per infuus of injectie binnen 42 dagen plaatsvindt, ongeacht of dit klinisch of niet klinisch gebeurt. Het subtraject wordt in die situatie één dag voor de datum van de nieuwe toediening gesloten en er wordt aansluitend een nieuw subtraject geopend.

        Voor orale oncologische medicatie geldt dat het subtraject ZT21 42 dagen na de uitvoerdatum van de eerste begeleidingszorgactiviteit zoals omschreven in het registratieaddendum binnen het subtraject afgesloten wordt. Alleen bij overgang naar een andere soort orale medicinale oncologische behandeling of na een toediening per infuus of injectie wordt het subtraject een dag voor de start van de andere therapie/toedieningsvorm gesloten en aansluitend een nieuw subtraject geopend.

        Bij een medicinale oncologische behandeling van acute leukemie per infuus of injectie wordt het subtraject ZT21 gesloten op iedere 30ste behandeldag (klinische dag respectievelijk dagverpleging dag) of 42 dagen na de laatste behandeldag indien er minder dan 30 behandeldagen zijn geweest.

  • 2.

    Chronische zorg bij thuisbeademing (1.0000.2)

    Bij chronische zorg met thuisbeademing wordt het subtraject telkens na een periode van 30 dagen afgesloten. Het zorgprofiel bevat tenminste één van de zorgactiviteiten voor thuisbeademing. De voorbereidingsfase wordt afgesloten op de dag voor de start van de chronische thuisbeademing tenzij deze niet leidt tot chronische thuisbeademing. In het laatste geval gelden de algemene regels voor afsluiting als vermeld in artikel 17 en 18. Voor chronische zorg met thuisbeademing wordt een apart zorgtraject geopend (zo nodig parallel aan de aandoening waarvoor de chronische thuisbeademing wordt gegeven).

  • 3.

    Chronische zorg met dialyse (1.0000.3)

    Chronische zorg met dialyse wordt afgesloten telkens na een periode van zeven dagen. Het zorgprofiel bevat tenminste één van de zorgactiviteiten voor chronische dialyse (192048, 192049, 192051 t/m 192056, 192058, 192059 en 192061 t/m 192070). Voor chronische dialyse wordt een apart zorgtraject geopend (zo nodig parallel aan de aandoening waarvoor de dialyse wordt gegeven).

    Een zorgactiviteit voor dialyse mag maar eenmaal per dialyse worden geregistreerd. Deze zorgactiviteit wordt gekoppeld aan het zorgtraject waarvoor de dialyse wordt uitgevoerd. Indien de patiënt tijdelijk dialyseert in een andere instelling dan de instelling waar de patiënt regulier in behandeling is, mogen beide instellingen een eigen zorgtraject registreren.

  • 4.

    Gynaecologie intra-uteriene ingrepen (1.0307.2)

    Bij intra-uteriene ingrepen (diagnosen Z24, Z25, Z27 en Z28) wordt het subtraject afgesloten één dag voor de andere intra-uteriene ingreep, of conform de algemene regel als vermeld in artikel 17 en 18 indien de andere ingreep later dan dit moment start.

  • 5.

    Neonatologie (1.0316.1)

    Een subtraject neonatologie wordt afgesloten op de dag van ontslag (ontslagdatum) van de neonaat uit het ziekenhuis.

  • 6.

    Kindergeneeskunde en kinderneurologie oncologische behandeling in SKION centrum (1.0000.11)

    De looptijd van kinderoncologische subtrajecten in een centrum met SKION stratificatie is altijd 120 dagen.

  • 7.

    Cardiologie (1.0320.3)

    Voor het specialisme cardiologie worden subtrajecten met ZT11 en ZT21 als volgt afgesloten:

    • a.

      Bij opname in de kliniek of dagverpleging (geen hartrevalidatie) wordt het subtraject afgesloten:

      • op datum van ontslag uit de kliniek, dagverpleging of langdurige observatie behalve bij vervolg subtrajecten (ZT21) op de dagverpleging in het kader van diagnostiek of elektrocardioversie;

      • wanneer zich bij de patiënt een andere/nieuwe zorgvraag voordoet waarvoor een nieuw zorgtraject wordt geopend (vanwege niet toegestane parallelliteit);

      • op de dag voorafgaand aan het herimplanteren van (een deel van) een transveneuze lead na een complexe transveneuze leadextractie.

    • b.

      Bij een poliklinisch subtraject (geen hartrevalidatie) wordt het subtraject afgesloten:

      • Subtraject met ZT11: op de 90e dag na de opening van het subtraject; tenzij zich bij de patiënt een andere/nieuwe zorgvraag voordoet waarvoor een nieuw zorgtraject wordt geopend (vanwege niet toegestane parallelliteit). In dat geval wordt het subtraject één dag voor opening van het nieuwe zorgtraject afgesloten.

      • Subtraject met ZT21: op de 120e dag na de opening van het subtraject; tenzij zich bij de patiënt een andere/nieuwe zorgvraag voordoet waarvoor een nieuw zorgtraject wordt geopend (vanwege niet toegestane parallelliteit). In dat geval wordt het subtraject één dag voor opening van het nieuwe zorgtraject afgesloten.

    • c.

      Bij hartrevalidatie (diagnose 821) wordt het subtraject op de 120e dag na de opening van het subtraject afgesloten.

  • 8.

    Exacerbatie van COPD (1.0322.1)

    Wanneer bij exacerbatie van COPD een heropname plaatsvindt binnen 42 dagen na ontslag van de voorgaande opname, wordt het subtraject longgeneeskunde afgesloten en een nieuw subtraject geopend. Moment van afsluiten is één dag voor de start van de nieuwe klinische opname. Indien de heropname plaatsvindt na de 42e dag na ontslag, gelden de algemene regels.

  • 9.

    Reumatologie (1.0324.1)

    Indien bij een vervolgbehandeling reumatologie (ZT21) de behandelsetting wijzigt, wordt het subtraject reumatologie afgesloten en mag de volgende dag een nieuw subtraject worden geopend.

    Moment van afsluiten is één dag voor de start van de behandeling in de nieuwe setting of conform de algemene regel (genoemd in artikel 18), indien de behandeling in nieuwe setting later dan dit moment start. Echter, indien logischerwijs de behandeling in tempi wordt uitgevoerd gelden de algemene regels. Voorbeelden in tempi: het meerdere malen toedienen van Remicade of APD- of andere bisfosfonaat infusen.

  • 10.

    Revalidatiegeneeskunde (1.0327.3)

    Voor revalidatiegeneeskunde (niet zijnde geriatrische revalidatiezorg) geldt dat subtrajecten worden afgesloten op de 42e dag na de datum waarop de laatste revalidatiegeneeskundige zorgactiviteit of zorgactiviteit met zorgprofielklasse 1, 2, 3 of 19 heeft plaatsgevonden. Indien binnen deze 42-dagen periode opnieuw een verrichting plaats vindt gaat de termijn van 42-dagen opnieuw lopen en wordt deze afgesloten op de 42e dag na de datum van de laatste verrichting.

  • 11.

    Geriatrische revalidatiezorg (1.8418.1)

    Voor de geriatrische revalidatiezorg (grz) geldt dat de subtrajecten worden afgesloten op de 42e dag na de datum waarop de laatste geriatrische revalidatiezorg zorgactiviteit heeft plaatsgevonden. Indien binnen deze 42-dagen periode opnieuw een verrichting plaatsvindt, gaat de termijn van 42 dagen opnieuw lopen en wordt deze afgesloten op de 42e dag na de datum van de laatste verrichting.

    In bijzondere gevallen kan de zorgverzekeraar toestaan dat er langer dan zes maanden grz wordt geleverd. Deze situatie kan zich voordoen wanneer er sprake is van een nieuwe zorgvraag die ontstaat tijdens een lopend grz zorgtraject.

    Indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan, mag (vanwege niet toegestane parallelliteit) het lopende subtraject voor de oorspronkelijke zorgvraag (handmatig) afgesloten worden:

    • de zorgverzekeraar heeft schriftelijk toestemming gegeven voor het openen van een nieuw zorgtraject voor de nieuwe zorgvraag; én

    • het nieuwe zorgtraject wordt voorafgegaan aan een noodzakelijk ziekenhuisverblijf in verband met de nieuwe zorgvraag.

    Het moment van afsluiten van het lopende subtraject voor de oorspronkelijke zorgvraag is de dag voorafgaand aan de eerste zorgactiviteit voor de nieuwe zorgvraag.

  • 12.

    Klinische geriatrie/ouderengeneeskunde bij CGA (1.0000.8)

    Indien er bij de behandeling klinische geriatrie of ouderengeneeskunde een verergering van het probleem ontstaat waarvoor opnieuw een Comprehensive Geriatric Assessment (CGA) noodzakelijk is, wordt het subtraject afgesloten. Vervolgens wordt aansluitend een nieuw subtraject geopend. Het moment van afsluiten is één dag voor de start van de nieuwe behandeling of conform de algemene regel indien de nieuwe behandeling later dan dit moment start.

  • 13.

    Radiotherapie (2.0361.1)

    • a.

      Van de algemene afsluitregels wordt afgeweken indien (zowel) een behandeling van metastaseringen of recidief wordt gestart, als er een subtraject van radiotherapie open staat. In dat geval is het moment van afsluiten van het openstaande subtraject één dag voor de start van de nieuwe behandeling, of conform de algemene regel (zie artikel 17 en 18) indien de behandeling later dan dit moment start. Een behandeling bevat alle bestralingen die onderdeel uitmaken van het behandelplan.

    • b.

      Bij radiotherapie kunnen parallelle zorgtrajecten geopend worden bij:

      • Combinatiebehandelingen

        Voor combinatiebehandelingen van tele-, brachytherapie en/of hyperthermie wordt per soort behandeling een afzonderlijk (parallel) zorgtraject geopend.

      • Uitwendige bestraling

        Voor uitwendige bestraling geldt dat parallelle zorgtrajecten zijn toegestaan, voor zover er sprake is van meerdere doelgebieden die niet in één bestralingsplan te omvatten zijn. Behandeling van twee isocentra betekent twee zorgtrajecten.

  • 14.

    Klinische genetica (1.0390.1)

    Op de 90e dag na opening wordt het subtraject afgesloten als minimaal één zorgactiviteit voor erfelijkheidsonderzoek/advisering geregistreerd is: 191111, 191136, 191137, 191138. Als geen van deze zorgactiviteiten geregistreerd is, dan blijft het subtraject maximaal 120 dagen open. In dit laatste geval wordt het traject afgesloten op de dag van uitvoering van deze zorgactiviteit.

  • 15.

    Complex chronische longfalen (Longastma centra) (1.0000.9)

    Een zorgtype 11 subtraject voor intake en assessment (zorgactiviteiten 193290 en 193292) bij complex chronisch longfalen (CCL) wordt afgesloten één dag voor de start van de behandeling (zorgactiviteiten 193200 t/m 193243 en 193293). Het zorgtype 21 subtraject voor de behandeling heeft een vaste looptijd van 120 dagen. Binnen dit zorgtype 21 subtraject moet bij het eerste face-to-face contact zorgactiviteit 193294 ‘Vervolgbehandeling na assessment - longastmacentra’ geregistreerd worden. Deze zorgactiviteit kan eenmalig binnen een zorgtraject worden geregistreerd.

  • 16.

    Incongruentie gender (1.0000.10)

    Voor het conservatieve deel van genderzorg wordt een apart (bij gynaecologie zo nodig parallel aan een operatief behandeltraject) zorgtraject geopend.

    De conservatieve behandeling bestaat uit drie fasen:

    Fase 1: het screeningstraject

    Fase 2: de diagnostiek genderidentiteitsstoornis

    Fase 3: de real life of hormonale behandeling

    • a.

      Binnen een subtraject voor fase 1 dient bij het eerste face-to-face contact met de poortspecialist de zorgactiviteit 036872 'Intake bij incongruentie van genderidentiteit' vastgelegd te worden en bij het eerste face-to-face contact met de medisch psycholoog de zorgactiviteit 194162 ‘Intake face-to-face medisch psycholoog’.

    • b.

      Een subtraject voor fase 1 heeft een looptijd van 120 dagen, tenzij binnen 120 dagen de diagnostiek genderidentiteitsstoornis start. In dat geval wordt het subtraject afgesloten één dag voor de registratie van de zorgactiviteit 036870 ‘Tentatieve diagnostische fase genderincongruentie’.

    • c.

      Een subtraject voor fase 2 heeft een looptijd van 120 dagen tenzij binnen 120 dagen de real life of hormoon behandeling start (fase 3). In dat geval wordt het subtraject afgesloten op de dag van registratie van de zorgactiviteit 190005 ‘MDO’.

    • d.

      Een subtraject voor fase 3 heeft een looptijd van 120 dagen en wordt vervolgd zolang de patiënt onder behandeling is (in principe levenslang).

  • 17.

    Bij de hierna volgende in tempi behandelingen van diverse specialismen mag het subtraject na één van de beschreven in tempi behandelingen worden afgesloten wanneer de volgende in tempi behandeling van start gaat. Wanneer de volgende deelbehandeling eerder start dan het in artikel 17 en 18 voorgeschreven afsluitmoment, dan mag het subtraject worden afgesloten één dag voor de dag dat de volgende deelbehandeling start. Wanneer de volgende deelbehandeling later dan het algemeen geldende sluitmoment, als omschreven in artikel 17 en 18 start geldt deze algemene regel.

    • a.

      Stamceltransplantatie (2.0000.1)

      Voor stamceltransplantatie (bij ontvanger) wordt een zorg/subtraject geopend (zo nodig parallel aan het medicinale (cytostatica) behandeltraject).

      De volgende drie fasen worden bij stamceltransplantatie onderscheiden:

      • Fase 1: selectie/afname;

      • Fase 2: transplantatie;

      • Fase 3: nazorg (posttransplantatie).

      Na iedere fase van de behandeling die wordt gevolgd door een nieuwe/andere fase, maar ook bij het opnieuw opstarten van fase 1 of fase 2, wordt het subtraject afgesloten op het bij dit lid genoemde moment.

      Fase 3 wordt op de 120e dag na opening van het nazorgtraject afgesloten tenzij hertransplantatie (een nieuwe fase 1 en/of 2) plaatsvindt. In dat geval wordt het subtraject van fase 3 afgesloten één dag voor de dag dat fase 1 of fase 2 start. Voor nazorg (fase 3) geldt dat een zorgactiviteit ‘post-transplantatietraject’ (032708, 192079, 192080, 192087 en 192098) uitsluitend door één zorgaanbieder binnen maximaal drie subtrajecten na een transplantatie geregistreerd mag worden.

    • b.

      Orgaantransplantatietrajecten (exclusief hart-, long- en hartlongtransplantatie) (2.0000.4)

      Het is niet toegestaan om een icc of medebehandeling uit te voeren in het kader van een transplantatiezorgvraag.

      Ontvangers

      • 1.

        Voor orgaantransplantatietrajecten voor ontvangers wordt door één specialisme een (eventueel parallel aan het zorgtraject voor de onderliggende aandoening) zorgtraject geopend.

      • 2.

        De volgende fasen worden bij transplantatietrajecten onderscheiden:

        • Fase 1: pretransplantatie fase/screening ontvangers; deze fase breekt aan bij het beantwoorden van de vraag of de ontvanger in aanmerking komt voor transplantatie;

          • De initiële screening kan plaatsvinden in een transplantatiecentrum of in een niet-transplantatiecentrum;

          • De follow-up screening en besluitvorming kan alleen plaatsvinden in een transplantatiecentrum. Voor de screening van kinderen geldt dat deze uitsluitend kan plaatsvinden in de transplantatiecentra.

        • Fase 2: transplantatiefase ontvangers; de transplantatiefase kan alleen plaatsvinden in een transplantatiecentrum.

        • Fase 3: posttransplantatie fase/nazorg ontvangers; deze fase breekt aan;

          • Voor het transplantatiecentrum; op de dag dat het eerste polikliniekbezoek plaatsvindt in het transplantatiecentrum in het kader van de nazorg na het klinisch ontslag van de ontvanger na de transplantatie.

          • Voor het niet-transplantatiecentrum; na de transplantatie na overdracht van de patiënt voor de reguliere zorg door het transplantatiecentrum.

      • 3.

        Een fase wordt op de 120e dag na opening van het subtraject afgesloten tenzij eerder een andere fase aanbreekt. In dat geval wordt het subtraject gesloten één dag voor de dag van de andere fase.

      • 4.

        Ook bij het opnieuw starten van fase 1, fase 2 of fase 3 wordt het voorafgaande transplantatie subtraject afgesloten één dag voor de dag dat fase 1, fase 2 of fase 3 start.

      • 5.

        Een orgaantransplantatietraject kan eventueel parallel aan het zorgtraject voor de onderliggende aandoening worden geopend. Een zorgvraag maakt onderdeel uit van het transplantatiezorgtraject wanneer aan de volgende criteria voldaan is:

        • de transplantatiespecialist treedt op als hoofdbehandelaar; en

        • er is sprake van een direct oorzakelijk verband met de transplantatie; en

        • de transplantatie gerelateerde zorgvraag doet zich voor tijdens de looptijd van het operatieve fase 2 subtraject of binnen het eerst geopende nazorgtraject van 120 dagen.

        Donoren

      • 6.

        Voor donor transplantatietrajecten wordt door één specialisme een zorgtraject geopend.

      • 7.

        De volgende drie fasen worden bij transplantatietrajecten onderscheiden:

        • Fase 1: pretransplantatie fase/screening donoren; deze fase breekt aan bij het beantwoorden van de vraag of de donor in aanmerking komt voor transplantatie;

          • De initiële screening voorbereidend onderzoek kan plaatsvinden in een transplantatiecentrum of in een niet-transplantatiecentrum.

          • De initiële screening en besluitvormend onderzoek kan alleen plaatsvinden in een transplantatiecentrum.

        • Fase 2: transplantatiefase donoren; de transplantatiefase kan alleen plaatsvinden in een transplantatiecentrum.

        • Fase 3: posttransplantatie fase/nazorg donoren.

      • 8.

        Een fase wordt op de 120e dag na opening van het subtraject afgesloten tenzij eerder een andere fase aanbreekt. In dat geval wordt het subtraject gesloten één dag voor de dag van de andere fase.

    • c.

      Hart-, long- en hartlongtransplantatiezorg snijdende specialismen (2.0000.6)

      Wanneer een hart-, long- of hartlong hertransplantatie eerder uitgevoerd wordt dan het in artikel 17 en 18 voorgeschreven afsluitmoment, dan wordt het subtraject afgesloten één dag voor de dag dat de hertransplantatie plaatsvindt (dus op het in artikel 19 lid 17 genoemde moment).

    • d.

      Begeleiding hart-, long- en hartlongtransplantatiezorg door beschouwende specialismen (2.0000.5)

      Voor de begeleiding rond hart-, long- en hartlongtransplantaties wordt door de specialismen cardiologie, longgeneeskunde en kindergeneeskunde een eigen (eventueel parallel) zorg/subtraject geopend. Hierbij worden drie fasen van behandeling onderscheiden:

      • Fase 1: pretransplantatie fase/screening ontvangers.

      • Fase 2: transplantatiefase ontvangers.

      • Fase 3: posttransplantatie fase/nazorg ontvangers.

      Na iedere fase van behandeling die wordt gevolgd door een nieuwe/andere fase, maar ook bij het opnieuw starten van fase 1 of fase 2, wordt het voorafgaande transplantatie begeleidings subtraject afgesloten op het in artikel 19 lid 17 genoemde moment. Fase 3 wordt op de 120e dag na opening van het nazorgtraject afgesloten tenzij hertransplantatie (een nieuwe fase 1 en/of fase 2) plaatsvindt. In dat geval wordt het subtraject van fase 3 afgesloten één dag voor de dag dat fase 1 of fase 2 start.

    • e.

      Oogheelkunde (2.0301.1)

      Bij behandeling met intravitreale injecties (diagnose 503, 609, 652, 655, 657, 659, 704, 705, 707, 709, 754, 755, 757 en 759) wordt per intravitreale injectie een subtraject geopend. Wanneer de behandeling met intravitreale injecties eerder start dan het in artikel 17 en 18 voorgeschreven afsluitmoment, dan mag het subtraject worden afgesloten één dag voor de dag dat de volgende intravitreale injectie plaatsvindt.

    • f.

      Oogheelkunde (2.0301.2)

      Bij behandeling van (sub)retinale pathologie (diagnose 659 en 704) met fotodynamische therapie wordt per fotodynamische therapie een subtraject geopend. Wanneer de fotodynamische therapie bij (sub)retinale pathologie eerder start dan het in artikel 17 en 18 voorgeschreven afsluitmoment, dan mag het subtraject worden afgesloten één dag voor de dag dat de volgende fotodynamische therapie plaatsvindt.

    • g.

      Oogheelkunde (2.0301.3)

      Wanneer de operatieve tempi behandeling van strabismus (diagnosecodes 204, 205, 209) eerder start dan het in artikel 17 en 18 voorgeschreven afsluitmoment, dan mag het subtraject worden afgesloten één dag voor de dag dat de volgende strabismus operatie plaatsvindt.

    • h.

      Oogheelkunde (2.0301.4)

      Wanneer de operatieve tempi behandeling van retinadefect/-loslating (diagnosecodes 654) eerder start dan het in artikel 17 en 18 voorgeschreven afsluitmoment, dan mag het subtraject worden afgesloten één dag voor de dag dat de volgende operatieve behandeling van het retina defect/retinaloslating plaatsvindt.

    • i.

      Plastische chirurgie (2.0304.1)

      Bij mammareconstructie vindt afsluiting van het subtraject na iedere operatieve tempi behandeling plaats op het in lid 17 genoemde moment.

    • j.

      Plastische chirurgie (2.0304.2)

      Bij meer transplantatiesessies bij de behandeling van uitgebreide (brand)wonden wordt na iedere transplantatiesessie het subtraject afgesloten op het in lid 17 genoemde moment.

    • k.

      Urologie (2.0306.1)

      Bij niet-klinische ESWL behandeling van urinewegstenen wordt per ESWL behandeling een subtraject geopend. Wanneer de volgende ESWL behandeling eerder start dan het in artikel 17 en 18 voorgeschreven moment dan mag het subtraject worden afgesloten één dag voor de dag dat de volgende ESWL behandeling plaatsvindt. Dit geldt ook wanneer een niet-klinische ESWL gevolgd wordt door een klinische opname of een operatieve ingreep voor urinewegstenen.

    • l.

      Gynaecologie (2.0307.1)

      De subtrajecten bij diagnose F21 ‘gespecialiseerde technieken’ voor stimulatie respectievelijk de IUI/IVF/ICSI technieken en ovulatie-inductie met gonadotrofines worden per cyclus geopend en gesloten (dus 1 subtraject per cyclus). Indien de behandeling in meer ziekenhuizen (transport-IVF/ICSI) plaatsvindt opent ieder ziekenhuis de (deel)behandeling die daar wordt uitgevoerd. Het subtraject wordt gesloten op de 42e dag na de start van behandelcyclus tenzij binnen 42 dagen een nieuwe behandelcyclus start. Het subtraject wordt dan één dag voor de datum van start van de nieuwe behandelcyclus gesloten en aansluitend wordt een nieuw subtraject geopend.

    • m.

      Kindergeneeskunde en kinderneurologie niet-klinische chronische verstrekking geneesmiddel (2.0000.7)

      Voor de niet-klinische chronische verstrekking van geneesmiddelen per infuus of per injectie (op niet-oncologische medische indicatie), wordt per drie verstrekkingen een subtraject geopend. Wanneer de vierde verstrekking eerder plaatsvindt dan het in artikel 17 en 18 voorgeschreven afsluitmoment dan wordt het subtraject afgesloten één dag voor de dag dat de vierde verstrekking per infuus of injectie plaatsvindt (dus op het in lid 17 genoemde moment).

    • n.

      Kindergeneeskunde (2.0316.2)

      Voor de niet-klinische behandeling met bloedtransfusies op niet oncologische indicatie wordt per drie bloedtransfusies een subtraject geopend. Wanneer de vierde bloedtransfusie eerder plaatsvindt dan het in artikel 17 en 18 voorgeschreven afsluitmoment dan wordt het subtraject afgesloten één dag voor de dag dat de vierde bloedtransfusie gegeven wordt (dus op het in lid 17 genoemde moment).

    • o.

      Kindergeneeskunde en kinderneurologie niet-klinische bloedtransfusies op oncologische indicatie (2.0000.8)

      Voor de niet-klinische behandeling met bloedtransfusies op oncologische indicatie in centra zonder SKION stratificatie, wordt per bloedtransfusie een subtraject geopend. Wanneer de volgende bloedtransfusie eerder plaatsvindt dan het in artikel 17 en 18 voorgeschreven afsluitmoment dan wordt het subtraject afgesloten één dag voor de dag dat de volgende bloedtransfusie gegeven wordt (dus op het in lid 17 genoemde moment).

    • p.

      Kindergeneeskunde en inwendige geneeskunde (2.0000.9)

      Bij behandeling middels plasmafiltratie en LDL aferese wordt per drie behandelingen een subtraject geopend. Wanneer de vierde behandeling eerder plaatsvindt dan het in artikel 17 en 18 voorgeschreven afsluitmoment dan wordt het subtraject afgesloten één dag voor de dag dat de vierde behandeling plaatsvindt (dus op het in lid 17 genoemde moment). Zie voor kindergeneeskunde ook de overige uitzonderingen in dit artikellid.

Artikel

20

Sluiten van een icc-subtraject met ZT13

Een subtraject met ZT13 (intercollegiaal consult) wordt afgesloten wanneer de klinische opname van het bijbehorende zorgtraject wordt beëindigd, of uiterlijk op de 120e dag.

Artikel

21

Sluiten van subtraject met ZT41

Een subtraject met ZT41 (bij levering van een overig zorgproduct door een poortspecialisme op verzoek van de eerste lijn of een specialisme werkzaam binnen dezelfde instelling waarvoor de dbc-systematiek niet geldt) wordt afgesloten wanneer het bijbehorende zorgtraject wordt afgesloten.

Artikel

22

Sluiten van ic-subtraject met ZT51 en ZT52

Een subtraject met ZT51 en 52, met betrekking tot de opname op een ic-afdeling, wordt afgesloten wanneer het bijbehorende ic-zorgtraject wordt afgesloten. Een subtraject met ZT51 met betrekking tot het leveren van zorg in het kader van ondersteuning aan de hoofdbehandelaar, wordt afgesloten wanneer het bijbehorende zorgtraject wordt afgesloten.

Hoofdstuk

III

Zorgactiviteiten

Artikel

23

Algemene registratiebepalingen

Artikel

24

Zorgactiviteitomschrijvingen

Voor de volgende zorgactiviteiten gelden specifieke omschrijvingen en/of aanvullende registratievoorwaarden.1Voor de overloopdbc’s 2015-2016 rondom varices, transplantatiezorg en wondbehandeling is specifieke registratie informatie opgenomen in het rapport ‘20170101 Wijzigingen dbc-release RZ17a’ v20160701, paragraaf 3.10.5.

  • 1.

    Polikliniekbezoek (190007, 190008, 190013, 190060, 190063, 090613 en 090614)

    Bij een ‘eerste polikliniekbezoek’ (190007, 190060 en 090613) en bij een ‘herhaal-polikliniekbezoek’ (190008, 190013 en 090614) moet sprake zijn van:

    • face-to-face contact tussen patiënt en poortspecialist, SEH-arts KNMG, anesthesist als pijnbestrijder, interventieradioloog, klinisch geneticus, arts-assistent, verpleegkundig specialist of physician assistant en;

    • ‘hulp door of vanwege het ziekenhuis’ (waarbij de locatie (polikliniek, SEH, buitenpolikliniek, verpleeghuis) in onderhandeling tussen zorgverzekeraar en zorgaanbieder overeengekomen kan worden).

    De volgende zorgactiviteiten kunnen niet worden aangemerkt als een polikliniekbezoek:

    • medische keuring;

    • intercollegiaal consult;

    • medebehandeling van een klinische patiënt;

    • overname van een klinische patiënt;

    • intake gesprek voor een (klinische) opname;

    • enkel uitvoeren van een vooraf ingeplande verrichting zonder een consult;

    • consult of spreekuur met patiënten;

    • diagnostiek (zoals laboratorium- of röntgenonderzoeken) op verzoek van derden (bijvoorbeeld huisarts);

    • telefonisch consult.

    Een polikliniekbezoek is één bezoek, ongeacht de tijdsduur van het bezoek en ongeacht de inhoud van het bezoek. Bij meerdere polikliniekbezoeken op één kalenderdag dient er sprake te zijn van afzonderlijke (niet aansluitende) polikliniekbezoeken. Als er meerdere zorgvragen tijdens één polikliniekbezoek worden besproken, mag slechts één polikliniekbezoek worden vastgelegd.

    Een polikliniekbezoek mag niet tijdens een dagverpleging, langdurige observatie zonder overnachting of verpleegdag (klinische opname) worden geregistreerd, tenzij er sprake is van een herhaal-polikliniekbezoek (190013) voor een ander specialisme tijdens een niet geplande klinische opname, dat vóór de opname al is ingepland.

  • 2.

    Eerste polikliniekbezoek(190007,190060 en 090613)

    Een polikliniekbezoek waarbij een patiënt voor de eerste keer voor een nieuwe zorgvraag een poortspecialist, SEH-arts KNMG, anesthesist als pijnbestrijder, interventieradioloog, klinisch geneticus, arts-assistent, verpleegkundig specialist of physician assistant consulteert. Dit houdt in dat eenmaal per zorgtraject een eerste polikliniekbezoek mag worden vastgelegd.

    Deze raadpleging is gericht op het vaststellen van een diagnose en het geheel van maatregelen dat moet worden genomen om een veronderstelde of bestaande ziekte en de bijbehorende gezondheidsklacht(en) te behandelen.

  • 3.

    Herhaal-polikliniekbezoek (190008, 190013 en 090614)

    Een polikliniekbezoek waarbij een patiënt in herhaling (niet voor de eerste keer) voor een zorgvraag een poortspecialist, SEH-arts KNMG, anesthesist als pijnbestrijder, interventieradioloog, klinisch geneticus, arts-assistent, verpleegkundig specialist of physician assistant consulteert. Deze raadpleging is gericht op het vaststellen en/of uitvoeren van maatregelen om een veronderstelde of bestaande ziekte en de bijbehorende gezondheidsklacht(en) te behandelen.

  • 4.

    Groepsconsult tussen beroepsbeoefenaar die de poortfunctie uitoefent en patiënt waarbij meerdere patiënten aanwezig zijn(190040)

    Dit gezamenlijk consult wordt gehouden in plaats van een regulier consult tussen de patiënt en de beroepsbeoefenaar die de poortfunctie uitvoert. Deze activiteit kan niet naast een polikliniekbezoek worden vastgelegd.

  • 5.

    Intensief consult ten behoeve van zorgvuldige afweging behandelopties (190063)

    Intensief consult tussen poortspecialist en patiënt met een hoge ouderdom of een beperkte levensverwachting, vanwege (combinaties van) infauste prognose, multimorbiditeit, ernstige fysieke en/of cognitieve beperkingen. Dit intensieve consult is bedoeld om samen met de patiënt en eventueel de sociale omgeving van de patiënt (op basis van ‘shared decision making’) de overwegingen van de patiënt te bespreken over het al dan niet staken of starten van een curatieve of levensverlengende behandeling.

    Dit consult kan worden geregistreerd als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

    • Er is sprake van face-to-face contact tussen patiënt en poortspecialist (niet zijnde arts-assistent).

    • Er is sprake van een consult van minimaal 30 minuten direct patiëntgebonden tijd.

    • Dit gesprek wordt binnen enkele weken opgevolgd door een regulier consult om te komen tot een afgewogen besluit, tenzij de patiënt in de tijd tussen het intensieve consult en het reguliere consult komt te overlijden.

    • Er dient op verifieerbare wijze uit het medisch dossier zijn te herleiden welke opties van wel en niet behandelen zijn voorgelegd.

    • Dit consult en de uitkomst wordt ten minste ook schriftelijk teruggekoppeld aan de huisarts.

    Deze activiteit kan niet naast een polikliniekbezoek worden vastgelegd.

  • 6.

    Ambulante behandeldag grz (194805)

    Een controlebezoek of een beperkt aantal uren durende vorm van (groeps-)behandeling in een zorginstelling, waarbij de patiënt geen gebruik maakt van verblijfsfaciliteiten. De ambulante behandeldag is gepland en noodzakelijk in het kader van het revalidatiebehandelplan van de specialist ouderengeneeskunde. De behandeling vindt plaats in aansluiting op een intramurale opname of dagbehandeling.

    Per dag dat de patiënt ambulant wordt behandeld, wordt één zorgactiviteit ambulante behandeldag grz geregistreerd. Naast de ambulante behandeldag moet de patiëntgebonden behandeltijd van minimaal twee verschillende behandeldisciplines vastgelegd worden. Indien op de betreffende dag geen behandeling plaatsvindt door twee of meer verschillende behandeldisciplines mag de zorgactiviteit niet geregistreerd worden.

  • 7.

    Screen-to-screen beeldcontact ter vervanging van een fysiek herhaalconsult (190019)

    Een consult waarbij een patiënt in herhaling (niet voor de eerste keer) voor een bestaande zorgvraag een poortspecialist of SEH-arts KNMG, anesthesist als pijnbestrijder, arts-assistent, verpleegkundig specialist of physician assistant consulteert middels een video verbinding. Dit consult dient ter vervanging van een face-to-face herhaal-polikliniekbezoek.

  • 8.

    Teleconsult(190025)

    Een consult, m.u.v. screen-to-screen beeldcontact (190019), waarbij een patiënt in herhaling (niet voor de eerste keer) voor een bestaande zorgvraag een poortspecialist of SEH-arts KNMG, anesthesist als pijnbestrijder, arts-assistent, verpleegkundig specialist of physician assistant consulteert op afstand.

  • 9.

    Dagverpleging (190030 en 190090)

    Een aantal uren durende vorm van verpleging óf vorm van verpleging én behandeling, in het algemeen voorzienbaar en noodzakelijk in verband met het op dezelfde dag plaatsvinden van een medisch specialistisch(e) onderzoek of behandeling waarbij de verpleging plaatsvindt op een voor dagverpleging ingerichte afdeling. Er kan maximaal één dagverpleging per specialisme per kalenderdag worden vastgelegd. Een dagverpleging mag niet op dezelfde kalenderdag als een verpleegdag worden geregistreerd.

  • 10.

    Langdurige observatie zonder overnachting (190091)

    Een niet geplande vorm van verpleging, met als doel observatie van de patiënt, op een voor verpleging ingerichte afdeling. Elke observatie omvat ten minste een systematische controle van de conditie van de patiënt op bepaalde parameters zoals bewustzijn, bloeddruk of lichaamstemperatuur. Deze controles dienen bij herhaling respectievelijk meerdere keren met tussenpozen plaats te vinden. Het doel van de observatie is het bepalen van het verdere medische beleid en moet te herleiden zijn uit het medisch dossier. Een langdurige observatie duurt minimaal vier aaneengesloten uren.

    Een langdurige observatie zonder overnachting mag niet op dezelfde kalenderdag als een dagverpleging of verpleegdag (klinische opname) worden geregistreerd.

  • 11.

    Intensieve, niet-electieve en langdurige kindergeneeskundige zorg met thuisovernachting (190296)

    Intensieve, niet-electieve en langdurige kindergeneeskundige zorg met thuisovernachting (190296) kan worden vastgelegd onder de volgende voorwaarden:

    • Er is sprake van een opname van minimaal 6 uur op een voor verpleging ingerichte afdeling.

    • Er sprake van continue verpleegkundige zorg.

    Van deze voorwaarden kan worden afgeweken als hierover een contractuele overeenstemming is tussen de zorgaanbieder en de zorgverzekeraar.

  • 12.

    Klinische opname (190021)

    De aanvang van een verblijf in een erkende instelling op een voor verpleging ingerichte afdeling, waarvoor één of meer verpleegdagen worden geregistreerd. Bij een onderbreking van de opnameduur (bijvoorbeeld door (een) afwezigheidsdag(en) of door ontslag en heropname op dezelfde kalenderdag) kan slechts één ‘klinische opname’ (190021) worden geregistreerd. Interne verplaatsingen worden niet als nieuwe opnamen gerekend.

    Overplaatsing naar een ander ziekenhuis wordt wel als een nieuwe opname voor het opnemende ziekenhuis gerekend.

  • 13.

    Verpleegdag (190200, 190218, 194804 en 231902)

    Een verpleegdag is een te registreren kalenderdag bij verpleging op een voor verpleging ingerichte afdeling, die deel uitmaakt van een periode van verpleging (welke minimaal één overnachting omvat). Deze periode loopt vanaf de opname tot en met ontslag, waarbij de dag van opname (mits deze heeft plaatsgevonden vóór 20.00 uur) en de dag van ontslag beide aangemerkt worden als een te registreren kalenderdag.

    De voorwaarde ‘overnachting’ geldt niet bij een definitieve overname door een andere instelling op dag van opname, of bij overlijden van de patiënt op dag van of de dag na opname.

  • 14.

    Verpleegdag instelling voor geriatrische revalidatiezorg bij ziekenhuisindicatie (190089)

    Registratieeenheid voor een verpleegdag in een instelling voor geriatrische revalidatiezorg bij een ziekenhuisindicatie. Deze zorgactiviteit kan worden vastgelegd indien een patiënt in een instelling voor geriatrische revalidatiezorg verblijft, maar de overdracht van de beroepsbeoefenaar die de poortfunctie uitvoert naar de specialist ouderengeneeskunde nog niet heeft plaats gevonden. De instelling voor medisch-specialistische zorg registreert deze zorgactiviteit naast een reguliere verpleegdag als onderdeel van het medisch specialistische behandeltraject.

  • 15.

    Afwezigheidsdag (190034 en 194809)

    De kalenderdag volgend op de nacht waarin de patiënt niet in het ziekenhuis/verpleeghuis verblijft wordt aangemerkt als afwezigheidsdag, indien geen sprake is van definitief ontslag. Het betreft een geplande afwezigheid van ten hoogste drie afwezigheidsdagen Het is niet toegestaan om voor één kalenderdag zowel een afwezigheidsdag als een verpleegdag te registreren.

    Afwezigheidsdagen (190034) volgend op een preoperatieve screening worden niet als afwezigheidsdag (of verpleegdag) aangemerkt. Indien geen terugkeer naar de instelling plaatsvindt tijdens of na afwezigheidsdagen vervalt de mogelijkheid om hiervoor een afwezigheidsdag te registreren.

  • 16.

    Afrondingsregel MSRZ(190877 t/m 190977)en GRZ(194815 t/m 194842)

    Voor deze zorgactiviteiten is de afrondingsregel van toepassing. Per toegestane discipline zijn zorgactiviteiten gedefinieerd op basis van tijdseenheden van vijf minuten. De officiële afrondingsregel bij tijdsregistratie per vijf minuten is:

    • minder dan de helft van het verschil tussen twee opeenvolgende stappen: naar beneden afronden;

    • gelijk of meer dan de helft: naar boven afronden.

    Als sprake is van een tijdsbesteding van minder dan vijf minuten, dan wordt hiervoor geen zorgactiviteit vastgelegd.

  • 17.

    Cochleaire implantaten (pre-)implantatie (031903 en 031905)

    Een zorgactiviteit ‘Cochleaire implantaten (pre-)implantatie bij volwassenen’ (031903) en ‘Cochleaire implantaten (pre-)implantatie bij kinderen’ (031905) mag uitsluitend door één zorgaanbieder worden geregistreerd op de dag van implantatie.

  • 18.

    Nazorg cochleaire implantaten (031904 en 031906)

    Een zorgactiviteit ‘cochleaire implantaten nazorg volwassenen’ (031904) en ‘cochleaire implantaten nazorg kinderen’ (031906) mag uitsluitend door één zorgaanbieder eenmaal per 120 dagen worden geregistreerd op de dag van een polikliniekbezoek of een consult door de klinisch fysicus audioloog.

  • 19.

    Initiële screening voorbereidend onderzoek orgaantransplantatie ontvanger (039180)

    Deze zorgactiviteit mag door één hoofdbehandelaar binnen één instelling die de voorbereidende onderzoeken uitvoert eenmaal per ontvanger per beoogde wachtlijstplaatsing worden vastgelegd op de dag van het eerste face-to-face contact met de ontvanger in het kader van deze fase.

  • 20.

    Initiële screening besluitvormend orgaantransplantatie ontvanger (039181)

    Deze zorgactiviteit mag per ontvanger eenmaal per beoogde wachtlijstplaatsing per transplantatie worden vastgelegd door één hoofdbehandelaar in één transplantatiecentrum die de beoordeling en besluitvorming uitvoert binnen de initiële screening van de ontvanger.

  • 21.

    Screening patiënten wachtlijst orgaantransplantatie ontvanger (039191)

    Deze zorgactiviteit mag per transplantatie eenmaal per 120 dagen dat de ontvanger op de wachtlijst staat worden vastgelegd door één hoofdbehandelaar in één transplantatiecentrum die de periodieke controles uitvoert.

  • 22.

    Operatieve fase orgaantransplantatie ontvanger (039192)

    Deze zorgactiviteit mag per ontvanger eenmaal per transplantatieoperatie worden vastgelegd door één hoofdbehandelaar in één transplantatiecentrum die de transplantatieoperatie uitvoert.

  • 23.

    Nazorg met specifieke controles orgaantransplantatie ontvanger (039351)

    Deze zorgactiviteit mag in het 1e jaar van de nazorg na de transplantatie maximaal eenmaal per 120 dagen binnen maximaal 3 subtrajecten per transplantatie worden vastgelegd door één hoofdbehandelaar in één transplantatiecentrum.

  • 24.

    Nazorg regulier orgaantransplantatie ontvanger (039350)

    Deze zorgactiviteit mag worden vastgelegd door één hoofdbehandelaar binnen één instelling maximaal eenmaal per 120 dagen per transplantatie. Deze activiteit mag niet geregistreerd worden als er gelijktijdig nazorg wordt geleverd in het transplantatiecentrum (zorgactiviteit 039351).

  • 25.

    Initiële screening voorbereidend onderzoek orgaantransplantatie donor (039182)

    Deze zorgactiviteit mag per donor per beoogde orgaan uitname door één hoofdbehandelaar in één instelling worden vastgelegd op de dag van het eerste face-to-face contact in het kader van de orgaantransplantatieprocedure.

  • 26.

    Initiële screening besluitvormend orgaantransplantatie donor (039183)

    Deze zorgactiviteit mag per donor per beoogde orgaan uitname door één hoofdbehandelaar in één transplantatiecentrum die de beoordeling en besluitvorming uitvoert voor de initiële screening van de donor in het kader van de orgaantransplantatieprocedure.

  • 27.

    Operatieve fase orgaantransplantatie donor (039193)

    Deze zorgactiviteit mag per donor eenmaal per orgaan uitname door één hoofdbehandelaar in één instelling die de operatie uitvoert worden vastgelegd.

  • 28.

    Nazorg regulier orgaantransplantatie donor (039352)

    Deze zorgactiviteit mag maximaal eenmaal per 120 dagen per transplantatie worden vastgelegd door één hoofdbehandelaar in één instelling.

  • 29.

    Transplantatieteambespreking (039230)

    Een bespreking van een ontvanger of donor in een instelling met een Wbmv-vergunning voor de transplantatiezorg door het multidisciplinaire transplantatieteam waarbij systematisch de diagnostiek en het behandelplan van één ontvanger of donor wordt besproken en vastgelegd en de besluitvorming ten aanzien van de transplantatiebehandeling plaats vindt. Deze activiteit wordt eenmaal per transplantatieteambespreking vastgelegd.

  • 30.

    Expertise op afstand voor transplantatiezorg bij kinderen (192110)

    Advies van transplantatiecentrum ten behoeve van de eigen patiënt aan niet-transplantatiecentrum gericht op de beoordeling van uitslagen van de uitgevoerde onderzoeken en/of in te zetten behandeling. Dit advies kan worden geregistreerd als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

    • Er is sprake van een eigen patiënt.

    • Er is sprake van een tijdsbesteding van minimaal 30 minuten direct patiëntgebonden tijd.

    • Er dient op verifieerbare wijze in het medisch dossier te zijn te herleiden welke uitslagen zijn beoordeeld en/of behandelopties zijn geadviseerd.

    • Het advies wordt tenminste ook schriftelijk teruggekoppeld aan het niet-transplantatiecentrum.

  • 31.

    Nazorg stamceltransplantaties (192079, 192080, 192087, 192098)

    Een zorgactiviteit ‘post-transplantatietraject’ (192079, 192080, 192087 en 192098) na stamceltransplantatie mag uitsluitend door één zorgaanbieder gedurende maximaal 3 subtrajecten na een transplantatie worden geregistreerd tijdens het eerste face-to-face contact in het kader van de nazorg.

  • 32.

    Modulen complex chronisch longfalen (193200 t/m 193294)

    De dbc-zorgproducten voor de long/astma centra kenmerken zich door de modulaire systematiek, welke een separaat ontwikkeltraject hebben doorlopen. De modulen (gebaseerd op de geprotocolleerde behandelprogramma’s) zijn de eenheden (zorgactiviteiten) waarin de behandelingen worden gepland, uitgevoerd en vastgelegd. De keuzes in de behandeling worden zichtbaar in de registratie van de modulen, waarbij een onderscheid wordt gemaakt in basismodulen (het gemeenschappelijk deel van de behandeling) en aanvullende modulen (patiënt specifieke behandeling op basis van inclusiecriteria).

  • 33.

    Patiëntgebonden behandeltijd (190877 t/m 190977 en 194815 t/m 194842)

    De (directe en indirecte) patiëntgebonden behandeltijd voor een (medisch specialistische of geriatrische) revalidant, in het kader van een op te stellen (uit te voeren) behandelplan voor een revalidant. Onder revalidant kan eveneens worden verstaan een persoon die de patiënt vertegenwoordigt, bijvoorbeeld een lid van het patiëntsysteem (partner, familie et cetera). De patiëntgebonden behandeltijd wordt per tijdseenheid van 5 minuten door de behandelaar vastgelegd.

  • 34.

    Comprehensive Geriatric Assessment (CGA) (039577, 039579 en 039581)

    Het Comprehensive Geriatric Assessment omvat diagnostische en therapeutische aspecten conform de richtlijn CGA door de Nederlandse vereniging voor Klinische Geriatrie (NVKG). De zorgactiviteiten 039577 en 039581 kunnen naast een polikliniekbezoek worden vastgelegd. Zorgactiviteit 039579 wordt vastgelegd in het vervolgsubtraject nadat een CGA in een eerder stadium is uitgevoerd.

  • 35.

    Hartteambespreking (039679)

    Een bespreking van een patiënt in een instelling met een Wbmv-vergunning voor cardiochirurgie en interventiecardiologie, waarbij de gegevens van de patiënt via tertiaire verwijzing worden aangeboden, met als doel te beoordelen welke patiënt welke ingreep moet ondergaan. Het gaat om een patiënt die niet onder behandeling is bij het specialisme waar de patiënt besproken wordt. Het betreft besprekingen in het kader van cardiochirurgie, interventiecardiologie en electrofysiologie.

  • 36.

    Longteambespreking(039580)

    Een bespreking van een patiënt in een instelling met een Wbmv-vergunning voor cardiopulmonale chirurgie, waarbij de gegevens van de patiënt via tertiaire verwijzing worden aangeboden, met als doel te beoordelen welke patiënt welke ingreep moet ondergaan.

    Het gaat om een patiënt die niet onder behandeling is bij het specialisme waar de patiënt besproken wordt. Het betreft besprekingen in het kader van cardiopulmonale chirurgie en longgeneeskunde.

  • 37.

    Preassessment (039696)

    Een preoperatief onderzoek, uitgevoerd door een anesthesist, met als doel voorafgaand aan een ingreep een risico inventarisatie van de patiënt uit te voeren en daarmee risico reductie te bewerkstelligen bij patiënten die in dagverpleging of in klinisch setting worden geopereerd. Deze activiteit maakt onderdeel uit van het zorgprofiel van de operateur. Deze activiteit kan niet naast een polikliniekbezoek worden vastgelegd.

  • 38.

    Klinisch peri-operatieve zorg (039693)

    Preoperatief onderzoek, peri-operatieve begeleiding en postoperatieve zorg door een cardioloog. Een cardioloog kan deze zorgactiviteit registreren tijdens de opname van een cardiochirurgische patiënt in een instelling met een Wbmv-vergunning voor cardiochirurgie en interventiecardiologie. Dit mag alleen in combinatie met een hartoperatie. Dit behandelingstraject vindt plaats in nauwe samenwerking met de thoraxchirurg.

  • 39.

    Multidisciplinair overleg (190005)

    Een multidisciplinaire bespreking tussen minimaal drie beroepsbeoefenaren die de poortfunctie uitvoeren en/of ondersteunende specialisten van drie verschillende AGB-specialismen waarbij systematisch de diagnostiek en het behandelplan van één patiënt wordt besproken en vastgelegd. Deze activiteit kan door iedere betrokken beroepsbeoefenaar worden vastgelegd en maakt onderdeel uit van het dbc-zorgproduct van de hoofdbehandelaar, behorende bij de zorgvraag die wordt besproken in de multidisciplinaire bespreking. Per multidisciplinair overleg mag deze zorgactiviteit slechts eenmaal per specialisme geregistreerd worden.

  • 40.

    Overleg palliatieve zorg (190006)

    Een bespreking van de palliatieve zorg van een patiënt door een palliatief team, bestaande uit minimaal twee poortspecialisten.

  • 41.

    Multidisciplinair consult (190010)

    Een polikliniekbezoek, waarbij sprake is van een face-to-face contact tussen patiënt en minimaal twee beroepsbeoefenaren die de poortfunctie uitvoeren en/of ondersteunende specialisten van verschillende AGB-specialismen. Deze activiteit kan door iedere betrokken beroepsbeoefenaar worden vastgelegd en maakt onderdeel uit van het dbc-zorgproduct van de hoofdbehandelaar. De hoofdbehandelaar mag naast deze activiteit een polikliniekbezoek vastleggen in zijn dbc-zorgproduct. Per multidisciplinair consult mag deze zorgactiviteit slechts eenmaal per specialisme geregistreerd worden.

  • 42.

    Spoedeisende hulp contact op de SEH-afdeling (190015)

    Een face-to-face contact tussen een patiënt en poortspecialist, SEH-arts KNMG, arts-assistent, verpleegkundig specialist of physician assistant in het kader van een acute zorgvraag op de spoedeisende hulp. Deze activiteit kan naast een polikliniekbezoek worden vastgelegd.

  • 43.

    Spoedeisende hulp contact buiten de SEH-afdeling, elders in het ziekenhuis (190016)

    Een face-to-face contact tussen een patiënt en poortspecialist, SEH-arts KNMG, arts-assistent, verpleegkundig specialist of physician assistant in het kader van een acute zorgvraag op een andere afdeling dan de spoedeisende hulp. Deze activiteit kan naast een polikliniekbezoek worden vastgelegd.

  • 44.

    Klinisch intercollegiaal consult (icc) (190009)

    Een diagnostisch of screenend contact van een medisch specialist (of arts-assistent) die de poortfunctie uitvoert op verzoek van de hoofdbehandelaar met een patiënt tijdens een klinische opname voor een ander specialisme.

  • 45.

    Medebehandeling (190017)

    Er is sprake van medebehandeling wanneer een medisch specialist (of arts assistent) die de poortfunctie uitvoert een patiënt, op verzoek van een ander poortspecialisme tijdens een klinische opname waarbij één of meer verpleegdagen en/of ic-behandeldagen of verblijfsdagen ggz op een PAAZ of PUK zijn geregistreerd, voor een eigen zorgvraag gaat behandelen. Deze zorgactiviteit kan per consult in het kader van medebehandeling worden vastgelegd.

  • 46.

    Analyse behandeladvies en/of behandeling elders opgesteld en/of uitgevoerd, in het kader van een second opinion (190022)

    Een polikliniekbezoek, waarbij sprake is van een face-to-face contact tussen een patiënt en poortspecialist of arts-assistent, in het kader van een beoordeling van een door een beroepsbeoefenaar die de poortfunctie uitvoert gestelde diagnose/voorgestelde behandeling door een tweede onafhankelijke medisch specialist of arts-assistent die werkzaam is op hetzelfde specialisme/vakgebied als de eerste geconsulteerde beroepsbeoefenaar in een andere instelling of als solist. Deze activiteit kan naast een polikliniekbezoek worden vastgelegd.

  • 47.

    Follow-up neonatale ic (190049)

    Een polikliniekbezoek in het kader van protocol neonatologie (langdurige nacontrole van een neonaat met een NICU voorgeschiedenis), waarbij sprake is van een face-to-face contact tussen patiënt en poortspecialist (of arts-assistent), in het kader van langdurige nacontrole van een neonaat met een NICU voorgeschiedenis. Er kan geen polikliniekbezoek naast deze activiteit worden geregistreerd.

  • 48.

    Follow-up pediatrische ic (190029)

    Een polikliniekbezoek, waarbij sprake is van een face-to-face contact tussen patiënt en poortspecialist (specialist of arts-assistent), in het kader van langdurige nacontrole van een patiënt met een PICU voorgeschiedenis. Er kan geen polikliniekbezoek naast deze activiteit worden geregistreerd.

  • 49.

    Coördinatie bij hart- of longrevalidatie (039898)

    Deze zorgactiviteit betreft een multidisciplinair overleg tussen een cardioloog of longarts en één of meerdere andere zorgaanbieders. Deze zorgactiviteit mag eenmaal per overleg worden vastgelegd in het subtraject dat wordt uitgevoerd door of onder verantwoordelijkheid van een cardioloog of longarts.

  • 50.

    Intakecontact (193126)

    Individuele intake voor enkel- of meervoudige hartrevalidatie, bestaande uit een intakegesprek en een inspanningstest.

  • 51.

    . Informatiemodule (193127)

    Informatiemodule voor het enkel- of meervoudige hartrevalidatie/longrevalidatie programma. De module bestaat uit vier informatiesessies door respectievelijk een cardioloog/longarts, een psycholoog, een diëtist en een maatschappelijk werker of verpleegkundige, voor een groep patiënten.

  • 52.

    Behandelmodule FIT met minder dan tien sessies (193128)of (meer dan) tien sessies (193129)

    De bewegingsmodule FIT van het enkel- of meervoudige longrevalidatieprogramma bestaat uit een aantal sessies van ieder minimaal vijf kwartier onder begeleiding van minimaal twee fysiotherapeuten met optionele inspanningstest.

  • 53.

    Behandelsessie FIT – in het kader van FIT module hartrevalidatie (193140)

    De behandelsessie FIT van het hartrevalidatieprogramma bestaat uit een groepssessie van minimaal 1 uur, waarbij minimaal één erkend HR fysiotherapeut per vijf patiënten aanwezig is

  • 54.

    Behandelsessie PEP – in het kader van PEP module hartrevalidatie (193141)

    De behandelsessie PEP van het hartrevalidatieprogramma bestaat uit een sessie van minimaal twee uur in groepsverband, gericht op gedragsverandering onder begeleiding van een daartoe geschoolde deskundige op het gebied van motivational interviewing.

  • 55.

    Algehele anesthesie bij specialistisch onderzoek en bij verrichtingen, waarvoor geen anesthesie staat vermeld (039090)

    Als deze zorgactiviteit wordt uitgevoerd binnen dbc-zorgproducten voor kindergeneeskunde longgeneeskunde (zorgproductgroep 990616) geldt dat deze zorgactiviteit alleen mag worden vastgelegd als er een CT-scan, MRI-scan of een PET-scan van de thorax of luchtwegen onder totale narcose wordt uitgevoerd.

  • 56.

    Telemonitoring (039133)

    Het betreft het ‘continu’ elektronisch versturen van klinische parameters (gewicht, bloeddruk et cetera) door patiënten vanuit de thuissituatie aan het ziekenhuis. Het ziekenhuis analyseert deze gegevens en pleegt alleen indien noodzakelijk interventies (dagelijks (tijdens werkdagen) of 7 x 24 uur, afhankelijk van de medische noodzaak/inrichting initiatief).

  • 57.

    Echografie hart door kindercardioloog of cardex (039472)

    De zorgactiviteit wordt geregistreerd bij verdenking op een kindercardiologische aandoening of bij een niet complexe, niet topreferente kindercardiologische aandoening. Hierbij moet echografische beeldvorming worden uitgevoerd, geïnterpreteerd en beoordeeld. De zorgactiviteit kan alleen worden uitgevoerd door een kindercardioloog of door een kinderarts die is opgeleid in de non-invasieve kindercardiologische diagnostiek en echocardiografie en is geregistreerd bij de sectie kindercardiologie (Cardio-expert).

  • 58.

    Echografie hart complex door kindercardioloog (039473)

    Uitgebreide echocardiografie bij een kind met een reeds geconstateerde topreferente kindercardiologische aandoening, uitgevoerd en beoordeeld door een kindercardioloog. Er vindt gedetailleerde beeldvorming, interpretatie en verslaglegging van de cardiale anatomie en functie plaats. De duur van het echo-onderzoek is minimaal 30 minuten, waarbij gebruik gemaakt wordt van technologisch geavanceerde echocardiografieapparatuur.

    Onder de zorgactiviteit omschrijving ‘echografie hart complex door kindercardioloog’ vallen ook echo-onderzoeken met analyse en beoordeling van TDI, strain, en strain rate imaging, 4D-echocardiografie, contrast echocardiografie, dobutamine stress echocardiografie en echocardiografie onder sedatie bij kinderen.

  • 59.

    Opvang van het kind door kinderarts bij sectio caesarea (039508)

    De opvang van het kind door de kinderarts in het kader van een klinische opname voor niet-complexe zorg neonatologie.

  • 60.

    Begeleiding bij chronische totale parenterale voeding (TPV) (039578)

    Controle van patiënt onder 18 jaar op thuis TPV, inclusief reguliere laboratoriumcontroles door mdl-kinderarts.

  • 61.

    Uitvoeren handelingsprotocol postmortaal wiegendood (039619)

    De procedure volgens het handelingsprotocol na wiegendood van de landelijke werkgroep wiegendood.

  • 62.

    Uitvoeren, begeleiden, interpreteren en bewaken door kinderarts subspecialist van diagnostische tests (039618, 039620, 039621, 039622, 039623, 039624 en 039630)

    Deze zorgactiviteiten worden door de genoemde kinderarts-subspecialist geregistreerd bij een topreferente casus van een subspecialistische aandoening bij kinderen. Hierbij moet ingewikkelde diagnostiek worden uitgevoerd, geïnterpreteerd, beoordeeld, begeleid en/of bewaakt wat niet door een algemeen kinderarts kan worden gedaan.

    Bij een niet-topreferente patiënt van het betreffende subspecialisme kan deze zorgactiviteit niet worden geregistreerd. Bij patiënten met klachten die ook door een algemeen kinderarts behandeld kunnen worden, mag deze zorgactiviteit niet geregistreerd worden.

  • 63.

    Begeleiding van kinderen bij de toediening van bloedtransfusies (039626)

    Deze zorgactiviteit wordt geregistreerd bij begeleiding van kinderen bij toediening van bloedtransfusies door een kinderarts in samenwerking met een tertiair centrum kinderhematologie of kinderoncologie.

  • 64.

    Begeleiding van patiënten met sensor (RT-CGM) ten behoeve van glucosemeting (039583)

    Deze zorgactiviteit wordt geregistreerd als aan de randvoorwaarden zijn voldaan zoals omschreven in het rapport ‘Continue glucose monitoring’ van het Zorginstituut.

  • 65.

    Instellen of reguleren stollingsfactoren bij kinderen met ernstige stollingsstoornissen (039631)

    Deze zorgactiviteit wordt geregistreerd bij patiënten met een factor VIII of IX (<5%) of bij patiënten met een van Willebrand factor (<35%).

  • 66.

    Instellen metabool dieet (039637)

    De zorgactiviteit wordt eenmalig geregistreerd wanneer op een metabool dieet wordt overgegaan.

  • 67.

    Klinisch peri-operatieve zorg longchirurgie bij kinderen in verband met congenitale longproblematiek (039695)

    De zorgactiviteit wordt eenmalig per operatie geregistreerd.

  • 68.

    Aansturen door kinderarts van multidisciplinair team met medisch specialisten van 3 verschillende AGB-specialismen (190003)

    Deze zorgactiviteit wordt geregistreerd bij het aansturen door de kinderarts van een multidisciplinair team met medisch specialisten van drie verschillende AGB-specialismen. De patiënt is door alle drie de AGB-specialismen afzonderlijk gezien en hiervan is verslag gedaan. Integratie cq. beleid op basis van de bevindingen en verslag hiervan wordt gedaan door de kinderarts.

    Deze zorgactiviteit mag door de aansturende kinderarts eenmalig per subtraject en niet naast de zorgactiviteit Multidisciplinair overleg (190005) worden geregistreerd voor dezelfde zorgvraag.

  • 69.

    SKION stratificatie (193900 t/m 193904)

    Een zorgactiviteit voor een door SKION afgegeven stratificatie licht, middel of zwaar (193900 t/m 193902) of follow up (193903) mag eenmaal per 120 dagen worden geregistreerd tijdens een face-to-face contact. Zorgactiviteit 193904 mag geregistreerd worden tijdens het eerste face-to-face contact binnen het eerste subtraject.

  • 70.

    Indicator ten behoeve van afleiding SKION stratificatie vervolgbehandeling (193906)

    Een zorgactiviteit als indicator ten behoeve van de afleiding naar een SKION stratificatie vervolgbehandeling mag worden vastgelegd op het moment dat een vervolgbehandeling plaatsvindt bij een zorgtraject dat gestart is voor 1 januari 2017. Deze zorgactiviteit leidt af naar de producten voor SKION kinderoncologie die ook in 2016 bestonden. Hierdoor wordt het behandeltraject afgemaakt in de oorspronkelijke productstructuur.

  • 71.

    Lichttherapie, al of niet ondersteund door medicamenteuze fotosensibiliserende therapie, per behandeling (039992)

    Deze zorgactiviteit mag niet in de thuissituatie geregistreerd worden. Indien een patiënt lichttherapie in de thuissituatie ontvangt, wordt zorgactiviteit 190347 geregistreerd.

  • 72.

    Lichttherapie-apparaat voor UVB-thuisbelichting (190347)

    Deze zorgactiviteit mag eenmalig geregistreerd worden bij uitgifte van het apparaat.

  • 73.

    Behandeling van ernstige, uitgebreide huidaandoening met zalf (bijv. ditranol, teerzalf of wet wrap), incl. eventueel inpakken/inzwachtelen, verwijderen en reinigen van de huid (039993)

    De behandeling van ernstige inflammatoire dermatosen (psoriasis en/of constitutioneel eczeem) waarbij grote delen van het lichaam zijn aangedaan. Deze zorgactiviteit is van toepassing op zalven voor lokale therapie die vermeld zijn in de richtlijnen ‘Psoriasis’ en ‘Constitutioneel eczeem’ van de Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie (NVDV). Deze zorgactiviteit wordt per kalenderdag geregistreerd en mag niet worden geregistreerd voor behandeling in de thuissituatie.

  • 74.

    Erfelijkheidsonderzoek (191111, 191135 t/m 191138)

    De zorgactiviteitcodes 191111, 191136 t/m 191138 worden geregistreerd op het moment dat het erfelijkheidsadvies is afgerond. Het enkelvoudig erfelijkheidsadvies (191111) bevat de voorbereiding, het gesprek zelf inclusief het opmaken van een stamboom, counseling en daarna afronding met een brief aan adviesvragers en aan verwijzers. Er is bij dit erfelijkheidsonderzoek geen vervolgonderzoek nodig.

    Zorgactiviteitcode 191135 wordt geregistreerd bij het eerste erfelijkheidsadviseringsgesprek voor het meest complexe erfelijkheidsonderzoek (bij onbekende gendefect(en)).

    Zorgactiviteitcode 191136 kan worden geregistreerd bij een adviesaanvraag in verband met een kinderwens in geval van een autosomaal recessieve of x-linked aandoening, waarbij sprake is van heterozygoot dragerschap en waar het/de gendefect(en) bekend is/zijn.

    Zorgactiviteitcode 191137 kan worden geregistreerd wanneer bij een familielid van de adviesvrager eerder een erfelijke aandoening is aangetoond, de zogenaamde cascadescreening. Het gaat om een middelmatig complex erfelijkheidsonderzoek in geval van een autosomaal dominante aandoening waarbij het/de gendefect(en) bekend is/zijn.

    Zorgactiviteitcode 191138 moet worden geregistreerd wanneer er een onderzoek wordt gedaan in het geval de/het gendefect(en) nog onbekend of nog niet nader geduid is/zijn.

    Gedurende het erfelijkheidsonderzoek worden de contactmomenten vastgelegd door middel van de reguliere zorgactiviteiten, zoals een polikliniekbezoek of telefonisch consult.

Hoofdstuk

IV

Overige zorgproducten

Artikel

25

Algemene registratiebepalingen

Vervallen

Artikel

26

Overige zorgproducten uit de categorie supplementaire producten

Artikel

27

Overige zorgproducten uit de categorie eerstelijnsdiagnostiek

Artikel

28

Overige zorgproducten uit de categorie paramedische behandeling en onderzoek

Artikel

29

Overige zorgproducten uit de categorie overige verrichtingen

Voor een aantal overige verrichtingen gelden er specifieke prestatiebeschrijvingen of zijn de hierna vermelde aanvullende voorwaarden van toepassing.

  • 1.

    Bijbetaling aandeel onverzekerde zorg (199871 t/m 199874, 199881 t/m 199886, 199891 t/m 199897, 199903 t/m 199907)

    Deze overige verrichtingen kunnen enkel gedeclareerd worden indien er onverzekerde zorg in combinatie met verzekerde zorg wordt geleverd tijdens de looptijd van een dbc-zorgproduct. Indien binnen de looptijd van een dbc-zorgproduct uitsluitend onverzekerde of verzekerde zorg wordt geleverd, dan dient gebruik gemaakt te worden van reguliere zorgactiviteiten die binnen het dbc-zorgproduct worden vastgelegd.

  • 2.

    Verrichtingen bijzondere tandheelkunde (199800 t/m 199802)

    De prestatiebeschrijvingen en specifieke bepalingen bij de prestatiebeschrijvingen voor mondzorg (waaronder ook de zorg zoals geleverd door centra bijzonder tandheelkunde) zijn te vinden in de beleidsregel ’Bijzondere tandheelkunde instellingen’.

  • 3.

    Extracorporele immunoadsorptiebehandeling (039967 en 039968)

    De ABOi (039967) en HLAi (039968) mogen alleen gedeclareerd worden bij een openstaand dbc-zorgproduct in het kader van een nier-, lever-, darm-, eilandjes- en pancreastransplantatie (zorgproductgroep 979002).

  • 4.

    Kaakchirurgische verrichtingen (230000 t/m 239962)

    • a.

      In de verrichtingen zoals vermeld in productgroep 3 t/m 8 zijn begrepen de controlebezoeken, voor zover deze binnen 30 dagen na de ingreep plaatsvinden.

    • b.

      Als algemene regel geldt dat het maximumtarief de volledige behandeling van die aandoening omvat, dat wil zeggen:

      • de voorbehandeling;

      • de verrichting, ongeacht of die in één of meer zittingen plaatsvindt;

      • de nabehandeling totdat de patiënt voor de desbetreffende aandoening, waarvoor de prestatie gedeclareerd wordt, genezen is verklaard, danwel uit de behandeling ontslagen is.

    • c.

      Consult (234003)

      Een face-to-face consult met de kaakchirurg (of arts-assistent), inclusief een uitgebreid onderzoek.

      Het opnemen van een eenvoudige anamnese over aard en duur van de klachten, behalve informatie naar de algemene gezondheid, dienen als een geheel met de daaropvolgende behandeling en behorende bij de behandeling te worden beschouwd. In die situatie wordt geen consult vastgelegd.

    • d.

      Preventieve parodontale behandeling (verrichting 234027 en 234028)

      Het gaat hierbij uitsluitend om gehospitaliseerde patiënten bij wie deze behandeling geïndiceerd is en die verwezen zijn door de behandelende beroepsbeoefenaar die de poortfunctie uitvoert. Ook patiënten bij wie preventieve parodontale behandeling noodzakelijk en urgent is en die redelijkerwijs niet verwezen kunnen worden naar de eerste lijn vallen hieronder.

      Hierbij valt te denken aan:

      • patiënten die chemotherapie en/of radiotherapie (moeten) ondergaan;

      • patiënten in afwachting van open hart chirurgie;

      • patiënten met HIV/aids;

      • patiënten in afwachting van nierdialyse;

      • patiënten bij wie een transplantatie moet geschieden.

    • e.

      Kleine verrichtingen (234084)

      In het maximumtarief van kleine verrichtingen (234084) zijn begrepen onderstaande verrichtingen en onderzoekingen:

      • behandeling van kleine verwondingen zonder excisie en hechten;

      • operatief wondtoilet (niet als nabehandeling van eigen ingreep);

      • uitgebreide proefexcisie en biopsieën, voor zover niet afzonderlijk in de vastgestelde tarieven vermeld;

      • intraveneuze injecties, gewrichtspuncties en gewrichtsinjecties (géén contrastvloeistof);

      • oprekken of manipuleren van het kaakgewricht;

      • het verwijderen van briden;

      • behandeling van nabloedingen;

      • abcesbehandeling;

      • gingiva-excisies;

      • verwijdering van kleine fibromen en epuliden;

      • opheffen van kleine occlusie- en articulatiestoornissen;

      • verwijdering van een solitaire exostose;

      • gingivitis- en stomatitisbehandeling (acute ontstekingsfase);

      • onderzoek op focale infectie, vitaliteits- en sensibiliteitstest;

      • fistulografie;

      • neurolyse door middel van injecties.

    • f.

      Fractuurbehandeling (238041, 238042, 238044)

      De fractuurbehandeling door middel van external fixation wordt gelijkgesteld aan een operatieve fractuurbehandeling.

      Indien de fractuurbehandeling niet tot consolidatie leidt en klinische, röntgenologische en/of andere onderzoekingen de diagnose pseudo-arthrose doen stellen, dan kan de eerdere behandeling als afgesloten worden beschouwd (in de betekenis van volledige behandeling).

    • g.

      Mandibulair Repositie Apparaat MRA (234190)

      Onder een Mandibulair Repositie Apparaat (MRA) wordt verstaan: Een apparaat waarmee de onderkaak gedwongen van positie verandert met als doel de bovenste luchtwegen te verruimen en/of snurken te beperken.

      In de prestatie MRA en het bijbehorende tarief is inbegrepen:

      • het maken van afdrukken;

      • de registratie (ongeacht de methode);

      • het plaatsen van het apparaat, inclusief het aanbrengen van kleine correcties en het geven van bijbehorende instructies omtrent het gebruik;

      • nazorg gedurende twee maanden na plaatsing van het MRA.

    • h.

      Vacatiegelden, per uur (230001)

      Voor consulten buiten de werkgemeente geldt voor vacatiegeld een bedrag per uur, inclusief reis- en verblijfkosten, maar exclusief het tarief voor consult of verrichting(en).

    • i

      Schriftelijke informatieverstrekking aan bedrijfsarts of verzekeringsarts (239022)

      Deze prestatie kan in rekening worden gebracht voor informatieverstrekking aan een bedrijfsarts of verzekeringsarts binnen het kader van sociaalrechtelijke wetgeving.

      Voor een gevraagde toelichting/verduidelijking op de verstrekte informatie kan niet iets aanvullends in rekening worden gebracht.

    • j.

      Rapporten (239023, 239024)

      Hieronder wordt niet verstaan een rapport aan een patiënt, zorgverzekeraar, behandelend arts, behandelend tandarts of behandelend tandartsspecialist. Geldt tevens niet voor informatieverstrekking aan bedrijfsarts of verzekeringsarts.

    • k.

      Dagverpleging kaakchirurgie (231901)

      Een aantal uren durende vorm van verpleging óf vorm van verpleging én behandeling, in het algemeen voorzienbaar en noodzakelijk in verband met het op dezelfde dag plaatsvinden van een kaakchirurgisch(e) onderzoek of behandeling in algehele anesthesie of diepe sedatie (met ondersteuning van een anesthesist) waarbij de verpleging plaatsvindt op een voor dagverpleging ingerichte afdeling.

    • l.

      Verpleegdag kaakchirurgie (231902)

      Voor de definitie van verpleegdag zie artikel 24 lid 13.

    • m.

      Techniekkosten

      Indien de tandtechniek door derden wordt geleverd kunnen de werkelijke kosten één op één worden doorberekend. De zorgaanbieder is verplicht om op verzoek van de patiënt of diens verzekeraar de nota van de tandtechnicus/tandtechnisch laboratorium te overleggen.

      Indien de zorgaanbieder de tandtechnische werkstukken zelf vervaardigt, is deze verplicht aan de patiënt of diens verzekeraar de techniekkosten te specificeren conform de lijst van de NZa met maximumtarieven voor tandtechniek in eigen beheer.

  • 5.

    Keuringen, rapporten en informatieverstrekkingen (119027 t/m 119052)

    • a.

      Rijbewijskeuringen (119027 t/m 119030)

      De standaardprestaties rijbewijskeuring (119027 of 119028) beschrijven de tijd die een rijbewijskeuring minimaal duurt. In beide prestaties wordt uitgegaan van twee tijdscomponenten, te weten directe tijd en indirecte tijd. Directe tijd is de tijd die de keuringsarts met de te keuren persoon doorbrengt in het kader van het onderzoek. Indirecte tijd is de tijd die de keuringsarts nodig heeft voor het inlezen in het dossier alsmede het opstellen van zijn rapportage. Onder indirecte tijd worden uitdrukkelijk niet verstaan werkzaamheden van financiële, administratieve of secretariële aard verricht door een niet BIG-geregistreerde persoon. De standaardprestaties rijbewijskeuring (119027 of 119028) zijn opgebouwd uit 15 minuten directe tijd en 15 minuten indirecte tijd.

      In het geval een keuring langer duurt dan de standaard, dient de zorgverlener dit op voorhand aan te geven aan de te keuren persoon. Een uitzondering hierop is de vorderingsprocedure, omdat de te keuren persoon niet de opdrachtgever is. Het is in dat geval niet noodzakelijk dat de zorgverlener voor elke procedure het CBR op de hoogte brengt van de verwachte tijdbesteding. Bij langere keuringen dan de standaard kan er nog een prestatie in rekening worden gebracht bij wijze van toeslag. Deze toeslag is gebaseerd op 15 minuten directe tijd (119029 en 119030). Alleen daadwerkelijk gerealiseerde tijdbesteding mag als toeslag in rekening gebracht worden.

      Bij de rijbewijskeuring in geval van een vorderingsprocedure (119028) mag de toeslag (119030) ook in rekening gebracht worden voor indirecte tijd. Voor indirecte tijd mag de toeslag maximaal vier keer in rekening worden gebracht, deze is dus gemaximeerd tot maximaal een uur extra indirecte tijd. Bij de rijbewijskeuring in geval van een eigen verklaringsprocedure (119027) mag de toeslag (119029) ook in rekening gebracht worden voor indirecte tijd. Deze toeslag voor indirecte tijd in geval van een eigen verklaringsprocedure mag alleen in rekening worden gebracht bij psychiatrische en neurologische keuringen. Voor indirecte tijd mag de toeslag maximaal twee keer in rekening worden gebracht, deze is dus gemaximeerd tot maximaal een half uur extra indirecte tijd.

      Bij zowel een rijbewijskeuring in een vorderingsprocedure (119028) als een rijbewijskeuring in een eigen verklaringsprocedure (119027) mogen kosten voor laboratoriumonderzoek (070001 t/m 079996) apart in rekening worden gebracht. Hierop is tariefregulering (overige zorgproducten eerstelijnsdiagnostiek) van toepassing. Onderzoeken waarbij de te keuren persoon zelf aanwezig is (directe tijd), mogen alleen gedeclareerd worden in de vorm van de standaardkeuring of toeslagprestatie voor directe tijd. Deze onderzoeken (directe tijd) kunnen niet apart in rekening gebracht worden.

    • b.

      Informatieverstrekking (119052)

      De prestatie informatieverstrekking (119052) kan in rekening worden gebracht voor informatieverstrekking aan een bedrijfsarts, verzekeringsarts of het centraal bureau rijvaardigheidsbewijzen (CBR) binnen het kader van sociaalrechtelijke wetgeving.

      Voor een gevraagde toelichting/verduidelijking op de verstrekte informatie kan niets aanvullends in rekening worden gebracht.

  • 6.

    Prenatale screening (037510, 037512, 037514, 037516 en 037521)

    Het overzicht van alle te onderscheiden prestaties prenatale screening, inclusief eventueel aanvullende voorwaarden, is te vinden in bijlage 1 bij de beleidsregel ‘Eerstelijnsdiagnostiek’.

  • 7.

    Regiefunctie complexe wondzorg (190287)

    De prestatie Regiefunctie complexe wondzorg is een traject waarin de zorgaanbieder de patiënt voor één of meerdere complexe wonden begeleidt, adviseert en/of behandelt. Per patiënt kan de prestatie Regiefunctie complexe wondzorg eenmaal per 12 maanden in rekening worden gebracht ongeacht de inhoud of frequentie van de behandeling. Het traject omvat in ieder geval de volgende onderdelen: het opstellen en zo nodig tussentijds bijstellen van een behandelplan, het bespreken van het behandelplan met de patiënt, kennisdeling en -verspreiding voor zorgprofessionals en met de patiënt, advies inzake leefstijlverbetering aan de patiënt, casemanagement en triage en afstemming met de medisch specialist en/of huisarts.

    Een nadere toelichting is te vinden in de beleidsregel ‘Regiefunctie complexe wondzorg’.

  • 8.

    Reiskosten (010905 en 010906)

    • Voor hulp verleend door de beroepsbeoefenaar die de poortfunctie uitvoert op een ander adres dan een praktijkadres van deze beroepsbeoefenaar (bijvoorbeeld aan huis van een patiënt) kunnen de gemaakte reiskosten in rekening gebracht worden.

    • Voor de reiskosten geldt een bedrag per kilometer volgens hetReisbesluit binnenland (code010905), plus een bedrag per half uur voor de reistijd (code010906).

  • 9.

    SCEN-consultatie (130001)

    SCEN staat voor Steun en Consultatie bij Euthanasie in Nederland. De prestatie betreft alle activiteiten van de medisch specialist, die staat ingeschreven in een daarvoor door de Federatie Medisch Specialisten en Zorgverzekeraars Nederland aangewezen SCEN-register van KNMG, waaronder met name is begrepen:

    • a)

      overleggen met de behandelaar plus inzien journaals, specialistenbrieven, et cetera ten behoeve van SCEN-consultatie;

    • b)

      de visite(s) bij de patiënt en diens omgeving;

    • c)

      de verslaglegging ten behoeve van de behandelaar;

    • d)

      het afsluitend overleg met de behandelaar voor onder andere bespreking van het verslag.

    De prestatie kan door de geconsulteerde medisch specialist, die staat ingeschreven in een specifiek SCEN-register, in rekening worden gebracht.

  • 10.

    Verpleging, noodzakelijk in verband met medisch-specialistische zorg in de thuissituatie (190288 en 190289)

    De prestatiebeschrijvingen en specifieke bepalingen bij de prestaties ‘Verpleging (minder) complexe zorg noodzakelijk in verband met medisch-specialistische zorg in de thuissituatie’ (190288 en 190289) staan beschreven in de beleidsregel ‘Verpleging in de thuissituatie, noodzakelijk in verband met medisch-specialistische zorg’.

  • 11.

    Toeslag obstetrische high care (190219)

    Deze toeslag kan enkel worden vastgelegd door instellingen die vanuit het planningsbesluit van de minister toestemming hebben gekregen om een OHC-unit inclusief NICU te exploiteren. De zorgactiviteit kan naast een reguliere verpleegdag worden vastgelegd voor iedere dag dat de patiënt is opgenomen op de OHC-unit.

Hoofdstuk

V

Afleiden

Artikel

30

Regels afleiden

Hoofdstuk

VI

Declareren en betalen

Artikel

31

Algemene declaratiebepalingen

Artikel

32

Onderlinge dienstverlening

Artikel

33

Declaratiebepalingen voor dbc-zorgproducten

Artikel

34

Declaratiebepalingen voor overige zorgproducten

Artikel

34a

Declaratiebepalingen voor overige zorgproducten uit de categorie supplementaire producten

Artikel

34b

Declaratiebepalingen voor overige zorgproducten uit de categorie eerstelijnsdiagnostiek

Artikel

34c

Declaratiebepalingen voor overige zorgproducten uit de categorie paramedische behandeling en onderzoek

Indien er sprake is van poliklinische fysiotherapie kunnen de betreffende zorgactiviteiten, ook wanneer deze niet op verzoek van de eerste lijn worden uitgevoerd, naast de dbc-zorgproducten gedeclareerd worden. Deze uitzondering geldt niet voor revalidatiegeneeskunde en geriatrische revalidatiezorg.

Artikel

34d

Declaratiebepalingen voor overige zorgproducten uit de categorie overige verrichtingen

Artikel

35

Terugvaloptie

Hoofdstuk

VII

Hoofdstuk VII Informeren

Artikel

36

Informatieverplichting bij declaratie van dbc-zorgproducten

Artikel

37

Informatieverplichting bij declaratie van overige zorgproducten

Artikel

38

Standaardprijslijst

Artikel

39

Informatieverplichting solisten

Solisten die declareren op basis van een individuele beschikking (zie artikel 31) zijn verplicht om wijzigingen in de bedrijfsvoering of wijzigingen in de organisatiestructuur aan de NZa te melden.

Artikel

40

Overgangsbepaling

De regeling ‘Medisch-specialistische zorg’, met kenmerk NR/CU-266, blijft van toepassing op gedragingen (handelen en nalaten) van zorgaanbieders die onder de werkingssfeer van die regeling vielen en die zijn aangevangen – en al dan niet beëindigd – in de periode dat die regeling gold. Dit betekent dat voor overlopende dbc-zorgproducten (dbc’s gestart in jaar t-1 en doorlopend in jaar t) de op het moment van opening van het dbc-zorgproduct geldende regeling van toepassing is. Voor zorgactiviteiten (inclusief overige zorgproducten) zijn de regels leidend die op de uitvoerdatum geldig zijn.

Nederlandse Zorgautoriteit, M.J. Kaljouw voorzitter Raad van Bestuur

Bijlage

1

Overzicht dbc-zorgproducten

Deze bijlage is te downloaden via de website www.nza.nl.

Bijlage

2

Typeringslijsten per specialisme

Deze bijlage is te downloaden via de website www.nza.nl.

Bijlage

3

Zorgactiviteitentabel

Deze bijlage is te downloaden via de website www.nza.nl.

Bijlage

4

Overzicht overige zorgproducten

Deze bijlage is te downloaden via de website www.nza.nl.

Bijlage

5

Afsluitregelstabel

Deze bijlage is te downloaden via de website www.nza.nl.

Bijlage

6

Overzicht pathologie prestaties

Deze bijlage is te downloaden via de website www.nza.nl.

Bijlage

7

Diagnose-combinatietabel

Deze bijlage is te downloaden via de website www.nza.nl.

Bijlage

8

Overzicht zorgactiviteiten op nota

Deze bijlage is te downloaden via de website www.nza.nl.

Bijlage

9

Privacyverklaring

Deze bijlage is te downloaden via de website www.nza.nl.

Bijlage

10

Overzicht dbc-zorgproducten op nota

Deze bijlage is te downloaden via de website www.nza.nl.

Bijlage

11

Sjabloon standaard prijslijst

Deze bijlage is te downloaden via de website www.nza.nl.

Bijlage

12

Toelichting regels afleiding

Deze bijlage is te downloaden via de website www.nza.nl.

Bijlage

13

Indeling kaakchirurgie prestaties naar productgroepen

Deze bijlage is te downloaden via de website www.nza.nl.