Besluit van 16 oktober 2018, houdende regels over investeringsplannen voor elektriciteitsnetten en gastransportnetten en enkele andere onderwerpen (Besluit investeringsplan en kwaliteit elektriciteit en gas)
Besluit investeringsplan en kwaliteit elektriciteit en gas
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat van 10 juli 2018, nr. WJZ / 18145041;
de ontwikkelingen in de energiemarkt en andere ontwikkelingen die van invloed zijn op de inrichting van het net of gastransportnet en een analyse van de ontwikkelingen in de vorm van scenario’s;
c.
de voorgenomen investeringen die noodzakelijk zijn voor het uitvoeren van de taken die bij of krachtens de Elektriciteitswet 1998 of de Gaswet aan hem zijn toegekend en
d.
een verklaring voor de wijzigingen ten opzichte van het voorgaande investeringsplan.
2
De netbeheerder van het net op zee beschrijft in zijn investeringsplan de voorgenomen investeringen en een verklaring voor de wijzigingen ten opzichte van het voorgaande investeringsplan.
3
De beschrijving van de voorgenomen investeringen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, omvat:
a.
een kwalitatieve omschrijving van de uitbreidingen en vervangingen die een netbeheerder de eerste tien jaar verwacht teneinde voorziene risico’s te verkleinen;
b.
een kwantitatief overzicht van de uitbreidings- en vervangingsinvesteringen die de netbeheerder de eerste drie jaar zal uitvoeren.
4
In afwijking van het derde lid, onderdeel b, bedraagt de periode waarop het overzicht betrekking heeft voor de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet of landelijk gastransportnet vijf jaren.
5
Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld over de inhoud en inrichting van een investeringsplan.
Artikel
2.2
1
Een netbeheerder consulteert een ontwerpinvesteringsplan gedurende vier weken door publicatie van het ontwerpinvesteringsplan op een geschikte wijze.
2
Een netbeheerder voegt de zienswijzen bij het ontwerpinvesteringsplan.
De Autoriteit Consument en Markt betrekt bij haar toetsing onder meer of het ontwerpinvesteringsplan:
a.
wanneer het niet het net op zee betreft, de noodzaak van de uitbreidings- en vervangingsinvesteringen aantoont voor het vervullen van de taken die bij of krachtens de Elektriciteitswet 1998 of de Gaswet aan de netbeheerder zijn toegekend;
Een netbeheerder publiceert het investeringsplan na vaststelling onverwijld op een geschikte wijze en zendt het aan Onze Minister en de Autoriteit Consument en Markt.
7
Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld over de toepassing van het eerste tot en met vierde lid en het zesde lid.
Artikel
2.3
1
Een investeringsplan geldt voor een termijn van twee jaren.
2
Een investeringsplan kan tussentijds worden herzien voor zover hierbij significante wijzigingen worden aangebracht. Artikel 2.2, eerste tot en met zesde lid, is van overeenkomstige toepassing.
3
Een netbeheerder legt een ontwerpinvesteringsplan uiterlijk op 1 januari van een even kalenderjaar voor aan de Autoriteit Consument en Markt en, voor zover het een ontwerpinvesteringsplan betreft voor het landelijke hoogspanningsnet of landelijke gastransportnet, eveneens aan Onze Minister.
4
In afwijking van het eerste en derde lid legt een netbeheerder uiterlijk op 1 juli 2020 het eerste ontwerpinvesteringsplan voor, dat na vaststelling geldt voor een termijn van anderhalf jaar.
§
3
Kwaliteitsborgingssysteem
Artikel
3.1
1
Het kwaliteitsborgingssysteem bestaat uit:
a.
de missie, visie en strategie van de netbeheerder met betrekking tot het beheersen van de kwaliteitsaspecten betrouwbaarheid, veiligheid, productkwaliteit en kwaliteit van de dienstverlening;
b.
het kwaliteitsniveau dat de netbeheerder nastreeft op de verschillende kwaliteitsaspecten, weergegeven in prestatie-indicatoren;
c.
de voorwaardenscheppende, ondersteunende en controlerende processen om het nagestreefde kwaliteitsniveau te bereiken;
d.
de procedure voor het identificeren van verbetermaatregelen met betrekking tot het kwaliteitsborgingssysteem en het ontwikkelen, prioriteren en implementeren van verbetermaatregelen met betrekking tot het kwaliteitsborgingssysteem;
e.
de implementatie en realisatie van systematische en gecoördineerde activiteiten met betrekking tot het beheer van de bedrijfsmiddelen ter beheersing van de verschillende kwaliteitsaspecten;
f.
het proces en de doelstellingen van de directiebeoordeling, waaronder tevens begrepen de beoordeling door de leiding van het meest betrokken bedrijfsonderdeel.
het beleid met betrekking tot de borging van de kwaliteitsaspecten;
b.
het nagestreefde kwaliteitsniveau op de verschillende kwaliteitsaspecten, weergegeven in prestatie-indicatoren;
c.
de gerealiseerde prestaties met betrekking tot de kwaliteitsaspecten in de afgelopen vijf jaar.
3
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de inhoud van de processen en de prestatie-indicatoren, bedoeld in het eerste en tweede lid, en over de evaluatie van het kwaliteitsborgingssysteem.
§
4
Meldingen en voorvallen
Artikel
4.1
1
Een netbeheerder registreert de bij hem gemelde onderbrekingen in het transport van elektriciteit of gas, afwijkingen van de eisen aan de kwaliteit van het transport van elektriciteit of gas en waarnemingen van gaslucht.
2
Bij ministeriële regeling worden de gegevens vastgesteld die de netbeheerder registreert en worden regels gesteld over de openbaarmaking van de registratie.
Artikel
4.2
1
Een netbeheerder van een gastransportnet dat bestemd is of gebruikt wordt voor het transport van gas bij een druk tot en met 16 bar neemt bij het ontwerp, de aanleg, de ingebruikstelling, de exploitatie, de wijziging, het beheer, het onderhoud en de buitengebruikstelling van een gastransportnet de technische en organisatorische maatregelen die redelijkerwijs van hem gevergd kunnen worden om voorvallen te voorkomen waardoor nadelige gevolgen voor de mens of het milieu kunnen ontstaan.
2
Indien zich een voorval voordoet waardoor nadelige gevolgen voor de mens of het milieu zijn ontstaan, draagt de netbeheerder, bedoeld in het eerste lid, zorg voor het zoveel mogelijk beperken of ongedaan maken van de nadelige gevolgen voor de mens en het milieu.