Regeling van de Minister voor Milieu en Wonen, van 9 maart 2020, nr. IENW/BSK-2020/35672, houdende vaststelling van regels voor subsidiëring van activiteiten ter bevordering van een circulaire economie (Subsidieregeling Circulaire Economie)

Subsidieregeling Circulaire Economie

Paragraaf

1

Algemene bepalingen

Artikel

1.1

Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

Artikel

1.2

Doel van de regeling

Deze regeling heeft als doel het stimuleren van activiteiten gericht op de bevordering van een circulaire economie.

Artikel

1.3

Afwijzingsgronden

In aanvulling op de artikelen 11 en 12 van het Kaderbesluit wordt een subsidieaanvraag afgewezen als de algemene groepsvrijstellingsverordening van toepassing is en:

  • a.

    voor zover er sprake is van ongeoorloofde cumulatie van steun als bedoeld in artikel 8 van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

  • b.

    er sprake is van een onderneming in moeilijkheden als bedoeld in artikel 2, achttiende lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

  • c.

    de werkzaamheden aan het project reeds zijn aangevangen voordat de aanvraag voor dat project is ingediend; of

  • d.

    de subsidieverstrekking niet in overeenstemming is met enige andere bepaling van de algemene groepsvrijstellingsverordening.

Paragraaf

2

Circulaire ketenprojecten

Artikel

2.1

Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • afvalstof: stof als bedoeld in richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de raad van 19 november 2008 betreffende afvalstoffen en tot intrekking van een aantal richtlijnen (PbEU 2008 L 312);

  • algemene de-minimisverordening: Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (PbEU 2013, L 352);

  • algemene groepsvrijstellingsverordening: Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU 2014, L 187);

  • circulair ketenproject: samenhangend geheel van activiteiten van de ondernemers in een circulair ketensamenwerkingsverband, voor zover deze activiteiten rechtstreeks verbonden zijn aan de circulaire, nieuwheids- of samenwerkingsaspecten van de drempels of belemmeringen die de ondernemers moeten wegnemen om te komen tot het circulair ontwerpen, produceren of organiseren van producten, processen of diensten;

  • circulair ketensamenwerkingsverband: samenwerkingsverband bestaande uit ten minste drie en ten hoogste zes MKB-ondernemers, dan wel uit tenminste twee en ten hoogste vijf MKB-ondernemers met ten hoogste één grote ondernemer:

    • a.

      dat ten doel heeft een circulair ketenproject uit te voeren;

    • b.

      met in ieder geval drie verschillende rollen in een product- of materiaalketen; en

    • c.

      die niet in een groep met elkaar verbonden zijn;

  • daadwerkelijke samenwerking: samenwerking tussen onafhankelijke partijen om kennis of technologie uit te wisselen of een gemeenschappelijke doelstelling op basis van een taakverdeling te bereiken, waarbij de partijen samen de omvang van het samenwerkingsproject bepalen, bijdragen aan de tenuitvoerlegging ervan, en het risico en de resultaten ervan delen;

  • de-minimisplafond: totale bedrag aan de-minimissteun dat aan een onderneming mag worden verleend op grond van artikel 3, tweede lid, van de algemene de-minimisverordening, van artikel 3, tweede lid, van de landbouw de-minimisverordening of van artikel 3, tweede lid, van de visserij de-minimisverordening;

  • groep: economische eenheid, waarin organisatorisch zijn verbonden:

    • a.

      een natuurlijke persoon of privaatrechtelijke rechtspersoon, die direct of indirect:

      • 1°.

        meer dan de helft van het geplaatste kapitaal verschaft aan,

      • 2°.

        volledig aansprakelijk vennoot is van, of

      • 3°.

        overwegende zeggenschap heeft over een of meer rechtspersonen of vennootschappen, en

    • b.

      laatstbedoelde rechtspersonen of vennootschappen;

  • grote ondernemer: ondernemer die een grote onderneming in de zin van artikel 2, onderdeel 24, van de algemene groepsvrijstellingsverordening in stand houdt;

  • landbouw de-minimisverordening: Verordening (EU) nr. 1408/2013 van de Commissie van 18 december 2013 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun in de landbouwsector (PbEU 2013, L 352);

  • MKB-ondernemer: ondernemer die een kleine onderneming of een middelgrote onderneming in de zin van artikel 2, onderdeel 2, van de algemene groepsvrijstellingsverordening in stand houdt;

  • procesbegeleider: rechtspersoon, niet zijnde een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld, of natuurlijke persoon, met aantoonbare kennis en ervaring op het gebied van circulaire economie, die volgens feitelijk handelen aantoonbaar minimaal één jaar ervaring heeft met het begeleiden van ondernemingen op het vlak van circulaire economie en die door de ondernemers in het circulair ketensamenwerkingsverband is aangesteld als begeleider van het circulair ketenproject;

  • verklaring de-minimissteun: verklaring van de subsidieaanvrager waarin deze bevestigt dat subsidieverstrekking niet zal leiden tot een overschrijding van het de-minimisplafond;

  • visserij de-minimisverordening: Verordening (EU) nr. 717/2014 van de Commissie van 27 juni 2014 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun in de visserij- en aquacultuursector (PbEU 2014, L 190).

Artikel

2.2

Doel van de subsidie

Deze paragraaf heeft tot doel circulaire ketenprojecten te stimuleren die leiden tot grondstoffenbesparing en reductie van CO2-uitstoot.

Artikel

2.3

Subsidiabele activiteiten

De Minister kan op aanvraag subsidie verstrekken voor de uitvoering van een circulair ketenproject dat:

  • a.

    is gericht op realisatie van op de markt verhandelbare of toepasbare producten, processen of diensten die bij toepassing leiden tot grondstoffenbesparing en reductie van CO2-uitstoot;

  • b.

    wordt uitgevoerd door een circulair ketensamenwerkingsverband:

    • 1°.

      waarin sprake is van daadwerkelijke samenwerking;

    • 2°.

      dat een procesbegeleider aanstelt; en

    • 3°.

      waarbij na afloop van het project sprake is van een blijvende samenwerking tussen ten minste drie MKB-ondernemers, dan wel tussen ten minste twee MKB-ondernemers en een grote ondernemer, met ten minste drie verschillende rollen in de product- of materiaalketen van het project;

  • c.

    niet overwegend betrekking heeft op terugwinning of gebruik van materialen voor recycling op een manier die leidt tot minder hoogwaardig gebruik dan de oorspronkelijke toepassing.

Artikel

2.4

Subsidiabele kosten

Artikel

2.5

Hoogte subsidie

De subsidie voor een ondernemer in het circulair ketensamenwerkingsverband bedraagt 50 procent van de subsidiabele kosten van de ondernemer met een maximum van € 20.000.

Artikel

2.6

Subsidieplafond

Het subsidieplafond bedraagt:

  • a.

    voor 2020: € 1.360.000;

  • b.

    voor 2021: € 4.500.000;

  • c.

    voor 2022: € 6.125.000;

  • d.

    voor 2023: € 4.300.000;

  • e.

    voor 2024: € 4.750.000;

  • f.

    voor 2025: € 3.944.000.

Artikel

2.7

Wijze van verdeling

De Minister verdeelt het beschikbare bedrag op volgorde van binnenkomst van de aanvragen.

Artikel

2.8

Aanvraagperiode

Artikel

2.9

Aanvrager

Artikel

2.10

Aanvraag

Artikel

2.11

Afwijzingsgronden

In aanvulling op de artikelen 11 en 12 van het Kaderbesluit en artikel 1.3 wordt een subsidieaanvraag afgewezen indien:

  • a.

    de datum waarop het circulair ketenproject start meer dan zes maanden na de datum van ontvangst van de subsidieaanvraag ligt;

  • b.

    de uitvoering van het circulair ketenproject meer dan twee jaar duurt;

  • c.

    één van de ondernemers in het circulair ketensamenwerkingsverband meer dan 70% van het totaal van de voor alle ondernemers in het circulair ketensamenwerkingsverband in aanmerking komende subsidiabele kosten voor zijn rekening neemt;

  • d.

    al eerder in hetzelfde kalenderjaar op grond van deze regeling subsidie is verstrekt aan één van de deelnemers van het circulair ketensamenwerkingsverband;

  • e.

    onvoldoende vertrouwen bestaat dat de resultaten van het circulair ketenproject toegepast zullen worden;

  • f.

    er sprake is van een onderneming in moeilijkheden als bedoeld in artikel 2, onderdeel 18, van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

  • g.

    de werkzaamheden aan het circulair ketenproject al zijn aangevangen voordat de aanvraag voor dat project is ingediend;

  • h.

    de activiteit recycling van textiel betreft en het project er niet op is gericht textielproducten die afvalstof zijn geworden te bewerken tot textielvezels die opnieuw toegepast worden in materialen voor kleding of huishoudtextiel;

  • i.

    in een vorig kalenderjaar subsidie op grond van artikel 2.3 voor een project in dezelfde product- of materiaalketen is toegekend aan een ketensamenwerkingsverband waarvan ten minste de helft van de deelnemers van het aanvragende ketensamenwerkingsverband deel uitmaakten;

  • j.

    in een vorig kalenderjaar subsidie is toegekend op grond van artikel 2.3 voor een project in dezelfde product- of materiaalketen aan een ander ketensamenwerkingsverband maar met dezelfde procesbegeleider en er onvoldoende sprake is van leereffect of nieuwheidsaspecten ten opzichte van dit eerdere project.

Artikel

2.12

Verplichtingen subsidieontvanger

In aanvulling op artikel 17 van het Kaderbesluit is de subsidieontvanger verplicht:

  • a.

    indien er betrokkenheid bestaat tussen de procesbegeleider en één of meer ondernemers in het circulair ketensamenwerkingsverband, maatregelen te nemen om belangenverstrengeling te voorkomen;

  • b.

    om een kort verslag in te dienen van de resultaten van de uitvoering van het project.

Artikel

2.12.a

Intrekken of wijzigen van de subsidieverstrekking

De Minister kan een beschikking tot subsidieverstrekking voor een MKB-ondernemer die gevestigd is in het openbaar lichaam Bonaire, Sint Eustatius of Saba intrekken of wijzigen en in verband hiermee indien nodig het subsidiebedrag terugvorderen, indien:

  • a.

    de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden of zullen plaatsvinden;

  • b.

    de subsidieontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidieverlening of subsidievaststelling verbonden verplichtingen;

  • c.

    de subsidieontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening of subsidievaststelling zou hebben geleid, of

  • d.

    de subsidieverlening of subsidievaststelling anderszins onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of behoorde te weten.

Paragraaf

3

Circulair implementeren en opschalen

Artikel

3.1

Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • cio-project: project, bestaande uit een samenhangend geheel van activiteiten als bedoeld in artikel 3.3;

  • de-minimisplafond: totale bedrag aan de-minimissteun dat aan een onderneming mag worden verleend op grond van artikel 3, tweede lid, van de de-minimisverordening, van artikel 3, tweede lid, van de landbouw de-minimisverordening of van artikel 3, tweede lid, van de visserij de-minimisverordening;

  • directe loonkosten: loonkosten bestaande uit:

    • a.

      brutoloon volgens de salaristabel behorend bij de collectieve arbeidsovereenkomst of volgens de individuele arbeidsovereenkomst;

    • b.

      vakantie-uitkering;

    • c.

      niet van winst afhankelijke eindejaarsuitkering;

    • d.

      werkgeverslasten, te weten werkgeversdeel pensioenpremie, WW-premie, WIA/WAO-premie, en bijdrage Zorgverzekeringswet; en

    • e.

      overige werkgeverspremies voor werkloosheids- en ziektekostenuitkeringen;

  • groep: groep als bedoeld in artikel 2:24b van het Burgerlijk Wetboek;

  • grote onderneming: onderneming als bedoeld in artikel 2, onderdeel 24, van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

  • hergebruik: hergebruik als bedoeld in artikel 3, punt 13, van Richtlijn 2008/98/EG;

  • herproductie: herproductie als bedoeld in artikel 2, punt 16 van verordening 2024/1781;

  • inzameling: inzameling als bedoeld in artikel 3, punt 10 van Richtlijn 2008/98/EG;

  • landbouw de-minimisverordening: Verordening (EU) nr. 1408/2013 van de Commissie van 18 december 2013 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun in de landbouwsector (PbEU 2013, L 352);

  • mkb-onderneming: onderneming in de zin van artikel 2, onderdeel 2, van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

  • opknappen: opknappen als bedoeld in artikel 2, punt 18 van verordening 2024/1781;

  • organisatie-innovatie: toepassing van een nieuwe organisatiemethode als bedoeld in artikel 2, punt 96 van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

  • procesinnovatie: toepassing van een nieuwe of sterk verbeterde productie- of leveringsmethode als bedoeld in artikel 2, punt 97 van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

  • recycling: recycling als bedoeld in artikel 3, punt 17, van Richtlijn 2008/98/EG;

  • reparatie: reparatie als bedoeld in artikel 2, punt 20, van verordening 2024/1781;

  • Richtlijn 2008/98/EG: Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende afvalstoffen en tot intrekking van een aantal richtlijnen (PbEU 2008, L 312);

  • verklaring de-minimissteun: verklaring van de subsidieaanvrager waarin deze bevestigt dat subsidieverstrekking niet zal leiden tot een overschrijding van het de-minimisplafond;

  • verordening 2024/1781: Verordening (EU) 2024/1781 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juni 2024 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het vaststellen van vereisten inzake ecologisch ontwerp voor duurzame producten, tot wijziging van Richtlijn (EU) 2020/1828 en Verordening (EU) 2023/1542, en tot intrekking van Richtlijn 2009/125/EG (PbEU 2024);

  • visserij de-minimisverordening: Verordening (EU) nr. 717/2014 van de Commissie van 27 juni 2014 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun in de visserij- en aquacultuursector (PbEU 2014, L 190);

  • voorbereiding voor hergebruik: voorbereiding voor hergebruik als bedoeld in artikel 3, punt 16, van Richtlijn 2008/98/EG.

Artikel

3.2

Doel van de subsidie

Deze paragraaf heeft tot doel cio-projecten te stimuleren, waardoor materiaal wordt bespaard en reductie van CO2-uitstoot plaatsvindt.

Artikel

3.3

Subsidiabele activiteiten

Artikel

3.4

Aanvrager

Artikel

3.5

Subsidiabele kosten en wijze berekenen uurtarief

Artikel

3.6

Hoogte subsidie

Artikel

3.7

Subsidieplafond

Het subsidieplafond voor 2025 bedraagt: € 9.577.000.

Artikel

3.8

Wijze van verdeling

De Minister verdeelt het beschikbare bedrag op volgorde van binnenkomst van de aanvragen.

Artikel

3.9

Aanvraagperiode

Een aanvraag tot subsidieverlening op grond van deze paragraaf kan worden ingediend van 30 januari 2025, 9.00 uur tot en met 8 april 2025, 12.00 uur.

Artikel

3.10

Aanvraag

Artikel

3.11

Afwijzingsgronden

In aanvulling op de artikelen 11 en 12 van het Kaderbesluit en artikel 1.3 wordt een subsidieaanvraag afgewezen indien:

  • a.

    het cio-project overwegend betrekking heeft op de terugwinning van materialen voor recycling op een manier die leidt tot minder hoogwaardig gebruik dan de oorspronkelijke toepassing;

  • b.

    de datum waarop de activiteit start meer dan zes maanden na de datum van ontvangst van de subsidieaanvraag ligt;

  • c.

    de uitvoering van de activiteit langer dan drie jaar duurt;

  • d.

    de te verstrekken subsidie minder dan € 50.000 of meer dan € 500.000 per cio-project bedraagt;

  • e.

    de subsidie bij een aanvraag als bedoeld in artikel 3.4, tweede lid, voor een deelnemer aan het samenwerkingsverband minder dan € 25.000 bedraagt;

  • f.

    mkb-ondernemingen minder dan 30% van het totaal van de voor alle ondernemingen in het samenwerkingsverband in aanmerking komende subsidiabele kosten voor hun rekening nemen indien sprake is van een samenwerkingsverband tussen mkb-ondernemingen en grote ondernemingen; of

  • g.

    de reductie van CO2-uitstoot die met de resultaten van het project gerealiseerd kan worden ten opzichte van de gangbare praktijk lager is dan 10%.

Artikel

3.12

Verplichtingen subsidieontvanger

Artikel

3.13

Betaling en voorschotten

Artikel

3.14

Subsidievaststelling

Artikel

3.15

Staatssteun

Paragraaf

4

Slotbepalingen

Artikel

4.1

Evaluatie

De Minister publiceert voor 9 april 2025 een verslag over de doeltreffendheid en de effecten in de praktijk van de subsidie bedoeld in paragraaf 2.

Artikel

4.2

Inwerkingtreding en horizonbepaling

Deze regeling treedt in werking met ingang van 9 april 2020 en vervalt met ingang van 9 april 2025, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op subsidies die voor die datum zijn aangevraagd.

Artikel

4.3

Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling Circulaire Economie.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Milieu en Wonen, S. van Veldhoven-van der Meer

Bijlage

1

bij artikel 3.3, eerste lid, onderdeel c, van de Subsidieregeling Circulaire Economie

Deze bijlage bevat de productgroepen, en daaronder vallende materialen en producten, voor de cio-projecten.

  • 1.

    Elektrische en elektronische appraten:

    • a.

      grote huishoudelijke apparaten, waaronder stofzuigers en koelkasten;

    • b.

      high tech en communicatie, waaronder laptops, smartphones en televisie;

    • c.

      kleine huishoudelijke apparaten waaronder föhns en scheerapparaten;

    • d.

      lampen en verlichting;

    • e.

      speelgoed, ontspannings- en sportapparatuur, waaronder elektronisch kinderspeelgoed of videoapparatuur.

  • 2.

    Textiel:

    • a.

      huishoudtextiel, tapijten, consumenten- en bedrijfskleding, waaronder lederwaren en wol;

    • b.

      meubelstoffen en gordijnen;

    • c.

      beddengoed, waaronder bedrijfsmatig beddengoed.

  • 3.

    Luier- en incontinentiemateriaal:

    • a.

      wegwerp- of herbruikbare luiers;

    • b.

      incontinentiemateriaal, waaronder babyluiers en incontinentiebroekjes.

  • 4.

    Herbruikbare bekers en maaltijdverpakkingen: verpakkingen en bekers die bestemd, ontworpen en in de handel zijn gebracht om binnen hun levensduur verscheidene omlopen te maken door opnieuw te worden gevuld of gebruikt voor hetzelfde doel als waarvoor zij zijn ontworpen. Hieronder vallen verpakkingen en bekers die geretourneerd worden naar de producent om opnieuw gevuld te worden, opnieuw gebruikt te worden of opnieuw in goede staat voor gebruik gebracht worden met inbegrip van reinigen, wassen of repareren. De fysieke eigenschappen en kenmerken van de herbruikbare verpakking of beker zijn dusdanig dat onder normaal te verwachten gebruiksvoorwaarden meerdere omlopen mogelijk zijn.

  • 5.

    Meubilair:

    • a.

      zitmeubels, waaronder sofa’s, banken en stoelen;

    • b.

      bedden en matrassen;

    • c.

      tafels, kasten en overige meubels, waaronder bureaus en bureaustoelen.