Regeling van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media van 28 augustus 2020, nr. VO/5375953, houdende regels voor de voorzieningenplanning bij scholen in het voortgezet onderwijs (Regeling voorzieningenplanning vo 2020)
Regeling voorzieningenplanning vo 2020
De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,
basisgeneratie: het gemiddelde van het aantal leerlingen in de leeftijd van 12 en 13 jaar, gebaseerd op gegevens onder meer verstrekt door het Centraal Bureau voor de Statistiek;
DUO stelt een overzicht van de viercijferige postcodegebieden die behoren tot het voedingsgebied via de elektronische weg beschikbaar aan de aanvrager.
Artikel
4
Melding voorgenomen aanvraag tot bekostiging
1
Het bevoegd gezag maakt melding van een voorgenomen aanvraag als bedoeld in artikel 4.5, tweede lid, van de wet, tussen 1 juni tot en met 30 juni in het kalenderjaar van de aanvraag, bedoeld in artikel 4.5, eerste lid, van de wet.
2
De melding bevat de volgende gegevens:
a.
naam van de contactpersoon;
b.
correspondentieadres;
c.
telefoonnummer van de contactpersoon;
d.
e-mailadres van de contactpersoon;
e.
KVK-nummer van de rechtspersoon;
f.
naam van de rechtspersoon;
g.
viercijferige postcode van de beoogde plaats van vestiging;
h.
methode van de belangstellingsmeting;
i.
voorgenomen naam van de school; en
j.
korte beschrijving van het onderwijskundig concept van de school in ten hoogste 2000 tekens.
3
De gegevens in het tweede lid, onderdeel d en de onderdelen f tot en met j, worden openbaar gemaakt op de website www.duo.nl.
4
Publicatie op de website www.duo.nl geschiedt slechts indien de gegevens voor 1 juli volledig zijn aangeleverd.
5
De melding van de voorgenomen aanvraag tot bekostiging wordt gedaan in het digitale portaal via de website www.duo.nl.
viercijferige postcode van de beoogde plaats van vestiging;
k.
gewaarmerkt uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel;
l.
beschrijving van het onderwijskundig concept in ten hoogste 3000 tekens; en
m.
indien van toepassing: dat de te splitsen school of scholengemeenschap deel uitmaakt van een verticale scholengemeenschap.
2
Uit het document, bedoeld in artikel 4.5a, tweede lid, onderdeel c, van de wet, blijkt dat de in dat lid bedoelde partijen zijn gevraagd om te overleggen over de aanvraag, waarbij de voorgestelde datum van het overleg dient te liggen in de periode van 15 september in het kalenderjaar voorafgaand aan de aanvraag en 14 september van het kalenderjaar van de aanvraag.
3
De aanvraag tot bekostiging wordt ingediend in het digitale portaal via de website www.duo.nl.
Artikel
5a
Aanvragen tot bekostiging 2022
In afwijking van artikel 5, tweede lid, blijkt voor aanvragen die worden ingediend in 2022 uit het document, bedoeld in artikel 4.5a, tweede lid, onderdeel c, van de wet, dat in de periode van 15 september 2021 en 15 september 2022 de in dat artikel bedoelde partijen zijn uitgenodigd om te overleggen.
vbo, de profielen bouwen, wonen en interieur, produceren, installeren en energie, mobiliteit en transport, media, vormgeving en ICT, maritiem en techniek, dienstverlening en producten: 3,90;
e.
vbo, de profielen economie en ondernemen en horeca, bakkerij en recreatie: 3,80;
f.
vbo, het profiel zorg en welzijn: 4,10;
g.
vbo, het profiel groen: 4,00;
h.
het praktijkonderwijs: 4,80.
2
Het aantal verblijfsjaren voor een nevenvestiging is voor de schoolsoort:
De ouderverklaring, bedoeld in artikel 4.6, eerste lid, van de wet, wordt door de ouder ingediend via de website www.duo.nl in de periode van 1 juli tot en met 29 oktober in het kalenderjaar van de aanvraag.
2
Na indiening van de aanvraag kan daarvoor geen ouderverklaring meer worden ingediend.
3
De ouder kan de ouderverklaring uiterlijk op 29 oktober, bedoeld in het eerste lid, intrekken. Deze maakt dan geen onderdeel meer uit van de belangstellingsmeting.
4
Na indiening van de aanvraag kan de ouderverklaring niet meer worden ingetrokken.
5
Indien de aanvrager een melding van een voorgenomen aanvraag intrekt, vervallen de hierbij behorende ingediende ouderverklaringen.
6
De ouder kan in een volgend kalenderjaar opnieuw een ouderverklaring als bedoeld in artikel 4.6, eerste lid, van de wet, indienen ten aanzien van hetzelfde kind, indien de aanvraag waarvoor eerder een ouderverklaring is ingediend:
a.
wel is gemeld, maar niet is ingediend; of
b.
is afgewezen.
7
Vanaf 30 oktober in het jaar van de aanvraag stelt DUO aan de aanvrager het aantal geldige ouderverklaringen beschikbaar.
8
Degene die een ouderverklaring indient ontvangt daarvoor geen beloning in enige vorm.
9
Bij overtreding van het achtste lid kan de minister besluiten dat alle ingediende ouderverklaringen geen deel meer uitmaken van de desbetreffende belangstellingsmeting.
in het beoogd viercijferig postcodegebied van de plaats van vestiging een groei van ten minste 19% in het aantal leerlingen in de leeftijd van 10 tot en met 12 jaar wordt verwacht tussen het kalenderjaar waarin het marktonderzoek plaatsvindt en het tiende kalenderjaar daaraanvolgend; of
b.
met een beroep op artikel 4.4 van de wet een aanvraag tot bekostiging van een openbare school of scholengemeenschap wordt ingediend.
2
Bij het aantonen van een groei als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, gebruikt het bevoegd gezag in ieder geval gegevens verstrekt door het Centraal Bureau voor de Statistiek en een voorspelling van de gemeente ten aanzien van de woningbouw waar het betreffende viercijferig postcodegebied in is gelegen.
Artikel
11
Nadere regels marktonderzoek
1
Een marktonderzoek als bedoeld in artikel 4.6, eerste lid, van de wet, wordt schriftelijk uitgevoerd, waarbij de anonimiteit van de ondervraagden wordt gegarandeerd.
2
Per individuele leerling vult de ouder een vragenlijst in.
3
Het marktonderzoek inventariseert de voorkeur van de ondervraagden voor een school en schoolsoort, doordat de ondervraagden een keuze kunnen maken uit het reeds bestaande scholenaanbod binnen het voedingsgebied aangevuld met de school en schoolsoort waarop de aanvraag betrekking heeft. Het reeds bestaande scholenaanbod omvat alleen scholen die de schoolsoort aanbieden waarop de aanvraag betrekking heeft.
4
Het marktonderzoek heeft als hoofdvraag ‘Op welke gepresenteerde school en schoolsoort zou u uw kind inschrijven?’.
5
De vraagstelling en de informatie die voorafgaand en tijdens het marktonderzoek wordt verstrekt door het onderzoeksbureau, is ten aanzien van scholen als bedoeld in het derde lid, op dezelfde wijze vormgegeven en gepresenteerd, neutraal opgesteld en op geen enkele wijze sturend.
6
De informatie die wordt verstrekt per school, bedoeld in het derde lid, is in ieder geval voorzien van de naam van de school, de naam van het bevoegd gezag, een website van de school, en de plaats of de beoogde plaats van vestiging, door middel van een viercijferige postcode. De informatie voor de school en schoolsoort waarop de aanvraag betrekking heeft omvat tevens een korte omschrijving van het onderwijskundig concept.
7
Voor controle door de minister op de juistheid van de berekeningen levert het bevoegd gezag een volledig onderzoeksrapport aan, waarin de volgende gegevens zijn opgenomen:
a.
een beschrijving van de gebruikte onderzoeksmethode, met daarin opgenomen op welke wijze tot een aselecte groep van ondervraagden is gekomen, hoe de representativiteit van de ondervraagden is geborgd, hoe de data zijn geanalyseerd, inclusief de berekening van het belangstellingspercentage, het totale aantal ondervraagden, het totale aantal reacties, het totale aantal reacties per school en schoolsoort en de beperkingen van het onderzoek;
b.
een beschrijving van de wijze waarop ondervraagden benaderd zijn, inclusief correspondentie aan ondervraagden;
c.
de vragenlijst zoals voorgelegd aan ondervraagden;
d.
de informatie over de scholen, bedoeld in het derde lid, zoals gepresenteerd aan ondervraagden; en
e.
de periode waarin het onderzoek heeft plaatsgevonden.
8
Het minimale aantal leerlingen, bedoeld in artikel 4.6, eerste lid, onderdeel b, letter y, van de wet, ten aanzien van wie is aangegeven dat er belangstelling is voor de school en schoolsoort waarop de aanvraag betrekking heeft, is 5.
9
Indien de onderzoekspopulatie, bedoeld in artikel 4.6, vijfde lid, onderdeel a, van de wet, minder dan 5000 leerlingen bedraagt, is het minimale aantal leerlingen ten aanzien van wie aan het marktonderzoek is deelgenomen, bedoeld in artikel 4.6, derde lid, onderdeel b, letter x, van de wet, 10% van de onderzoekspopulatie. Indien de onderzoekspopulatie 5.000 of meer leerlingen bedraagt dan is het minimale aantal leerlingen ten aanzien van wie aan het marktonderzoek is deelgenomen, bedoeld in artikel 4.6, derde lid, onderdeel b, letter x, van de wet, 500.
Artikel
12
Voorwaarde splitsen school of scholengemeenschap
1
Van de te splitsen school of scholengemeenschap is het aantal leerlingen op de teldatum voorafgaand aan het kalenderjaar van de aanvraag minimaal gelijk aan tweemaal de stichtingsnorm.
2
De minister besluit voor 1 juni of de school of scholengemeenschap na splitsing met ingang van 1 augustus daaraanvolgend voor bekostiging in aanmerking wordt gebracht.
Artikel
13
Splitsingsplan
1
Bij een aanvraag tot bekostiging voor een school of scholengemeenschap die ontstaat na splitsing als bedoeld in artikel 4.2, derde lid, van de wet:
zijn de melding en de aanvraag voorzien van het BRIN-nummer van de te splitsen school.
2
Het splitsingsplan omvat:
a.
het voedingsgebied van de bestaande school of scholengemeenschap, bestaande uit de viercijferige postcodegebieden waar de huidige leerlingen van de school of scholengemeenschap wonen op de teldatum in het kalenderjaar voorafgaand aan het kalenderjaar van de aanvraag, dat wordt verdeeld over de bestaande en de nieuwe school of scholengemeenschap of scholengemeenschappen; en
b.
gegevens die aantonen dat zowel de te splitsen school of scholengemeenschap als de nieuw ontstane school of scholengemeenschap op 1 januari van het elfde kalenderjaar na indiening van de aanvraag voldoet aan de stichtingsnormen voor betreffende schoolsoort of profiel vbo of, bij een scholengemeenschap, voor elk van de samenstellende scholen.
3
De verdeling, bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, vindt plaats door de viercijferige postcodegebieden die behoren tot het voedingsgebied van de te splitsen schoolsoort of profiel vbo per viercijferig postcodegebied te verdelen over de nieuw te vormen school of scholengemeenschap en de overblijvende school of scholengemeenschap.
4
Dat wordt voldaan aan de stichtingsnorm voor de te splitsen school of voor elk van de samenstellende scholen van de scholengemeenschap, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, wordt aangetoond door het per schoolsoort of profiel vbo optellen van het verwachte aantal leerlingen per viercijferig postcodegebied, dat is toegedeeld aan de te splitsen school of scholengemeenschap. Het verwachte aantal leerlingen per schoolsoort of profiel vbo per aan de te splitsen school of scholengemeenschap toegedeelde viercijferig postcodegebied wordt berekend overeenkomstig de formule e= (f/g)* h, waarbij:
e
= het verwachte aantal leerlingen op 1 januari in het elfde kalenderjaar na de aanvraag per schoolsoort of profiel vbo van de te splitsen school of scholengemeenschap per het aan de te splitsen school of scholengemeenschap toegedeelde viercijferig postcodegebied;
f
= het aantal leerlingen van de te splitsen school of scholengemeenschap op 1 oktober voorafgaande aan het jaar van de aanvraag woonachtig in het aan de te splitsen school of scholengemeenschap toegedeelde viercijferig postcodegebied;
g
= de basisgeneratie in het aan de te splitsen school of scholengemeenschap toegedeelde viercijferige postcodegebied op 1 januari van het kalenderjaar van aanvraag;
h
= de basisgeneratie in het aan de te splitsen school of scholengemeenschap toegedeelde viercijferige postcodegebied op 1 januari in het elfde kalenderjaar na de aanvraag.
5
Dat wordt voldaan aan de stichtingsnorm voor de nieuw te ontstane school of voor elk van de samenstellende scholen van de scholengemeenschap, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, wordt aangetoond door het per schoolsoort of profiel vbo optellen van het verwachte aantal leerlingen per viercijferig postcodegebied, dat is toegedeeld aan de nieuw te ontstane school of scholengemeenschap. Het verwachte aantal leerlingen per schoolsoort of profiel vbo per het aan de te splitsen school of scholengemeenschap toegedeelde viercijferig postcodegebied wordt berekend overeenkomstig de formule i=(j/k)*l, waarbij:
i
= het verwachte aantal leerlingen op 1 januari in het elfde kalenderjaar na de aanvraag per schoolsoort of profiel vbo van de nieuw te ontstane school of scholengemeenschap per het aan de nieuw te ontstane school of scholengemeenschap toegedeelde viercijferig postcodegebied;
j
= het aantal leerlingen van de nieuw te ontstane school of scholengemeenschap op 1 oktober voorafgaande aan het jaar van de aanvraag woonachtig in het aan de nieuw te ontstane school of scholengemeenschap toegedeelde viercijferig postcodegebied;
k
= de basisgeneratie in het aan de nieuw te ontstane school of scholengemeenschap toegedeelde viercijferige postcodegebied op 1 januari van het kalenderjaar van aanvraag;
l
= de basisgeneratie in het aan de nieuw te ontstane school of scholengemeenschap toegedeelde viercijferige postcodegebied op 1 januari in het elfde kalenderjaar na de aanvraag.
6
De aantallen in het vierde lid, letters g en h en het vijfde lid, letters k en l stelt DUO vanaf 1 juli in het jaar van de aanvraag beschikbaar aan de aanvrager.
Artikel
14
Aanvraag tot bekostiging leerwegondersteunend onderwijs mavo of vbo
1
Onverminderd de voorwaarden, bedoeld in artikel 70 van de wet, kan de minister leerwegondersteunend onderwijs voor bekostiging in aanmerking brengen, indien redelijkerwijs kan worden aangenomen dat dit onderwijs zal worden gevolgd door ten minste 40 leerlingen. Voor een uitzonderingsschool, bedoeld in de Beleidsregel uitzonderingsscholen VO 2013, kan de minister afwijken van het vereiste aantal leerlingen.
2
Het minimum aantal leerlingen, bedoeld in het eerste lid, wordt aangetoond door het aantal ingeschreven of doorverwezen leerlingen van de afgelopen vier schooljaren met een indicatie voor leerwegondersteunend onderwijs van het samenwerkingsverband, voorzien van de herkomstgegevens van de leerlingen voor de betreffende vestiging waarvoor de aanvraag wordt gedaan.
3
De aanvraag is voorzien van de volgende gegevens:
a.
naam, nummer, adres, postcode en plaats van het bevoegd gezag;
b.
achternaam, voorletter, telefoonnummer en het e-mailadres van de contactpersoon;
c.
het registratienummer van de onderwijsinstelling, naam school of scholengemeenschap, adres, postcode en plaats van de hoofdvestiging van de school;
d.
indien sprake is van nevenvestiging of tijdelijke vestiging, de aanduiding van het soort vestiging, het registratienummer van de onderwijsinstelling, naam school of scholengemeenschap, adres, postcode en plaats en afstand tot hoofdvestiging;
e.
een document waaruit blijkt dat de meerderheid van de bevoegde gezagsorganen van de overige scholen en scholengemeenschappen in het betrokken samenwerkingsverband instemt met de aanvraag.
4
Indien een samenwerkingsverband op grond van artikel 2.48, tweede lid, van de wet, een school voordraagt om deze school in aanmerking te brengen voor bekostiging van leerwegondersteunend onderwijs, geldt in plaats van het eerste tot en met het derde lid dat de aanvraag van het samenwerkingsverband is voorzien van de volgende gegevens:
a.
nummer, naam, correspondentieadres, postcode en plaats van het samenwerkingsverband;
b.
achternaam, voorletters, telefoonnummer en e-mailadres van de contactpersoon; en
c.
het registratienummer van de onderwijsinstelling, naam school of scholengemeenschap, soort vestiging, adres, postcode, plaats en soort licentie.
5
De aanvraag tot bekostiging van leerwegondersteunend onderwijs wordt ingediend in het digitale portaal via de website www.duo.nl.
Artikel
15
Uitbreiding leerwegondersteunend onderwijs
1
Indien het bevoegd gezag dat reeds bekostigd wordt voor het verzorgen van leerwegondersteunend onderwijs, bij de minister een aanvraag indient om dit onderwijs in meer leerwegen of op meer vestigingen te verzorgen, neemt de minister hierover een besluit.
Indien een samenwerkingsverband op grond van artikel 2.48, tweede lid, van de wet, een school die gerechtigd is tot het verzorgen van leerweg ondersteunend onderwijs voordraagt om in aanmerking te komen om dit onderwijs in meer leerwegen of op meer vestigingen te kunnen verzorgen, voorziet het samenwerkingsverband de aanvraag van de gegevens, bedoeld in artikel 14, vierde lid, onderdeel a tot en met c.
4
De aanvraag tot uitbreiding leerwegondersteunend onderwijs wordt ingediend in het digitale portaal via de website www.duo.nl.
Artikel
16
Omzetting openbare school in bijzondere school
1
Het bevoegd gezag kan een aanvraag voor een omzetting als bedoeld in artikel 4.9, eerste lid, van de wet, indienen voor 1 november voorafgaand aan het kalenderjaar van de omzetting.
2
Het bevoegd gezag vraagt advies aan de gedeputeerde staten over de voorgenomen omzetting. Indien de gedeputeerde staten advies geven, wordt dit advies met de aanvraag voor omzetting meegezonden.
Artikel
17
Omzetting bijzondere school in openbare school
1
Het bevoegd gezag meldt voor 1 april schriftelijk aan DUO het voornemen om per 1 augustus daaraanvolgend over te gaan tot omzetting van een bijzondere school in een openbare school als bedoeld in artikel 4.9, tweede lid, van de wet.
2
Bij de melding voegt het bevoegd gezag een document waaruit blijkt dat het bevoegd gezag over de omzetting overleg heeft gevoerd met het college van burgemeester en wethouders van de betreffende gemeente.
Het bevoegd gezag doet uiterlijk 17 weken voorafgaande aan de ingebruikname van een tijdelijke nevenvestiging als bedoeld in artikel 73d van de wet een schriftelijke melding aan DUO. Uit die melding volgt voor welke hoofdvestiging of nevenvestiging als bedoeld in de artikelen 4.13 of 4.14 van de wet, de tijdelijke nevenvestiging in de tijdelijke huisvestingsbehoefte voorziet.
2
De melding gaat vergezeld van een document waaruit blijkt dat het college van burgemeester en wethouders van de desbetreffende gemeente uiterlijk met ingang van de datum van de feitelijke ingebruikname de benodigde huisvesting ter beschikking zal stellen.
3
In afwijking van het tweede lid doet het bevoegd gezag van een school waarvoor jaarlijks een bedrag voor huisvestingskosten wordt betaald op grond van artikel 6.21 of 6.22 van de wet de melding vergezeld gaan van een document waaruit blijkt:
a.
dat bij de desbetreffende hoofdvestiging of nevenvestiging sprake is van tijdelijke huisvestingsbehoefte voor een periode korter dan vijftien jaar, gelet op de prognose van het aantal leerlingen van de desbetreffende hoofdvestiging of nevenvestiging voor vijftien jaar en de normen voor de huisvesting zoals opgenomen in het Uitvoeringsbesluit voorzieningen in de huisvesting PO/VO; en
b.
dat met ingang van de datum van de feitelijke ingebruikname huisvesting voor de desbetreffende tijdelijke nevenvestiging beschikbaar is.
nummer, naam, adres, postcode en plaats van het bevoegd gezag;
b.
achternaam, voorletters, telefoonnummer en e-mailadres van de contactpersoon van het bevoegd gezag;
c.
het registratienummer van de onderwijsinstelling, naam van de school, adres, postcode, plaats, aangeboden afsluitend onderwijs en gewenst afsluitend onderwijs van de hoofdvestiging;
d.
indien van toepassing: het registratienummer van de onderwijsinstelling, naam van de school, adres, postcode, plaats, aangeboden afsluitend onderwijs en gewenst afsluitend onderwijs van de nevenvestiging; en
e.
indien van toepassing: dat de scholengemeenschap waar de school van afsplitst, deel uitmaakt van een verticale scholengemeenschap en of die school na afsplitsing binnen de verticale scholengemeenschap blijft of, zodat sprake is van een inkrimping als bedoeld in de Regeling verticale scholengemeenschap, daarbuiten wordt gebracht.
2
De aanvraag wordt ingediend in het digitale portaal via de website www.duo.nl.
Artikel
24
Berekening leerlingverlies
1
Leerlingverlies als bedoeld in artikel 4.21 van de wet, wordt berekend op basis van de leerlingtelling in het kalenderjaar voorafgaand aan het kalenderjaar van de aanvraag van de nieuwe onderwijsvoorziening, bedoeld in artikel 4.20 van de wet. Deze berekening vindt plaats door de leerlingen van de bestaande school per schoolsoort en per postcodegebied toe te rekenen aan de bestaande school of aan de nieuwe school afhankelijk van de kortste, hemelsbreed gemeten afstand, gemeten vanaf het middelpunt van het postcodegebied.
De aanvullende berekening, bedoeld in het tweede lid, is voor het berekenen van leerlingverlies op een school die meerdere schoolsoorten aanbiedt in de bovenbouw als volgt:
a.
de absolute aantallen worden per schoolsoort berekend; en
b.
de absolute aantallen worden per schoolsoort uitgedrukt in een percentage van het totaal aantal leerlingen van de betreffende schoolsoort of schoolsoorten in de bovenbouw.
4
De aanvullende berekening, bedoeld in het tweede lid, is voor het berekenen van leerlingverlies bij een of meer gemeenschappelijke leerjaren met een of meer schoolsoorten in de onderbouw als volgt:
a.
het aantal leerlingen van een schoolsoort in de onderbouw wordt berekend volgens de verhouding van het aantal leerlingen van die schoolsoort in de bovenbouw ten opzichte van de aantallen leerlingen van de andere schoolsoorten in de bovenbouw; en
b.
het onder a berekende aantal leerlingen van een schoolsoort vermenigvuldigen met het verliespercentage als bedoeld in het derde lid, onderdeel b.
5
Bij zelfstandige leerjaren in de onderbouw wordt het leerlingverlies berekend door het aantal leerlingen van de betreffende schoolsoort in de onderbouw te vermenigvuldigen met het percentage leerlingverlies als bedoeld in het derde lid, onderdeel b.
6
Het absolute leerlingverlies per schoolsoort voor de onderbouw wordt opgeteld bij het absolute leerlingverlies voor de bovenbouw. Het totaal aantal leerlingen van de onderbouw en de bovenbouw dat het verlies vormt, wordt uitgedrukt in een percentage ten opzichte van de bestaande school of nevenvestiging.
7
Het leerlingverlies van een school die één schoolsoort aanbiedt wordt berekend door het leerlingverlies voor alle leerjaren in absolute aantallen te berekenen, en deze absolute aantallen uit te drukken in een percentage van het totaal aantal leerlingen.
Artikel
25
Gebruik gegevens voor leerlingprognose bij regionale samenwerking
1
De prognose van het aantal leerlingen per vestiging, bedoeld in artikel 4.19, tweede lid, onderdeel c, van de wet, in het tiende kalenderjaar na vaststelling van het RPO, wordt berekend overeenkomstig de formule (g/h) * i, waarbij:
g
= basisgeneratie in het voedingsgebied van de vestiging op 1 januari van het tiende kalenderjaar na de melding;
h
= basisgeneratie in het voedingsgebied van de vestiging op 1 januari van het kalenderjaar van de melding;
i
= het aantal leerlingen op de vestiging op 1 oktober van het kalenderjaar van melding.
2
De aantallen in het eerste lid, letters g en h, stelt DUO vanaf 1 juli in het jaar van de aanvraag beschikbaar aan de aanvrager.