Besluit van 6 oktober 2023, houdende de toekenning van een eenmalig bedrag aan ouderen van Surinaamse herkomst (Tijdelijk besluit eenmalig bedrag ouderen van Surinaamse herkomst)
Tijdelijk besluit eenmalig bedrag ouderen van Surinaamse herkomst
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen van 7 juli 2023, nr. 2023-0000513605,
Toescheidingsovereenkomst: de op 25 november 1975 te Paramaribo ondertekende Toescheidingsovereenkomst inzake nationaliteiten tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Suriname.
Artikel
2
Doel van het besluit
Met dit besluit wordt als gebaar van erkenning een eenmalig bedrag toegekend aan ouderen van Surinaamse herkomst, dat ziet op de unieke samenloop van omstandigheden van deze groep, gevormd door de verwachtingen die zijn ontstaan rondom het onafhankelijkheidsproces van Suriname, in verband met de komst van deze groep naar Nederland met het oog op de inwerkingtreding van de Toescheidingsovereenkomst, het onrecht dat deze groep ervaart, omdat zij veronderstelden door de komst naar Nederland ook recht op een volledige ouderdomsuitkering op grond van de Algemene Ouderdomswet te krijgen, terwijl soms over een lange periode geen recht op grond van de Algemene Ouderdomswet is opgebouwd, en de politiek-bestuurlijke wens om de pijn van deze groep vanwege deze samenloop van omstandigheden te erkennen.
Artikel
3
Voorwaarden recht op eenmalig bedrag
Een persoon heeft recht op een eenmalig bedrag, indien deze:
a.
uiterlijk op 25 november 1975 in Nederland is gaan wonen, met het oog op de inwerkingtreding van de Toescheidingsovereenkomst;
b.
voorafgaand aan het tijdstip waarop deze persoon in Nederland ging wonen in Suriname woonde;
c.
ten minste de leeftijd van 18 jaar had bereikt op het tijdstip, waarop deze persoon in Nederland ging wonen; en
d.
op 1 juli 2024 ten minste 20 jaar in Nederland heeft gewoond.
Artikel
4
De hoogte van het eenmalige bedrag
Het bedrag waarop de persoon, bedoeld in artikel 3, recht heeft bedraagt € 5.000.
Artikel
5
De toekenning van het recht
Het recht op het eenmalige bedrag wordt ambtshalve of op aanvraag toegekend.
Artikel
6
Ambtshalve toekenning
1
Onze Minister stelt de persoon ten aanzien waarvan het voornemen bestaat om het recht op het eenmalige bedrag ambtshalve toe te kennen, gedurende een door Onze Minister gestelde termijn in de gelegenheid om te kennen te geven niet in aanmerking te willen komen voor de ambtshalve toekenning van het eenmalige bedrag.
2
Het recht op het eenmalige bedrag wordt vanaf 1 juli 2024 ambtshalve toegekend, nadat de termijn, bedoeld in het eerste lid, is verstreken.
3
Onze Minister kent het recht op het eenmalige bedrag niet ambtshalve toe ten aanzien van de persoon die te kennen heeft gegeven niet in aanmerking te willen komen voor het eenmalige bedrag.
Artikel
7
Toekenning op aanvraag
1
Een aanvraag kan in de periode van 1 juli 2024 tot en met 30 juni 2026 bij de SVB worden ingediend, door middel van een door de SVB verstrekt aanvraagformulier.
2
Onze Minister beslist binnen twaalf weken na ontvangst van de volledige aanvraag over de toekenning van het eenmalige bedrag.
Artikel
8
Uitbetaling van het eenmalige bedrag
Onze Minister betaalt het eenmalige bedrag binnen zes weken na de toekenning daarvan uit.
Artikel
9
Informatieverplichtingen
De persoon die een aanvraag heeft gedaan, of aan wie het recht op het eenmalige bedrag is toegekend, verstrekt op verzoek of uit eigen beweging de inlichtingen en bewijsstukken die nodig zijn voor de uitvoering van dit besluit en verleent ook de medewerking die redelijkerwijs nodig is.
Artikel
10
Herziening, intrekking en terugvordering
1
Een besluit tot toekenning van het eenmalige bedrag wordt ingetrokken, indien de verplichtingen, bedoeld in artikel 9 niet of niet behoorlijk zijn nagekomen en dit heeft geleid tot het ten onrechte toekennen van het eenmalige bedrag, of het eenmalige bedrag anderszins ten onrechte is toegekend.
2
Het eenmalige bedrag dat als gevolg van een besluit als bedoeld in het eerste lid ten onrechte is toegekend, alsmede hetgeen anderszins onverschuldigd is betaald, wordt teruggevorderd.
3
Indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn, kan Onze Minister besluiten geheel of gedeeltelijk van intrekking of terugvordering af te zien.
Artikel
11
Mandaat
Onze Minister kan de voorzitter van de raad van bestuur van de SVB mandaat verlenen betreffende de in dit besluit toegekende bevoegdheden.
Ten behoeve van de uitvoering van dit besluit worden in ieder geval de volgende gegevens verwerkt:
a.
gegevens over naam, adres en woonplaats;
b.
gegevens over geboortedatum en geboorteplaats;
c.
gegevens over ingezetenschap;
d.
gegevens over het rekeningnummer van een bankrekening.
3
Onze Minister is de verwerkingsverantwoordelijke, bedoeld in artikel 4 van de Algemene verordening gegevensbescherming, voor de verwerking van persoonsgegevens op basis van dit besluit.
4
De SVB is de verwerker, bedoeld in artikel 28 van de Algemene verordening gegevensbescherming voor de verwerking van persoonsgegevens ter uitvoering van de aan hem ten behoeve van de uitvoering van dit besluit gemandateerde taken.
5
De persoonsgegevens die worden verwerkt ter uitvoering van dit besluit worden niet verder verwerkt voor andere doeleinden.
Artikel
13
Bewaartermijn
1
De gegevens, bedoeld in artikel 12, worden vernietigd na een periode van maximaal 7 jaar, te rekenen vanaf de datum van ontvangst van het gegeven.
2
De gegevens die niet meer noodzakelijk zijn, gelet op het doel waarvoor zij worden verwerkt, worden verwijderd.
3
De verwijderde gegevens worden vernietigd, tenzij wettelijke regels omtrent bewaring daaraan in de weg staan.
Artikel
14
Financiering en verantwoording financiering SVB
1
Het Rijk voorziet in de middelen tot dekking van de uitgaven verbonden aan dit besluit.
2
De SVB beheert afzonderlijk de middelen, bedoeld in het eerste lid.
Na goedkeuring van het besluit tot vaststelling van de jaarrekening, bedoeld in artikel 34, tweede lid, van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen, rekent Onze Minister de baten en lasten, alsmede de ontvangen voorschotten met betrekking tot het betreffende kalenderjaar af, met als valutadatum 1 juni van het hierop volgende kalenderjaar.
Artikel
15
Inwerkingtreding en vervaldatum
1
Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 juni 2024.
2
Dit besluit vervalt met ingang van 1 januari 2027.
3
In afwijking van het tweede lid blijft dit besluit, zoals het luidde op de dag voorafgaand aan de datum met ingang waarvan dit besluit vervalt, van toepassing op de afwikkeling van het eenmalige bedrag op grond van dit besluit.
Artikel
16
Citeertitel
Dit besluit wordt aangehaald als: Tijdelijk besluit eenmalig bedrag ouderen van Surinaamse herkomst.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
’s-Gravenhage
Willem-Alexander
De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen,C.J.Schouten
De Minister van Justitie en Veiligheid,D.Yeşilgöz-Zegerius