Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Staatssecretaris van Financiën van 2 december 2005, Directie Sociale Verzekeringen, Nr. SV/F&W/05/96420, ter uitvoering van de Wet financiering sociale verzekeringen (Regeling Wfsv)

Regeling Wfsv

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Staatssecretaris van Financiën,

Besluiten:

Hoofdstuk

2

De financiering van de volksverzekeringen

Artikel

2.1

Begripsbepaling

Voor de toepassing van dit hoofdstuk worden de landen van het Koninkrijk der Nederlanden aangemerkt als afzonderlijke mogendheden.

Artikel

2.2

Partnerbegrip voor vaststelling premie-inkomen

Artikel

2.3

Uitzonderingen premie-inkomen voor premieheffing

Voor de heffing van premie voor de volksverzekeringen behoren niet tot het premie-inkomen:

Artikel

2.4

Premie-inkomen bij premieplichtigheid over gedeelte kalenderjaar

Artikel

2.5

Aanpassing maximum premie-inkomen bij gedeeltelijke premieplicht anders dan door overlijden

Ten aanzien van degene die gedurende een deel van het kalenderjaar anders dan door overlijden niet premieplichtig is, wordt voor de premieheffing bij wege van aanslag als premie-inkomen in aanmerking genomen het bedrag dat naar tijdsevenredigheid is afgeleid van het in artikel 8, derde lid, van de Wfsv vermelde premie-inkomen dat maximaal in aanmerking zou zijn genomen indien gedurende het gehele kalenderjaar sprake zou zijn geweest van premieplicht, tenzij toepassing van de bepalingen in die wet of van de overige bepalingen in deze regeling tot een lager premie-inkomen leidt.

Artikel

2.6

Heffingspercentage bij verschillende premiepercentages

Ingeval zich ten aanzien van een verzekerde die in de premieheffing bij wege van aanslag wordt betrokken in het kalenderjaar tijdvakken voordoen waarin anders dan ingevolge artikel 11, vierde lid, van de Wfsv verschillende premiepercentages gelden, wordt van hem de premie geheven naar een percentage (heffingspercentage) dat is samengesteld uit tijdsevenredige delen van die verschillende premiepercentages. Het heffingspercentage wordt afgerond op honderdsten naar beneden.

Artikel

2.7

Tijdsevenredige vaststelling

Ingeval voor de premieheffing bij wege van aanslag het heffingspercentage of het premie-inkomen moet worden bepaald door middel van tijdsevenredige vaststelling, wordt daarbij:

  • a.

    een kalenderjaar op 360 dagen gesteld;

  • b.

    een kalendermaand op 30 dagen gesteld;

  • c.

    de dag waarop het tijdvak aanvangt als een gehele dag in aanmerking genomen;

  • d.

    de dag waarop het tijdvak eindigt niet in aanmerking genomen.

Hoofdstuk

3

De financiering van de werknemersverzekeringen

Afdeling

1

Vaststelling loon

§

1

Bepaling loontijdvak bij twee premiebetalingstijdvakken

Artikel

3.1

Bepaling loontijdvak bij twee premiebetalingstijdvakken

Voor de toepassing van artikel 17, eerste en tweede lid, van de Wfsv wordt een loontijdvak dat zich uitstrekt over twee premiebetalingstijdvakken, geacht te behoren tot het premiebetalingstijdvak waarin het loon over dat loontijdvak wordt genoten.

§

2

Berekening premieloon bij samenloop

Artikel

3.2

Begrippen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    arbeidsloon: loon uit een dienstbetrekking;

  • b.

    uitkering: een uitkering krachtens de ZW, hoofdstuk 3, afdeling 2, paragraaf 1, van de Wet arbeid en zorg, de WAO, de Wet WIA of de WW;

  • c.

    aanvulling: arbeidsloon dat naar aard en strekking overeenkomt met een uitkering en door de werkgever, op grond van een aan zijn werknemer toegekende aanspraak, over dezelfde periode als waarover de uitkering wordt verstrekt aan de werknemer wordt betaald.

Artikel

3.3

Uitkering bij dezelfde werkgever

Afdeling

2

Premiedifferentiatie

§

1

Premiedifferentiatie uitzendbranche

Artikel

3.5

Definities

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    uitzendbedrijven IA: groepen uitzendkrachten met administratieve of (para)medische functies krachtens een uitzendovereenkomst in de zin van artikel 690 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en op wier uitzendovereenkomst een beding als bedoeld in artikel 691, tweede lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek van toepassing is, werkzaam bij uitzendbedrijven;

  • b.

    uitzendbedrijven IIA: groepen uitzendkrachten met technische of overige functies krachtens een uitzendovereenkomst in de zin van artikel 690 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en op wier uitzendovereenkomst een beding als bedoeld in artikel 691, tweede lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek van toepassing is, werkzaam bij uitzendbedrijven;

  • c.

    intermediaire diensten: intercedenten en consulenten; filiaalhouders en vestigingsmanagers; administratief personeel; directie en stafleden; operationele stafmedewerkers; boekhouding en uitzendadministratie; al het personeel waarvan de werkzaamheden zijn terug te voeren op het ter beschikking stellen van arbeidskrachten aan derden, werkzaam bij uitzendbedrijven;

  • d.

    uitzendbedrijven IB en IIB: groepen uitzendkrachten met administratieve, (para)medische functies, technische of overige functies krachtens een uitzendovereenkomst in de zin van artikel 690 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en op wier uitzendovereenkomst niet een beding als bedoeld in artikel 691, tweede lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek van toepassing is, werkzaam bij uitzendbedrijven;

  • e.

    detachering: groepen uitzendkrachten die niet vallen onder de hierboven genoemde uitzendbedrijven, werkzaam bij uitzendbedrijven;

  • f.

    loonsom: het premieloon vermeerderd met de direct verstrekte uitkeringen op grond van de Ziektewet in het tweede kalenderjaar voorafgaand aan het premiebetalingstijdvak;

  • g.

    ziekengeldlasten: de uitkeringen in het tweede kalenderjaar voorafgaand aan het premiebetalingstijdvak, die op grond van artikel 104, eerste lid, onderdeel c, van de Wfsv ten laste van een sectorfonds komen;

  • h.

    individuele ziekteverzuimcijfer: het quotiënt van de aan een werkgever toe te rekenen ziekengeldlasten en de loonsom;

  • i.

    gemiddelde ziekteverzuimcijfer: het quotiënt van de aan een sectoronderdeel toe te rekenen ziekengeldlasten en de loonsom.

Artikel

3.6

Sectoronderdelen in de sector uitzendbedrijven

De sector uitzendbedrijven wordt ingedeeld in de volgende sectoronderdelen, bedoeld in artikel 95, eerste lid, van de Wfsv:

  • a.

    uitzendbedrijven IA, met als subpremiegroepen:

    • uitzendbedrijven IA opslagklasse;

    • uitzendbedrijven IA middenklasse;

    • uitzendbedrijven IA kortingsklasse;

  • b.

    uitzendbedrijven IIA, met als subpremiegroepen:

    • uitzendbedrijven IIA opslagklasse;

    • uitzendbedrijven IIA middenklasse;

    • uitzendbedrijven IIA kortingsklasse;

  • c.

    intermediaire diensten;

  • d.

    uitzendbedrijven IB en IIB;

  • e.

    detachering.

Artikel

3.7

Indeling werkgevers binnen uitzendbedrijven IA en IIA

Artikel

3.8

Vaststelling WW-deel van het sectorpremiepercentage

Artikel

3.9

Vaststelling ZW-deel van het wachtgeldpremiepercentage

§

2

Premiedifferentiatie grafische industrie

Artikel

3.10

Sectoronderdelen in de sector grafische industrie

De sector grafische industrie wordt ingedeeld in de volgende sectoronderdelen, bedoeld in artikel 95, eerste lid, van de Wfsv:

  • a.

    de grafische industrie exclusief het fotografisch bedrijf, bedoeld in onderdeel b;

  • b.

    het fotografisch bedrijf, al of niet verbonden met een detailhandel in fotoartikelen, bedoeld in sector 9, onderdeel 5, zoals opgenomen in bijlage 1 bij deze regeling.

Artikel

3.11

Vaststelling WW-deel en ZW-deel van het sectorpremiepercentage

§

3

Premiedifferentiatie sectorfondsen

Artikel

3.12

Vaststelling verschillende sectorpremiepercentages

Artikel

3.13

Gelijkstelling vaststelling sectorpremiepercentage

Artikel

3.14

Toepassing gewogen sectorpremiepercentage

Indien voor de werknemer gedurende het kalenderjaar verschillende sectorpremiepercentages gelden, past de werkgever die bij het voortschrijdend cumulatief rekenen niet de grondslagaanwasmethode hanteert, een gewogen percentage toe. Dit percentage wordt berekend naar rato van het deel van het kalenderjaar waarin de sectorpremiepercentages gelden.

Afdeling

3

Eigenrisicodragen

Artikel

3.15

Ontheffing garantieplicht overheidswerkgevers

Als overheidswerkgever als bedoeld in artikel 40, derde lid, van de Wfsv worden aangewezen:

  • a.

    de Koning, ten aanzien van door hem in dienst genomen overheidswerknemers die bij de Koninklijke Hofhouding werkzaam zijn en uit dien hoofde onder de Pensioenregeling van de Stichting tot verzorging van de pensioenen van het personeel van de Koninklijke Hofhouding van het Huis van Oranje-Nassau vallen;

  • b.

    het Rijk, de provincies, de gemeenten en de waterschappen;

  • c.

    rechtspersonen, anders dan bedoeld in onderdeel b, die:

    • bij of krachtens de wet zijn ingesteld, en

    • overheidswerknemers rechtstreeks ten laste van de rechtspersoon bezoldigen of belonen.

Afdeling

4

Verhaal op werknemer

Artikel

3.17

Bepaling kosten verhaal eigenrisicodrager

Afdeling

5

Premievrijstellingen en premiekorting

Artikel

3.19

Indienstneming voor vrijstelling oudere werknemer

Artikel

3.20

Nieuwe dienstbetrekking bij dezelfde werkgever na volledig genoten premiekortingsperioden

Artikel

3.21

Nieuwe dienstbetrekking bij dezelfde werkgever na niet volledig genoten premiekortingsperiode

Artikel

3.22

Premiekortingsperioden bij overgang van ondernemingen

Artikel

3.23

Verdeling premiekorting over premies op grond van afdeling 4 van hoofdstuk 3 Wfsv

Hoofdstuk

4

Gemoedsbezwaarden

Artikel

4.1

Gemoedsbezwaarden

Artikel

4.2

Indiening verzoek gemoedsbezwaarden

Artikel

4.3

Verzoek rechtspersoon

Artikel

4.4

Ontheffing

De SVB verleent de ontheffing, indien de verklaring naar haar mening overeenkomstig de waarheid is. Aan een werkgever, die heeft verklaard geen gemoedsbezwaren te hebben tegen de nakoming van de hem als werkgever opgelegde verplichtingen, kan op die grond een ontheffing van de hem anders dan in zijn hoedanigheid van werkgever opgelegde verplichtingen niet worden geweigerd.

Artikel

4.5

Volksverzekeringen

Voorzover volksverzekeringen in het geding zijn, wordt, indien de verzoeker heeft verklaard, dat hij de in één of meer van de genoemde wetten geregelde voorzieningen niet als verzekering beschouwt, geen ontheffing verleend van de in die wet of wetten opgelegde verplichtingen.

Artikel

4.6

Bewijs ontheffing

Van de verleende ontheffing wordt door de SVB aan de verzoeker een bewijs uitgereikt, waarvan het model wordt vastgesteld door de SVB.

Artikel

4.7

Openbaarmaking ontheffing

Degene, die is ontheven van zijn verplichtingen als werkgever, is verplicht te zorgen, dat het hem uitgereikte bewijs van ontheffing of een afschrift daarvan wordt en blijft opgehangen op een plaats, die vrij toegankelijk is voor alle in zijn dienst zijnde werknemers en waar deze geregeld plegen te komen, op zodanige wijze, dat van hetgeen op het desbetreffende stuk staat vermeld, gemakkelijk kan worden kennisgenomen.

Artikel

4.8

Mededeling ontheffing

Artikel

4.9

Intrekking ontheffing

Artikel

4.10

Weigering uitkering

In geval van intrekking van een ontheffing van verplichtingen als werknemer, is het UWV bevoegd artikel 44 van de Ziektewet toe te passen indien ongeschiktheid tot werken wegens ziekte, anders dan wegens zwangerschap en bevalling, bestond op de dag van intrekking van de ontheffing, dan wel is ingetreden binnen vier weken na die dag. Op deze termijnen is de Algemene termijnenwet niet van toepassing.

Hoofdstuk

5

De fondsen

Afdeling

1

Werknemersverzekeringen

§

1

Indeling in sectoren

Artikel

5.1

Indeling in sectoren

Het bedrijfs- en beroepsleven wordt ingedeeld in de volgende genummerde sectoren, bedoeld in artikel 95, van de Wfsv:

  • 1.

    Agrarisch bedrijf

  • 2.

    Tabakverwerkende industrie

  • 3.

    Bouwbedrijf

  • 4.

    Baggerbedrijf

  • 5.

    Houten emballage-industrie, houtwaren- en borstelindustrie

  • 6.

    Timmerindustrie

  • 7.

    Meubel- en orgelbouwindustrie

  • 8.

    Groothandel in hout, zagerijen, schaverijen en houtbereidingsindustrie

  • 9.

    Grafische industrie

  • 10.

    Metaalindustrie

  • 11.

    Elektrotechnische industrie

  • 12.

    Metaal-en technische bedrijfstakken

  • 13.

    Bakkerijen

  • 14.

    Suikerverwerkende industrie

  • 15.

    Slagersbedrijven

  • 16.

    Slagers overig

  • 17.

    Detailhandel en ambachten

  • 18.

    Reiniging

  • 19.

    Grootwinkelbedrijf

  • 20.

    Havenbedrijven

  • 21.

    Havenclassificeerders

  • 22.

    Binnenscheepvaart

  • 23.

    Visserij

  • 24.

    Koopvaardij

  • 25.

    Vervoer KLM

  • 26.

    Vervoer NS

  • 27.

    Vervoer posterijen

  • 28.

    Taxi- en ambulancevervoer

  • 29.

    Openbaar Vervoer

  • 30.

    Besloten busvervoer

  • 31.

    Overig personenvervoer te land en in de lucht

  • 32.

    Overig goederenvervoer te land en in de lucht

  • 33.

    Horeca algemeen

  • 34.

    Horeca catering

  • 35.

    Gezondheid, geestelijke en maatschappelijke belangen

  • 38.

    Banken

  • 39.

    Verzekeringswezen

  • 40.

    Uitgeverij

  • 41.

    Groothandel I

  • 42.

    Groothandel II

  • 43.

    Zakelijke Dienstverlening I

  • 44.

    Zakelijke Dienstverlening II

  • 45.

    Zakelijke Dienstverlening III

  • 46.

    Zuivelindustrie

  • 47.

    Textielindustrie

  • 48.

    Steen-, cement-, glas- en keramische industrie

  • 49.

    Chemische industrie

  • 50.

    Voedingsindustrie

  • 51.

    Algemene industrie

  • 52.

    Uitzendbedrijven

  • 53.

    Bewakingsondernemingen

  • 54.

    Culturele instellingen

  • 55.

    Overige takken van bedrijf en beroep

  • 56.

    Schildersbedrijf

  • 57.

    Stukadoorsbedrijf

  • 58.

    Dakdekkersbedrijf

  • 59.

    Mortelbedrijf

  • 60.

    Steenhouwersbedrijf

  • 61.

    Overheid, onderwijs en wetenschappen

  • 62.

    Overheid, rijk, politie en rechterlijke macht

  • 63.

    Overheid, defensie

  • 64.

    Overheid, provincies, gemeenten en waterschappen

  • 65.

    Overheid, openbare nutsbedrijven

  • 66.

    Overheid, overige instellingen

  • 67.

    Werk en (re)Integratie

  • 68.

    Railbouw

  • 69.

    Telecommunicatie

Artikel

5.2

Werkzaamheden in bijlage

Tot elke sector van het bedrijfs- en beroepsleven worden gerekend de werkzaamheden, verricht in de takken van bedrijf of beroep of gedeelten daarvan, welke in de bij deze regeling behorende bijlage 1 zijn vermeld. Werkzaamheden die een overheidswerkgever als werkgever doet verrichten, worden gerekend tot een van de sectoren 61 tot en met 66.

Artikel

5.3

Werkzaamheden niet in bijlage

Werkzaamheden, verricht in takken van bedrijf en beroep, welke niet in bijlage 1 bij deze regeling zijn vermeld, worden geacht te behoren tot een sector van het bedrijfs- en beroepsleven, waartoe takken van bedrijf en beroep behoren, waarin werkzaamheden worden verricht, welke naar de aard het meest met de eerstbedoelde werkzaamheden overeenkomen.

Artikel

5.4

Concernregelen en aansluiting van nevenbedrijven en neveninstellingen

Artikel

5.5

Aansluiting van werkgevers bij de sectoren Metaalindustrie, Elektrotechnische industrie of Metaal- en technische bedrijfstakken

Artikel

5.6

Overgangsbepaling

Artikel

5.7

Generaalpardonregeling

Artikel

5.8

Aansluiting van werkgevers bij de sector Gezondheid, geestelijke en maatschappelijke belangen

§

2

Vergoeding remigratiebijdragen

Artikel

5.9

Vergoeding remigratiebijdragen

Artikel

5.10

Informatieverplichting SVB

Binnen twee maanden na afloop van enig kalenderjaar verstrekt de SVB aan het UWV een lijst met namen van de werknemers, bedoeld in artikel 5.9, eerste lid, alsmede een overzicht van de aan hen in dat jaar verstrekte remigratiebijdragen.

Artikel

5.11

Betalingsverplichting UWV

Binnen zes maanden na afloop van het kalenderjaar, bedoeld in artikel 5.10, betaalt het UWV de vergoeding, bedoeld in artikel 5.9, onder overlegging van een lijst met namen van de personen op wie de vergoeding betrekking heeft.

§

3

Reserve-vorming

Artikel

5.12

Begripsbepalingen

Artikel

5.13

De reserve voor het algemeen werkloosheidsfonds

Artikel

5.14

De reserves voor de sectorfondsen

Afdeling

2

Rekening-courant

Artikel

5.15

Begripsbepalingen

In deze afdeling en afdeling 3 wordt verstaan onder:

  • a.

    een rekening-courant: een rekening in de centrale administratie van ’s Rijks schatkist bij het ministerie van Financiën op naam van een rekening-couranthouder, waarop dagelijks het geldelijk tegoed (positief of negatief) wordt bijgehouden van de betrokken rekening-couranthouder bij het Rijk en de mutaties in het tegoed;

  • b.

    de rekening-couranthouder: de SVB, het UWV of het College zorgverzekeringen, ieder voorzover het hem aangaat;

  • c.

    Euribor: de dagelijks door de European Banking Federation vastgestelde rente waartegen op de geldmarkt interbancair deposito's in euro's van verschillende looptijden worden aangeboden in de landen waar de euro betaalmiddel is;

  • d.

    het verdeelpercentage: het percentage waarmee de totale opbrengst van de loonheffing (de gecombineerde heffing van loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen) en de premie voor de werknemersverzekeringen wordt verdeeld in een opbrengst van de loonheffing en in een opbrengst van de diverse premies voor de werknemersverzekeringen;

  • e.

    het toedelingspercentage: het percentage waarmee de opbrengst van de loonheffing respectievelijk de inkomensheffing (de gecombineerde heffing van inkomstenbelasting en premie voor de volksverzekeringen) wordt verdeeld in belastingopbrengst en opbrengst van de premie voor de volksverzekeringen;

  • f.

    de valutadatum: de dag waarop het bedrag van een boeking rentedragend wordt.

Artikel

5.16

Rekeningen-courant en rekening-couranthouders

In de centrale administratie van 's Rijks schatkist worden de volgende rekeningen-courant geopend:

  • a.

    één of meer rekeningen-courant op naam van de SVB ten behoeve van de financiële middelen van de fondsen die de SVB beheert;

  • b.

    één of meer rekeningen-courant op naam van het UWV ten behoeve van de financiële middelen van de fondsen die het UWV beheert;

  • c.

    één of meer rekeningen-courant op naam van het College zorgverzekeringen ten behoeve van de financiële middelen van het Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten.

Artikel

5.17

Crediteringen en debiteringen

Artikel

5.18

Rente-arrangement

Artikel

5.19

Financiële middelen buiten de rekening-courant

De rekening-couranthouder is bevoegd een bedrag van ten hoogste € 2,5 miljoen buiten de rekening-courant te houden.

Artikel

5.20

Verdeelpercentage

Artikel

5.21

Toedelingspercentage

Artikel

5.22

Rapportageverplichting rijksbelastingdienst

Afdeling

3

Regels afdracht aan algemeen kinderbijslagfonds, toeslagenfonds, arbeidsongeschiktheidsfonds jonggehandicapten en arbeidsongeschiktheidsfonds

§

1

Algemeen

Artikel

5.23

Begripsbepalingen

In deze afdeling wordt verstaan onder:

  • a.

    Algemeen Kinderbijslagfonds: het Algemeen Kinderbijslagfonds, genoemd in artikel 29a van de AKW;

  • b.

    uitgaven met betrekking tot het Algemeen Kinderbijslagfonds: de op grond van de AKW uit te keren kinderbijslagen, alsmede de aan de uitvoering van de AKW verbonden kosten;

  • c.

    overige posten met betrekking tot het Algemeen Kinderbijslagfonds: de ontvangsten met betrekking tot de boeten verkregen met toepassing van artikel 17a van de AKW, de besparingen met betrekking tot de maatregelen verkregen met toepassing van artikel 17 van de AKW en de uitgaven en ontvangsten met betrekking tot de interesten en diversen;

  • d.

    Wajong-fonds: het Arbeidsongeschiktheidsfonds jonggehandicapten, genoemd in artikel 63 van de Wajong;

  • e.

    Toeslagenfonds: het Toeslagenfonds, genoemd in artikel 31 van de Toeslagenwet;

  • f.

    overige posten met betrekking tot het Wajong-fonds: wettelijke rente, proceskosten, rentelasten, ontvangsten met betrekking tot verhaal op grond van artikel 61 van de Wajong, en de vereveningsbijdrage, bedoeld in artikel 48 van de Wajong;

  • g.

    valutadag: de op de rekening-courantafschriften aangegeven dag van betaling.

§

2

Algemeen Kinderbijslagfonds

Artikel

5.24

Raming en opgave uitgaven

Artikel

5.25

Afdracht

Artikel

5.26

Specificatie raming

Artikel

5.27

Specificatie opgave gerealiseerde uitgaven

Artikel

5.28

Afrekening

Artikel

5.29

Vaststelling Rijksbijdrage

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid stelt jaarlijks voor 31 oktober de omvang van de middelen tot dekking van de uitgaven ten laste van het Algemeen Kinderbijslagfonds over het afgelopen kalenderjaar vast.

§

3

Toeslagenfonds en Arbeidsongeschiktheidsfonds jonggehandicapten

Artikel

5.30

Raming en opgave uitgaven

Artikel

5.31

Afdracht

Artikel

5.32

Specificatie raming

Artikel

5.33

Specificatie opgave gerealiseerde uitgaven

Artikel

5.34

Afrekening

Artikel

5.35

Vaststelling Rijksbijdrage

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid stelt jaarlijks voor 31 oktober de omvang van de middelen tot dekking van de uitgaven ten laste van het Toeslagenfonds, onderscheidenlijk het Wajong-fonds, over het afgelopen kalenderjaar vast, gespecificeerd overeenkomstig artikel 5.33.

§

4

Arbeidsongeschiktheidsfonds

Artikel

5.37

Afdracht

Met als valutadag de eerste dag van elk kwartaal stort de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid 25% van het op grond van artikel 5.36 geraamde bedrag, op een rekening-courant als bedoeld in artikel 5.16, onderdeel b. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid kan, na overleg met het UWV, van het geraamde bedrag afwijken.

Artikel

5.38

Afrekening

Hoofdstuk

6

Slotbepalingen

Artikel

6.1

Intrekking regelingen

Artikel

6.2

Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2006 waarbij onderdeel 19 van bijlage 1 bij deze regeling terug werkt tot en met 1 januari 2005.

Artikel

6.3

Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling Wfsv.

Deze regeling zal met de toelichting en de bijlagen in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,A.J. deGeus
De Staatssecretaris van Financiën, J.G.Wijn

Bijlage

1

, behorend bij artikel 5.1

1. Agrarisch bedrijf, omvattende:

  • 1.

    Akker- en weidebouw (inbegrepen vlasteelt, al dan niet samengaande met repelen van vlas en vlasknopbreken alsmede inbegrepen de werkzaamheden van de Staatslandbouwbedrijven van het Bureau Oogstvoorziening en soortgelijke instellingen).

  • 2.

    Veehouderij en pluimveehouderij (waarbij onder veehouderij tevens wordt begrepen het houden van pelsdieren).

  • 3.

    Tuinbouw:

    • a.

      Groenteteelt.

    • b.

      Fruitteelt.

    • c.

      Bloembollen.

    • d.

      Boomkwekerij.

    • e.

      Bloemisterij.

    • f.

      Tuinbouwzaadteelt.

    • g.

      Kruidenteelt.

  • 4.

    Hoveniersbedrijf.

  • 5.

    Bijenteelt.

  • 6.

    Bosbouw (inbegrepen de werkzaamheden van het Staatsbosbeheer).

  • 7.

    Griend- en rietcultuur.

  • 8.

    Veenbedrijf:

    • a.

      Veenderijen.

    • b.

      Turfstrooiselfabrieken.

  • 9.

    Loonondernemingen (ondernemingen, waarin de werkzaamheden uitsluitend of in hoofdzaak bestaan in het voor derden dorsen, ploegen, maaien, fraisen, eggen, schijfeggen, zaaien, kunstmeststrooien, vlastrekken, vlasknopbreken, sproeien of spuiten, dan wel het verrichten van andere oogst- en grondbewerkingswerkzaamheden)

  • 10.

    Grasdrogerijen.

  • 11.

    Aardappelsorteerinrichtingen.

  • 12.

    Jacht.

  • 13.

    Cultuurtechnische werken (inbegrepen objecten, uitgevoerd door de overheid).

  • 14.

    Visteelt.

2. Tabakverwerkende industrie, omvattende:

  • 1.

    Sigarenindustrie.

  • 2.

    Sigarettenindustrie.

  • 3.

    Kerftabakindustrie.

3. Bouwbedrijf,omvattende:

  • 1.

    Burgerlijke en utiliteitsbouw.

  • 2.

    Water- en wegenbouw, alsmede grondwerken.

  • 3.

    De grondboring, buizenleggers- en kabelleggersbedrijven.

  • 4.

    Het steenzettersbedrijf (glooiingen, kademuren, enzovoort).

  • 5.

    Het dakdekkersbedrijf, voor zover worden verwerkt pannen, leien, riet, stro, betonplaten, asbestplaten en dergelijke grondstoffen, met uitzondering van bitumen, asfalt en kunststofmaterialen.

  • 6.

    Andere bouwambachten.

  • 7.

    Het ovenbouwbedrijf.

  • 8.

    Fabrieksschoorsteenbouw.

  • 9.

    Het heiersbedrijf.

  • 10.

    Het slopersbedrijf, voor zover zich bezighoudende met het slopen van bouwwerken.

4. Baggerbedrijf, omvattende:

De baggerbedrijven, inclusief de rijswerkersbedrijven en de zand- en grindwinning.

5. Houten emballage-industrie, houtwaren- en borstelindustrie, omvattende:

  • 1.

    Houten emballage-industrie:

    • a.

      Houtwolindustrie.

    • b.

      Kistenindustrie.

    • c.

      Botervatenindustrie.

    • d.

      Vatenindustrie.

    • e.

      Kuipersbedrijven.

    • f.

      Sigarenkistenindustrie.

  • 2.

    Vervaardiging van houten huishoudelijke artikelen en speelgoederen.

  • 3.

    Klompenindustrie.

  • 4.

    Kurkenindustrie.

  • 5.

    Kurkplatenindustrie.

  • 6.

    Parket en hardhoutvloerenindustrie.

  • 7.

    Triplex- en fineerindustrie.

  • 8.

    Borstelwarenindustrie.

  • 9.

    Griendhout- en rietverwerkende industrie, inclusief hoepelmakerijen.

  • 10.

    Kuiperij.

  • 11.

    Biezenmattenmakerijen, biezensorteerderijen en mandenmakerijen.

  • 12.

    Luciferindustrie.

  • 13.

    Fabrieken van houten zonneschermen, houten rolluiken en dergelijke.

6. Timmerindustrie, omvattende:

  • 1.

    Deurenindustrie.

  • 2.

    Timmerfabrieken.

7. Meubel- en orgelbouwindustrie, omvattende:

  • 1.

    Meubelindustrie, meubelmakersambacht, meubelstoffeerderijen, matrassenindustrie (uitgezonderd metalen), alsmede vervaardiging van kussens en het matrassenmakersambacht.

  • 2.

    Orgelbouwersbedrijf.

  • 3.

    Doodkistenmakerijen.

  • 4.

    Lijstenfabrieken.

  • 5.

    Biljartfabrieken.

8. Groothandel in hout, zagerijen, schaverijen en houtbereidingsindustrie, omvattende:

  • 1.

    Groothandel in hout.

  • 2.

    Houtzagerijen en -schaverijen (inbegrepen loonzagerijen en schaverijen).

  • 3.

    Houtbereidingsindustrie.

9. Grafische industrie, omvattende:

  • 1.

    Het boekdrukkers- en rasterdiepdrukbedrijf.

  • 2.

    Het boekbindersbedrijf en het papierwarenbedrijf (schoolschriften, notitieboekjes, cahiers in papieren omslag, met of zonder linnen rug of linnen band, alle soorten blocnotes, zowel gekramd als aan de kop gelijmd als gespiraleerd als op andere wijze vervaardigd).

  • 3.

    Het lithografisch bedrijf.

  • 4.

    Het chemigrafische bedrijf.

  • 5.

    Het fotografisch bedrijf, al of niet verbonden met een detailhandel in fotoartikelen.

  • 6.

    Lettergieterijen.

  • 7.

    Lichtdrukkerijen en fotocopieerinrichtingen.

  • 8.

    Copieerinrichtingen.

  • 9.

    Kantoordrukinrichtingen.

  • 10.

    Rubberstempelindustrie.

  • 11.

    Enveloppenindustrie.

10. Metaalindustrie, omvattende:

  • 1.

    Metallurgische industrie.

  • 2.

    Scheepsbouw.

  • 3.

    Machinebouw.

  • 4.

    Staalbouw.

  • 5.

    Plaatverwerkende industrie.

  • 6.

    Draad-, draadwaren- en staaldraadkabelindustrie.

  • 7.

    Scheepsslopersbedrijf.

Gedetailleerde omschrijving van de metaalindustrie:

  • I.

    Tot de metaalindustrie behoort voor zover niet genoemd onder II, mits in de betrokken onderneming, rekening houdende met het in de bedrijfstak geldende normale aantal arbeidsuren, in de regel gedurende ten minste 1200 uren per week door bij die onderneming in dienst zijnde werknemers werkzaamheden worden verricht:

    • 1.

      het bedrijf van be- en/of verwerken van metalen, waaronder onder meer wordt verstaan:

      • a.

        het aanleggen, assembleren, construeren, demonteren, draaien, emailleren, forceren, gieten, herstellen, lassen, monteren, onderhouden, persen, pletten, samenstellen, slopen, smeden, smelten, trekken, vervaardigen en walsen van metaal (waaronder onder meer te verstaan: aluminium, blik, brons, koper, lood, messing, staal, tin, ijzer, zink en legeringen of composities hiervan) of metalen apparaten, drijfwerk, gereedschappen, machines, toestellen, voorwerpen en werktuigen (waaronder mede begrepen kracht- en arbeidswerktuigen, landbouwtractoren, machines en werktuigen), alles in de ruimste zin des woords, zoals appendages, automaten, automobielen, beelden, bliksemafleiders, blikwaren, bouten, brandkasten, bromfietsen, bruggen, buizen, capsules, draad, draadnagels, elektriciteitsmeters, elektroden, gaas, gasmeters, haarden, instrumenten (waaronder optische apparaten), jaloezieën, kachels, ketels, (o.a. voor centrale verwarming), kinderwagens, klinknagels, kroonkurken, matrassen, matrijzen, meubelen, moeren, motoren, motorrijwielen, muziekinstrumenten, ovens, radiatoren, ramen, reservoirs, rolhekken, rollend materiaal, rolluiken, rijwielen, schaatsen, schepen, schroeven, schuifhekken, sluitingen, stempels, tanks, taximeters, tuben, uurwerken, watermeters, zonweringen, sierhekken;

      • b.

        het staalblazen en/of zandstralen;

      • c.

        het verzinken en/of vertinnen, voor zover dit niet langs galvanotechnische weg geschiedt;

      • d.

        het revideren van verbrandingsmotoren en onderdelen daarvan in de ruimste zin;

    • 2.

      het elektrotechnische scheepsinstallatiebedrijf;

    • 3.

      het elektrotechnische wikkel- en reparateursbedrijf, omvattende het wikkelen of herstellen van gebruiks- en verbruikstoestellen voor sterk- en zwakstroominstallaties.

  • II.

    Ongeacht het aantal werknemers in de betrokken ondernemingen, behoort tevens tot de metaalindustrie:

    • 1.

      het hoogovenbedrijf met inbegrip van zijn nevenbedrijven;

    • 2.

      het walsen van staal;

    • 3.

      het ijzer- en staalgietersbedrijf;

    • 4.

      het vervaardigen en/of herstellen van vliegtuigen;

    • 5.

      het vervaardigen en/of herstellen van liften.

Onder vervaardigen, als bedoeld onder I en II, wordt eveneens verstaan het assembleren, monteren en samenstellen uit van derden betrokken onderdelen.

11. Elektrotechnische industrie:

Tot de elektrotechnische industrie behoort, mits in de betrokken onderneming, rekening houdende met het in de bedrijfstak geldende normale aantal arbeidsuren, in de regel gedurende ten minste 1200 uren per week door bij die onderneming in dienst zijnde werknemers werkzaamheden worden verricht met uitzondering van het elektrotechnische installateursbedrijf (voor zover niet betreffende het elektrotechnische scheepsinstallatiebedrijf), het radio- en televisieïnstallateurs- en reparateursbedrijf, het neoninstallateursbedrijf en het elektrotechnische nettenbouwbedrijf : het bedrijf van vervaardigen en/of herstellen van apparaten, installaties, stoffen, toestellen, voorwerpen, e.d., die elektrische energie of haar componenten afgeven, bewaren, gebruiken, meten, omzetten, overbrengen, schakelen, transformeren, verbruiken, verdelen, voortbrengen of waarneembaar maken, zoals:

  • 1.

    produkten, dienende tot het meten, muteren, schakelen, transformeren en voortbrengen van elektrisch arbeidsvermogen;

  • 2.

    elektromotoren, elektrische huishoudelijke en industriële toestellen met en zonder elektrische beweegkracht, elektrische ovens, fornuizen, apparatuur voor het elektrisch lassen en accumulatoren;

  • 3.

    produkten, dienende tot het ondergronds transport van elektrisch arbeidsvermogen (grondkabel), en geïsoleerd draad;

  • 4.

    installatiemateriaal, waaronder smeltveiligheden;

  • 5.

    apparaten en instrumenten op het gebied van telefonie, telegrafie en andere telecommunicatiedoeleinden;

  • 6.

    gloeilampen, gasontladingsbuizen voor hoge en lage spanningen en elektronenbuizen;

  • 7.

    droge batterijen;

  • 8.

    radio-, radar-, televisie-, zend, ontvang- en distributie-apparatuur en van alle overige elektronische apparatuur, daaronder begrepen elektro-medische toestellen en instrumenten.

Onder vervaardigen wordt eveneens verstaan het assembleren, monteren en samenstellen uit van derden betrokken onderdelen.

12. Metaal- en technische bedrijfstakken, omvattende:

  • 1.

    Het bedrijf van het be- en/of verwerken van metalen voor zover niet vallende onder de punten 2 tm 19, mits in de betrokken onderneming, rekening houdende met het in de bedrijfstak geldende normale aantal arbeidsuren, in de regel minder dan 1200 uren per week door bij die onderneming in dienst zijnde werknemers werkzaamheden worden verricht, waaronder onder meer wordt verstaan:

    • a.

      het aanleggen, assembleren, construeren, demonteren, draaien, emailleren, forceren, gieten, herstellen, lassen, monteren, onderhouden, persen, pletten, samenstellen, slopen, smeden, smelten, trekken, vervaardigen, walsen van metaal (waaronder onder meer te verstaan: aluminium, blik, brons, koper, lood, messing, staal, tin, ijzer, zink en legeringen of composities hiervan) of van metalen voorwerpen, alles in de ruimste zin van het woord, zoals apparaten, appendages, automaten, automobielen, beelden, bliksemafleiders, blikwaren, bouten, brandkasten, bruggen, buizen, capsules, draad, draadnagels, drijfwerk, elekroden, gaas, gemotoriseerde rijwielen, gereedschappen, haarden, instrumenten (waaronder optische apparaten), jaloezieën, kachels, ketels, kinderwagens, klinknagels, knopen, kroonkurken, machines, matrassen, matrijzen, meters (o.a. gas-, elektriciteits-, water- en taximeters), meubelen, moeren, motoren, motorrijwielen, muziekinstrumenten, onderdelen, ovens, ramen, reservoirs, rolhekken, rollend materieel, rolluiken, rijwielen, schaatsen, schepen, schroeven, schuifhekken, sierhekken, sluitingen, stempels, stoomketels, tanks, toestellen, tuben, uurwerken, werktuigen (waaronder mede begrepen kracht- en arbeidswerktuigen, landbouwmachines, tractoren en -werktuigen) en zonweringen.

    • b.

      het vervaardigen en/of herstellen van apparaten, installaties, stoffen, toestellen, voorwerpen, e.d. die elektrische energie of haar componenten afgeven, bewaren, gebruiken, meten, omzetten, overbrengen, schakelen, transformeren, verbruiken, verdelen, voortbrengen of waarneembaar maken;

    • c.

      het staalblazen en/of zandstralen;

    • d.

      het verzinken en/of vertinnen, voor zover dit niet langs galvanotechnische weg geschiedt.

  • 2.

    Het galvanotechnisch bedrijf, waaronder wordt verstaan het door middel van elekrotechnische werkwijze of op andere wijze metaalneerslag uit oplossingen op voorwerpen aanbrengen, metalen oxyderen of polijsten.

  • 3.

    Het graveerbedrijf, waaronder wordt verstaan het hand- en machinegraveren in metaal of andere stoffen.

  • 4.

    Het bedrijf van het lakken, moffelen, slijpen en/of polijsten van metalen.

  • 5.

    Het bedrijf van het herstellen van naaimachines.

  • 6.

    Het bedrijf van het vervaardigen, aanbrengen of herstellen van kunstledematen, orthopedische apparaten (beugels en spalken), orthopedische korsetten en andere medische bandages.

  • 7.

    Het modelmakersbedrijf, waaronder wordt verstaan het vervaardigen, repareren en wijzigen van gietmodellen, vormplaten en coquilles voor de metaalindustrie.

  • 8.

    Het motorvoertuigenbedrijf, waaronder te dezen wordt verstaan het bedrijf waarin één of meer van de hieronder genoemde werkzaamheden worden uitgeoefend:

    • a.

      het verrichten van herstellingswerkzaamheden aan automobielen, auto-onderdelen toebehoren (inclusief banden), dan wel aan motorrijwielen, motorrijwielonderdelen of -toebehoren (inclusief banden);

    • b.

      het verrichten van onderhoudswerkzaamheden aan automobielen, auto-onderdelen of -toebehoren (inclusief banden), dan wel aan motorrijwielen, motorrijwielonderdelen of -toebehoren (inclusief banden;

    • c.

      het voorzien van automobielen of motorrijwielen van motorbrandstoffen of smeermiddelen;

    • d.

      het wassen van automobielen;

    • e.

      het stallen van automobielen of motorrijwielen;

    • f.

      het afleveringsklaarmaken en aan het publiek verkopen van automobielen of motorrijwielen.

  • 9.
    • a.

      Het vervaardigen, samenstellen, veranderen, onderhouden en/of herstellen van wagens, zoals aanhangwagens, opleggers, caravans en kampeerwagens, alsmede van carrosserieën, wisselcarrosserieën, carrosseriesegmenten, carrosserieplaatwerk of delen daarvan;

    • b.

      Het aanbrengen en/of herstellen ongeacht de gebruikte materialen van stofferingen aan onder a bedoelde objecten, alsmede aan c.q. in motorvoertuigen; het ongeacht de gebruikte materialen vervaardigen van produkten die dienen ter stoffering of bekleding, zoals onder meer hoezen, cabrioletkappen en hemels;

    • c.

      Het aanbrengen van beschermende lagen op onder a bedoelde objecten door onder meer spuiten, schilderen, lakken en dompelen;

    • d.

      Het aanbrengen van teksten en reclame op onder a bedoelde zelfvervaardigde, samengestelde, veranderde, onderhouden en/of herstelde objecten;

    • e.

      Het richten, meten, controleren en uitlijnen bij het herstellen van chassis en/of carrosserieën met behulp van richt- en meetapparatuur (richt- of meetbank, c.q. richtbank en mallen);

    • f.

      Het verlengen, inkorten, versmallen en/of verbreden van carrosserieën. Ten deze worden verstaan onder:

      • wagen: het gestel op wielen of glijvlakken om anders dan langs spoorstaven te worden voortbewogen, met uitzondering van rijwielen, bromfietsen, motorrijwielen, motorvoertuigen, kinderwagens, landbouwtrekkers en andere mechanische werktuigen, rijdende kranen, vorkheftrucks en bulldozers, alsmede caravans, woonwagens, direktieketen en schaftwagens voor zover deze niet kunnen, mogen of bestemd zijn om te worden voortbewogen;

      • carrosserie: de open of gesloten opbouw van een wagen c.q. motorvoertuig, onder meer ter verkrijging van een wagen c.q. motorvoertuig met een speciale bestemming, zoals bijvoorbeeld autobussen, brandweerwagens, geldtransportwagens, koelwagens, ladderwagens, legerwagens, politiewagens, spaarbankwagens, tandartswagens, winkelwagens en ziekenwagens.

  • 10.
    • a.

      Het centrale-verwarmingsbedrijf, omvattende het monteren of repareren van installaties of onderdelen daarvan voor centrale verwarming, warmwatervoorziening, luchtbehandeling, ventilatie en koeling;

    • b.

      Het koeltechnisch bedrijf, omvattende het plaatsen en monteren of repareren van koel- en vriesinstallaties en installaties voor luchtbehandeling en ventilatie (deze laatste in koeltechnische zin).

  • 11.
    • a.

      Het aanleggen, wijzigen, demonteren, herstellen, onderhouden of bedrijfsvaardig opleveren van elektrotechnische zwak- en sterkstroominstallaties (elektrotechnisch installatiesbedrijf), met uitzondering van het elektrotechnisch scheepsinstallatiebedrijf, voor zover, rekening houdende met het in de bedrijfstak geldende normale aantal arbeidsuren, in de regel in een dergelijke onderneming ten minste 1200 uren per week door bij die onderneming in dienst zijnde werknemers werkzaamheden worden verricht;

    • b.

      Het aanleggen, wijzigen, demonteren, herstellen, onderhouden of bedrijfsvaardig opleveren van elektrotechnische en elektronische installaties ten behoeve van signalisering van en/of beveiliging tegen onbevoegde toegang, kwaadwillig gedrag en persoonlijke en/of materiële schade (elektrotechnisch beveiligingsinstallatiebedrijf);

    • c.

      Het aanleggen, wijzigen, demonteren, herstellen, onderhouden of bedrijfsvaardig opleveren van installaties op het gebied van aarding en kathodische bescherming (aardingsbedrijf);

    • d.

      Het aanleggen, wijzigen, demonteren, herstellen, onderhouden of bedrijfsvaardig opleveren van radio- en televisie-ontvangtoestellen, radio- en televisie-ontvanginstallaties, elektronische geluidsversterkers, elektronische geluidsversterkerinstallaties, alsmede bijbehorende hulptoestellen of onderdelen (radio- en televisie-installatie- en reparatiebedrijf);

    • e.

      Het aanleggen, wijzigen, demonteren, herstellen, onderhouden of bedrijfsvaardig opleveren van installaties ten behoeve van ontvangst en distributie van radio- en televisiesignalen, alsmede van overdracht van informatie (installatiebedrijf voor collectieve antennes, kabeltelevisie en overige (tele)-communicatie). Hieronder zijn niet begrepen het leggen van kabels met de daaraan verbonden laswerkzaamheden, alsmede de voorbereidende en afsluitende grondwerkzaamheden, ten behoeve van de hiervoor omschreven doeleinden, indien en voor zover die werkzaamheden geen uitvloeisel zijn van de normale bedrijfuitoefening van het hiervoor omschreven installatiebedrijf;

    • f.

      Het aanleggen, wijzigen, demonteren, herstellen, vervaardigen, onderhouden, of bedrijfsvaardig opleveren van lichtinstallaties met gasontladingsbuizen van hoge spanning, waaronder begrepen het monteren en demonteren van deze buizen, alsmede algemene reclameverlichtingsinstallaties voor zover deze niet binnen een pand functioneren (lichtreclamebedrijf);

    • g.

      Het aanleggen, herstellen, uitbreiden, demonteren, onderhouden of bedrijfsvaardig opleveren van elektriciteitsdistributienetten, straat- en terreinverlichting, elektronische bewegwijzeringsinstallaties, elektrotechnische verkeersregel-, verkeersmeting- en verkeerscontrole-installaties en elektrotechnische parkeerregelingsinstallaties (elektrotechnisch nettenbouw- en buiteninstallatiebedrijf). Hieronder zijn niet begrepen het leggen van kabels met daaraan verbonden laswerkzaamheden, alsmede de voorbereidende en afsluitende grondwerkzaamheden, ten behoeve van de hiervoor omschreven doeleinden, indien en voorzover die werkzaamheden geen uitvloeisel zijn van de normale bedrijfuitoefening van het hiervoor omschreven installatiebedrijf;

    • h.

      Het aanleggen, ontwerpen, wijzigen, demonteren, herstellen, onderhouden en bedrijfsvaardig opleveren van elektrotechnische en elektronische installaties, of onderdelen daarvan, ten behoeve van ontvangst, distributie, zichtbare en/of hoorbare overdracht van informatie alsmede informatieverwerking en regeling van industriële productieprocessen of andere mechanische bedrijfsvoorzieningen (communicatie- en industrieel automatiseringsinstallatiebedrijf);

    • i.

      Het aanleggen, wijzigen, demonteren, herstellen, onderhouden of bedrijfsvaardig opleveren van elektrotechnische installaties ten behoeve van exposities, beurzen, evenementen of feestverlichting (het tentoonstellingsinstallatiebedrijf);

    • j.

      Het met het oog op het gebruik van huishoudelijke elektrotechnische verbruikstoestellen bedrijfsmatig aanleggen, wijzigen, herstellen, onderhouden of bedrijfsvaardig opleveren van een aansluitpunt op een bestaande eindgroep van een sterkstroominstallatie (elektro-aansluitbedrijf);

    • k.

      Het aanleggen, wijzigen, demonteren, herstellen, onderhouden of bedrijfsvaardig opleveren van elektrotechnische en elektronische installaties of onderdelen daarvan aan boord van zich op zee bevindende objecten welke niet over een eigen voortstuwing beschikken (elektrotechnische off-shore installatiebedrijf);

    • l.

      Het wikkelen of herstellen van elektrotechnische machines en gebruiks- en verbruikstoestellen voor sterk- en zwakstroominstallaties (elektrotechnischwikkelbedrijf);

    • m.

      Het monteren en bedraden van elektrotechnische en elektronische apparatuur van bedienings-, schakel- en signaleringspanelen (elektrotechnischpaneelbouwbedrijf);

    • n.

      Het demonteren, repareren, monteren, vervangen, wijzigen, onderhouden en gebruiksgereed opleveren van apparaten, installaties, toestellen, voorwerpen e.d. die elektrische energie afgeven, bewaren, gebruiken, meten, omzetten, overbrengen, schakelen, transformeren, verbruiken, verdelen, voortbrengen of waarneembaar maken (elektrotechnisch reparatiebedrijf). Alles voor zover in de onder l, m en n bedoelde ondernemingen, rekening houdende met het in de bedrijfstak geldende normale aantal arbeidsuren, in de regel gedurende minder dan 1200 uren per week door bij een dergelijke onderneming in dienst zijnde werknemers werkzaamheden worden verricht.

  • 12.

    De goud- en zilvernijverheid, waaronder wordt verstaan:

    • a.

      het vervaardigen van:

      • 1.

        gebruiksvoorwerpen van edele metalen, al of niet samengaande met het vervaardigen van gebruiksvoorwerpen van andere non-ferro-metalen;

      • 2.

        sieraden en monturen van edele metalen, al of niet samengaande met het vervaardigen van sieraden en monturen van andere non-ferro-metalen;

      • 3.

        medailles, insignes, enz. van edele metalen, al of niet samengaande met het vervaardigen van medailles, insignes, enz. van andere non-ferro-metalen;

    • b.

      het herstellen van, dan wel het verrichten van een deelbewerking aan of voor de onder a genoemde voorwerpen.

  • 13.

    Het aanbrengen, herstellen, bekleden, afwerken en/of onderhouden van isolerende materialen:

    • ter voorkoming of beperking van warmte- of koudeverlies,

    • tegen vuur, vocht, geluid en/of vibratie, bij industrieën, aan technische installaties en aan boord van schepen, zoals leidingen, apparaten, kanalen, tanks e.d., voorts in ruimten, zoals koel- en vriescellen, ketel- en machineruimten, studio’s e.d.

  • 14.

    Het bedrijf van:

    • a.

      het aanleggen, veranderen, herstellen of onderhouden van huisrioleringen;

    • b.

      het vervaardigen, aanbrengen, herstellen of onderhouden van uit aluminium, zink, lood of koper bestaande dakbedekkingen of onderdelen daarvan, bekledingen aan of op bouwwerken, afvoerpijpen voor regenwater of onderdelen daarvan;

    • c.

      het aanleggen, veranderen, herstellen of onderhouden van installaties voor gas- of watervoorziening of gedeelten daarvan;

    • d.

      het aanleggen, veranderen, herstellen of onderhouden van brandleidingen, sprinklerinstallaties of sanitaire installaties of gedeelten daarvan.

  • 15.

    Het motorenrevisiebedrijf, omvattende het revideren van verbrandingsmotoren en onderdelen daarvan in de ruimste zin, voor zover, rekening houdende met het in de bedrijfstak geldende normale aantal arbeidsuren, in de regel in een dergelijke onderneming gedurende minder dan 1200 uren per week door bij die onderneming in dienst zijnde werknemers werkzaamheden worden verricht.

  • 16.

    Het rijwielkleinbedrijf, waaronder wordt verstaan:

    • a.

      het herstellen, verkopen of verhuren van al dan niet gemotoriseerde rijwielen;

    • b.

      het geven van gelegenheid tot stalling van al dan niet gemotoriseerde rijwielen.

  • 17.

    Het bedrijf van het repareren en/of onderhouden van kantoormachines.

  • 18.

    De diamantenindustrie, omvattende:

    • a.

      het zagen, snijden, slijpen, overslijpen of kloven van sierdiamant;

    • b.

      het bewerken van ruwe slijpdiamant tot geslepen sierdiamant;

    • c.

      het vervaardigen van industriediamant.

  • 19.

    Het bedrijf van:

    • a.

      het vervaardigen en/of herstellen van vaartuigen in de ruimste zin van het woord, ongeacht het verwerkte materiaal, voor zover niet vallende onder de groep 1a;

    • b.

      het verschaffen van ligplaats aan en/of gelegenheid geven tot stalling of berging van vaartuigen in jachthavens, boothuizen, loodsen of op de vaste wal, al dan niet samengaande met herstelwerkzaamheden aan vaartuigen;

    • c.

      het verhuren van vaartuigen, al dan niet samengaande met herstelwerkzaamheden hieraan.

    Onder vervaardigen wordt eveneens verstaan het assembleren, monteren en samenstellen uit van derden betrokken onderdelen.

13. Bakkerijen, omvattende:

  • 1.

    Broodfabrieken.

  • 2.

    Brood- en banketbakkerijen.

14. Suikerverwerkende industrie, omvattende:

  • 1.

    Beschuit-, koek-, biscuit-, banket- en wafelfabrieken.

  • 2.

    Suikerverwerkende industrie.

  • 3.

    Vervaardiging en verwerking van cacaopoeder, cacaoboter, chocolademassa en couverture.

15. Slagersbedrijven

16. Slagers overig, omvattende:

  • 1.

    Vleesgrossierderij.

  • 2.

    Loonslachterij.

  • 3.

    Abattoirs.

  • 4.

    Vetsmelterij.

  • 5.

    Afvallenhandel (darmen).

  • 6.

    Vleeswarenindustrie.

17. Detailhandel en ambachten, omvattende:

  • A.

    Detailhandel:

    • 1.
      • a.

        Winkelbedrijven (met inbegrip van een daaraan verbonden reparatieafdeling, voor zover deze reparatieafdeling uitsluitend of praktisch uitsluitend werkzaam is voor het eigen winkelbedrijf, doch met uitzondering van grootwinkelbedrijven en detailhandel in foto-artikelen, verbonden aan een fotografisch atelier);

      • b.

        Detailhandel in meubelen, in woningtextiel en in behangselpapier, alsmede de detailhandelszaken, waaraan, behalve de woningstoffeerderij en/of de behangerij, ook nog een meubelreparatieafdeling en/of het meubelstoffeerdersambacht is verbonden, voor zover deze reparatieafdeling en/of dit ambacht uitsluitend of praktisch uitsluitend werkzaam zijn (is) voor de eigendetailhandel.

    • 2.

      Bazars, toko’s.

    • 3.

      Brandstoffenbedrijven.

    • 4.

      Handel in onroerend goed; woningbureaus.

    • 5.

      Handel in vaartuigen.

    • 6.

      Markt- en tentoonstellingswezen, veilingen en beurzen, waar in het algemeen goederen en detail worden verhandeld.

    • 7.

      Venters- en opkopersbedrijven.

    • 8.

      Verhuurinrichtingen.

    • 9.

      Advies-, bemiddelings- en plaatsingsbureaus.

  • B.

    Ambachten:

    Hier worden bedoeld ambachten, die geen grootindustrie naast zich vinden, zoals bijvoorbeeld verzorgings- en dienstverlenende bedrijven, waaronder:

    • 1.

      Kappersbedrijven.

    • 2.

      Schoonheidsinstituten.

    • 3.

      Schoenreparatiebedrijven.

    • 4.

      Maatschoenbedrijven.

    • 5.

      Schoorsteenvegersbedrijven.

    • 6.

      Begrafenisondernemingen.

    • 7.

      Zeilmakerijen (waaronder vlaggen).

    • 8.

      Tandtechnische werkplaatsen.

    • 9.

      Paramentenateliers.

    • 10.

      Woningstoffeerdersbedrijf.

    • 11.

      Behangersbedrijf.

  • C.

    Huishoudelijk personeel.

18. Reiniging

Hier worden bedoeld schoonmaakbedrijven, glazenwassersbedrijven, gevelreinigingsbedrijven e.d.

19. Grootwinkelbedrijf

Warenhuizen en filiaalbedrijven in de detailhandel die een loonsom WW van tenminste € 4.980.455 hebben

20. Havenbedrijven, omvattende:

  • 1.

    Stuwadoorsbedrijven.

  • 2.

    Machinale los- en laadbedrijven.

  • 3.

    Cargadoorsbedrijven.

  • 4.

    Expediteursbedrijven.

  • 5.

    Vemen.

  • 6.

    Koelhuizen.

  • 7.

    Opslagbedrijven.

  • 8.

    Tankbedrijven.

  • 9.

    Graanbedrijven.

  • 10.

    Controlebedrijven.

  • 11.

    Schuitevoerdersbedrijven.

  • 12.

    Ontvangers en expediteurs van houtladingen.

  • 13.

    Houtvlottersbedrijven.

  • 14.

    Werkzaamheden verricht door walpersoneel van rederijen.

  • 15.

    Algemene havendiensten (met inbegrip van bewaking).

21. Havenclassificeerders

Scheepsonderhoud- en classificeerdersbedrijven.

22. Binnenscheepvaart, omvattende:

  • 1.

    Personenvervoer binnenland.

  • 2.

    Binnenlandse beurtvaart (waaronder beurtvaartagenten).

  • 3.

    Binnenlandse wilde vaart.

  • 4.

    Sleepvaart (inbegrepen het bergingsbedrijf, hetwelk zijn arbeidsterrein voornamelijk vindt op de binnenwateren).

  • 5.

    Buitenlandse binnenscheepvaart (Rijnvaart e.d.).

  • 6.

    Bijzonder vervoer.

  • 7.

    Tankvaart.

  • 8.

    Schelpenwinning.

  • 9.

    Duikbedrijf.

23. Visserij, omvattende:

  • 1.

    Zee- en kustvisserij.

  • 2.

    Zoetwatervisserij.

  • 3.

    Oester- en mosselteelt.

  • 4.

    IJsselmeervisserij.

  • 5.

    Vislos- en vissorteerbedrijven.

24. Koopvaardij,omvattende:

  • 1.

    Zeescheepvaart.

  • 2.

    Kustvaart.

  • 3.

    Walvisvaart.

  • 4.

    Bergingsbedrijf (met uitzondering van de bedrijven die hun arbeidsterrein voornamelijk vinden op de binnenwateren).

25. Vervoer KLM

26. Vervoer NS

27. Vervoer posterijen, omvattende:

Werkgevers die postzendingen verzorgen als bedoeld in artikel 1 van de Postwet.

28. Taxi-en ambulancevervoer

29. Openbaar vervoer

30. Besloten busvervoer

31. Overig personenvervoer te land en in de lucht

32. Overig goederenvervoer te land en in de lucht

33. Horeca algemeen, omvattende:

  • 1.

    Hotel-, restaurant, café- en aanverwante bedrijven.

  • 2.

    Pension- en kamerverhuurbedrijven.

34. Horeca catering

Contractcatering.

35. Gezondheid, geestelijke en maatschappelijke belangen, omvattende:

  • 1.

    Ziekenhuizen.

  • 2.

    Sanatoria.

  • 3.

    Verpleeghuizen.

  • 4.

    Herstellingsoorden.

  • 5.

    Kinder- en kleuterkoloniehuizen.

  • 6.

    Kleuterdagverblijven.

  • 7.

    Bad- en zweminrichtingen.

  • 8.

    Speeltuinen.

  • 9.

    Speelterreinen.

  • 10.

    Instellingen en inrichtingen voor lichamelijke opvoeding en sportbeoefening.

  • 11.

    Instellingen en inrichtingen, welke in hoofdzaak één of meer der navolgende doeleinden nastreven:

    • a.

      Behartiging van lichamelijke gezondheidsbelangen;

    • b.

      Ziekenverpleging;

    • c.

      Prenatale zorg;

    • d.

      Kraamverzorging;

    • e.

      Zuigelingenzorg;

    • f.

      Kleuterzorg;

    • g.

      Oudeliedenzorg;

    • h.

      Zorg voor doofstommen, blinden, gebrekkigen en andere mindervaliden;

    • i.

      Hulpverlening bij rampen en ongelukken;

    • j.

      Opleiding van verloskundigen;

    • k.

      Opleiding van verplegenden.

  • 12.

    Artsen.

  • 13.

    Tandartsen.

  • 14.

    Apothekers.

  • 15.

    Dierenartsen.

  • 16.

    Paramedische bedrijven.

  • 17.

    Psychiatrische inrichtingen.

  • 18.

    Medisch-opvoedkundige bureaus.

  • 19.

    Bureaus voor levens- en gezinsmoeilijkheden.

  • 20.

    Instellingen en inrichtingen, welke in hoofdzaak één of meer der navolgende doeleinden nastreven:

    • a.

      Behartiging van geestelijke gezondheidsbelangen;

    • b.

      Zorg voor geesteszieken en zenuwlijders;

    • c.

      Drankbestrijding;

    • d.

      Herstel van drankzuchtigen;

    • e.

      Prostitutiebestrijding;

    • f.

      Zorg voor a-socialen;

    • g.

      Jeugdzorg;

    • h.

      Kinderbescherming;

    • i.

      Reclassering;

    • j.

      Bescherming van vrouwen en meisjes.

  • 21.

    Jeugdherbergen.

  • 22.

    Onderwijsinstellingen:

    • A.

      Voorbereidend en lager onderwijs.

    • B.

      Uitgebreid lager onderwijs.

    • C.

      Voorbereidend hoger en middelbaar onderwijs.

      • a.

        h.b.s;

      • b.

        Lycea;

      • c.

        Gymnasia.

    • D.

      Hoger onderwijs.

    • E.

      Vakonderwijs.

    • F.

      Kunst- en tekenacademie.

    • G.

      Muziekonderwijs.

    • H.

      Dansonderwijs.

    • I.

      Opleidingsinstellingen.

  • 23.

    Bureaus voor beroepskeuze en psychotechnische adviesbureaus.

  • 24.

    Kerkgenootschappen.

  • 25.

    Kloosterorden.

  • 26.

    Congregaties.

  • 27.

    Zending.

  • 28.

    Missie.

  • 29.

    Instellingen en inrichtingen, welke in hoofdzaak één of meer der navolgende doeleinden nastreven:

    • a.

      Zorg voor wezen;

    • b.

      Zorg voor onbehuisden;

    • c.

      Zorg voor behoeftigen;

    • d.

      Woekerbestrijding;

    • e.

      Voorschotverlening;

    • f.

      Opleiding voor maatschappelijk werk;

    • g.

      Gezinszorg;

  • 30.

    Kinderbewaarplaatsen.

  • 31.

    Crèches.

  • 32.

    Consultatiebureaus voor maatschappelijke zorg.

  • 33.

    Rusthuizen.

  • 34.

    Het exploiteren van begraafplaatsen en crematoria.

36 en 37: Vervallen

38. Banken, omvattende:

  • 1.

    Handelsbanken.

  • 2.

    Spaarbanken.

  • 3.

    Hypotheekbanken:

    • a.

      Hypotheekbanken;

    • b.

      Scheepshypotheekbanken.

  • 4.

    Landbouwkredietbanken.

  • 5.

    Andere financierings-en kredietinstellingen.

39. Verzekeringswezen

40. Uitgeverij

41. Groothandel I (met inbegrip van daartoe behorende nevenwerkzaamheden, welke uitsluitend of praktisch uitsluitend ten behoeve van de eigen groothandel worden verricht), omvattende:

  • 1.

    Groothandel in bouwmaterialen.

  • 2.

    Groothandel in technische producten en metalen.

  • 3.

    Bandengroothandel.

42. Groothandel II (met inbegrip van daartoe behorende nevenwerkzaamheden, welke uitsluitend of praktisch uitsluitend ten behoeve van de eigen groothandel worden verricht), omvattende:

  • 1.

    Overige groothandel (exclusief groothandel en grossiers in vlees-/slachtafvallen en groothandel in hout).

  • 2.

    Tussenpersonen t.b.v. de handel.

  • 3.

    Coöperatieve aan- en verkoopverenigingen.

  • 4.

    Fruitpachtersbedrijf.

  • 5.

    Veilingen op het gebied van het land- en tuinbouwbedrijf, alsmede eiermijnen.

43. Zakelijke Dienstverlening I, omvattende:

  • 1.

    Kantoren van advocaten en procureurs.

  • 2.

    Notariskantoren.

  • 3.

    Deurwaarderskantoren en bureaus voor rechtskundige bijstand.

  • 4.

    Kantoren van accountants en belastingconsulenten.

  • 5.

    Octrooibureaus.

44. Zakelijke Dienstverlening II, omvattende:

  • 1.

    Reclame-adviesbureaus.

  • 2.

    Marketing- en PR-bureaus.

  • 3.

    Efficiencybureaus en economische adviesbureaus.

  • 4.

    Ingenieurs- en architektenbureaus.

  • 5.

    Software-ontwikkeling.

  • 6.

    Expertisebureaus.

45. Zakelijke Dienstverlening III, omvattende:

  • 1.

    Effectenhandelaren, voor zover geen handelsbanken zijnde.

  • 2.

    Administratieve en trustkantoren.

  • 3.

    Effectendepots.

  • 4.

    Stamboekverenigingen.

  • 5.

    Tussenpersonen t.b.v. bank-/verzekeringswezen en onroerend goed.

  • 6.

    Administratiekantoren.

  • 7.

    Beheersmaatschappijen.

  • 8.

    Beleggingsmaatschappijen.

  • 9.

    Ziekenhuisverplegingsverenigingen

  • 10.

    Journalistiek.

  • 11.

    Nieuws- en persbureaus.

  • 12.

    Verenigingskantoren en concernadministraties.

  • 13.

    Tolken en translateurs.

  • 14.

    Recherchebureaus.

  • 15.

    Incassobureaus.

  • 16.

    Exploitatie onroerend goed.

  • 17.

    Beheren en onderhouden van woningen door ingevolge de Woningwet toegelaten woningbouwcorporaties.

  • 18.

    Publiekrechtelijke bedrijfsorganisaties.

46. Zuivelindustrie, omvattende:

  • 1.

    Boterindustrie.

  • 2.

    Kaasindustrie.

  • 3.

    Melkproduktenindustrie.

  • 4.

    Melkinrichtingen (met uitzondering van de kleine slijtersbedrijven).

  • 5.

    Melk-, boter-, kaas- en melkproduktenstations.

  • 6.

    Zuivelverkooporganisaties.

47. Textielindustrie, omvattende:

  • 1.

    Katoenindustrie:

    • a.

      Katoenspinnerij;

    • b.

      Naaigarenfabricage;

    • c.

      Twijnerijen;

    • d.

      Breigarenindustrie;

    • e.

      Witweverij;

    • f.

      Bontweverij;

    • g.

      Vitrageweverij;

    • h.

      Poolweefselweverij;

    • i.

      Katoenen-dekenweverij;

    • j.

      Eigen finishing;

    • k.

      Loonfinishing;

    • l.

      Effilocheerderijen.

  • 2.

    Linnenindustrie:

    • a.

      Vlasspinnerij;

    • b.

      Linnenweverij;

    • c.

      Veredeling van linnen garens of weefsels.

  • 3.

    Rayonweverij, rayonveredeling.

  • 4.

    Wolindustrie:

    • a.

      Kunstwolindustrie;

    • b.

      Kamgarenspinnerij;

    • c.

      Fabricage van geperst vilt;

    • d.

      Wollenstoffenweverij en kaardgarenspinnerij;

    • e.

      Trijpweverij;

    • f.

      Wollen-dekenindustrie;

    • g.

      Veredeling van wol en wollen produkten.

  • 5.

    Tapijt- en cocosindustrie.

  • 6.

    Bastvezelindustrie en aanverwante industrieën:

    • a.

      Hennep;

    • b.

      Jute;

    • c.

      Sisal en manilla;

    • d.

      Papierspinnerij;

    • e.

      Zwaardoekweverij;

    • f.

      Kapokverwerking;

    • g.

      Touwslagerijen.

  • 7.

    Verwerking van dierlijk haar.

  • 8.

    Band- en vlechtindustrie.

  • 9.

    Tricot- en kousenindustrie.

  • 10.

    Het vervaardigen en herstellen van netten, de twijnerij daaronder begrepen.

  • 11.

    Breierijen.

  • 12.

    Handweverijen.

48. Steen-, cement, glas- en keramische industrie, omvattende:

  • 1.

    Baksteenindustrie.

  • 2.

    Dakpannenindustrie.

  • 3.

    Cement- en cementwarenindustrie, waaronder begrepen:

    • a.

      Bouwplatenindustrie;

    • b.

      Betonwarenindustrie.

  • 4.

    Kalkindustrie, gipsindustrie en mergelindustrie (met inbegrip van de mergelwinning).

  • 5.

    Kalkzandsteenindustrie.

  • 6.

    Bouwaardewerkindustrie en vuurvaste steenindustrie.

  • 7.

    Krijtfabrieken.

  • 8.

    Aardewerk- en porseleinindustrie; sanitair aardewerk en tegelindustrie.

  • 9.

    Beeldgieterijen, uitgezonderd de vervaardiging van metalen beelden.

  • 10.

    Glasindustrie, glasbewerkingsinrichtingen en glas-in-loodzetterijen.

  • 11.

    Asbestcement- en asbestcementwarenindustrie.

  • 12.

    Aardewerkambachten.

49. Chemische industrie, omvattende

  • 1.

    Vervaardiging van stikstofmeststoffen, salpeterzuur en ammoniak.

  • 2.

    Vervaardiging van superfosfaat en zwavelzuur.

  • 3.

    Vervaardiging van carbid en niet elders ingedeelde gassen.

  • 4.

    Vervaardiging van zeep, was- en reinigingsmiddelen.

  • 5.

    Vervaardiging van verf en inkt:

    • a.

      Verf, lakken, vernissen, inkt en chemische kantoorbehoeften;

    • b.

      Chemische verfstoffen.

  • 6.

    Vervaardiging van koolteerprodukten en aanverwante artikelen:

    • a.

      Koolteerdestillatieprodukten en afgeleiden daarvan;

    • b.

      Bitumineuze, teerhoudende dakbedekkingsmaterialen;

    • c.

      Insekticiden en plantenziektenbestrijdingsmiddelen.

  • 7.

    Vervaardiging van kaarsen, glycerine en vetzuren.

  • 8.

    Beenderverwerking, destructiebedrijven en technisch vetsmelten.

  • 9.

    Vervaardiging van technische plakmiddelen en textielhulpmiddelen.

  • 10.

    Vervaardiging van niet elders ingedeelde kunststoffen.

  • 11.

    Vervaardiging van diverse organische produkten, alsmede zwart buskruit en springstoffen, schuimblusmiddelen en vuurwerk.

  • 12.

    Vervaardiging van diverse anorganische produkten en diverse chloorkoolwaterstoffen.

  • 13.

    Vervaardiging van kosmetische artikelen, parfumerieën en tandreinigingsmiddelen.

  • 14.

    Vervaardiging van poetsmiddelen.

  • 15.

    Witwasserij-industrie.

  • 16.

    Chemische wasserij en ververij (voor zover niet verbonden aan een textielbedrijf).

  • 17.

    Chemische laboratoria.

  • 18.

    Vervaardiging van linoleum, vloerzeil en balatum.

  • 19.

    Knopenindustrie.

  • 20.

    Fotochemische industrie.

  • 21.

    Cokesfabrieken.

50. Voedingsindustrie, omvattende:

  • 1.

    Groentenverwerkende industrie:

    • a.

      Verduurzaamde groenten, augurken en tafelzuren in hermetisch gesloten verpakking;

    • b.

      Gezouten groenten en zuurkool;

    • c.

      Gedroogde en ingevroren groenten en fruit.

  • 2.

    Fruitverwerkende industrie:

    • a.

      Fruitpulp;

    • b.

      Jams, vruchtenmoes, fruitconserven, appel- en perensiropen;

    • c.

      Uit fruit bereide sappen, dranken, sausen en essences.

  • 3.

    Oliefabrieken.

  • 4.

    Olieraffinage en olieharding, margarine en spijsvettenindustrie:

    • a.

      Olieraffinaderijen en oliehardingsfabrieken;

    • b.

      Spijsoliefabrieken;

    • c.

      Margarine-industrie;

    • d.

      Industrie van eetbare vetten.

  • 5.

    Visverwerkende industrie:

    • a.

      Visconservenfabrieken;

    • b.

      Vismeelfabrieken;

  • 6.

    Aardappelverwerkende industrie:

    • a.

      Aardappelmeelindustrie;

    • b.

      Aardappelvlokken- en aardappelbakmeelindustrie.

  • 7.

    Suikerindustrie.

  • 8.

    Maalindustrie:

    • a.

      Broodbloemindustrie;

    • b.

      Zeeuwse bloem- en roggebloemfabrieken;

    • c.

      Ongebuild tarwemeel- en roggemeelfabrieken.

  • 9.

    Graanverwerkende industrie:

    • a.

      Rijstpellerijen;

    • b.

      Havermoutfabrieken;

    • c.

      Gortpellerijen;

    • d.

      Boekweitgrutten- en boekweitmeelfabrieken;

    • e.

      Erwtensplitterijen;

    • f.

      Rijstmalerijen.

  • 10.

    Graanverwerkende industrie:

    • a.

      Maïs-, tarwe- en rijstzetmeelindustrie;

    • b.

      Gist-, spiritus- en moutwijnindustrie;

    • c.

      Maalderij.

  • 11.

    Brouwerijen en mouterijen:

    • a.

      Brouwerijen;

    • b.

      Handelsmouterijen.

  • 12.

    Koffiebranders en theepakkers.

  • 13.

    Veevoederindustie.

  • 14.

    Meelverwerkende industrie:

    • a.

      Fabrieken van vermicelli, macaroni en aanverwante artikelen;

    • b.

      Zelfrijzend-bakmeelfabrieken.

  • 15.

    Zetmeel- en zoetstofverwerkende industrie:

    • a.

      Glucosefabrieken;

    • b.

      Zwarte-stroopfabrieken;

    • c.

      Veredeld-zetmeelfabrieken;

    • d.

      Fabrieken van puddingpoeder en aanverwante artikelen;

    • e.

      Karamel- en koffiestroopfabrieken.

  • 16.

    Alcoholhoudende en alcoholvrije dranken:

    • a.

      Distilleerderijen;

    • b.

      Fabrieken van zwak-alcoholhoudende en alcoholvrije dranken;

    • c.

      Mineraalwaterindustrie.

  • 17.

    Diverse derivaten van landbouwprodukten-verwerkende industrieën:

    • a.

      Azijn- en mosterdfabrieken;

    • b.

      Fabrieken van bakkerijgrondstoffen;

    • c.

      Fabrieken van cichorei en peekoffie;

    • d.

      Fabrieken van soepen, bouillon, jusprodukten, spijzen- en soeparoma’s;

    • e.

      Ruwijsfabrieken;

    • f.

      Vervaardiging van consumptie-ijs.

51. Algemene industrie, omvattende:

  • A.

    Papier.

    • 1.

      Papierindustrie:

      • a.

        Cellulose-industrie;

      • b.

        Halfstoffen voor de papierindustrie;

      • c.

        Courantenpapier;

      • d.

        Druk- en schrijfpapier en kartonl

      • e.

        Verpakkingspapier en karton;

      • f.

        Speciale soorten papier en kartons.

    • 2.

      Strokartonindustrie:

      • a.

        Strokarton (beplakt en onbeplakt) en stropapier;

      • b.

        Speciale papier- en kartonprodukten uit stro;

      • c.

        Golfkartonindustrie;

      • d.

        Vervaardiging van strohulzen en het vlechten van stro.

  • B.

    Papierverwerkende industrie (voorzover niet behorende tot de sector Grafische industrie, sub 2):

    • 1.

      Papieren-zakkenindustrie.

    • 2.

      Kartonnage-industrie.

    • 3.

      Behangselpapier-, plakband- en paraffinepapierindustrie en overige papier- en kartonverwerkende industrieën.

  • C.

    Rubberverwerkende industrie:

    • 1.

      Banden en aanverwante artikelen.

    • 2.

      Vulcaniseer- en coverbedrijven.

    • 3.

      Zacht- en hardrubberartikelen.

    • 4.

      Rubberschoenen en aanverwante artikelen.

    • 5.

      Kunstleder en gerubberde weefsels.

    • 6.

      Rubbervervangingsgrondstoffen.

  • D.

    Medisch-pharmaceutische industrie.

  • E.

    Diverse delfstoffen en aanverwante bedrijven.

    • 1.

      Aardolie-industrie, waaronder ressorteert:

      • a.

        De winning van aardolie en aardgas;

      • b.

        De verwerking van aardolie tot halffabrikaten en/of eindprodukten, zoals:

        • 1.

          Gas;

        • 2.

          Benzine;

        • 3.

          Kerosine (petroleum);

        • 4.

          Gasolie;

        • 5.

          Smeerolie-grondstoffen;

        • 6.

          Asfaltbitumen;

        • 7.

          Stookoliën;

        • 8.

          Petroleumcokes;

      • c.

        De verwerking, veredeling en regeneratie van bovengenoemde halffabrikaten tot:

        • 1.

          Gas (vloeibaar en gasvormig);

        • 2.

          Speciale benzines (kookpunt benzine, minerale terpentijn);

        • 3.

          Minerale smeermiddelen, te weten smeeroliën en consistentvetten;

        • 4.

          Transformator-, turbine-, technische witte-, medicinale oliën;

        • 5.

          Industriële minerale oliën zoals emulgeerbare-, hydraulische-, roestwerende-, textiel-, spoeloliën en roestwerende vetten;

      • d.

        Vervaardiging en bewerking van vaste paraffines (minerale wassen), vaseline (petrolatum);

      • e.

        Fabrieksmatige verwerking van asfalt-bitumina tot asfalt en speciale asfalt-bitumina, al dan niet vermengd met mineraal en/of vezels.

    • 2.

      Zoutwinningsbedrijf.

    • 3.

      Zoutziederijen.

    • 4.

      Bruinkoolgroeven.

    • 5.

      Brikettenfabrieken.

  • F.

    Kledingindustrie:

    • 1.

      Vervaardiging van dames-, heren-, en kinderconfectie (inclusief bedrijfs-, regen-, sport-, leder- en oliedoekkleding.

    • 2.

      Vervaardiging van overhemden en lingerie (inclusief nachtkleding, babykleding en schorten).

    • 3.

      Vervaardiging van korsetten, bustehouders, bretels en sokophouders.

    • 4.

      Vervaardiging van huishoudtextielgoederen (voor zover zij niet geschiedt in bedrijven waar de aangewende textielstoffen zijn vervaardigd).

    • 5.

      Pelterijen.

    • 6.

      Vervaardiging van hoofdbekleding:

      • a.

        Herenhoeden;

      • b.

        Dames- en kinderhoeden;

      • c.

        Petten;

      • d.

        Uniformpetten.

    • 7.

      Vervaardiging van specialiteiten:

      • a.

        Dassen;

      • b.

        Parapluies en parasols;

      • c.

        Sierkleedjes, theemutsen en bewerkte gordijnen;

      • d.

        Nouveautés;

      • e.

        Kopwatten;

      • f.

        Diversen (handwerken, uniformuitrustingen, capuchons en dergelijke).

    • 8.

      Vervaardiging van gestikte dekens.

    • 9.

      Textielverwerkende ambachten:

      • a.

        Maatkleermakerij;

      • b.

        Modisterij;

      • c.

        Hoeden- en pettenmakerij;

      • d.

        Bontwerkerij.

  • G.

    Leder- en lederverwerkende industrie:

    • 1.

      Lederindustrie.

    • 2.

      Schoenindustrie (met inbegrip van de fabricage van lederen onderdelen).

    • 3.

      Drijfriemenindustrie.

    • 4.

      Lederwarenindustrie (met inbegrip van de vervaardiging van lederen handschoenen).

    • 5.

      Bontbereiderijen.

52. Uitzendbedrijven, omvattende:

  • 1.

    De werkgever, die zich in het kader van de uitoefening van zijn bedrijf of beroep bezighoudt met het ter beschikking stellen van arbeidskrachten aan een derde om krachtens een door deze aan de werkgever verstrekte opdracht arbeid te verrichten onder leiding en toezicht van de derde, waarbij die arbeidskrachten werkzaam zijn op basis van een uitzendovereenkomst als bedoeld in artikel 690 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek waarin tevens een beding als bedoeld in artikel 691, tweede lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek is opgenomen, wordt ingedeeld in sector 52, mits met dit ter beschikking stellen van arbeidskrachten meer dan 50% van het totale premieplichtige loon op jaarbasis is gemoeid.

  • 2.

    Met de arbeidskrachten, bedoeld in onderdeel 1, worden voor de toepassing daarvan gelijkgesteld arbeidskrachten ten aanzien van wie het beding, bedoeld in artikel 691, tweede lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, ingevolge het bepaalde in het derde lid van dat artikel, al dan niet met toepassing van het zevende lid van dat artikel, (inmiddels) is beëindigd.

  • 3.

    De werkgever die zich bezighoudt met het ter beschikking stellen van arbeidskrachten, bedoeld in onderdeel 1, wordt wanneer met dat ter beschikking stellen meer dan 15% doch niet meer dan 50% van het totale premieplichtige loon op jaarbasis is gemoeid, voorzover het die werkzaamheden betreft, ingedeeld in sector 52.

  • 4.

    Met de werkgever, bedoeld in de vorige onderdelen, wordt gelijkgesteld de werkgever, die op basis van een uitzendovereenkomst als bedoeld in artikel 690 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek arbeidskrachten ter beschikking stelt – niet zijnde arbeidskrachten als bedoeld in onderdeel 1, mits door die arbeidskrachten geen werkzaamheden worden verricht die sec functioneel bezien voor meer dan 50% van het totale premieplichtige loon op jaarbasis aan één sector kunnen worden toegerekend.

  • 5.

    In afwijking van de voorgaande onderdelen kan de inspecteur bij voor bezwaar vatbare beschikking beslissen dat een werkgever wordt ingedeeld in een andere sector dan sector 52.

53. Bewakingsondernemingen

54. Culturele instellingen, omvattende:

  • 1.

    Toonkunstenaars.

  • 2.

    Opera- en toneelgezelschappen.

  • 3.

    Variété-, circusinstellingen en kermisgezelschappen.

  • 4.

    Film.

  • 5.

    Beeldhouwkunst.

  • 6.

    Schilderkunst.

  • 7.

    Letterkundigen.

  • 8.

    Musea, archieven, monumenten en bibliotheken.

  • 9.

    Andere culturele instellingen.

  • 10.

    Zendgemachtigden op het gebied van radio en televisie, alsmede omroepproductiebedrijven.

55. Overige takken van bedrijf en beroep, omvattende:

  • 1.

    Rayonindustrie.

  • 2.

    Vlasbewerkende industrie.

  • 3.

    Poetsdoekenindustrie.

  • 4.

    Kaaspakkersbedrijf.

  • 5.

    Vervaardiging van wasdoek.

  • 6.

    Overige niet genoemde groepen, welke niet verwant zijn aan de in de andere onderdelen vermelde takken van bedrijf en beroep, zoals het exploiteren van dierenasiels, het manegebedrijf, het exploiteren van rijwielbewaarplaatsen en van parkeerplaatsen voor auto’s en dergelijke.

56. Schildersbedrijf

57. Stukadoorsbedrijf, omvattende:

  • 1.

    Het stukadoorsbedrijf, inclusief het steengaasstellersbedrijf en het wittersbedrijf.

  • 2.

    Het vloerenleggersbedrijf.

  • 3.

    Het steen-, houtgraniet- en kunststeenbedrijf.

58. Dakdekkersbedrijf, omvattende:

Het dakdekkersbedrijf voor zover worden verwerkt bitumen, asfalt en kunststofmaterialen.

59. Mortelbedrijf, omvattende:

Het mortelbedrijf voor zover het betreft natte mortel.

60. Steenhouwersbedrijf

61. Overheid, onderwijs en wetenschappen, omvattende:

  • 1.

    Onderwijsinstellingen.

  • 2.

    Ziekenhuizen, voorzover geëxploiteerd door en vanwege de overheid.

  • 3.

    Onderzoeksinstellingen.

  • 4.

    Onderwijsondersteunende instellingen.

62. Overheid, rijk, politie en rechterlijke macht, omvattende:

  • 1.

    Hoge colleges van Staat.

  • 2.

    Departementen van algemeen bestuur.

  • 3.

    Belastingwezen.

  • 4.

    Gevangeniswezen.

  • 5.

    Politie.

  • 6.

    Rechtswezen.

63. Overheid, defensie omvattende:

  • 1.

    Militair personeel.

  • 2.

    Burgerdefensie personeel.

  • 3.

    Dienstplichtig personeel.

64. Overheid, provincies, gemeenten en waterschappen, omvattende:

  • 1.

    Provincies.

  • 2.

    Gemeenten.

  • 3.

    Waterschappen.

65. Overheid, openbare nutsbedrijven

66. Overheid, overige instellingen, omvattende:

Overheidsinstellingen, welke qua activiteiten niet zijn te rangschikken onder de hiervoor vermelde overheidssectoren.

67. Werk en (re)Integratie, omvattende:

Instellingen of diensten die zich bezighouden met de feitelijke uitvoering van:

68. Railbouw, omvattende:

Het (doen) uitvoeren van werkzaamheden aangaande het (aan)leggen van een verdicht ballastbed, dwarsliggers en rails op bouwrijp gemaakte spoordijken, spoorbruggen, viaducten en tunnels, alsmede het verrichten van herstel en onderhoud (operationeel beheer) aan genoemde railstructuren, alsmede de verhuur met bemanning van specifiek groot materieel

ten behoeve van deze werkzaamheden.

69. Telecommunicatie, omvattende:

  • 1.

    Exploitanten van telefonie- en telegraafnetwerken.

  • 2.

    Exploitanten van kabelnetwerken ten behoeve van het doorgeven van signalen op het gebied van telecommunicatie.

  • 3.

    Exploitanten van overige telecommunicatievoorzieningen.

Bijlage

2

, behorend bij artikel 5.32

Specificatie raming uitgaven Toeslagenfonds

Raming uitgaven TW/Bia als bedoeld in artikel 5.30, eerste lid, onderdeel a van de Regeling Wfsv

jaar

…………..

maand

…………..

bedrag *

Totaal aan uitkeringen TW

Totaal aan uitkeringen Bia

bedrag

Uitvoeringskosten TW

Uitvoeringskosten Bia

Totaal generaal

* Conform artikel 5.32, eerste lid, onderdeel a, en tweede lid.

Voor wat betreft de loonheffing: Het geraamde bedrag dat in deze periode naar verwachting wordt afgedragen is hier relevant.

Bijlage

3

, behorend bij artikel 5.32

Specificatie raming uitgaven Wajong-fonds

Raming uitgaven Wajong als bedoeld in art 5.30, eerste lid, onderdeel a van de Regeling Wfsv

jaar

…………..

maand

…………..

bedrag

Totaal aan uitkeringen Wajong

*

Rea-lasten t.l.v uitkeringslasten

**

Totaal t.l.v. uitkeringen Wajong

Uitvoeringskosten Wajong

***

Rea-lasten t.l.v. uitvoeringskosten

**

Totaal uitvoeringskosten Wajong

Totaal generaal

* Conform artikel 5.32, eerste lid, onderdeel a, en tweede lid.

Voor wat betreft de loonheffing: Het geraamde bedrag dat in deze periode naar verwachting wordt afgedragen is hier relevant.

** Betreft geraamde uitgaven op grond van artikel 2.8 van de Wet Invoering en financiering Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen ten laste van het Wajong-fonds (artikel 5.32, derde lid).

*** Conform artikel 5.32, eerste lid, onderdeel b.

Bijlage

4

, behorend bij artikel 5.33

Specificatie gerealiseerde uitgaven Toeslagenfonds

Uitgaven TW/Bia als bedoeld in artikel 5.30, eerste lid, onderdeel b, van de Regeling Wfsv

jaar

…………..

maand

…………..

bedrag *

Totaal aan uitkeringen TW

Totaal aan uitkeringen Bia

bedrag

Uitvoeringskosten TW

Uitvoeringskosten Bia

Totaal generaal

* Conform artikel 5.33, eerste lid, onderdeel a, en tweede lid.

Voor wat betreft de loonheffing: Het bedrag dat in deze periode feitelijk is afgedragen is hier relevant.

Bijlage

5

, behorend bij artikel 5.33

Specificatie gerealiseerde uitgaven Wajong-fonds

Uitgaven Wajong als bedoeld in artikel 5.30, eerste lid, onderdeel b, van de Regeling Wfsv

jaar

…………..

maand

…………..

bedrag

Totaal aan uitkeringen Wajong

*

Rea-lasten t.l.v. uitkeringslasten

**

Totaal t.l.v. uitkeringen Wajong

Uitvoeringskosten Wajong

***

Lasten t.l.v. uitvoeringskosten

**

Totaal uitvoeringskosten Wajong

Totaal generaal

* Conform artikel 5.33, eerste lid, onderdeel a, en tweede lid.

Voor wat betreft de loonheffing: Het bedrag dat in deze periode feitelijk is afgedragen is hier relevant.

** Betreft gerealiseerde lasten op grond van artikel 2.8 van de Wet Invoering en financiering Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (artikel 5.33, derde lid).

*** Conform artikel 5.33, eerste lid, onderdeel b.