Artikel
1.1
Begripsbepalingen
In deze beleidsregel wordt verstaan onder:
-
a.
bevoegd gezag: rechtspersoon die een regionaal opleidingencentrum of een beroepscollege in stand houdt als bedoeld in artikel 2.1.3, derde lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs, dan wel instellingsbestuur als bedoeld in artikel 1.1, onderdeel j, aanhef en eerste streepje, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;
-
b.
integrale kostprijs: kostprijs als bedoeld in artikel 25i, eerste lid, van de Mededingingswet en die bestaat uit álle kosten die samenhangen met de private activiteit;
-
c.
investeren met publieke middelen: aanwenden van publieke middelen in welke vorm dan ook;
-
d.
marktconform tarief: het tarief dat voor een private activiteit in rekening wordt gebracht en dat overeenkomt met wat gegeven de marktomstandigheden redelijk is;
-
e.
private activiteiten: alle activiteiten die onder verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag worden uitgevoerd en die niet tot de wettelijke taak kunnen worden gerekend;
-
f.
publieke middelen: middelen verkregen ten laste van de rijksbegroting of anderszins uit hoofde van bij of krachtens de wet ingestelde heffingen bestemd om de wettelijke taak te verrichten, alsmede de opbrengsten daarvan en de voorzieningen die met deze middelen of heffingen zijn of worden gefinancierd, zoals de huisvesting en het personeel;
-
g.
wettelijke taak: taak van het bevoegd gezag of de onderwijsinstelling zoals beschreven in hoofdstuk I, titel 3, van de Wet educatie en beroepsonderwijs, of artikel 1.3, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, voor zover deze taak voor bekostiging in aanmerking komt.