Wet van 28 augustus 1851, regelende de onteigening ten algemeenen nutte

Onteigeningswet

Wij WILLEM III, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, Groot-Hertog van Luxemburg, enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of hooren lezen, salut! doen te weten;
Alzoo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is, de onteigening ten algemeenen nutte, in overeenstemming met art. 147 der Grondwet, bij de wet te regelen;

Zoo is het, dat Wij, den Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Algemeene bepalingen

Artikel

1

Artikel

3

Artikel

4

Titel

I

Over onteigening in gewone gevallen

Hoofdstuk

I

Over hetgeen aan de verklaring van het algemeen nut vooraf behoort te gaan

Artikel

5

Vervallen

Artikel

6

Vervallen

Artikel

7

Vervallen

Artikel

8

Vervallen

Artikel

9

Vervallen

Hoofdstuk

II

Over de eindaanwijzing der te onteigenen goederen

Artikel

10

Vervallen

Artikel

11

Vervallen

Artikel

12

Vervallen

Artikel

13

Vervallen

Artikel

14

Vervallen

Artikel

15

Vervallen

Artikel

16

Vervallen

Hoofdstuk

III

Van het geding tot onteigening

Artikel

17

De onteigenende partij tracht hetgeen onteigend moet worden bij minnelijke overeenkomst te verkrijgen.

Artikel

18

Artikel

19

Vervallen

Artikel

20

Artikel

21

Vervallen

Artikel

22

Artikel

23

Ten minste drie dagen vóór de verschijning legt de onteigenende partij, tot staving van haren eisch, ter griffie van de regtbank over:

  • 1°.

    een exemplaar van de Staatscourant, waarin is openbaar gemaakt Ons besluit, waarbij de te onteigenen onroerende zaken en rechten worden aangewezen;

  • 2°.

    en door de burgemeester van de gemeente, waar de betrokken onroerende zaken zijn gelegen, afgegeven bewijs dat de uitgewerkte plannen met de daarbij behorende kaarten en grondtekeningen binnen de betrokken gemeente ter inzage gelegen hebben.

Artikel

24

De rechtbank behandelt zaken aangaande onteigening ten algemenen nutte, vóór elke andere.

Op de eerste roldatum, of uiterlijk twee weken daarna concluderen de verweerders voor antwoord. Indien de verweerders alsdan niet voor antwoord concluderen, worden zij geacht het aanbod te hebben verworpen. Het laatste is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van derde belanghebbenden aan wie bij dagvaarding of aangetekende brief een aanbod is gedaan.

Oproeping tot vrijwaring wordt niet toegelaten.

Indien van twee of meer gedaagden de een verschijnt, de ander niet, wordt met de verschijnende onmiddellijk voortgeprocedeerd. De uitspraak geschiedt tussen al de partijen bij een en hetzelfde vonnis, dat als een vonnis op tegenspraak gewezen wordt beschouwd, en waartegen geen verzet is toegelaten.

Uiterlijk een maand na de eerste roldatum doet de rechtbank uitspraak.

Het voorschrift vervat in het vorige lid geldt niet, indien de eigenaar de vordering als bedoeld in artikel 38 doet of indien een der partijen pleidooi vraagt; alsdan verwijst de enkelvoudige kamer op ter zitting gedaan verzoek de zaak naar de meervoudige kamer der rechtbank.

Artikel

25

De rechtbank wijst aan de onteigenende partij haar eis niet toe indien:

Artikel

26

Tegen de uitspraak des regters, houdende nietigverklaring van de dagvaarding of ontzegging van den eisch om eenige andere reden, wordt hooger beroep toegelaten.

Artikel

27

Artikel

28

Artikel

29

Artikel

30

Partijen en derde belanghebbenden delen aan de rechtercommissaris alle feiten en omstandigheden mede, die van belang zijn voor een juiste begroting van de schade en leggen daartoe de nodige stukken over.

Artikel

31

Artikel

33

Artikel

34

Artikel

35

Artikel

36

Artikel

36a

Indien geen bezwaarschrift is ingediend of indien later blijkt van feitelijke bezwaren, die in het ingediende bezwaarschrift niet waren vermeld, dan kan de rechtbank aan later opgekomen bezwaren de betekenis hechten, die zij geraden zal achten. Indien haar blijkt dat deze bezwaren berusten op feiten of omstandigheden, die ten tijde van de in artikel 36, eerste lid, bedoelde termijn niet bekend waren of redelijkerwijs bekend konden zijn, neemt zij deze in ieder geval in aanmerking.

Artikel

37

Artikel

38

Artikel

39

Bij de berekening der schadevergoeding wordt niet gelet op veranderingen, welke kennelijk zijn tot stand gebracht om de schadevergoeding te verhogen; evenmin wordt gelet op veranderingen, tot stand gebracht na terinzagelegging als bedoeld in artikel 3:11 van de Algemene wet bestuursrecht, tenzij het normale of noodzakelijke veranderingen betreft die aansluiten bij de aard en de wijze van gebruik van de onroerende zaak ten tijde van die nederlegging.

Artikel

40

De schadeloosstelling vormt een volledige vergoeding voor alle schade, die de eigenaar rechtstreeks en noodzakelijk door het verlies van zijn zaak lijdt.

Artikel

40a

Bij het bepalen van de schadeloosstelling wordt uitgegaan van de dag, waarop het vonnis van onteigening, bedoeld in artikel 37, tweede lid, of artikel 54t, tweede lid, wordt uitgesproken, met dien verstande, dat ingeval het vonnis, bedoeld in artikel 54i, eerste lid, binnen de in artikel 54m bedoelde termijn wordt ingeschreven in de openbare registers, wordt uitgegaan van de dag, waarop dit vonnis wordt ingeschreven.

Artikel

40b

Artikel

40c

Bij het bepalen van de schadeloosstelling wegens verlies van een onroerende zaak wordt geen rekening gehouden met voordelen of nadelen, teweeggebracht door

  • 1°.

    het werk waarvoor onteigend wordt;

  • 2°.

    overheidswerken die in verband staan met het werk waarvoor onteigend wordt;

  • 3°.

    de plannen voor de werken onder 1° en 2° bedoeld.

Artikel

40d

Artikel

40e

Bij het bepalen van de werkelijke waarde van een zaak wordt de prijs verminderd of vermeerderd met voordelen of nadelen tengevolge van

  • 1°.

    bestemmingen die door het werk waarvoor onteigend wordt, tot uitvoering komen;

  • 2°.

    bestemmingen, voor de feitelijke handhaving waarvan onteigend wordt,

voor zover deze voordelen of nadelen ook na toepassing van artikel 40d redelijkerwijze niet of niet geheel ten bate of ten laste van de onteigende behoren te blijven.

Artikel

41

Bij het bepalen van de schadeloosstelling wordt rekening gehouden met de mindere waarde, welke voor niet onteigende goederen van de onteigende het rechtstreeks en noodzakelijk gevolg van het verlies van zijn goed is.

Artikel

41a

Voor zover de volgende artikelen niet anders meebrengen, zijn de artikelen 40-41 van overeenkomstige toepassing op rechten die door de onteigening geheel of gedeeltelijk vervallen.

Artikel

42

Artikel

42a

Artikel

43

Artikel

44

Bij de bepaling van de schadeloosstelling wegens het vervallen van een erfdienstbaarheid of een recht als bedoeld in artikel 252 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek wordt rekening gehouden met hetgeen te verwachten is omtrent de wijziging of de opheffing krachtens de artikelen 78 en 79 van Boek 5, dan wel de artikelen 258 en 259 van Boek 6 van dat wetboek en de daaraan te verbinden voorwaarden. Artikel 40c mist in zoverre toepassing. Overigens wordt rekening gehouden met de mogelijkheid de erfdienstbaarheid of het recht als bedoeld in artikel 252 van Boek 6 van dat wetboek door een andere erfdienstbaarheid of een ander recht te vervangen.

Artikel

45

Artikel

46

Bij onteigening van een krachtens huurkoop verkochte onroerende zaak wordt uit het bedrag van de werkelijke waarde van de zaak aan de huurverkoper een schadeloosstelling toegekend wegens de aanspraken uit de huurkoopovereenkomst die hij verliest; hetgeen overblijft, komt aan de huurkoper toe.

Artikel

47

Vervallen

Artikel

48

Vervallen

Artikel

49

Vervallen

Artikel

50

Artikel

51

Wanneer het vonnis bij verstek is gewezen, kan men daartegen binnen acht dagen na de beteekening, op de wijze, in het Wetboek van Burgerlijke Regtsvordering voorgeschreven, in verzet komen.

Artikel

52

Artikel

53

Artikel

54

Hoofdstuk

IIIa

Afdeling

1

Van de opneming door de deskundigen voor de aanvang van het geding

Artikel

54a

Artikel

54b

Artikel

54c

Artikel

54d

De griffier zendt aan degenen, die in het verzoekschrift zijn vermeld en tevens aan de deskundigen onverwijld een afschrift toe van de in het vorige artikel bedoelde beschikking; voorts deelt hij hun de tijd en de plaats van de opneming door deskundigen mede. Ook draagt hij zorg, dat de tijd en de plaats van de opneming door deskundigen worden aangekondigd in een of meer nieuws- of advertentiebladen.

Afdeling

2

Van de vervroegde uitspraak over de onteigening

Artikel

54f

De onteigenende partij kan, overeenkomstig de bepalingen van deze Afdeling, bij zijn vordering tot onteigening een vervroegde uitspraak over de onteigening vorderen. Ingeval de opneming door de deskundigen heeft plaats gehad overeenkomstig Afdeling 1 van dit Hoofdstuk, is de onteigenende partij op straffe van niet-ontvankelijkheid gehouden tot het doen van die vordering. Zodra het vonnis van onteigening kracht van gewijsde heeft verkregen, kan het in de openbare registers worden ingeschreven, voordat over de schadeloosstelling uitspraak is gedaan.

Artikel

54g

Onverminderd de artikelen 64a, vierde lid, 78, achtste lid, en 79, moet de dagvaarding waarbij de vervroegde uitspraak tot onteigening wordt gevorderd, indien de opneming door de deskundigen overeenkomstig Afdeling 1 van dit Hoofdstuk heeft plaats gevonden, worden uitgebracht binnen twee maanden na de opneming ter plaatse door de deskundigen. Indien de plaatsing in de Staatscourant, bedoeld in artikel 64a, derde lid, dan wel 78, zevende lid, nog niet is geschied op de dag van de opneming, vangt de termijn van twee maanden aan op de tweede dag na de datum van dagtekening van de Staatscourant waarin die plaatsing geschiedt.

Artikel

54h

De artikelen 17, 18, 20, 22-26 zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande, dat, wanneer een vervroegde opneming door deskundigen overeenkomstig de bepalingen van Afdeling 1 van dit Hoofdstuk heeft plaats gehad, de in artikel 23 voorgeschreven terinzagelegging alleen zal betreffen het onder 1° van dat artikel bedoelde exemplaar van de Staatscourant.

Artikel

54i

Artikel

54j

Artikel

54k

Artikel

54l

Artikel

54m

Artikel

54n

Artikel

54o

Artikel

54p

Artikel

54q

Artikel

54r

Artikel

54s

Artikel

54t

Hoofdstuk

IV

Over de betaling van de schadeloosstelling

Artikel

55

Artikel

56

Wanneer hij aan wie de schadeloosstelling is toegewezen, weigert haar te ontvangen, en bij deurwaardersexploit deswege in gebreke is gesteld, kan de onteigenaar zodra tien dagen zijn verstreken overgaan tot consignatie overeenkomstig de Wet op de consignatie van gelden.

Artikel

57

Artikel

58

Wanneer onder de onteigenende partij beslag op de schadeloosstelling of het voorschot is gelegd, doet zij het bedrag dat zij zonder het beslag aan de beslagene had moeten uitbetalen consigneren overeenkomstig de Wet op de consignatie van gelden.

Artikel

59

Artikel

60

Waterschaps- en soortgelijke lasten en alle belastingen, hoe ook genaamd, waarmede het onteigende goed is bezwaard of die daarvan worden betaald, gaan van de dag, waarop de in artikel 59 bedoelde inschrijving heeft plaats gehad, op de onteigenende partij over.

Artikel

61

Titel

II

Over de onteigening voor aanleg, herstel, versterking of onderhoud van waterkeringen en bouw van militaire verdedigingswerken

Artikel

62

Artikel

63

Artikel

64

Bij het koninklijk besluit worden de te onteigenen onroerende zaken en rechten aangewezen door aanhaling van de in artikel 63, tweede lid, onder 1° bedoelde grondtekeningen en vermelding van:

  • 1°.

    de kadastrale aanduiding van de onroerende zaken met vermelding van de grootte volgens de basisregistratie kadaster van elk der desbetreffende percelen en, indien een te onteigenen onroerende zaak een gedeelte van een perceel uitmaakt, bovendien de grootte van dat gedeelte;

  • 2°.

    bij afzonderlijke onteigening als bedoeld in artikel 4, eerste lid, de kadastrale aanduiding van de onroerende zaken waarop de te onteigenen rechten rusten;

  • 3°.

    de namen volgens de basisregistratie kadaster van de eigenaars van de te onteigenen onroerende zaken en, bij afzonderlijke onteigening als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de rechthebbenden op de te onteigenen rechten.

Artikel

64a

Artikel

64b

Artikel

65

Artikel

66

Artikel

67

Artikel

68

Vervallen

Artikel

69

Vervallen

Artikel

70

Vervallen

Artikel

71

Vervallen

Artikel

72

Vervallen

Titel

IIa

Over onteigening van wegen, bruggen, bermen, bermslooten en kanalen en onteigening voor aanleg en verbetering van wegen, bruggen, spoorwegwerken, kanalen, havenwerken, werken ten behoeve van de bestrijding van verontreiniging van oppervlaktewateren en terreinen en werken ten behoeve van verbetering of verruiming van rivieren

Artikel

72a

Titel

IIb

Over onteigening ten behoeve van de openbare drinkwatervoorziening en van de verwijdering van afvalstoffen

Artikel

72b

Titel

IIc

Over onteigening in het belang van de winning van oppervlaktedelfstoffen

Artikel

72c

Artikel

72d

Titel

III

Over onteigening in geval van buitengewone omstandigheden

Artikel

73

Artikel

74

Artikel

75

De wettelijke interessen der verschuldigde schadevergoeding moeten van den dag der inbezitneming aan de onteigenden worden betaald.

Artikel

76

Wanneer hij, in wiens naam de onteigening gelast is, den eigendom van de zaak niet langer voor het beoogde doel noodig acht, en er nog geene drie jaren sedert de onteigening verloopen zijn, is de onteigende bij voorkeur boven alle anderen tegen betaling van den prijs, door deskundigen te begrooten, tot de verkrijging daarvan geregtigd.

Artikel

76a

Artikel

76a bis

Dit artikel is nog niet in werking getreden; ingeval buitengewone omstandigheden dit noodzakelijk maken kan bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, dit artikel in werking treden.

Artikel

76a ter

Dit artikel is nog niet in werking getreden; ingeval buitengewone omstandigheden dit noodzakelijk maken kan bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, dit artikel in werking treden.

Artikel

76b

Dit artikel is nog niet in werking getreden; ingeval buitengewone omstandigheden dit noodzakelijk maken kan bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, dit artikel in werking treden.

Indien degene, onder wien de burgemeester in het vorig artikel genoemde waren in bezit wil nemen, onmiddellijk ten genoegen van den burgemeester aanbiedt zelf op door dezen goedgekeurde wijze die waren ter beschikking te stellen tegen prijzen, die niet te boven gaan de daarvoor door Onzen voornoemden Minister bepaalde bedragen, kan de burgemeester de inbezitneming opschorten.

Artikel

76c

Dit artikel is nog niet in werking getreden; ingeval buitengewone omstandigheden dit noodzakelijk maken kan bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, dit artikel in werking treden.

Artikel

76e

Dit artikel is nog niet in werking getreden; ingeval buitengewone omstandigheden dit noodzakelijk maken kan bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, dit artikel in werking treden.

Artikel

76f

Dit artikel is nog niet in werking getreden; ingeval buitengewone omstandigheden dit noodzakelijk maken kan bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, dit artikel in werking treden.

In geval, op grond van artikel 7, eerste lid, of 8, eerste lid, van de Coördinatiewet uitzonderingstoestanden, bepalingen uit de Oorlogswet voor Nederland in werking zijn gesteld, geschieden de machtigingen, bedoeld in artikel 76a ter, eerste lid, niet dan na overleg met het militair gezag.

Artikel

76fbis

Dit artikel is nog niet in werking getreden; ingeval buitengewone omstandigheden dit noodzakelijk maken kan bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, dit artikel in werking treden.

Titel

IV

Onteigening in het belang van de ruimtelijke ontwikkeling, van de Volkshuisvesting, van de openbare orde en van de handhaving van de Opiumwet

Artikel

77

Artikel

78

Artikel

79

Het besluit tot indiening van een verzoek tot onteigening vervalt indien het niet uiterlijk drie maanden na het nemen van dat besluit aan Ons is voorgedragen, vergezeld van:

  • 1°.

    een uitgewerkt plan met uitvoerige kaarten en met grondtekeningen waarop de te onteigenen onroerende zaken, en bij afzonderlijke onteigening als bedoeld in artikel 4, eerste lid, de onroerende zaken waarop de te onteigenen rechten rusten, met vermelding van hun kadastrale aanduiding zijn aangewezen;

  • 2°.

    een lijst van de te onteigenen onroerende zaken aangeduid met hun kadastrale aanduiding met vermelding van:

    • a.

      de grootte volgens de basisregistratie kadaster van elk van de desbetreffende percelen en, indien een te onteigenen onroerende zaak een gedeelte van een perceel uitmaakt, bovendien de grootte van dat gedeelte;

    • b.

      de namen van de eigenaren van deze zaken, volgens de basisregistratie kadaster;

    • c.

      de kadastrale uittreksels ten tijde van het verzoek;

  • 3°.

    bij afzonderlijke onteigening als bedoeld in artikel 4, eerste lid, een lijst van de te onteigenen rechten met vermelding van de kadastrale aanduiding van de zaken waarop zij rusten, en de namen van de rechthebbenden op die rechten volgens de basisregistratie kadaster;

  • 4°.

    een zakelijke beschrijving ter onderbouwing van het verzoek;

  • 5°.

    een overzicht van het gevoerde minnelijk overleg met bewijsstukken;

  • 6°.

    een lijst van de belanghebbenden;

  • 7°.

    de kaart of de kaarten behorend bij het bestemmingsplan, het inpassingsplan, of de wijziging of uitwerking daarvan, dan wel van de omgevingsvergunning ter uitvoering waarvan onteigend wordt, met daarop geprojecteerd de grondplantekening;

  • 8°.

    andere documenten waaruit kan blijken welke wijze van uitvoering de verzoeker voor ogen staat.

Artikel

80

De artikelen 2, 3, 4, 17 tot en met 20, 22 tot en met 61, en 64b, tweede en derde lid, zijn op onteigeningen als bedoeld in deze titel van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat:

Artikel

81

Artikel

82

Artikel

83

Vervallen

Artikel

84

Vervallen

Artikel

85

Vervallen

Artikel

86

Vervallen

Artikel

87

Vervallen

Artikel

88

Vervallen

Artikel

89

Vervallen

Artikel

90

Vervallen

Artikel

91

Vervallen

Artikel

92

Vervallen

Artikel

93

Vervallen

Artikel

94

Vervallen

Artikel

95

Vervallen

Artikel

95a

Vervallen

Artikel

96

Vervallen

Titel

V

Over onteigening van octrooien van uitvinding

Artikel

97

Onteigening van octrooien kan ten name van den Staat plaats vinden:

  • 1°.

    wanneer het belang van leger of vloot vordert, dat de Staat een uitsluitend recht op eene uitvinding verkrijge;

  • 2°.

    wanneer het algemeen nut vordert, dat iedereen in de gelegenheid worde gesteld de uitvinding toe te passen.

Artikel

98

Artikel

99

Onverwijld roept het in artikel 98, tweede lid, bedoelde bureau allen, die volgens zijne registers belang bij het octrooi hebben, op, om binnen een bekwamen termijn mondeling of schriftelijk, opgave te doen van de schade, welke zij van de onteigening verwachten, en hij brengt Ons van de opgaven van belanghebbenden, verslag uit.

Artikel

100

De artikelen 2, 3, 17-20, 22, 24, 26-37, 43, 45 en 50-54 zijn ten deze toepasselijk, behoudens:

  • a.

    dat de poging om den eigendom van het octrooi in der minne, vrij van alle lasten en regten, te verkrijgen, eerst geschiedt nadat het in het vorige artikel gemelde verslag is ingekomen;

  • b.

    dat het geding in eersten aanleg gevoerd wordt voor de rechtbank Den Haag;

  • c.

    dat het octrooi de plaats inneemt van de te onteigenen onroerende zaak; de registers van het in artikel 98, tweede lid, bedoelde bureau, die van de basisregistratie kadaster; de licentiehouders, die van de huurders; de pandcrediteuren, die van de hypotheekhouders.

Artikel

101

Ten minste drie dagen vóór de verschijning, wordt door den Staat aan de regtbank het verslag, bedoeld bij art. 99 overgelegd.

Artikel

102

Artikel

103

Artikel

104

Vervallen

Titel

Va

Over de onteigening van de rechten, voortvloeiende uit eene aanvrage om octrooi

Artikel

104A

Artikel

104B

Bijaldien door Ons wordt besloten, dat er geen aanleiding bestaat tot onteigening der rechten, uit de octrooi-aanvrage voortvloeiende, zal de Staat den aanvrager, op zijn verzoek, de schade vergoeden, welke hij daardoor mocht hebben geleden; het bedrag van het te dezer zake verschuldigde wordt, tenzij dit bij minnelijke schikking kan worden bepaald, vastgesteld door de commissie van deskundigen, bedoeld in artikel 104A, 2de lid.

Artikel

104C

Vervallen

Titel

VI

Over onteigening in het belang der verkrijging door landarbeiders van land met woning in eigendom of van los land in pacht

Artikel

105

Vervallen

Artikel

106

Vervallen

Artikel

107

Vervallen

Artikel

108

Vervallen

Artikel

109

Vervallen

Artikel

110

Vervallen

Artikel

111

Vervallen

Artikel

112

Vervallen

Artikel

113

Vervallen

Artikel

114

Vervallen

Artikel

115

Vervallen

Artikel

116

Vervallen

Artikel

117

Vervallen

Artikel

118

Vervallen

Artikel

119

Vervallen

Artikel

120

Vervallen

Artikel

121

Vervallen

Titel

VII

Over onteigening in het belang van de landinrichting

Artikel

122

Titel

VIIa

Evaluatie

Artikel

125

Artikel

126

Vervallen

Artikel

127

Vervallen

Artikel

128

Vervallen

Artikel

129

Vervallen

Artikel

130

Vervallen

Artikel

131

Vervallen

Artikel

132

Vervallen

Artikel

133

Vervallen

Artikel

134

Vervallen

Artikel

135

Vervallen

Artikel

136

Vervallen

Artikel

137

Vervallen

Artikel

138

Vervallen

Artikel

139

Vervallen

Artikel

140

Vervallen

Titel

VIII

Over onteigening in het belang der natuurbescherming

Artikel

141

Vervallen

Artikel

142

Vervallen

Artikel

143

Vervallen

Artikel

144

Vervallen

Artikel

145

Vervallen

Artikel

146

Vervallen

Artikel

147

Vervallen

Artikel

148

Vervallen

Artikel

149

Vervallen

Artikel

150

Vervallen

Artikel

151

Vervallen

Artikel

152

Vervallen

Artikel

153

Vervallen

Artikel

154

Vervallen

Slotbepalingen

Artikel

155

Op de gevallen, waarin volgens art. 186 der Grondwet moet worden voorzien, is deze wet niet toepasselijk.

Artikel

156

Artikel

157

Deze wet kan worden aangehaald onder den titel van "onteigeningswet".

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministeriële Departementen, Autoriteiten, Collegien en Ambtenaren, wien zulks aangaat, aan de naauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's Gravenhage
WILLEM.
De Minister van Binnenlandsche Zaken, THORBECKE.
De Staatsraad, Directeur van het Kabinet des Konings, A. G. A. VAN RAPPARD.