Wet van 15 januari 1921

Wetboek van Strafvordering

Wij WILHELMINA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje Nassau, enz., enz., enz..
Allen, die deze zullen zien of hooren lezen, salut! doen te weten:
Alzoo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is een nieuw Wetboek van Strafvordering vast te stellen;

Zoo is het, dat Wij, den Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel I

Worden vastgesteld de navolgende bepalingen welke zullen uitmaken het Wetboek van Strafvordering

Eerste

Boek

Algemeene bepalingen

Titel

I

Strafvordering in het algemeen

Eerste

afdeeling

Inleidende bepaling

Artikel

1

Strafvordering heeft alleen plaats op de wijze bij de wet voorzien.

Tweede

afdeeling

Relatieve bevoegdheid van de rechtbanken tot kennisneming van strafbare feiten

Artikel

2

Artikel

3

Vervallen

Artikel

4

Strafbare feiten buiten het rechtsgebied van een rechtbank aan boord van een Nederlandsch vaartuig of luchtvaartuig begaan, worden, ter bepaling van de bevoegdheid des rechters, geacht te zijn begaan binnen het rijk ter plaatse waar de eigenaar van het vaartuig of luchtvaartuig woont of de zetel van het bedrijf is gevestigd dan wel het vaartuig teboekstaat.

Artikel

5

Indien de voorgaande artikelen niet een bevoegde rechter aanwijzen, is de rechtbank te Amsterdam bevoegd.

Artikel

6

Derde

afdeeling

Vervolging van strafbare feiten

Artikel

7

De procureur-generaal bij den Hoogen Raad is belast met de vervolging van die strafbare feiten waarvan de Hooge Raad in eersten aanleg kennis neemt.

Artikel

8

Het College van procureurs-generaal waakt voor de richtige vervolging van de strafbare feiten waarvan, de rechtbanken en de gerechtshoven kennisnemen. Het geeft daartoe de nodige bevelen aan de hoofden van de parketten.

Artikel

9

Artikel

10

Artikel

11

Vervallen.

Vierde

afdeeling

Beklag over het niet vervolgen van strafbare feiten

Artikel

12

Artikel

12a

Artikel

12b

Indien het beklag niet tot de kennisneming van het gerechtshof behoort, verklaart het gerechtshof zich onbevoegd. Is het gerechtshof van oordeel dat een ander gerechtshof dan wel, in geval van artikel 13a, de Hoge Raad bevoegd is, dan verwijst het gerechtshof de zaak naar het bevoegd geachte college onder gelijktijdige toezending van het klaagschrift en een afschrift van de beschikking.

Artikel

12c

Is de klager kennelijk niet ontvankelijk of het beklag kennelijk ongegrond, dan kan het gerechtshof zonder nader onderzoek de klager niet ontvankelijk of het beklag ongegrond verklaren.

Artikel

12d

Artikel

12e

Artikel

12f

Artikel

12g

De persoon wiens vervolging wordt verlangd is niet verplicht op de vragen, hem in raadkamer gesteld, te antwoorden. Hiervan wordt hem, voordat hij wordt gehoord, mededeling gedaan. De mededeling wordt in het proces-verbaal opgenomen.

Artikel

12h

Het horen van de klager en de persoon wiens vervolging wordt verlangd kan ook aan één der leden van het gerechtshof worden opgedragen.

Artikel

12i

Artikel

12j

De leden van het gerechtshof die over het beklag hebben geoordeeld, nemen bij voorkeur geen deel aan de berechting.

Artikel

12k

Bij toepassing van artikel 74, dan wel het bepaalde krachtens artikel 74c van het Wetboek van Strafrecht wegens een misdrijf moet het beklag worden gedaan binnen drie maanden na de datum waarop aan de voorwaarden is voldaan.

Artikel

12l

Bij toepassing van artikel 74, dan wel het bepaalde krachtens artikel 74c van het Wetboek van Strafrecht wegens een overtreding is beklag niet toegelaten.

Artikel

12m

Vervallen

Artikel

12n

Vervallen

Artikel

12o

Vervallen

Artikel

12p

Vervallen

Artikel

13

Artikel

13a

Betreft het beklag een strafbaar feit waarvan de Hooge Raad in eersten aanleg kennis neemt, dan geldt hetgeen in de artikel 12-12j ten aanzien van het gerechtshof, de leden en de advocaat-generaal voorkomt, ten aanzien van den Hoogen Raad, de leden en den procureur-generaal bij dien Raad.

Vijfde

afdeeling

Schorsing der vervolging

Artikel

14

Artikel

14a

In zaken betreffende minderjarige verdachten kan de vervolging worden geschorst, indien, gelijktijdig met de vervolging, ten aanzien van beide of een der ouders, onderscheidenlijk de voogd, een verzoek of een vordering tot ontheffing of ontzetting van het ouderlijk gezag, onderscheidenlijk ontzetting van de voogdij, over de verdachte dan wel een verzoek of een vordering tot ondertoezichtstelling aanhangig is, en wel totdat de beslissing daarop onherroepelijk zal zijn geworden.

Artikel

15

Na de kennisgeving van verdere vervolging of, indien deze niet heeft plaats gehad, na het uitbrengen van de dagvaarding ter terechtzitting kan de verdachte de schorsing wegens het bestaan van een geschilpunt van burgerlijk recht enkel verzoeken, hetzij bij het bezwaarschrift hetwelk tegen die kennisgeving of dagvaarding kan worden ingediend, hetzij op de terechtzitting.

Artikel

16

Artikel

17

Artikel

18

Vervallen

Artikel

19

Artikel

20

Zesde

afdeeling

Behandeling door de raadkamer

Artikel

21

Artikel

22

Artikel

23

Artikel

24

Artikel

25

Artikel

26

Vervallen

Titel

II

De verdachte

Artikel

27

Artikel

28

Artikel

29

Artikel

30

Artikel

31

Aan den verdachte mag niet worden onthouden de kennisneming van:

  • a.

    de processen-verbaal van zijne verhooren;

  • b.

    de processen-verbaal betreffende verhooren of handelingen van onderzoek, waarbij hij of zijn raadsman de bevoegdheid heeft gehad tegenwoordig te zijn, tenzij en voor zoover uit een proces-verbaal blijkt van eenige omstandigheid waarvan hij in het belang van het onderzoek tijdelijk onkundig moet blijven, en in verband daarmede een bevel als bedoeld in artikel 50, tweede lid, is gegeven;

  • c.

    de processen-verbaal van verhooren, van welker inhoud hem mondeling volledig mededeeling is gedaan.

Artikel

32

Ingeval den verdachte de kennisneming van processtukken wordt onthouden, kan hij daartegen binnen veertien dagen na de mededeeling vermeld in het tweede lid van artikel 30, een bezwaarschrift indienen bij het gerecht waartoe het openbaar ministerie of de rechter-commissaris behoort, dat zo spoedig mogelijk beslist.

Artikel

33

De kennisneming van alle processtukken in het oorspronkelijk of in afschrift mag de verdachte niet worden onthouden zodra het gerechtelijk vooronderzoek is gesloten of geëindigd of, indien een gerechtelijk vooronderzoek niet heeft plaatsgehad, zodra de kennisgeving van verdere vervolging of de dagvaarding ter terechtzitting in eerste aanleg aan hem is betekend.

Artikel

34

Artikel

35

Artikel

36

Artikel

36a

Artikel

36b

Artikel

36e

Titel

III

De raadsman

Algemeene bepaling

Eerste

afdeeling

Keuze van een raadsman

Artikel

38

Artikel

39

Tweede

afdeeling

Toevoeging van een raadsman

Artikel

40

Artikel

41

Artikel

42

Artikel

43

Artikel

44

Artikel

45

Artikel

46

Artikel

47

Van elke door het bureau rechtsbijstandvoorziening gedane toevoeging wordt onverwijld, op de wijze door de Minister van Justitie te bepalen, kennis gegeven aan het openbaar ministerie, de raadsman, de verdachte en, in geval van een gerechtelijk vooronderzoek, tevens aan de rechter-commissaris.

Artikel

48

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regelen worden gegeven omtrent de beloning van toegevoegde raadslieden - met inbegrip van advocaten die overeenkomstig artikel 40, eerste en tweede lid, als raadsman optreden - en de vergoeding van door hen gemaakte onkosten, alsmede, zonodig, omtrent de wijze van vaststelling daarvan door de rechter. Daarbij kan worden bepaald dat rechterlijke beslissingen ter zake niet vatbaar zullen zijn voor hoger beroep en cassatie.

Artikel

49

Derde

afdeeling

Bevoegdheden van den raadsman betreffende het verkeer met den verdachte en de kennisneming van processtukken

Artikel

50

Artikel

50a

Artikel

51

Ten aanzien van de bevoegdheid van den raadsman tot de kennisneming van processtukken en het bekomen van afschrift daarvan vinden de artikelen 30-34 overeenkomstige toepassing. Van alle stukken die ingevolge dit wetboek ter kennis van de verdachte worden gebracht ontvangt de raadsman onverwijld afschrift.

Titel

IIIA

De benadeelde partij

Artikel

51a

Artikel

51b

Artikel

51c

Zij die om in een burgerlijk geding in rechte te verschijnen, bijstand behoeven of vertegenwoordigd moeten worden, hebben om zich overeenkomstig artikel 51b te voegen, in het strafproces de bijstand of vertegenwoordiging eveneens nodig. Een machtiging van de kantonrechter, als bedoeld in artikel 349, lid 1, Boek 1, van het Burgerlijk Wetboek, is voor die vertegenwoordiger niet vereist. Ten aanzien van de verdachte zijn de bepalingen betreffende bijstand of vertegenwoordiging, nodig in burgerlijke zaken, niet van toepassing.

Artikel

51d

Artikel

51e

Artikel

51f

Titel

IV

Eenige bijzondere dwangmiddelen

Eerste

afdeeling

Aanhouding en inverzekeringstelling

Artikel

52

Iedere opsporingsambtenaar is bevoegd den verdachte naar zijn naam, voornamen, geboortedatum, geboorteplaats, adres waarop hij als ingezetene in de basisadministratie persoonsgegevens staat ingeschreven en woon- of verblijfplaats te vragen en hem daartoe staande te houden.

Artikel

53

Artikel

54

Artikel

55

Artikel

55a

Artikel

55b

Artikel

56

Artikel

57

Artikel

58

Artikel

59

Artikel

59a

Artikel

59c

Artikel

60

De officier van justitie voor wien de verdachte wordt geleid of die zelf den verdachte heeft aangehouden, doet hem, ingeval hij diens bewaring noodig oordeelt, onverwijld geleiden voor den rechter-commissaris.

Artikel

61

Artikel

61a

Artikel

61b

Vervallen

Artikel

61c

Vervallen

Artikel

62

Artikel

62a

Tweede

afdeeling

Voorloopige hechtenis

§

1

Bevelen tot voorloopige hechtenis

Artikel

63

Artikel

64

Artikel

65

Artikel

66

Artikel

66a

Artikel

67

Artikel

67a

Artikel

67b

Artikel

68

Artikel

69

Artikel

70

Artikel

71

Artikel

72

Artikel

72a

Artikel

73

Artikel

74

Indien het gerechtshof of de Hooge Raad tot het geven van eenige beslissing is geroepen, vóórdat beroep van de einduitspraak is aangeteekend, wordt daarbij de opheffing van het bevel tot voorloopige hechtenis gelast, indien dit uit de beslissing voortvloeit.

Artikel

75

Artikel

76

In geval van voorlopige hechtenis zijn de artikelen 62 en 62a van overeenkomstige toepassing.

§

2

Het hooren van den in voorloopige hechtenis gestelden verdachte

Artikel

77

§

3

Inhoud der bevelen en hunne beteekening

Artikel

78

Artikel

79

De bevelen tot opheffing van een bevel tot voorlopige hechtenis en de beslissing waarbij zodanige opheffing wordt geweigerd, worden onverwijld aan de verdachte betekend.

§

4

Schorsing der voorloopige hechtenis

Artikel

80

Artikel

81

Artikel

82

Artikel

83

Artikel

84

Artikel

85

Indien het voortduren der zekerheid niet langer noodzakelijk is, beveelt de rechter, zoo noodig na verhoor van den verdachte en diens waarborg, ambtshalve, op de vordering van het openbaar ministerie, of op het verzoek van den verdachte of diens waarborg, dat de gestorte geldswaarden aan dengene die de zekerheid heeft gesteld, zullen worden teruggegeven, of dat diens verbintenis zal worden opgeheven.

Artikel

86

Artikel

87

Artikel

88

Waar in deze paragraaf wordt gesproken van schorsing, wordt daaronder begrepen opschorting.

Tweede afdeling

A

Schadevergoeding

Artikel

89

Artikel

90

Artikel

91

Artikel

92

Vervallen

Artikel

93

Derde

afdeeling

Inbeslagneming

§

1

Algemene bepalingen

Artikel

94

Artikel

94a

Artikel

94b

Voor de toepassing van de artikelen 94 en 94a geldt:

  • 1°.

    dat beslag op vorderingen wordt gelegd en beëindigd door een schriftelijke kennisgeving aan de schuldenaar;

  • 2°.

    dat beslag op rechten aan toonder of order geschiedt door beslag op het papier;

  • 3°.

    dat bij het leggen van beslag op aandelen en effecten op naam en bij het leggen en beëindigen van beslag op onroerende registergoederen de tussenkomst van de gerechtsdeurwaarder wordt ingeroepen en formaliteiten in acht genomen worden welke ingevolge het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering gelden ten aanzien van de mededeling of aanzegging van de inbeslagneming, dan wel de betekening van het proces-verbaal van inbeslagneming, de aantekening, inschrijving of doorhaling in registers en de betekening daarvan aan derden;

  • 4°.

    dat bij het leggen en beëindigen van beslag op schepen en luchtvaartuigen formaliteiten in acht genomen worden welke ingevolge het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering gelden ten aanzien van de betekening van het proces-verbaal van inbeslagneming, en ingevolge enige regeling inzake teboekgestelde schepen, onderscheidenlijk luchtvaartuigen ten aanzien van de inschrijving en doorhaling daarvan in registers.

Artikel

94c

Op het beslag, bedoeld in artikel 94a, is de vierde Titel van het Derde Boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van overeenkomstige toepassing, behoudens dat:

  • a.

    voor het leggen van het beslag geen verlof van de voorzieningenrechter van de rechtbank vereist is, noch vrees voor verduistering behoeft te bestaan;

  • b.

    een maximum bedrag waarvoor het recht tot verhaal zal worden uitgeoefend in het proces-verbaal van inbeslagneming of het beslagexploit dient te worden vermeld;

  • c.

    geen overeenkomstige toepassing toekomt aan voorschriften omtrent termijnen waarbinnen na het beslag de eis in de hoofdzaak dient te zijn ingesteld;

  • d.

    het niet in acht nemen van termijnen waarbinnen betekening van het beslag moet plaatsvinden, buiten de gevallen van artikel 94b, onder 3°, geen nietigheid van het beslag meebrengt;

  • e.

    op in beslag genomen roerende zaken die in bewaring worden genomen de artikelen 117 en 118 toepasselijk zijn;

  • f.

    de beëindiging van het beslag met inachtneming van de bepalingen van dit Wetboek geschiedt.

Artikel

94d

§

2

Inbeslagneming door opsporingsambtenaren of bijzondere personen

Artikel

95

Artikel

96

Artikel

96a

Artikel

96b

Artikel

96c

Artikel

97

Artikel

98

Artikel

99

Artikel

99a

De verdachte is bevoegd zich tijdens het doorzoeken van plaatsen door zijn raadsman te doen bijstaan, zonder dat de doorzoeking daardoor mag worden opgehouden.

Artikel

100

Artikel

101

Artikel

102

Artikel

102a

§

2a

Inbeslagneming op grond van artikel 94a

Artikel

103

§

3

Inbeslagneming door den rechter-commissaris tijdens het gerechtelijk vooronderzoek

Artikel

104

Artikel

105

Artikel

106

Vervallen

Artikel

107

Vervallen

Artikel

108

Artikel

109

Indien het over te brengen stuk een gedeelte uitmaakt van een register, waarvan het niet kan worden afgescheiden, kan de rechter-commissaris bevelen dat het register, voor de tijd bij het bevel te bepalen, ter inzage of voor het maken van een afschrift zal worden overgebracht.

Artikel

110

Artikel

111

Vervallen

Artikel

112

Vervallen

Artikel

113

Vervallen

Artikel

114

Artikel

115

Vervallen

§

4

Teruggave en bewaring van inbeslaggenomen voorwerpen

Artikel

116

Artikel

117

Artikel

117a

Indien het openbaar ministerie een van de beslissingen bedoeld in de artikelen 116 en 117 neemt tijdens een lopend gerechtelijk vooronderzoek, doet het daarvan mededeling aan de rechter-commissaris.

Artikel

118

Artikel

118a

Artikel

118b

Vervallen

Artikel

119

Artikel

119a

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden voorschriften gegeven met betrekking tot de toepassing van artikel 117, eerste tot en met het derde lid, 118, tweede lid, en 118a omtrent de wijze waarop de inbeslaggenomen voorwerpen worden aangeboden aan de bewaarder, de wijze waarop deze worden bewaard en ter beschikking van het onderzoek gehouden.

Artikel

120

Vervallen

Artikel

121

Vervallen

Artikel

122

Vervallen

Artikel

123

Vervallen

Vierde

afdeeling

Handhaving der orde ter gelegenheid van ambtsverrichtingen

Artikel

124

Vijfde

afdeeling

Maatregelen ter gelegenheid van eene schouw of eene huiszoeking

Artikel

125

Artikel

125a

Vervallen

Artikel

125b

Vervallen

Artikel

125c

Vervallen

Artikel

125d

Vervallen

Artikel

125e

Vervallen

Zesde

afdeling

Artikel

125f

Vervallen

Artikel

125g

Vervallen

Artikel

125h

Vervallen

Zevende

afdeling

Onderzoek van gegevens in geautomatiseerde werken

Artikel

125i

Artikel

125j

Artikel

125k

Artikel

125l

Naar gegevens die zijn ingevoerd door of vanwege personen met bevoegdheid tot verschoning als bedoeld in artikel 218, vindt, tenzij met hun toestemming, geen onderzoek plaats voor zover daartoe hun plicht tot geheimhouding zich uitstrekt. Een onderzoek in een geautomatiseerd werk waarin zodanige gegevens zijn opgeslagen, vindt, tenzij met hun toestemming, slechts plaats, voor zover dit zonder schending van het stands-, beroeps- of ambtsgeheim kan geschieden.

Artikel

125m

Artikel

125n

Negende

afdeling

strafrechtelijk financieel onderzoek

Artikel

126

Artikel

126a

Artikel

126b

Artikel

126c

Artikel

126d

De artikelen 98, 99 en 99a zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel

126e

Artikel

126f

Titel

IVA

Bijzondere bevoegdheden tot opsporing

Eerste

afdeling

Stelselmatige observatie

Artikel

126g

Tweede

afdeling

Infiltratie

Artikel

126h

Derde

afdeling

Pseudo-koop of -dienstverlening

Artikel

126i

Vierde

afdeling

Stelselmatige inwinning van informatie

Artikel

126j

Vijfde

afdeling

Bevoegdheden in een besloten plaats

Artikel

126k

Zesde

afdeling

Opnemen van vertrouwelijke communicatie met een technisch hulpmiddel

Artikel

126l

Zevende

afdeling

Onderzoek van telecommunicatie

Artikel

126m

Artikel

126n

Artikel

126na

Titel

V

Bijzondere bevoegdheden tot opsporing voor het onderzoek naar het beramen of plegen van ernstige misdrijven in georganiseerd verband

Artikel

126o

Artikel

126p

Artikel

126q

Artikel

126qa

Artikel

126r

Artikel

126s

Artikel

126t

Artikel

126u

Titel

VA

Bijstand aan opsporing door burgers

Eerste

afdeling

Verzoek informatie in te winnen

Artikel

126v

Tweede

afdeling

Burgerinfiltratie

Artikel

126w

Artikel

126x

Derde

afdeling

Burgerpseudo-koop of -dienstverlening

Artikel

126ij

Artikel

126z

Titel

VB

Algemene regels betreffende de bevoegdheden in de titels IVA, V en VA

Eerste

afdeling

Voeging bij de processtukken

Artikel

126aa

Tweede

afdeling

Kennisgeving aan betrokkene

Artikel

126bb

Derde

afdeling

De bewaring en de vernietiging van processen-verbaal en andere voorwerpen en het gebruik van gegevens voor een ander doel

Artikel

126cc

Artikel

126dd

Vierde

afdeling

Technische hulpmiddelen

Artikel

126ee

Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent:

  • a.

    de opslag, verstrekking en plaatsing van de technische hulpmiddelen, bedoeld in de artikelen 126g, derde lid, 126l, eerste lid, 126o, derde lid, en 126s, eerste lid;

  • b.

    de technische eisen waaraan de hulpmiddelen voldoen, onder meer met het oog op de onschendbaarheid van de vastgelegde waarnemingen;

  • c.

    de controle op de naleving van de eisen, bedoeld onder b;

  • d.

    de instellingen die de registratie van signalen aan een technische bewerking onderwerpen;

  • e.

    de wijze waarop de bewerking, bedoeld onder d, plaatsvindt met het oog op de controleerbaarheid achteraf, dan wel de waarborgen waarmee deze is omgeven en de mogelijkheden voor een tegenonderzoek.

Vijfde

afdeling

Verbod op doorlaten

Artikel

126ff

Titel

VC

Verkennend onderzoek

Artikel

126gg

Titel

VI

Beteekenis van sommige in het wetboek voorkomende uitdrukkingen

Artikel

127

Onder opsporingsambtenaren worden verstaan alle personen met de opsporing van het strafbare feit belast.

Artikel

128

Artikel

129

Waar van misdrijf in het algemeen of van enig misdrijf in het bijzonder gesproken wordt, wordt daaronder medeplichtigheid aan, poging tot en voorbereiding van dat misdrijf begrepen, voorzover niet uit enige bepaling het tegendeel volgt.

Artikel

130

Waar een termijn in dagen is uitgedrukt, worden daaronder verstaan vrije dagen, voor zoover niet uit eenige bepaling het tegendeel volgt.

Artikel

131

Onder ouders van een minderjarige worden verstaan de ouders die het gezag over de minderjarige uitoefenen.

Artikel

132

Onder het voorbereidende onderzoek wordt verstaan het onderzoek hetwelk aan de behandeling ter terechtzitting voorafgaat.

Artikel

132a

Onder het opsporingsonderzoek wordt verstaan het onderzoek onder leiding van de officier van justitie naar aanleiding van een redelijk vermoeden dat een strafbaar feit is begaan of dat in georganiseerd verband misdrijven worden beraamd of gepleegd, als omschreven in artikel 67, eerste lid, die gezien hun aard of samenhang met andere misdrijven die in dat georganiseerd verband worden beraamd of gepleegd een ernstige inbreuk op de rechtsorde opleveren, met als doel het nemen van strafvorderlijke beslissingen.

Artikel

133

Onder voorloopige hechtenis wordt verstaan de vrijheidsbeneming ingevolge eenig bevel van bewaring, gevangenneming of gevangenhouding.

Artikel

134

Artikel

135

Bij de beantwoording der vraag of eene zaak al dan niet is geëindigd, wordt het rechtsgevolg, bij artikel 255 aan het bekend worden van nieuwe bezwaren verbonden, buiten beschouwing gelaten.

Artikel

136

Artikel

136a

Artikel

136b

Artikel

136c

Onder bedreigde getuige wordt verstaan een getuige ten aanzien van wie door de rechter bevel is gegeven dat ter gelegenheid van het verhoor zijn identiteit verborgen wordt gehouden.

Artikel

137

Onder de bevoegdheid tot kennisneming van processtukken wordt begrepen die tot het maken van aanteekeningen daaruit.

Artikel

138

Worden verstaan:

onder rechterlijke beslissingen zoowel de beschikkingen als de uitspraken;

onder beschikkingen de niet op de terechtzitting gegeven beslissingen;

onder uitspraken de op de terechtzitting gegeven beslissingen;

onder einduitspraken de uitspraken tot schorsing der vervolging of tot verklaring van onbevoegdheid, niet-ontvankelijkheid of nietigheid van dagvaarding, en die welke na afloop van het geheele onderzoek op de terechtzitting over de zaak worden gedaan.

Artikel

138a

Onder DNA-onderzoek wordt verstaan het onderzoek van celmateriaal dat uitsluitend is gericht op de vergelijking van DNA-profielen.

Artikel

138b

Onder een verkort vonnis wordt verstaan een vonnis waarin noch de bewijsmiddelen bedoeld in artikel 359, eerste lid, noch de redengevende feiten en omstandigheden, bedoeld in artikel 359, derde lid, zijn opgenomen.

Artikel

138c

Onder een verkort proces-verbaal wordt verstaan een proces-verbaal dat uitsluitend bevat de uitspraken, die niet in het verkorte vonnis zijn opgenomen, en de aantekeningen, waarvan opneming door de wet, anders dan door artikel 326, eerste of tweede lid, wordt verlangd.

Tweede

Boek

Strafvordering in eersten aanleg

Titel

I

Het opsporingsonderzoek

Eerste

afdeeling

Algemeene bepalingen

Artikel

139

Vervallen

Artikel

140

Het College van procureurs-generaal waakt voor de richtige opsporing van de strafbare feiten waarvan de rechtbanken en de gerechtshoven kennis nemen. Het geeft daartoe de nodige bevelen aan de hoofden van de parketten.

Artikel

141

Met de opsporing van strafbare feiten zijn belast:

  • a.

    de officieren van justitie;

  • b.

    de ambtenaren van politie, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder a en c, en tweede lid van de Politiewet 1993.

  • c.

    voor de door Onze Minister van Justitie in overeenstemming met Onze Minister van Defensie te bepalen gevallen: de officieren en onderofficieren van de Koninklijke marechaussee en de door Onze voornoemde Ministers aangewezen andere militairen van dat wapen.

Artikel

142

Artikel

143

Vervallen

Artikel

144

Vervallen

Artikel

145

Vervallen

Artikel

146

Artikel

147

Naar regelen, te stellen bij algemeenen maatregel van bestuur, kan het openbaar ministerie in het belang van het onderzoek in strafzaken de medewerking inroepen van personen en lichamen, welke op het gebied der reclasseering of op dergelijk gebied werkzaam zijn, en aan deze de noodige opdrachten geven.

Tweede

afdeeling

De officieren van justitie

Artikel

148

Artikel

148b

De officier van justitie verleent de advocaat-generaal op diens verzoek de nodige bijstand bij het opsporingsonderzoek in zaken die in hoger beroep bij het gerechtshof aanhangig zijn.

Artikel

149

Wanneer de officier van justitie kennis heeft gekregen van een strafbaar feit met welks vervolging hij is belast, stelt hij het noodige opsporingsonderzoek in en vordert, zoo daartoe termen zijn, dat tot het instellen van een gerechtelijk vooronderzoek worde overgegaan.

Artikel

150

Artikel

151

Artikel

151a

Artikel

151b

Artikel

151c

Derde

afdeeling

Overige ambtenaren met de opsporing belast

Artikel

152

De ambtenaren, bedoeld in de artikelen 141 en 142, maken ten spoedigste proces-verbaal op van het door hen opgespoorde strafbare feit of van hetgeen door hen tot opsporing is verricht of bevonden.

Artikel

153

Artikel

154

Ter plaatse waar en binnen de grenzen binnen welke zij bevoegd zijn tot opsporing, zijn hulpofficier van justitie:

  • a.

    de door Onze Minister van Justitie aangewezen ambtenaren van politie, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, en de bijzondere ambtenaren van politie;

  • b.

    de officieren van de Koninklijke marechaussee;

  • c.

    de door Onze Minister van Justitie in overeenstemming met Onze Minister van Defensie aangewezen onderofficieren van de Koninklijke marechaussee;

  • d.

    de door Onze Minister van Justitie aangewezen buitengewone opsporingsambtenaren.

Artikel

155

De hulpofficieren van justitie bij de onderdelen a en b van artikel 154 vermeld, doen de processen-verbaal, bij hen ingekomen of door hen opgemaakt, en de inbeslaggenomen voorwerpen onverwijld toekomen aan de officier van justitie.

Artikel

156

Artikel

157

Onverminderd het bepaalde in bijzondere wetten doen de personen bedoeld bij artikel 142 hun processen-verbaal, de aangiften of berichten ter zake van strafbare feiten, met de inbeslaggenomen voorwerpen, onverwijld toekomen aan de officier van justitie, voor zover Onze Minister van Justitie niet anders bepaalt.

Artikel

158

Vervallen

Artikel

159

Na overeenkomstig de voorgaande drie artikelen te hebben gehandeld, wachten de hulpofficieren van justitie en de overige opsporingsambtenaren de nadere bevelen van de officier van justitie af; gedoogt het belang van het onderzoek zodanig afwachten niet, dan zetten zij het onderzoek inmiddels voort en winnen zij de narichten in, die de zaak tot meer klaarheid kunnen brengen. Van dit onderzoek en de ingewonnen narichten doen zij blijken bij proces-verbaal, waarmede zij handelen overeenkomstig de artikelen 155, 156 of 157.

Vierde

afdeeling

Aangiften en klachten

Artikel

160

Artikel

161

Ieder die kennis draagt van een begaan strafbaar feit is bevoegd daarvan aangifte of klachte te doen.

Artikel

162

Artikel

163

Artikel

164

Artikel

165

Artikel

165a

Indien de klacht krachtens artikel 65, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht door de wettige vertegenwoordiger van een minderjarige die twaalf jaren of ouder is of van een onder curatele gestelde is geschied, gaat het openbaar ministerie niet tot vervolging over dan na de vertegenwoordigde persoon, zo deze in Nederland verblijft, in de gelegenheid te hebben gesteld zijn mening omtrent de wenselijkheid van vervolging kenbaar te maken, althans na deze daartoe behoorlijk te hebben opgeroepen, tenzij dit in verband met de lichamelijke of geestelijke toestand van de minderjarige of de onder curatele gestelde niet mogelijk of niet wenselijk is.

Artikel

166

Artikel

166a

Vijfde

afdeeling

Beslissingen omtrent vervolging

Artikel

167

Titel

II

De rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken

Artikel

168

Vervallen

Artikel

169

Vervallen

Artikel

170

In elke arrondissementsrechtbank zijn rechters-commissarissen, belast met de behandeling van strafzaken.

Artikel

171

Artikel

172

Artikel

173

Geene vragen worden gedaan welke de strekking hebben verklaringen te verkrijgen, waarvan niet gezegd kan worden dat zij in vrijheid zijn afgelegd.

Artikel

174

Artikel

175

Artikel

176

Het proces-verbaal wordt door den rechter-commissaris met den griffier onderteekend.

Artikel

177

Artikel

177a

In geval ter zake van een feit waarop een gerechtelijk vooronderzoek betrekking heeft, opsporing geschiedt, draagt de officier van justitie zorg dat de rechter-commissaris hieromtrent ten spoedigste wordt ingelicht en aan deze de desbetreffende processtukken worden toegezonden.

Artikel

178

Indien bij afwezigheid van den officier van justitie gedurende het onderzoek eenig strafbaar feit wordt begaan, doet de rechter-commissaris daarvan een proces-verbaal opmaken en dat toekomen aan het bevoegde openbaar ministerie. Hij kan tevens, in de gevallen en op de gronden in de artikelen 67 en 67a vermeld, ambtshalve een bevel van bewaring tegen den verdachte uitvaardigen. De bepalingen van de tweede afdeeling van den Vierden Titel van het Eerste Boek zijn dan van toepassing.

Artikel

178a

Artikel

179

Indien gedurende of na het gerechtelijk vooronderzoek de rechter- commissaris onbevoegd blijkt te zijn, blijft niettemin het gevoerde onderzoek van kracht.

Artikel

180

Titel

III

Gang van het gerechtelijk vooronderzoek

Eerste

afdeeling

De vordering van den officier van justitie

Artikel

181

Artikel

182

Artikel

183

Artikel

184

Indien de rechter-commissaris oordeelt, dat tot het gerechtelijk vooronderzoek geen grond bestaat, verklaart hij dit bij een met redenen omklede beschikking.

Tweede

afdeeling

Instellen van het gerechtelijk vooronderzoek

Artikel

185

Indien tot het instellen van het onderzoek wordt overgegaan, worden zoo spoedig en zoo dikwijls het belang der zaak dit vordert, verdachten, getuigen en deskundigen gehoord.

Artikel

186

Artikel

186a

Artikel

187

Artikel

187a

Aan de verdachte die geen raadsman heeft wordt op last van de rechter-commissaris onverwijld een raadsman toegevoegd, indien die raadsman krachtens het bepaalde in artikel 186a, eerste lid, of 187 bevoegd zou zijn enig verhoor bij te wonen.

Artikel

187b

Artikel

187c

Tot bijwoning van het verhoor van een getuige of deskundige kan de rechter-commissaris bijzondere toegang verlenen.

Artikel

187d

Artikel

188

De rechter-commissaris neemt de noodige maatregelen om te beletten dat de ten verhoore verschenen verdachten, getuigen en deskundigen zich vóór of tijdens hun verhoor met elkander onderhouden.

Artikel

189

Artikel

190

Artikel

191

Artikel

192

Artikel

193

Artikel

194

Vervallen

Artikel

195

Artikel

195a

Artikel

195b

Artikel

195d

Artikel

195e

Artikel

196

Indien het noodzakelijk is dat een onderzoek naar de geestvermogens van de verdachte tegen wie voorlopige hechtenis is bevolen, zal worden ingesteld en dit niet voldoende op een andere wijze kan plaatsvinden, beveelt de rechter-commissaris hetzij ambtshalve, hetzij op vordering van de officier van justitie of op verzoek van de verdachte, dat de verdachte ter observatie zal worden overgebracht naar een in het bevel aan te duiden psychiatrisch ziekenhuis, bedoeld in artikel 509f, of een inrichting tot klinische observatie bestemd.

Artikel

197

Artikel

198

Artikel

199

Derde

afdeeling

Het verhoor van den verdachte

Artikel

200

Artikel

201

Vervallen

Artikel

202

Artikel

203

Indien de verdachte zich ophoudt in de Nederlandse Antillen of Aruba, kan de rechter-commissaris het verhoor opdragen aan den bevoegden rechterlijken ambtenaar aldaar.

Artikel

204

Het proces-verbaal van een verhoor van den verdachte, hetwelk in opdracht van den rechter-commissaris heeft plaats gevonden, wordt dezen gesloten en verzegeld toegezonden.

Artikel

205

Indien de verdachte in vrijheid is en niet op de dagvaarding verschijnt, kan de rechter-commissaris hem andermaal doen dagvaarden en daarbij voegen een bevel tot medebrenging of zoodanig bevel later uitvaardigen.

Artikel

206

Artikel

207

Artikel

208

Artikel

209

Den verdachte wordt bij zijn verhoor mondeling mededeeling gedaan van de verklaringen van getuigen en deskundigen, die buiten zijne tegenwoordigheid zijn gehoord, voor zoover naar het oordeel van den rechter-commissaris het belang van het onderzoek dit niet verbiedt. Wordt den verdachte de wetenschap van bepaalde opgaven onthouden, dan geeft de rechter-commissaris hem dit mondeling te kennen.

Vierde

afdeeling

Het verhoor van den getuige

Artikel

210

Artikel

211

De artikelen 203 en 204 vinden ten aanzien van het verhoor van getuigen, die zich in de Nederlandse Antillen of Aruba ophouden, overeenkomstige toepassing.

Artikel

212

Artikel

213

Artikel

214

Artikel

215

De getuige verklaart de geheele waarheid en niets dan de waarheid te zullen zeggen.

Artikel

216

Artikel

217

Van het geven van getuigenis of van het beantwoorden van bepaalde vragen kunnen zich verschoonen:

  • 1°.

    des verdachten of mede-verdachten bloed- of aanverwanten in de rechte lijn;

  • 2°.

    des verdachten of mede-verdachten bloed- of aanverwanten in de zijlijn tot den derden graad ingesloten;

  • 3°.

    des verdachten of mede-verdachten echtgenoot of eerdere echtgenoot dan wel geregistreerde partner of eerdere geregistreerde partner.

Artikel

218

Van het geven van getuigenis of van het beantwoorden van bepaalde vragen kunnen zich ook verschoonen zij die uit hoofde van hun stand, hun beroep of hun ambt tot geheimhouding verplicht zijn, doch alleen omtrent hetgeen waarvan de wetenschap aan hen als zoodanig is toevertrouwd.

Artikel

219

De getuige kan zich verschoonen van het beantwoorden eener hem gestelde vraag, indien hij daardoor of zichzelf of een zijner bloed- of aanverwanten in de rechte lijn of in de zijlijn in den tweeden of derden graad of zijn echtgenoot of eerdere echtgenoot dan wel geregistreerde partner of eerdere geregistreerde partner aan het gevaar eener strafrechtelijke veroordeeling zou blootstellen.

Artikel

219a

De getuige die uit hoofde van zijn ambt of beroep betrokken is bij het verhoor van een bedreigde getuige of een verhoor waarbij artikel 187d is toegepast, dan wel een daaraan voorafgaand verhoor, kan zich verschonen van het beantwoorden van een hem gestelde vraag, voor zover zulks ter bescherming van de in artikel 187d, eerste lid, of artikel 226a, eerste lid, genoemde belangen noodzakelijk is.

Artikel

220

Artikel

221

Artikel

222

Artikel

223

Artikel

224

Alle beschikkingen waarbij gijzeling wordt bevolen of verlengd, of waarbij een verzoek van de getuige tot ontslag uit gijzeling wordt afgewezen, worden binnen vierentwintig uur aan de getuige betekend.

Artikel

225

Artikel

226

Vierde Afdeling

A

Bedreigde getuigen

Artikel

226a

Artikel

226b

Artikel

226c

Artikel

226d

Artikel

226e

Tijdens het verhoor onderzoekt de rechter-commissaris de betrouwbaarheid van de bedreigde getuige en legt daaromtrent in het proces-verbaal rekenschap af.

Artikel

226f

Vijfde

afdeeling

Deskundigen

Artikel

227

Artikel

228

Artikel

229

De rechter-commissaris bepaalt het tijdstip waarop het onderzoek der deskundigen zal worden aangevangen, en den termijn binnen welken dit zal moeten zijn afgeloopen; deze termijn kan door den rechter-commissaris worden verlengd.

Artikel

230

Artikel

231

Artikel

232

Artikel

233

Artikel

234

Artikel

235

Ingeval hetzij de wijze waarop het onderzoek door de deskundigen is geschied, hetzij het verschil van de deskundigen omtrent de feiten, hetzij het verschil in oordeelvelling, daartoe aanleiding geeft, kan de rechter-commissaris, hetzij ambtshalve, hetzij op de vordering van den officier van justitie of op het verzoek van den verdachte, het onderzoek aan andere deskundigen opdragen. De voorgaande artikelen dezer afdeeling en artikel 236 zijn van toepassing.

Artikel

236

De rechter-commissaris kan den deskundigen geheimhouding opleggen.

Zesde

afdeeling

Sluiting van het gerechtelijk vooronderzoek

Artikel

237

Artikel

238

Indien de officier van justitie aan de rechter-commissaris schriftelijk mededeelt dat van verdere vervolging wordt afgezien, eindigt het gerechtelijk vooronderzoek.

Artikel

239

Vervallen

Artikel

240

Zevende

afdeeling

Handelingen van de rechter-commissaris na de sluiting of beëindiging van het gerechtelijk vooronderzoek

Artikel

241

Artikel

241a

Achtste

afdeling

Bevoegdheden van de raadsman

Artikel

241b

Elke bevoegdheid aan de verdachte bij deze Titel toegekend komt mede toe aan diens raadsman.

Negende

afdeling

Geen beroep in cassatie voor het openbaar ministerie

Artikel

241c

In afwijking van artikel 446, tweede lid, staat voor het openbaar ministerie tegen een beschikking van de rechtbank, gegeven in hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechter-commissaris, waarbij een krachtens deze Titel genomen vordering niet is toegewezen, geen beroep in cassatie open.

Titel

IV

Beslissingen omtrent verdere vervolging

Artikel

242

Artikel

243

In geval van de mededeeling genoemd in artikel 238 doet de officier van justitie den verdachte onverwijld kennis geven dat hij hem ter zake van het feit waarop het gerechtelijk vooronderzoek betrekking had, niet verder zal vervolgen.

Artikel

244

Artikel

245

Artikel

245a

Kennisgevingen van verdere vervolging en van niet verdere vervolging worden aan de verdachte betekend.

Artikel

246

Artikel

247

Indien de zaak niet verder wordt vervolgd op grond van:

  • a.

    onbevoegdheid van de rechtbank tot kennisneming van het feit,

  • b.

    vereniging met een strafzaak welke voor een andere rechtbank in onderzoek is,

  • c.

    niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie,

  • d.

    niet-strafbaarheid van het feit of van de verdachte,

  • e.

    onvoldoende aanwijzing van schuld,

wordt van die grond in de kennisgeving melding gemaakt.

Artikel

249

Vervallen

Artikel

250

Artikel

250a

Artikel

251

Vervallen

Artikel

252

Artikel

253

Artikel

254

Alle rechterlijke beslissingen ingevolge deze titel genomen, met uitzondering van die bedoeld in artikel 250, vijfde en zesde lid, worden aan de verdachte betekend.

Artikel

255

Slotbepalingen betreffende het voorbereidend onderzoek

Artikel

256

Artikel

257

Bij verzuim of nietigheid van de bij artikel 254 voorgeschreven betekening van de beschikking van het gerechtshof, bedoeld in artikel 252, tweede lid, wordt op het verzoek van de verdachte, mits gedaan onmiddellijk na de ondervraging, bedoeld in artikel 273, eerste lid, de dagvaarding waarbij hij ter terechtzitting is opgeroepen, nietig verklaard.

Titel

V

Aanhangig maken der zaak ter terechtzitting

Artikel

258

Artikel

259

Strafbare feiten welke op dezelfde terechtzitting worden aangebracht en waartusschen verband bestaat of welke door denzelfden persoon zijn begaan, worden gevoegd aan de kennisneming van de rechtbank onderworpen, indien dit in het belang van het onderzoek is.

Artikel

260

Artikel

261

Artikel

262

Artikel

263

Artikel

264

Artikel

265

Artikel

266

Artikel

267

Titel

VI

Behandeling van de zaak door de rechtbank

Eerste

afdeling

Onderzoek op de terechtzitting

Artikel

268

Artikel

269

Artikel

270

De voorzitter begint het onderzoek door het doen uitroepen van de zaak tegen de verdachte.

Artikel

271

Artikel

272

Artikel

273

Artikel

274

Artikel

275

Artikel

276

Artikel

277

Artikel

277a

Vervallen

Artikel

278

Artikel

279

Artikel

280

Artikel

280a

Vervallen

Artikel

281

Artikel

282

Artikel

283

Artikel

284

Artikel

285

Artikel

286

Artikel

287

Artikel

288

Artikel

289

Artikel

290

Artikel

291

De getuige moet bij zijn verklaring zo veel mogelijk uitdrukkelijk opgeven wat hij heeft waargenomen en ondervonden en wat zijn redenen van wetenschap zijn.

Artikel

292

Artikel

293

Artikel

294

Artikel

295

Artikel

296

Artikel

297

Artikel

298

Artikel

299

Artikel

300

Artikel

301

Artikel

302

Vervallen

Artikel

303

Vervallen

Artikel

304

Vervallen

Artikel

305

Vervallen

Artikel

306

Vervallen

Artikel

307

Vervallen

Artikel

308

Vervallen

Artikel

309

Artikel

310

De rechtbank heeft gelijke bevoegdheid als in artikel 147 aan het openbaar ministerie is toegekend. Zij oefent die uit hetzij ambtshalve, hetzij op vordering van den officier van justitie of op verzoek van den verdachte.

Artikel

311

Artikel

312

Indien uit het onderzoek omstandigheden zijn bekend geworden die, niet in de dagvaarding vermeld, volgens de wet tot verzwaring van straf grond opleveren, is de officier van justitie bevoegd deze alsnog mondeling ten laste te leggen.

Artikel

313

Artikel

314

Artikel

314a

Artikel

315

Artikel

316

Artikel

317

Artikel

318

Artikel

319

Artikel

320

Artikel

322

Artikel

323

Vervallen

Artikel

324

Artikel

325

Voor de sluiting van het onderzoek vraagt de voorzitter aan de verdachte die op de terechtzitting door een tolk is bijgestaan of hij bij de uitspraak die niet aanstonds wordt gedaan, aanwezig zal zijn. Indien de verdachte verklaart niet aanwezig te zullen zijn, blijft de oproeping van de tolk voor de uitspraak achterwege. Indien de verdachte verklaart wel aanwezig te zullen zijn, zegt de voorzitter de tolk de datum en het tijdstip van de uitspraak aan; de aanzegging geldt als oproeping.

Artikel

326

Artikel

327

Het proces-verbaal wordt door den voorzitter of door een der rechters, die over de zaak heeft geoordeeld, en den griffier vastgesteld en zoo spoedig mogelijk na de sluiting van het onderzoek ter terechtzitting en in elk geval binnen den in het eerste lid van artikel 365 vermelden termijn onderteekend. Voor zoover de griffier tot een en ander buiten staat is, geschiedt dit zonder zijne medewerking en wordt van zijne verhindering aan het slot van het proces-verbaal melding gemaakt.

Artikel

327a

Artikel

328

Tot het nemen van elke rechterlijke beslissing op grond van de bepalingen van dezen Titel kan door den officier van justitie eene vordering en door den verdachte een verzoek tot de rechtbank worden gedaan, tenzij uit eenige bepaling het tegendeel volgt.

Artikel

329

Alvorens te beslissen op eenig verzoek of verzet van den verdachte, hoort de rechtbank den officier van justitie. Alvorens te beslissen op eenige vordering of op eenig verzet van den officier van justitie, stelt de rechtbank den verdachte, indien deze tegenwoordig is, of diens raadsman in de gelegenheid het woord te voeren.

Artikel

330

Weigering of verzuim om te beslissen over eene vordering of een verzet van den officier van justitie of een verzoek of verzet van den verdachte, strekkende om gebruik te maken van eene bevoegdheid of van een recht door de wet toegekend, heeft nietigheid ten gevolge.

Artikel

331

Tweede

afdeeling

Onderzoek van de vordering van de benadeelde partij op de terechtzitting

Artikel

332

De rechtbank kan bevelen dat de benadeelde partij, die niet in persoon of bij vertegenwoordiger ter terechtzitting is verschenen, zal worden opgeroepen om op een nader door de rechtbank te bepalen tijdstip ter terechtzitting te verschijnen.

Artikel

333

Indien naar het oordeel van de rechtbank de benadeelde partij kennelijk niet ontvankelijk is, kan zij zonder nader onderzoek van de zaak de niet ontvankelijkheid van de benadeelde partij uitspreken.

Artikel

334

Artikel

335

Behoudens toepassing van artikel 333, doet de rechtbank over de vordering van de benadeelde partij uitspraak gelijktijdig met de einduitspraak in de strafzaak.

Artikel 336

Vervallen

Artikel 337

Vervallen

Derde

afdeeling

Bewijs

Artikel

338

Artikel

339

Artikel

340

Onder eigen waarneming van den rechter wordt verstaan die welke bij het onderzoek op de terechtzitting door hem persoonlijk is geschied.

Artikel

341

Artikel

342

Artikel

343

Onder verklaring van een deskundige wordt verstaan zijn bij het onderzoek op de terechtzitting medegedeeld gevoelen betreffende hetgeen zijne wetenschap hem leert omtrent datgene wat aan zijn oordeel onderworpen is.

Artikel

344

Artikel

344a

Het bewijs dat de verdachte het telastgelegde feit heeft begaan, kan door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op grond van verklaringen van bedreigde getuigen of schriftelijke bescheiden houdende verklaringen van personen wier identiteit niet blijkt.

Vierde

afdeeling

Beraadslaging en uitspraak

Artikel

345

Artikel

346

Artikel

347

Artikel

348

De rechtbank onderzoekt op den grondslag der telastlegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting de geldigheid der dagvaarding, hare bevoegdheid tot kennisneming van het telastegelegde feit en de ontvankelijkheid van den officier van justitie en of er redenen zijn voor schorsing der vervolging.

Artikel

349

Artikel

350

Indien het onderzoek in artikel 348 bedoeld, niet leidt tot toepassing van artikel 349, eerste lid, beraadslaagt de rechtbank op den grondslag der telastlegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting over de vraag of bewezen is dat het feit door den verdachte is begaan, en, zoo ja, welk strafbaar feit het bewezen verklaarde volgens de wet oplevert; indien wordt aangenomen dat het feit bewezen en strafbaar is, dan beraadslaagt de rechtbank over de strafbaarheid van den verdachte en over de oplegging van straf of maatregel, bij de wet bepaald.

Artikel

351

Acht de rechtbank het telastegelegde feit bewezen, het te zijn een strafbaar feit en den verdachte deswege strafbaar, dan legt zij op de straf of den maatregel, op het feit gesteld.

Artikel

352

Artikel

353

Artikel 354

Vervallen

Artikel

355

Artikel

356

Artikel

357

Artikel

358

Artikel

359

Artikel

359a

Artikel

360

Artikel

361

Artikel

361a

Heeft de officier van justitie tevens een vordering ingediend tot het gelasten van gehele of gedeeltelijke tenuitvoerlegging van een met toepassing van artikel 14a van het Wetboek van Strafrecht opgelegde straf, dan beraadslaagt de rechtbank mede over haar bevoegdheid om over de vordering te oordelen, over de ontvankelijkheid van de officier van justitie en over de gegrondheid van de vordering. Het vonnis houdt alsdan, tenzij onbevoegdheid van de rechtbank om over de vordering te oordelen of niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie wordt uitgesproken, ook de beslissing van de rechtbank over de vordering in.

Artikel

362

Artikel

363

Artikel

364

Artikel

365

Artikel

365a

Artikel

365b

Artikel

365c

Artikel

366

Artikel

366a

Titel

VII

Bijzondere bepalingen voor het rechtsgeding voor de politierechter

Artikel

368

Het rechtsgeding wordt voor de politierechter vervolgd indien naar het aanvankelijke oordeel van het openbaar ministerie de zaak van eenvoudige aard is, in het bijzonder ook ten aanzien van het bewijs en de toepassing van de wet, terwijl de te requireren gevangenisstraf niet meer dan zes maanden mag bedragen.

Artikel

369

Artikel

370

Artikel

370a

Artikel

371

In geval de verdachte is gedagvaard om voor de politierechter te verschijnen, kan de politierechter optreden als raadkamer met betrekking tot:

Artikel

372

Wanneer de verdachte bij zijn eerste verschijning op de terechtzitting in het belang van zijn verdediging uitstel verzoekt, schorst de politierechter het onderzoek voor bepaalde tijd, indien het verzoek hem gegrond voorkomt.

Artikel

373

De officier van justitie is bevoegd getuigen, deskundigen en tolken mondeling op te roepen of te doen oproepen om voor de politierechter te verschijnen. In het laatste geval geschiedt de oproeping door ambtenaren of functionarissen die Onze Minister van Justitie daartoe heeft aangewezen.

Artikel

374

Artikel

375

Artikel

376

Artikel

377

Artikel

378

Artikel

378a

Artikel

379

Artikel

380

Indien de politierechter of de plaatsvervanger die over de zaak geoordeeld heeft, tot de uitspraak van het schriftelijk vonnis buiten staat is, geschiedt zij, in het eerste geval door een plaatsvervanger en, in het tweede geval, door den politierechter of een andere plaatsvervanger.

Artikel

381

Titel

VIII

Bijzondere bepalingen voor het rechtsgeding voor de kantonrechter

Artikel

382

Voor de kantonrechter worden vervolgd, rechtsgedingen inzake:

Artikel

383

De zaak wordt bij de kantonrechter vanwege het openbaar ministerie ter terechtzitting aanhangig gemaakt:

hetzij door oproeping;

hetzij door dagvaarding.

Artikel

384

Artikel

385

Artikel

386

Artikel

388

Artikel

389

Vervallen

Artikel

390

Artikel

391

Het openbaar ministerie is in zaken die voor de kantonrechter worden gebracht, bevoegd getuigen, deskundigen en tolken mondeling op te roepen of door een ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, dan wel een andere ambtenaar of functionaris, voor zover die ambtenaar of functionaris door Onze Minister van Justitie daartoe is aangewezen, mondeling te doen oproepen om ter terechtzitting van de kantonrechter te verschijnen.

Artikel

392

Artikel

393

Artikel

394

Wanneer de verdachte bij zijn eerste verschijning op de terechtzitting in het belang van zijn verdediging uitstel verzoekt, schorst de kantonrechter het onderzoek voor een bepaalde tijd, indien dit verzoek hem gegrond voorkomt.

Artikel

395

Artikel

395a

Artikel

396

Artikel

397

Indien de kantonrechter die over de zaak heeft geoordeeld, tot de uitspraak van het schriftelijk vonnis buiten staat is, geschiedt zij door een andere kantonrechter van dezelfde rechtbank.

Artikel

397a

Artikel

398

Op het rechtsgeding bij de kantonrechter zijn overigens de Vijfde Titel en de Zesde Titel van dit Boek van overeenkomstige toepassing, behoudens de navolgende uitzonderingen:

  • 1°.

    Indien door de rechter-commissaris overeenkomstig de Zevende Titel van het Vierde Boek bevelen tot handhaving der openbare orde zijn gegeven, is de termijn van dagvaarding ten minste twee dagen. Deze termijn wordt, zo nodig, zoveel verlengd, dat daarin ten minste één dag voorkomt, die niet een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag is.

  • 2°.

    De verdachte kan, tenzij hij vervolgd wordt ter zake van misdrijf of de kantonrechter beveelt dat hij in persoon zal verschijnen, zich op de terechtzitting doen vertegenwoordigen door een advocaat, indien deze aldaar verklaart daartoe bepaaldelijk gevolmachtigd te zijn, of wel door een daartoe bij bijzondere volmacht schriftelijk gemachtigde.

  • 3°.

    De bepalingen betrekkelijk de voordracht van de zaak door het openbaar ministerie, de voorlopige hechtenis en het bezwaarschrift tegen de dagvaarding zijn niet van toepassing.

  • 4°.

    In geval van artikel 295 wordt geen gerechtelijk vooronderzoek gelast, doch worden de stukken toegezonden aan de officier van justitie bij de rechtbank, bevoegd tot kennisneming van het misdrijf.

  • 5°.

    Tenzij de ter terechtzitting verschenen verdachte of zijn aldaar aanwezige raadsman voorlezing of mededeling van de korte inhoud van bepaald aangeduide stukken verlangt, kan de kantonrechter in plaats van de voorlezing van de processen-verbaal, de verslagen van deskundigen of andere stukken vermeld in artikel 301, gelasten dat in het proces-verbaal van de terechtzitting wordt aangetekend dat die stukken zijn overgelegd; daarop mag ook ten bezware van de verdachte acht worden geslagen.

  • 6°.

    Vervallen.

  • 7°.

    Vervallen.

  • 8°.

    Vervallen.

  • 9°.

    Vervallen.

  • 10°.

    De ambtenaar van het openbaar ministerie behoeft bij de uitspraak van het vonnis niet tegenwoordig te zijn.

  • 11°.

    Vervallen.

  • 12°.

    Vervallen.

  • 13°.

    In geval van artikel 316 zijn de artikelen 195 en 206 niet toepasselijk.

  • 14°.

    De in artikel 366 bedoelde mededeling behoeft niet te geschieden tenzij:

    • a.

      ten aanzien van de verdachte artikel 14a van het Wetboek van Strafrecht is toegepast, dan wel,

    • b.

      een vrijheidsstraf is opgelegd, vervangende vrijheidsstraf daaronder niet begrepen, dan wel,

    • c.

      een bijkomende straf is opgelegd, waarbij de ontzetting van bepaalde rechten of de ontzegging van bepaalde bevoegdheden is uitgesproken.

Derde

Boek

Rechtsmiddelen

A

Gewone rechtsmiddelen

Titel

I

Verzet tegen einduitspraken

Artikel

399

Artikel

400

Artikel

401

Heeft de benadeelde partij zich in het geding gevoegd, dan doet het openbaar ministerie haar den dag der terechtzitting schriftelijk mededelen.

Artikel

402

Artikel

403

Titel

II

Hooger beroep van uitspraken

Artikel

404

Artikel

405

Vervallen

Artikel

406

Artikel

407

Artikel

408

Artikel

408a

Indien het hoger beroep is ingesteld door de verdachte in persoon of door een gemachtigde ingevolge artikel 450, eerste en tweede lid, kan aanstonds een oproeping van de verdachte worden betekend om tegen een bepaalde datum ter terechtzitting te verschijnen, ten einde terecht te staan ter zake van een of meer van de feiten hem in eerste aanleg telastegelegd.

Artikel

409

Artikel

410

Artikel

411

Artikel

411a

Artikel

412

Artikel

413

Artikel

414

Artikel

416

De verdachte die hooger beroep heeft ingesteld, kan onmiddellijk na de voordracht der zaak door den advocaat-generaal mondeling zijne bezwaren tegen het vonnis opgeven.

Artikel

417

Artikel

418

Ten aanzien van getuigen en deskundigen, tijdens het rechtsgeding in eersten aanleg gehoord, vindt artikel 322, derde lid, overeenkomstige toepassing.

Artikel

419

In geval van artikel 295 wordt het proces-verbaal met de andere processtukken door den advocaat-generaal toegezonden aan den officier van justitie bij de rechtbank die in eersten aanleg heeft gevonnist, en is alleen die rechtbank bevoegd van het misdrijf kennis te nemen.

Artikel

420

In de gevallen van de artikelen 295, 316 of 347 wordt het gerechtelijk vooronderzoek gevoerd door den rechter-commissaris bij de rechtbank die in eersten aanleg heeft gevonnist. Na afloop van het bevolen onderzoek deelt de rechter-commissaris, in de gevallen van de artikelen 316 of 347, de stukken mede aan den advocaat-generaal.

Artikel

421

Artikel

422

Artikel

422a

Artikel

423

Artikel

423a

Indien de wettelijke voorschriften, waarop de oplegging van straf of maatregel is gegrond, niet in het vonnis zijn vermeld, kan het gerechtshof er mede volstaan het vonnis alleen te dien aanzien te vernietigen en te doen wat de rechtbank had behoren te doen.

Artikel

424

Artikel

425

Artikel

426

Titel

III

Beroep in cassatie van uitspraken

Artikel

427

Artikel

428

Tegen vonnissen of arresten die geen einduitspraken zijn, is het beroep in cassatie slechts gelijktijdig met dat tegen de einduitspraak toegelaten.

Artikel

429

Het beroep in cassatie kan ook tegen een gedeelte van het vonnis of arrest worden ingesteld.

Artikel

430

Artikel

431

Verzuim van vormen op straffe van nietigheid voorgeschreven, geeft grond tot vernietiging, zowel wanneer dat verzuim heeft plaats gehad in het vonnis of arrest zelf, als wanneer het heeft plaats gehad in de loop van het rechtsgeding.

Artikel

432

Artikel

433

Artikel

434

Artikel

435

Artikel

436

Artikel

437

Artikel

438

Artikel

439

Artikel

440

Artikel

441

Zo de artikelen der wet waarop de oplegging van straf of maatregel berust, niet in het vonnis of arrest zijn vermeld, kan de Hoge Raad er mee volstaan, dit alleen te dien aanzien te vernietigen en te doen wat de rechter had behoren te doen.

Artikel

442

Artikel

443

Het arrest wordt op een openbare zitting van de enkelvoudige kamer van de Hoge Raad uitgesproken in aanwezigheid van de griffier en de procureur-generaal.

Artikel

444

Titel

IV

Hooger beroep en beroep in cassatie van beschikkingen. Bezwaarschriften

Artikel

445

Tegen beschikkingen staat hooger beroep of beroep in cassatie niet open en is een bezwaarschrift niet toegelaten, dan in de gevallen bij dit wetboek bepaald.

Artikel

446

Artikel

447

Artikel

448

Artikel

448a

Vervallen

Titel

V

Aanwenden van gewone rechtsmiddelen

Artikel

449

Artikel

450

Artikel

451

Artikel

451a

Artikel

451b

Artikel

452

Titel

VI

Intrekking en afstand van gewone rechtsmiddelen

Artikel

453

Artikel

454

Artikel

455

B

Buitengewone rechtsmiddelen

Titel

VII

Cassatie "in het belang der wet"

Artikel

456

Titel

VIII

Herziening van arresten en vonnissen

Artikel

457

Artikel

458

De aanvrage tot herziening wordt bij den Hoogen Raad aangebracht door het indienen van eene vordering door den procureur-generaal of door het indienen van een verzoekschrift door een veroordeelde te wiens aanzien het arrest of vonnis in kracht van gewijsde is gegaan of door zijn raadsman. Het bureau rechtsbijstandvoorziening kan hem met overeenkomstige toepassing van artikel 42, derde lid, en artikel 43 een raadsman toevoegen.

Artikel

459

De aanvrage vermeldt de omstandigheid waarop zij steunt met opgave van de bewijsmiddelen waaruit van die omstandigheid kan blijken.

Artikel

460

Indien de aanvrage niet voldoet aan de vereisten bij het voorgaande artikel gesteld, verklaart de Hoge Raad haar niet ontvankelijk. Indien de aanvrage kennelijk ongegrond is wijst de Hoge Raad deze af. In de overige gevallen zijn de navolgende bepalingen van toepassing.

Artikel

461

Artikel

462

Artikel

463

Artikel

464

Artikel

465

Acht de Hoge Raad alvorens een beslissing te nemen een onderzoek nodig, dan beveelt hij dit en draagt dat onderzoek op aan een daartoe uit zijn midden te benoemen raadsheer-commissaris, doch kan dit ook, indien de herziening niet betreft een door de Hoge Raad in eerste aanleg gewezen arrest, opdragen aan de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken, in een rechtbank welke van de zaak nog geen kennis heeft genomen.

Artikel

466

Artikel

467

Artikel

468

Acht de Hoge Raad de aanvrage niet gegrond, dan wijst hij die af.

Artikel

469

Beslissingen als bedoeld in de artikelen 460, 461, 467 en 468 worden gegeven bij met redenen omkleed arrest. Het arrest wordt op een openbare terechtzitting van de enkelvoudige kamer uitgesproken in aanwezigheid van de griffier en de procureur-generaal.

Artikel

470

Artikel

471

De beslissingen van den Hoogen Raad genoemd in de artikelen 460, 461, 467, 468 en 470, worden zoodra mogelijk van wege den procureur-generaal aan den belanghebbende schriftelijk medegedeeld en in afschrift toegezonden aan den ambtenaar belast met de tenuitvoerlegging van het gewijsde waarvan de herziening is gevraagd, of van het vernietigde arrest of vonnis.

Artikel

472

Artikel

473

Artikel

474

Artikel

475

Het rechtsgeding in de verwezen zaak of zaken wordt bij den Hoogen Raad gevoerd op den voet van de beide voorgaande artikelen. Artikel 484 is alsdan van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat in het geval van het tweede lid van artikel 473 het onderzoek ook kan worden opgedragen aan een daartoe door den Hoogen Raad uit zijn midden aangewezen raadsheer-commissaris.

Artikel

476

Artikel

477

Indien gedurende de behandeling der zaak de veroordeelde overlijdt, wordt het geding voortgezet en door den rechter voor wien de zaak dient of moet dienen, een bijzondere vertegenwoordiger benoemd. De voorgaande artikelen van dezen Titel zijn dan van overeenkomstige toepassing.

Artikel

478

Artikel

479

Artikel

480

Met uitzondering van de leden van en de ambtenaren bij den Hoogen Raad, mag geen rechterlijk ambtenaar die op eenigerlei wijze deelgenomen heeft aan het onderzoek of de berechting der zaak waarvan herziening wordt gevraagd, aan het onderzoek of de berechting in herziening deel nemen.

Artikel

481

Vierde

Boek

Eenige rechtsplegingen van bijzonderen aard

Titel

I

Strafvordering ter zake van strafbare feiten waarvan de Hooge Raad in eersten aanleg kennis neemt

Artikel 482

Vervallen

Artikel

483

Artikel

484

Artikel

485

De vervolging der mede-verdachten van dengene die voor den Hoogen Raad terechtstaat, heeft voor hetzelfde college plaats.

Titel

II

Strafvordering in zaken betreffende jeugdige personen

Eerste

afdeling

Algemene bepalingen

Artikel

486

Niemand kan strafrechtelijk worden vervolgd wegens een feit, begaan voordat hij de leeftijd van twaalf jaren heeft bereikt.

Artikel

487

Tweede

afdeling

Strafvordering in zaken betreffende personen die de leeftijd van achttien jaren nog niet hebben bereikt

Artikel

488

Artikel 488a

Vervallen

Artikel

488b

Vervallen

Artikel

489

Artikel

490

Vervallen

Artikel

490a

Vervallen

Artikel

491

Artikel

492

De kinderrechter treedt inzake de toepassing van de voorlopige hechtenis op als rechter-commissaris.

Artikel

493

Artikel

494

Artikel

495

Artikel

495a

Artikel

495b

Artikel

496

Artikel 496a

Vervallen

Artikel

496b

Vervallen

Artikel

496c

Vervallen

Artikel

496d

Vervallen

Artikel

496e

Vervallen

Artikel

496f

Vervallen

Artikel

497

Artikel

498

Indien het gerecht het noodzakelijk oordeelt dat alsnog een onderzoek naar de persoonlijkheid en de levensomstandigheden van de minderjarige verdachte wordt ingesteld, kan het nadere inlichtingen bij de raad voor de kinderbescherming inwinnen.

Artikel

498a

Vervallen

Artikel

499

Artikel

500

Artikel

500a

Vervallen

Artikel

500b

Vervallen

Artikel

500c

Vervallen

Artikel

500d

Vervallen

Artikel

500e

Vervallen

Artikel

500f

Vervallen

Artikel

500g

Vervallen

Artikel

500h

Vervallen

Artikel

500i

Vervallen

Artikel

500j

Vervallen

Artikel

500k

Vervallen

Artikel

500l

Vervallen

Artikel

501

In geval van hoger beroep bij het gerechtshof of bij de arrondissementsrechtbank zijn de artikelen 495a tot en met 498 van overeenkomstige toepassing.

Artikel

503

Artikel

503a

Vervallen

Artikel

504

Artikel

505

Alle dagvaardingen, oproepingen, kennisgevingen, aanzeggingen of andere mededelingen aan ouders of voogd vinden enkel plaats indien deze een bekende verblijfplaats binnen Nederland hebben. Aan samenwonende ouders wordt slechts één stuk uitgereikt.

Artikel

506

Vervallen

Artikel

507

Vervallen

Artikel

508

Vervallen

Artikel

509

Vervallen

Titel

IIA

Berechting van verdachten bij wie een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens wordt vermoed

Artikel

509a

Artikel

509b

Artikel

509c

Ten spoedigste na de beslissing bedoeld in artikel 509a, geeft de voorzitter van het gerecht het bureau rechtsbijstandvoorziening last tot toevoeging van een raadsman aan de verdachte.

Artikel

509d

Artikel

509e

De bepalingen van deze titel zijn niet van toepassing op een gerechtelijk vooronderzoek in zaken die worden behandeld door de kantonrechter. In geval wordt vermoed, dat bij een verdachte, wiens zaak ter terechtzitting van de kantonrechter aanhangig wordt gemaakt, een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestaat, en dat hij ten gevolge daarvan niet in staat is zijne belangen behoorlijk te behartigen, worden in den regel zijn curator, zoo hij dien heeft, en evenzoo een of meer geneesheeren ten verzoeke van het openbaar ministerie ter terechtzitting gedagvaard om te worden gehoord omtrent de persoonlijkheid van den verdachte.

Titel

IIB

Rechtsplegingen in verband met de terbeschikkingstelling en de plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis

Eerste

afdeling

Inleidende bepalingen

Artikel

509f

In deze titel wordt verstaan onder:

reclasseringsmedewerker: degene die door een instelling, aangewezen overeenkomstig artikel 38, 38b, 38g of 38i van het Wetboek van Strafrecht, is belast met het onderhouden van contact met de ter beschikking gestelde;

psychiatrisch ziekenhuis: een ziekenhuis, een inrichting of een afdeling daarvan als bedoeld in artikel 90 sexies van het Wetboek van Strafrecht;

psychiater: een arts als bedoeld in artikel 90 septies van het Wetboek van Strafrecht.

Artikel

509g

Artikel

509h

Artikel

509i

Artikel

509i bis

Indien de rechter last geeft tot toepassing van de maatregel van terbeschikkingstelling zonder daaraan een bevel tot verpleging van overheidswege te verbinden, doet het openbaar ministerie de uitspraak, zodra deze onherroepelijk is geworden, met alle op dat bevel betrekking hebbende beslissingen aan de ter beschikking gestelde betekenen. De betekening geschiedt aan hem in persoon.

Tweede

afdeling

Toepassing van de artikelen 38b, 38c, 38i of 38k van het Wetboek van Strafrecht

Artikel

509j

Artikel

509k

Artikel

509l

Artikel

509m

Artikel

509n

Derde

afdeling

Verlenging van de terbeschikkingstelling

Artikel

509o

Artikel

509oa

Artikel

509p

Tot kennisneming van de vordering is bij uitsluiting bevoegd de rechtbank die in eerste aanleg heeft kennis genomen van het misdrijf ter zake waarvan de terbeschikkingstelling is gelast. Artikel 509j, derde lid, is van toepassing.

Artikel

509q

Artikel

509r

Artikel

509s

Artikel

509t

Artikel

509u

Artikel

509u bis

Nadat de beslissing tot voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege onherroepelijk is geworden wordt de ter beschikking gestelde zo spoedig mogelijk een kennisgeving gezonden. Deze kennisgeving bevat de gestelde voorwaarden, alsmede de datum van ingang van de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege en wordt in persoon betekend.

Vierde

afdeling

Beroep

Artikel

509v

Artikel

509w

Artikel

509x

TITEL

IIC

Rechtsplegingen in verband met de maatregel van plaatsing in een inrichting voor de opvang van verslaafden

Artikel

509y

In deze titel wordt verstaan onder:

veroordeelde: degene die is geplaatst in een inrichting voor de opvang van verslaafden;

maatregel: plaatsing in een inrichting voor de opvang van verslaafden;

reclasseringswerker: degene die ingevolge artikel 38p, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht is belast met het onderhouden van contact met de veroordeelde.

Artikel

509z

Artikel

509aa

Wanneer de rechtbank toepassing heeft gegeven aan artikel 38s, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, bepaalt de voorzitter onmiddellijk na ontvangst van de in dat artikellid bedoelde inlichtingen een dag voor het onderzoek van de zaak. Het openbaar ministerie doet vervolgens zo spoedig mogelijk de veroordeelde tijdig tot het bijwonen van het onderzoek oproepen.

Artikel

509bb

Artikel

509cc

Artikel

509dd

Artikel

509ee

Artikel

509gg

Titel

III

Vervolging en berechting van rechterlijke ambtenaren

Artikel

510

Artikel

511

Titel

IIIA

Strafvordering ter zake van strafbare feiten waarvan de burgerlijke rechter kennis neemt

Artikel

511a

De berechting van de strafbare feiten waarvan ingevolge enige wet de burgerlijke rechter kennis neemt, geschiedt in elke aanleg ter terechtzitting voor burgerlijke zaken.

Titel

IIIb

Strafvordering ter zake van ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel

Artikel

511b

Artikel

511c

De officier van justitie kan, zolang het onderzoek op de terechtzitting niet is gesloten, met de verdachte of veroordeelde een schriftelijke schikking aangaan tot betaling van een geldbedrag aan de staat of tot overdracht van voorwerpen ter gehele of gedeeltelijke ontneming van het geschatte voordeel - met inbegrip van besparing van kosten - door de betrokkene door middel van of uit de baten van het feit waarvoor hij is vervolgd of soortgelijke feiten verkregen.

Artikel

511d

Artikel

511e

Artikel

511g

Artikel

511h

Tegen de uitspraak in hoger beroep kan beroep in cassatie worden ingesteld. Titel III van het derde Boek is van overeenkomstige toepassing.

Titel

IV

Wraking en verschoning van rechters

Artikel

512

Op verzoek van de verdachte of het openbaar ministerie kan elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.

Artikel

513

Artikel

514

Een rechter wiens wraking is verzocht, kan in de wraking berusten.

Artikel

515

Artikel

516

Vervallen

Artikel

517

Artikel

518

Artikel

519

Vervallen

Artikel

520

Vervallen

Artikel

521

Vervallen

Artikel

522

Vervallen

Artikel

523

Vervallen

Artikel

524

Vervallen

Titel

V

Geschillen over rechtsmacht

Artikel

525

Artikel

526

Artikel

527

Titel

VI

Vervolging en berechting van rechtspersonen

Artikel

528

Artikel

529

Artikel

530

Artikel

531

Heeft de uitreiking niet overeenkomstig artikel 529, tweede of derde lid, of artikel 530, tweede of derde lid, kunnen plaatsvinden, dan wordt het schrijven teruggezonden aan de autoriteit van welke het is uitgegaan en vervolgens uitgereikt aan de griffier van de rechtbank waar of in welker rechtsgebied de zaak zal dienen of laatstelijk heeft gediend. De griffier zendt het schrijven alsdan onverwijld als gewone brief over de post aan het in het schrijven vermelde adres en tekent zulks aan op de akte van uitreiking.

Artikel

533

Vervallen

Artikel

534

Vervallen

Artikel

535

Vervallen

Artikel

536

Vervallen

Artikel

537

Vervallen

Artikel

538

Vervallen

Artikel

539

Vervallen

Titel

VIA

Strafvordering buiten het rechtsgebied van een rechtbank

Eerste

afdeling

Algemeen

Artikel

539a

Artikel

539b

Artikel

539c

Artikel

539d

De Minister van Justitie kan, in overeenstemming met de Minister van Defensie, alle of bepaalde commandanten belasten met de opsporing buiten het rechtsgebied van een rechtbank van bepaalde door hem aangewezen strafbare feiten.

Artikel

539e

Artikel

539f

Tweede

afdeling

Toepassing van enige bijzondere dwangmiddelen

Artikel

539g

De bevoegdheid, omschreven in artikel 52, komt mede toe aan de commandant, de schipper en de gezagvoerder van een luchtvaartuig.

Artikel

539h

Artikel

539i

Een aangehouden verdachte wordt onverwijld overgeleverd:

  • 1.

    door een ieder aan de officier van justitie, indien deze ter plaatse aanwezig is;

  • 2.

    door de commandant, de schipper en de gezagvoerder van een luchtvaartuig aan een opsporingsambtenaar, indien deze ter plaatse aanwezig is;

  • 3.

    door een opvarende die geen opsporingsambtenaar is aan de schipper en door een inzittende van een luchtvaartuig die geen opsporingsambtenaar is aan de gezagvoerder van het luchtvaartuig;

  • 4.

    door anderen aan een opsporingsambtenaar of aan een commandant.

Artikel

539j

Artikel

539k

Artikel

539l

Artikel

539m

Artikel

539n

Artikel

539o

Artikel

539p

Artikel

539q

De officier van justitie kan een inbeslaggenomen voorwerp doen teruggeven, voordat het onder de hoede is gesteld van de bewaarder. De last tot teruggave wordt gericht tot hem die het voorwerp onder zich heeft. Deze is verplicht daaraan onmiddellijk te voldoen.

Artikel

539r

Artikel

539s

Artikel

539t

De gezagvoerder van een luchtvaartuig kan op de voet van artikel 9, eerste lid, van het Verdrag inzake strafbare feiten en bepaalde andere handelingen begaan aan boord van luchtvaartuigen (Trb. 1964, 115) aan de bevoegde autoriteiten van een vreemde staat overdragen iedere inzittende van het luchtvaartuig, van wie hij redelijkerwijs mag aannemen, dat deze aan boord een misdrijf heeft begaan, waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld.

Derde

afdeling

Verplichtingen van de schipper

Artikel

539u

Artikel

539v

Artikel

539w

Titel

VII

Rechterlijke bevelen tot handhaving der openbare orde

Artikel

540

Artikel

541

Artikel

542

Artikel

543

Artikel

544

Indien de bereidverklaring wordt afgelegd en de verlangde zekerheid gesteld, beveelt de rechter-commissaris de onmiddellijke invrijheidstelling van den verdachte.

Artikel

545

Artikel

546

Artikel

547

Artikel

548

Artikel

549

Tegen de beslissing tot afwijzing van eene door den officier van justitie krachtens de bepalingen van dezen Titel genomen vordering staat geen beroep open.

Artikel

550

Titel

VIII

Bijzondere bepalingen omtrent opsporing van feiten, strafbaar gesteld bij het Wetboek van Strafrecht

Artikel

551

Titel

IX

Beklag

Artikel

552a

Artikel

552ab

Artikel

552b

Artikel

552c

Tot kennisneming van geschillen over de toepassing door het openbaar ministerie van zijn bevoegdheden uit hoofde van artikel 94d is de burgerlijke rechter bevoegd.

Artikel

552ca

Artikel

552d

Artikel

552e

Artikel

552f

Artikel

552g

Met hetgeen onder de staat berust als verbeurdverklaarde of aan het verkeer onttrokken verklaarde voorwerpen, wordt, zolang de mogelijkheid van herroeping van de straf of maatregel bestaat, gehandeld naar de artikelen 117 en 118.

Titel

X

Internationale rechtshulp

Eerste

afdeling

Algemene bepalingen

Artikel

552h

Artikel

552i

Artikel

552j

De officier van justitie die het verzoek heeft ontvangen, beslist onverwijld omtrent het daaraan te geven gevolg. Indien handelingen in meer dan één arrondissement moeten worden verricht, is in elk van die arrondissementen de officier van justitie tot het in behandeling nemen van het gehele verzoek bevoegd. De officier van justitie die het gehele verzoek in behandeling heeft genomen roept voor de uitvoering ervan zo nodig de tussenkomst in van het openbare ministerie in andere rechtsgebieden. In het belang van een spoedige en doelmatige afdoening kan hij het verzoek overdragen aan zijn ambtgenoot in een ander arrondissement.

Artikel

552k

Artikel

552l

Artikel

552m

Artikel

552n

Artikel

552o

Artikel

552oa

Artikel

552p

Artikel

552q

Tweede

afdeling

Feiten begaan aan boord van luchtvaartuigen

Artikel

552r

Artikel

552s

Derde

afdeling

Overdracht en overname van strafvervolging

§

1

Overdracht van strafvervolging

Artikel

552t

Artikel

552u

Artikel

552v

Artikel

552w

De Minister van Justitie geeft de officier van justitie, die een voorstel als bedoeld in artikel 552t heeft gedaan, schriftelijk kennis van de beslissing die hij terzake heeft genomen alsmede van door hem ontvangen mededelingen omtrent beslissingen van de autoriteiten van de vreemde staat naar aanleiding van het verzoek tot strafvervolging dat op voorstel van de officier van justitie is gedaan.

§

2

Overname van strafvervolging

Artikel

552x

De officier van justitie die rechtstreeks van een buitenlandse autoriteit een verzoek ontvangt tot het instellen van een strafvervolging, brengt dat verzoek met de daarbij gevoegde stukken, onder overlegging van zijn advies, ter kennis van de Minister van Justitie.

Artikel

552y

Artikel

552z

Artikel

552aa

Artikel

552bb

Artikel

552cc

Alvorens zijn beslissing omtrent het verzoek tot strafvervolging te nemen, kan de Minister van Justitie de autoriteiten van de staat waarvan het verzoek is uitgegaan uitnodigen binnen een door hem te stellen termijn nadere inlichtingen te verschaffen, indien daaraan met het oog op de beslissing omtrent het verzoek behoefte bestaat.

Artikel

552dd

Artikel

552ee

Artikel

552ff

Een persoon te wiens aanzien in Nederland geen bevoegdheid tot strafvervolging bestaat, kan niettemin worden aangehouden, voor zover een verdrag zulks toestaat. De artikelen 52-93 zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel

552gg

Artikel

552hh

Vijfde

Boek

Tenuitvoerlegging en kosten

Titel

I

Tenuitvoerlegging

Eerste

afdeeling

Algemeene bepalingen

Artikel

553

De tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen geschiedt door het openbaar ministerie dan wel op voordracht van deze door Onze Minister.

Artikel

554

Artikel

555

Indien bij dit wetboek eenige beteekening, dagvaarding, oproeping, kennisgeving, aanzegging of andere mededeeling is voorgeschreven, geschiedt deze, indien niet anders is bepaald, op last van het openbaar ministerie dat de zaak opspoort, vervolgt of het laatst vervolgd heeft.

Artikel

556

Tweede

afdeeling

Uitvoerbaarheid van beslissingen

Artikel

557

Artikel

558

Artikel

558a

Artikel

559

Artikel 558a blijft buiten toepassing indien:

  • de veroordeelde zich aan de tenuitvoerlegging van de voorlopige hechtenis of de vrijheidsstraf heeft onttrokken;

  • de veroordeele rechtens zijn vrijheid is ontnomen, hetzij uit hoofde van de rechterlijke beslissing, waarbij de vrijheidsstraf, waarvan gratie wordt verzocht, werd opgelegd, hetzij uit anderen hoofde krachtens rechterlijke beslissing in Nederland of in een vreemde staat;

  • c°.

    de tenuitvoerlegging van twee of meer veroordelingen tot vrijheidsstraf die tezamen de zes maanden niet te boven gaan, aaneengesloten zal plaatsvinden;

  • het verzoekschrift om gratie betrekking heeft op een straf of straffen, dan wel maatregel of maatregelen, ten aanzien waarvan reeds eerder op een verzoekschrift om gratie is beschikt;

  • het verzoekschrift wordt ingediend op het tijdstip dat de veroordeelde tot een vrijheidsstraf zich bevindt op het grondgebied van een vreemde staat, welke staat een Nederlands verzoek om zijn uitlevering in behandeling heeft genomen of met het oog daarop zijn voorlopige aanhouding heeft gelast;

  • het verzoek betrekking heeft op straffen of maatregelen, waarvan de tenuitvoerlegging aan een vreemde staat is overgedragen;

  • g°.

    het verzoek betrekking heeft op een taakstraf waarvan de tenuitvoerlegging is aangevangen.

Artikel

559a

Artikel

560

Een verzoekschrift om gratie dat van een derde afkomstig is wordt buiten verdere behandeling gelaten, indien blijkt dat degene aan wie de straf of maatregel is opgelegd, niet met het verzoek instemt.

Artikel

560a

Artikel

560b

Indien gunstig wordt beschikt op een verzoekschrift om gratie terzake van een straf of maatregel, waarvan de tenuitvoerlegging reeds is aangevangen of voltooid, wordt het bedrag van de betaalde geldboete of van het reeds betaalde gedeelte van het door de rechter vastgestelde bedrag van het wederrechtelijk verkregen voordeel teruggegeven.

Voorwerpen die verbeurd zijn verklaard of aan het verkeer zijn onttrokken, worden na een gunstige beslissing op een verzoekschrift om gratie van die straf of maatregel door de bewaarder teruggegeven. Artikel 119, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel

561

Artikel

561a

Vervallen

Artikel

562

Artikel

563

Derde

afdeeling

Tenuitvoerlegging van bevelen tot vrijheidsbeneming en veroordeelende vonnissen of arresten

Artikel

564

Artikel

564a

Indien de aanhouding is verricht buiten het rechtsgebied van een rechtbank en de aangehoudene beweert niet te zijn de persoon tegen wie de last is gericht, dan geeft hij, die de aanhouding heeft verricht, onverwijld en op de snelst mogelijke wijze van die bewering van de aangehoudene kennis aan het openbaar ministerie dat de last heeft gegeven.

Artikel

565

De met de tenuitvoerlegging belaste ambtenaar kan ter aanhouding van de te vatten persoon elke plaats betreden en doorzoeken.

Artikel

566

Artikel

567

De hoofden van gevangenissen, tuchtscholen en inrichtingen, waarin de straf van arrest wordt ten uitvoer gelegd, zijn verplicht een register te houden volgens een door den Minister van Justitie vast te stellen model.

Artikel

568

Artikel

569

Artikel

570

Artikel

570b

Artikel

571

Artikel

572

Artikel

573

Artikel

574

Artikel

575

Artikel

576

Artikel 576a

Vervallen

Artikel

577

Artikel

577a

Verbeurdverklaring van vorderingen wordt ten uitvoer gelegd door betekening van de uitspraak aan de schuldenaar.

Artikel

577b

Artikel

577c

Artikel

578

Artikel

578a

Vierde

afdeeling

Rechtsgeding tot herkenning van veroordeelden of van andere gevonniste personen

Artikel

579

Indien iemand die tot het ondergaan van straf is aangehouden, blijft ontkennen de veroordeelde te zijn, of indien daaromtrent niettegenstaande erkentenis twijfel blijft bestaan, beslist het gerecht dat in eersten aanleg van het strafbaar feit heeft kennis genomen, of hij al of niet de veroordeelde is.

Artikel

580

Artikel

581

Artikel

582

Indien het gerecht de identiteit niet aanneemt, gelast het de invrijheidstelling. In het andere geval wordt de tenuitvoerlegging geacht te zijn aangevangen op het oogenblik der vrijheidsbeneming.

Artikel

583

Artikel

584

Ten aanzien van personen die tot het ondergaan van eenigen maatregel zijn aangehouden, vindt deze afdeeling overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat, indien de identiteit wordt aangenomen, tot toepassing van den maatregel wordt overgegaan.

Vijfde

afdeeling

Wijze van kennisgeving van gerechtelijke mededelingen aan natuurlijke personen

Artikel

585

Artikel

586

In alle gevallen waarin een gerechtelijke mededeling moet worden betekend, geschiedt de betekening door uitreiking van een gerechtelijk schrijven.

Artikel

587

Artikel

588

Artikel

589

Artikel

590

Titel

II

Kosten

Artikel

591

Artikel

591a

Artikel

592

Artikel

592a

Indien een benadeelde partij zich in het geding heeft gevoegd, beslist de rechter die een uitspraak als bedoeld in artikel 333 of 335 doet, over de kosten door de benadeelde partij en de verdachte gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.

Algemene bepaling

Slotbepaling

Het in werking treden van het Wetboek van Strafvordering wordt nader bij de wet geregeld.

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministerieele Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage
WILHELMINA.
De Minister van Justitie, HEEMSKERK.
De Minister van Justitie, HEEMSKERK.