Besluit van 18 december 1933, tot vaststelling van een algemene maatregel van bestuur, ter uitvoering van de wet op de strandvonderij van 27 juli 1931, Stb. 321

Uitvoeringsbesluit wet strandvonderij

Wij WILHELMINA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Op de gemeenschappelijke voordracht van Onze Ministers van Justitie en van Waterstaat van 20 April 1933, 1ste afdeeling C, n°. 878, en van 25 April 1933, afdeeling Vervoer- en Mijnwezen, La. C;
Den Raad van State gehoord (advies van 30 Mei 1933, n°. 31);
Gezien het nader rapport van Onze voornoemde Ministers van 6 December 1933, 1ste Afdeeling C, n°. 893 en van 13 December 1933, La. K., Afdeeling Vervoer- en Mijnwezen;
Gelet op de artikelen 21 en 23 van de wet op de strandvonderij van 27 Juli 1931 (Staatsblad n°. 321);

Hebben goedgevonden en verstaan:

met ingang van den dag, waarop de wet op de strandvonderij van 27 Juli 1931 (Staatsblad n°. 321) in werking treedt, de volgende bepalingen vast te stellen:

Artikel

1

In dit besluit wordt verstaan onder:

"de Wet", de wet op de strandvonderij van 27 Juli 1931 (Staatsblad n°. 321);

"Onze Minister", Onze Minister van Waterstaat.

Artikel

2

Artikel

3

Een door Ons daartoe bijzonderlijk te benoemen persoon treedt instede van den burgemeester als strandvonder op te:

Dordrecht;

's-Gravenhage;

Rotterdam met uitzondering van het deel der gemeente, dat vormt Hoek van Holland in den zin der wet van 31 December 1913 (Staatsblad n°. 469);

Rotterdam voor het deel der gemeente, dat vormt Hoek van Holland in den zin der wet van 31 December 1913 (Staatsblad n° 469).

Artikel

4

Artikel

5

Het bepaalde bij het vorige artikel geldt mede ten aanzien van de ingevolge artikel 3 der Wet aangestelde hulpstrandvonders.

Artikel

6

Alle strandvonders gedragen zich naar de instructie voor hen door Onzen Minister vast te stellen.

Artikel

7

Artikel

8

Vervallen

Artikel

9

Artikel

10

Artikel

11

De strandvonder verstrekt aan iederen belanghebbende op diens verzoek een voor eensluidend geteekend afschrift van de rekening en verantwoording tegen den kostenden prijs.

Artikel

12

Artikel

13

Artikel

14

Artikel

15

Met zaken, welke op anderen grond dan in het vorige artikel bedoeld onverkoopbaar blijken, handelt de strandvonder overeenkomstig de aanwijzingen van Gedeputeerde Staten.

Artikel

16

De kennisgeving, ingevolge artikel 7 der Wet aan den bevoegden consulairen ambtenaar te doen, geschiedt bij voorkeur telefonisch of telegrafisch.

Artikel

17

Artikel

18

Indien op de Nederlandse kust een vreemd schip schipbreuk lijdt, behorende tot een Staat, met welke een verdrag geldt volgens hetwelk de nodige maatregelen kunnen worden genomen door de consulaire ambtenaar van die vreemde Staat, vinden de volgende drie artikelen toepassing. Iedere strandvonder ontvangt jaarlijks van Onze Minister een lijst van de namen, adressen en ressorten van bovenbedoelde hier te lande gevestigde consulaire ambtenaren.

Artikel

19

In een geval als bedoeld bij het vorige artikel laat de strandvonder de leiding van de hulpverleening over aan den consulairen ambtenaar van den vreemden Staat, zoodra deze aanwezig is en de leiding op zich wenscht te nemen.

Artikel

20

Artikel

21

Artikel

22

Artikel

23

Het Koninklijk besluit van 23 Augustus 1852 (Staatsblad n°. 141), laatstelijk gewijzigd bij Koninklijk besluit van 6 Maart 1891 (Staatsblad n°. 72), en het Koninklijk besluit van 25 Maart 1854 (Staatsblad n°. 18) vervallen.

Onze voornoemde Ministers zijn, ieder voor zooveel hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit, dat in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage
WILHELMINA.
De Minister van Waterstaat, KALFF.
De Minister van Justitie, VAN SCHAIK.
De Minister van Justitie, VAN SCHAIK.