Artikel
1
In dit besluit wordt verstaan onder:
"de Wet", de wet op de strandvonderij van 27 Juli 1931 (Staatsblad n°. 321);
"Onze Minister", Onze Minister van Waterstaat.
Hebben goedgevonden en verstaan:
met ingang van den dag, waarop de wet op de strandvonderij van 27 Juli 1931 (Staatsblad n°. 321) in werking treedt, de volgende bepalingen vast te stellen:
In dit besluit wordt verstaan onder:
"de Wet", de wet op de strandvonderij van 27 Juli 1931 (Staatsblad n°. 321);
"Onze Minister", Onze Minister van Waterstaat.
Voor de toepassing van de Wet worden de Dollart, de Eems, de Lauwerszee, de Waddenzee en het IJsselmeer in hun geheel, de Doorgraving, het Scheur, de Westgeul, de Oude- en Nieuwe Maas en de Dordtse Kil, het Malle Gat en de Krabbegeul in hun geheel, alsmede de overige Zuidhollandse en Zeeuwse stromen, begrensd in het noorden door de noordelijke oever van het Haringvliet, het Vuile Gat en het Hollands Diep tot de spoorbrug bij Moerdijk, in het oosten door het vasteland van Noord-Brabant van genoemde spoorbrug tot de Nederlands-Belgische grens, in het zuiden door de Nederlands-Belgische grens in de Schelde en door het vasteland van Zeeuws-Vlaanderen, beschouwd tot de zee en de stranden en oevers daarvan tot het zeestrand te behoren.
Een door Ons daartoe bijzonderlijk te benoemen persoon treedt instede van den burgemeester als strandvonder op te:
Dordrecht;
's-Gravenhage;
Rotterdam met uitzondering van het deel der gemeente, dat vormt Hoek van Holland in den zin der wet van 31 December 1913 (Staatsblad n°. 469);
Rotterdam voor het deel der gemeente, dat vormt Hoek van Holland in den zin der wet van 31 December 1913 (Staatsblad n° 469).
De in het vorige artikel bedoelde strandvonders leggen, alvorens in dienst te treden, in handen van Onzen Commissaris in de provincie den eed af, dat zij met trouw, ijver en nauwgezetheid de voorschriften betrekkelijk de strandvonderij zullen in acht nemen en de belangen der rechthebbenden op de gestrande of aangespoelde zaken zullen behartigen.
Het bepaalde bij het vorige artikel geldt mede ten aanzien van de ingevolge artikel 3 der Wet aangestelde hulpstrandvonders.
Alle strandvonders gedragen zich naar de instructie voor hen door Onzen Minister vast te stellen.
Het door de strandvonder ingevolge artikel 11 der Wet te houden dagregister moet door of vanwege Onze Commissaris in de provincie zijn genummerd en gewaarmerkt.
De strandvonder teekent daarin al wat in zijn ambtsgebied met betrekking tot de strandvonderij voorvalt op den dag, waarop het plaats heeft, op. Hij vermeldt daarbij de zaken, welke onder zijn beheer zijn gekomen met de daarop bevonden merken en onderscheidingsteekenen.
Kan een en ander niet denzelfden dag geschieden, dan maakt hij daarvan in het register melding onder opgave der redenen; hij gaat dan tot de beschrijving over zoodra die redenen hebben opgehouden te bestaan.
Vervallen
Het ingevolge artikel 13 der Wet door den strandvonder in rekening te brengen beheerloon wordt, naar de bruto waarde der beheerde zaken, bepaald:
ingeval van verkoop der zaken door den strandvonder, op:
10% van de eerste |
€ 230 |
8% van de volgende |
€ 230 |
6% van de volgende |
€ 460 |
4% van de volgende |
€ 460 |
3% van de volgende |
€ 460 |
2% van hetgeen de |
€ 1 840 |
te boven gaat;
bij afgifte der zaken aan den rechthebbende of bij verkoop ten overstaan van een ander ambtenaar dan de strandvonder, op:
8 % van de eerste |
€ 230 |
6 % van de volgende |
€ 230 |
4 % van de volgende |
€ 460 |
3 % van de volgende |
€ 460 |
2 % van de volgende |
€ 460 |
1% van hetgeen de |
€ 1840 |
te boven gaat.
De strandvonder stelt onder de ingevolge artikel 19 der Wet aan Gedeputeerde Staten in te zenden rekening en verantwoording de volgende door hem te teekenen verklaring:
"De ondergeteekende verklaart, dat de vorenstaande rekening en verantwoording, voor zooveel hem bekend is, deugdelijk en te goeder trouw is ingericht; dat al de zaken en gelden, ter zake der bij deze rekening verantwoorde berging onder hem of zijne ondergeschikten gekomen, zonder uitzondering in deze rekening verantwoord zijn; dat daarvan niets door hem noch, zooveel hem bekend is, door zijne ondergeschikten is verzwegen of achtergehouden."
De strandvonder verstrekt aan iederen belanghebbende op diens verzoek een voor eensluidend geteekend afschrift van de rekening en verantwoording tegen den kostenden prijs.
Alvorens over te gaan tot den verkoop van zich onder zijn beheer bevindende drogerijen, chemicaliën of levensmiddelen, behoeft de strandvonder toestemming van den directeur van den keuringsdienst van waren, binnen welks gebied de gemeente, waar hij strandvonder is, gelegen is.
Uit deze toestemming blijkt of de zaken, al dan niet onder te stellen voorwaarden, voor verkoop in aanmerking komen.
Ontplofbare stoffen genoemd in artikel 1 van het op de wet van 26 April 1884 (Staatsblad n°. 81) gegronde Reglement op het vervoer van ontplofbare stoffen mogen door den strandvonder niet worden verkocht dan met toestemming van Onzen Minister.
Schietwapens en munitie in den zin van de Wet wapens en munitie (Stb. 1986, 41) mogen door den strandvonder niet worden verkocht dan met toestemming van Onzen Minister van Justitie.
Sera en vaccins, waarop de wet op sera en vaccins 1927 (Staatsblad n°. 91) van toepassing is, alsmede de stoffen genoemd in de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet 1928 (Staatsblad n°. 167) mogen door den strandvonder niet worden verkocht dan met toestemming van Onzen Minister van Sociale Zaken.
Zaken als bedoeld in artikel 12, welke niet voor verkoop in aanmerking komen, zoomede de zaken bedoeld in artikel 13, voor welke geen toestemming tot verkoop wordt verkregen, worden door of op last van den strandvonder vernietigd, zoo noodig met medewerking van een deskundige.
Hetzelfde geschiedt met de op grond van het bepaalde in artikel 12, vierde lid, ongekeurd gebleven drogerijen, chemicaliën en levensmiddelen.
Met zaken, welke op anderen grond dan in het vorige artikel bedoeld onverkoopbaar blijken, handelt de strandvonder overeenkomstig de aanwijzingen van Gedeputeerde Staten.
De kennisgeving, ingevolge artikel 7 der Wet aan den bevoegden consulairen ambtenaar te doen, geschiedt bij voorkeur telefonisch of telegrafisch.
In een geval, als bedoeld bij artikel 7 der Wet, zal de strandvonder, nevens de algemeene bepalingen omtrent de strandvonderij, hebben te letten op de bijzondere bepalingen, welke ter zake bij verdrag zijn overeengekomen tusschen Nederland en den vreemden Staat, waartoe het schip, dat schipbreuk heeft geleden, behoort.
Indien op de Nederlandse kust een vreemd schip schipbreuk lijdt, behorende tot een Staat, met welke een verdrag geldt volgens hetwelk de nodige maatregelen kunnen worden genomen door de consulaire ambtenaar van die vreemde Staat, vinden de volgende drie artikelen toepassing. Iedere strandvonder ontvangt jaarlijks van Onze Minister een lijst van de namen, adressen en ressorten van bovenbedoelde hier te lande gevestigde consulaire ambtenaren.
In een geval als bedoeld bij het vorige artikel laat de strandvonder de leiding van de hulpverleening over aan den consulairen ambtenaar van den vreemden Staat, zoodra deze aanwezig is en de leiding op zich wenscht te nemen.
De strandvonder stelt de door de redders te zijner beschikking gestelde zaken, afkomstig van eene schipbreuk, als bedoeld bij artikel 18, zijnerzijds onverwijld ter beschikking van den consulairen ambtenaar, mits deze de voldoening waarborgt van de ingevolge het Nederlandsche recht aan de redders, voorzoover niet behoorende tot de bemanning van het schip, verschuldigde hulploonen.
De strandvonder zal het bepaalde bij de artikelen 20 en 21 mede volgen, wanneer het op de Nederlandse kust schipbreuk lijdende schip behoort tot een vreemde Staat, met welke een verdrag geldt volgens hetwelk de zaken, indien deze niet aan de rechthebbenden worden afgegeven, ter beschikking van de consulaire ambtenaar worden gesteld.
Het Koninklijk besluit van 23 Augustus 1852 (Staatsblad n°. 141), laatstelijk gewijzigd bij Koninklijk besluit van 6 Maart 1891 (Staatsblad n°. 72), en het Koninklijk besluit van 25 Maart 1854 (Staatsblad n°. 18) vervallen.
Onze voornoemde Ministers zijn, ieder voor zooveel hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit, dat in het Staatsblad zal worden geplaatst.