Wet van 31 mei 1956, inzake een algemene ouderdomsverzekering

Algemene Ouderdomswet

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is regelen vast te stellen inzake een algemene, de gehele bevolking omvattende, verplichte verzekering tegen geldelijke gevolgen van ouderdom;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk

I

Algemene bepalingen

Artikel

1

Artikel

2

Ingezetene in de zin van deze wet is degene, die in Nederland woont.

Artikel

3

Artikel 4

Vervallen

Artikel

5

Vervallen

Hoofdstuk

II

Kring der verzekerden

Artikel

6

Artikel

6a

Zo nodig in afwijking van artikel 6 en de daarop berustende bepalingen:

  • a.

    wordt als verzekerde aangemerkt de persoon van wie de verzekering op grond van deze wet voortvloeit uit de toepassing van bepalingen van een verdrag of van een besluit van een volkenrechtelijke organisatie;

  • b.

    wordt niet als verzekerde aangemerkt de persoon op wie op grond van een verdrag of een besluit van een volkenrechtelijke organisatie de wetgeving van een andere mogendheid van toepassing is.

Hoofdstuk

III

Het ouderdomspensioen en de toeslag

§

1

Het recht op ouderdomspensioen en toeslag

Artikel

7

Artikel

7a

Artikel

8

Artikel

8a

Artikel

8b

Artikel

8c

Artikel

8d

Artikel

9

Artikel

9a

Artikel

10

Artikel

11

Artikel

12

Artikel

12a

Bij algemene maatregel van bestuur wordt bepaald wat onder inkomen uit arbeid en overig inkomen als bedoeld in de artikelen 8, eerste lid, 10, eerste en tweede lid, 11 en 12 wordt verstaan. Daarbij kan tevens worden bepaald dat nader te bepalen inkomen dat gedeeltelijk, niet, of niet langer wordt genoten als gevolg van gewijzigde omstandigheden of enig handelen of nalaten van betrokkene in aanmerking wordt genomen alsof het wel volledig wordt genoten.

Artikel

13

Artikel

13a

§

2

Toekenning, ingang, intrekking, herziening en betaling van het ouderdomspensioen

Artikel

14

Artikel

15

Artikel

16

Artikel 16a

Vervallen

Artikel

17

Artikel

17a

Artikel

17b

Artikel

17c

Artikel

17d

Vervallen

Artikel

17e

Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld omtrent de termijn waarvoor uitstel van betaling van de bestuurlijke boete kan worden verleend alsmede omtrent de hoogte van het op grond van artikel 17i, eerste of tweede lid, te verrekenen bedrag en de termijn of termijnen waarbinnen deze verrekening plaatsvindt.

Artikel

17f

Vervallen

Artikel

17g

Vervallen

Artikel

17h

Vervallen

Artikel

17i

Artikel

17j

Vervallen

Artikel

18

Artikel

19

Artikel

19a

Artikel

19b

Artikel

20

Artikel

21

Voor zover bij of krachtens deze wet niet anders is bepaald, wordt een voorschot op het nog niet vastgestelde ouderdomspensioen beschouwd als ouderdomspensioen op grond van deze wet.

Artikel

22

Vervallen

Artikel

23

De termijnen van het ouderdomspensioen, welke niet zijn ingevorderd binnen twee jaren na de eerste dag, waarop zij konden worden ingevorderd, worden niet meer uitbetaald.

Artikel

24

Artikel

24a

Artikel

24b

Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de wijze van tenuitvoerlegging van de beschikking waarbij is vastgesteld dat onverschuldigd is betaald.

Artikel

25

Artikel

26

Artikel

27

Vervallen

§

3

Vakantie-uitkering

Artikel

28

Degene, die over een maand recht heeft op ouderdomspensioen, heeft over die maand tevens recht op vakantie-uitkering.

Artikel

29

Artikel

29a

Vervallen

Artikel

30

Vervallen

Artikel

31

Artikel

32

Het bepaalde bij of krachtens de artikelen 18, 19, 20, 23, 24, 26 en 49 vindt overeenkomstige toepassing ten aanzien van de vakantie-uitkering, voor zover bij of krachtens deze paragraaf niet anders is bepaald.

Artikel

33

Bij ministeriële regeling kunnen met betrekking tot deze paragraaf nadere regels worden gesteld. Daarbij kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 31, tweede lid.

§

4

Inkomensondersteuning in aanvulling op het ouderdomspensioen

Artikel

33a

Hoofdstuk

IV

De vrijwillige verzekering

Artikel

34

In dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder gewezen verzekerde: degene, wiens verplichte verzekering is geëindigd.

Artikel

35

Artikel

36

Artikel

37

De vrijwillige verzekering, bedoeld in artikel 35, eerste lid, eindigt:

  • a.

    met ingang van de eerste dag van de tweede maand volgend op die waarin de Sociale verzekeringsbank een schriftelijke opzegging van de gewezen verzekerde heeft ontvangen;

  • b.

    met ingang van de dag waarop de gewezen verzekerde de pensioengerechtigde leeftijd bereikt;

  • c.

    met ingang van de dag, waarop de periode van tien jaar, bedoeld in artikel 35, eerste lid, is verstreken;

  • d.

    met ingang van de dag, waarop de gewezen verzekerde verplicht verzekerd wordt op grond van deze wet;

  • e.

    met ingang van de eerste dag van de vierde maand volgend op de laatste dag van de door de Sociale verzekeringsbank gestelde termijn waarbinnen de verschuldigde premie voor de vrijwillige algemene ouderdomsverzekering, bedoeld in artikel 71 van de Wet financiering sociale verzekeringen, dient te worden betaald, indien de betaling niet of niet geheel heeft plaatsgevonden;

  • f.

    met ingang van de dag volgend op de laatste dag van een door de Sociale verzekeringsbank gestelde termijn waarbinnen de gewezen verzekerde de van hem, in verband met de toepassing van dit hoofdstuk, verlangde inlichtingen dient te verstrekken, indien de gewezen verzekerde die gegevens niet heeft verstrekt, tenzij de gewezen verzekerde aannemelijk maakt dat dat hem niet in overwegende mate kan worden verweten.

Artikel

38

Artikel

39

Artikel

40

De artikelen 34 tot en met 39 zijn van overeenkomstige toepassing op de gewezen verzekerde die op 31 december 2005 vrijwillig verzekerd was op grond van een algemene maatregel van bestuur die gebaseerd was op artikel 40, zoals dat luidde op de dag voor inwerkingtreding van de Wet tot wijziging van een aantal wetten op het terrein van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid teneinde deze in overeenstemming te brengen met de motie van het lid Jurgens c.s.

Hoofdstuk

IVA

Vrijwillige verzekering voor in de Europese Unie wonende postactieven

Artikel

41

Vervallen

Artikel

42

Vervallen

Artikel

43

Vervallen

Artikel

44

Vervallen

Artikel

45

Vervallen

Artikel

46

Vervallen

Hoofdstuk

V

Gemoedsbezwaren

Artikel

47

Vervallen

Artikel

48

Hoofdstuk

VI

Informatieverplichtingen

Artikel

49

De pensioengerechtigde, zijn echtgenoot, alsmede zijn wettelijke vertegenwoordiger of de instelling waaraan ingevolge artikel 20 ouderdomspensioen wordt uitbetaald, zijn verplicht aan de Sociale verzekeringsbank op haar verzoek of onverwijld uit eigen beweging alle feiten en omstandigheden mee te delen, waarvan hun redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op het recht op uitkering, de hoogte van de uitkering of op het bedrag van de uitkering, dat wordt betaald. De verplichting geldt niet indien die feiten en omstandigheden door de Sociale verzekeringsbank kunnen worden vastgesteld op grond van bij wettelijk voorschrift als authentiek aangemerkte gegevens of kunnen worden verkregen uit bij ministeriële regeling aan te wijzen administraties. Bij ministeriële regeling wordt bepaald voor welke gegevens de tweede zin van toepassing is.

Artikel

50

In aanvulling op artikel 49 kan de Sociale verzekeringsbank de pensioengerechtigde of zijn wettelijke vertegenwoordiger verzoeken aan te tonen dat:

  • a.

    de pensioengerechtigde een pensioengerechtigde is als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel a;

  • b.

    de feitelijke woonsituatie van de pensioengerechtigde in overeenstemming is met het door hem dan wel zijn wettelijke vertegenwoordiger verstrekte adres.

Teneinde hem daartoe in de gelegenheid te stellen kan de Sociale verzekeringsbank bij die verzoeken aanbieden met de toestemming van de pensioengerechtigde dan wel zijn wettelijke vertegenwoordiger de woning van de pensioengerechtigde binnen te treden.

Hoofdstuk

VII

Bepalingen in verband met de Algemene wet bestuursrecht en het beroep in cassatie

Artikel

51

Artikel

51a

Vervallen

Artikel

53

Artikel

54

Vervallen

Hoofdstuk

VIII

Overgangsbepalingen

§

1

Het ouderdomspensioen van personen die vóór het in werking treden van artikel 6 de leeftijd van 15, doch nog niet die van 65 jaar hebben bereikt

Artikel

55

Artikel

56

De voordelen uit artikel 55 voortvloeiende komen enkel toe aan degene die in Nederland woont.

Artikel

57

Bij algemene maatregel van bestuur kan onder daarbij te stellen voorwaarden worden bepaald, dat voor de toepassing van de artikelen 55 en 56 het wonen buiten Nederland wordt gelijkgesteld met het wonen in Nederland.

Artikel

58

Vervallen

Artikel

59

Vervallen

Artikel

60

Vervallen

Artikel

61

Vervallen

§

2

Overige overgangsbepalingen

Artikel

62

Artikel

62a

Artikel

63

Vervallen

Artikel

63a

Artikel 1, achtste en negende lid, is niet van toepassing, indien voor de inwerkingtreding van deze artikelleden, op grond van artikel 8 recht bestaat op toeslag, omdat de ongehuwde pensioengerechtigde wegens een gezamenlijke huishouding met een meerderjarig aangehuwd kind of een meerderjarig voormalig pleegkind is aangemerkt als gehuwd, voor zolang dit recht op toeslag bestaat, tenzij toepassing van de genoemde artikelleden leidt tot een hoger ouderdomspensioen.

Artikel

64

Ten aanzien van de persoon wiens vrijheid op de dag voorafgaande aan de inwerkingtreding van artikel 8b reeds rechtens was ontnomen wordt voor de toepassing van dat artikel als eerste dag waarop de vrijheidsontneming plaatsvindt, aangemerkt de dag van inwerkingtreding van artikel 8b en eindigt het recht op ouderdomspensioen in afwijking van artikel 8b, tweede lid, vanaf de dag dat deze vrijheidsontneming zes maanden heeft geduurd. De beëindiging gaat in op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de vrijheidsontneming als bedoeld in de eerste zin zes maanden heeft geduurd.

Artikel

64a

Vervallen

Artikel

64b

Artikel

64c

Artikel 17, tweede lid, zoals dat luidde op de dag voorafgaand aan de dag van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel B, van de Wet van 9 juli 2014 tot wijziging van de Algemene Ouderdomswet in verband met beëindiging van de voorschotregeling en vaststelling van een grondslag voor het stellen van regels ten aanzien van hetgeen wordt verstaan onder het hebben van het hoofdverblijf in dezelfde woning (Stb. 2014, 307) blijft van toepassing op pensioengerechtigden ten aanzien waarvan dat artikellid is toegepast tot het tijdstip waarop niet meer wordt voldaan aan de in dat artikellid gestelde voorwaarden.

Artikel

64e

Hoofdstuk

IX

Strafbepalingen

Artikel

65

Een gedraging die in strijd is met een krachtens deze wet uitgevaardigde algemene maatregel van bestuur, voor zover uitdrukkelijk als strafbaar feit in de zin van dit artikel aangeduid, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste een maand of geldboete van de tweede categorie. Het feit wordt beschouwd als een overtreding. Het in de eerste zin bedoelde feit wordt beschouwd als een overtreding.

Artikel

66

Vervallen

Artikel

67

Vervallen

Artikel

68

Vervallen

Artikel

69

Vervallen

Hoofdstuk

X

Slotbepalingen

Artikel

70

Hetgeen nog ter uitvoering van deze wet nodig is, wordt geregeld bij ministeriële regeling.

Artikel

71

Artikel

72

Vervallen

Artikel

72a

Vervallen

Artikel

73

Vervallen

Artikel

74

Vervallen

Artikel

75

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministeriële Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven ten Paleize Soestdijk
JULIANA.
De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, J. G. SUURHOFF.
De Minister van Financiën, VAN DE KIEFT.
De Staatssecretaris van Financiën, VAN DEN BERGE.
De Minister van Binnenlandse Zaken, BEEL.
De Minister van Justitie, J. C. VAN OVEN.