Besluit van 21 april 1958, tot vaststelling van een algemene maatregel van bestuur ter uitvoering van artikel 127 der Pachtwet

Reglement voor de pachtkamers

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Justitie, mede namens Onze Minister van Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening van 17 maart 1958, Stafafdeling Wetgeving, Nr. 087/658;
Gelet op artikel 127 van de Pachtwet (Stb. 1958, 37);
De Raad van State gehoord (advies van 15 april 1958, Nr. 75);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Justitie, mede namens Onze Minister van Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening van 18 april 1958, Nr. 143/658;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel

1

Artikel

2

Artikel

3

De raden en de plaatsvervangende raden in de pachtkamer van het gerechtshof te Arnhem en de leden en de plaatsvervangende leden van de pachtkamers van de kantongerechten zullen, elk naar de wijze zijner godsdienstige gezindheid, alvorens in bediening te treden, de eed (belofte) afleggen:

"Dat zij getrouw zullen zijn aan de Koning, en de grondwet zullen onderhouden en nakomen".

"Dat zij, middellijk noch onmiddellijk, onder welke naam of voorwendsel, tot het verkrijgen hunner aanstelling aan iemand, wie hij ook zij, iets hebben gegeven of beloofd, noch zullen geven of beloven".

"Dat zij nimmer enige giften of geschenken zullen aannemen of ontvangen van enig persoon, welke zij weten of vermoeden enig rechtsgeding of zaak te hebben of te zullen krijgen, in welke hun ambtsverrichtingen zouden kunnen te pas komen".

"Dat zij zich noch directelijk noch indirectelijk over enige door hen behandelde aangelegenheden, of die zij weten of vermoeden dat door hen behandeld zullen worden, in enig bijzonder onderhoud of gesprek zullen inlaten met partijen of derzelver advocaten, procureurs of gemachtigden, noch daarover enige bijzondere onderrichting, memorie of schrifturen zullen aannemen".

"Dat zij voorts hun posten met eerlijkheid, nauwgezetheid en onzijdigheid, zonder aanzien van personen, zullen waarnemen en zich in de uitoefening van hun bediening gedragen zo als brave en eerlijke ambtenaren betaamt".

Artikel

4

Artikel

5

Artikel

6

De installatie van de ambtenaren, in artikel 3 bedoeld, bestaat in de eenvoudige voorlezing op de terechtzitting der akte van de afgelegde eed (belofte) door de griffier, of door degene, die diens functie waarneemt.

Artikel

7

De griffier is gehouden de raden en plaatsvervangende raden in, en de leden en plaatsvervangende leden van de pachtkamer bij te staan in de gevallen, waarin zulks is vereist.

Artikel

8

De raden en de plaatsvervangende raden in, en de leden en de plaatsvervangende leden van de pachtkamers ontvangen van de griffier de nodige kennisgeving van de terechtzittingen en andere bijeenkomsten, waarbij zij tegenwoordig moeten zijn.

Artikel

9

De raden en plaatsvervangende raden in, en de leden en plaatsvervangende leden van de pachtkamers kunnen de processtukken, ter griffie berustende, te hunnen huize ontvangen tegen ontvangbewijs.

Artikel

10

Aan de kantonrechter of de griffier, die zich in een geval, als bedoeld in artikel 148 van de Pachtwet, tot het verrichten van ambtelijke werkzaamheden begeeft buiten zijn woonplaats, anders dan naar de hoofdplaats van het kanton, waar hij is benoemd of de werkzaamheden op zich heeft genomen, worden uit 's Rijks kas de reis- en verblijfkosten vergoed naar de bepalingen, welke door Ons ter regeling van de vergoeding van reis- en verblijfkosten wegens reizen voor 's Rijks dienst, zijn of nader zullen worden vastgesteld.

Artikel

12

Vervallen

Artikel

13

Vervallen

Artikel

14

Iedere raad of plaatsvervangende raad in de pachtkamer van het gerechtshof te Arnhem, en ieder lid of plaatsvervangend lid van de pachtkamer van een kantongerecht, die weet dat er enige reden van wraking tegen hem bestaat, is gehouden deze aan de pachtkamer, waarin hij zitting heeft, op te geven.

Artikel

15

Artikel

16

Onze Minister van Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit, dat in het Staatsblad zal worden geplaatst, en waarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State en aan de Algemene Rekenkamer.

Soestdijk
JULIANA.
De Minister van Justitie, SAMKALDEN.
De Minister van Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening, A. VONDELING.
De Minister van Justitie, SAMKALDEN.