Besluit van 23 september 1958, houdende vaststelling van een algemene maatregel van bestuur tot uitvoering van artikel 1, eerste lid, van de Wet op de justitiële documentatie en op de verklaringen omtrent het gedrag

Besluit registratie justitiële gegevens

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Justitie van 13 augustus 1958, Stafafdeling Wetgeving, nr. 275/658;
De Raad van State gehoord (advies van 26 augustus 1958, nr. 24);
Gezien het nader rapport van Onze voornoemde Minister van 19 september 1958, nr. 308/658;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel

2

De justitiële documentatiedienst registreert:

  • 1.

    de op of na de dag der inwerkingtreding van de wet door de officier van justitie in behandeling genomen zaken tegen:

  • 2.

    de op of na de dag der inwerkingtreding van de wet door de procureur-generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden in behandeling genomen zaken, waarvan de Hoge Raad ingevolge artikel 76 van de Wet op de rechterlijke organisatie in eerste en laatste ressort kennis neemt.

  • 3.

    de navolgende wijzen van afdoening van de hierboven genoemde zaken:

    • a.

      overdracht aan een ander vervolgend orgaan;

    • b.

      voeging bij een andere zaak;

    • c.

      seponering;

    • d.

      beslissing tot voorwaardelijk niet-vervolgen;

    • e.

      transactie;

    • f.

      onherroepelijke vrijspraak;

    • g.

      onherroepelijk ontslag van rechtsvervolging;

    • h.

      onherroepelijke veroordeling;

    • i.

      onherroepelijke terbeschikkingstelling van de Regering;

    • j.

      onherroepelijke oplegging van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor buitengewone behandeling;

    • k.

      onherroepelijke ondertoezichtstelling;

    • l.

      onherroepelijke schuldigverklaring zonder toepassing van straf of maatregel;

    • m.

      de oplegging van de maatregel tot betaling van een geldbedrag aan de staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel;

    • n.

      plaatsing in een inrichting voor jeugdigen;

    • o.

      de oplegging van de maatregel tot betaling aan de staat van een som geld ten behoeve van het slachtoffer;

    • p.

      onherroepelijke terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege;

    • q.

      onherroepelijke terbeschikkingstelling met voorwaarden.

  • 4.

    de onherroepelijke afdoening van - op of na de dag der inwerkingtreding van de wet - door de officier van justitie in behandeling genomen zaken niet onder 1b van dit artikel genoemd, tegen iedere natuurlijke persoon, rechtspersoon of vennootschap, die werd aangemerkt als verdacht van enig feit, waarvan de rechtbank in eerste aanleg kennis neemt voor zover daarbij

    • a.

      een veroordeling is uitgesproken wegens overtreding van:

      artikel 436 van het Wetboek van Strafrecht,

      artikel 436a van het Wetboek van Strafrecht,

      artikel 453 van het Wetboek van Strafrecht,

      de Arbeidswet,

      de Drank- en Horecawet,

      de Jachtwet,

      de Leerplichtwet 1969,

      de Wet van 1 augustus 1964, Stb. 363, houdende regelen met betrekking tot de handel in antibiotica, hormoonpreparaten, thyreostatica en chemotherapeutica, bestemd of mede bestemd voor aanwending bij dieren,

      de Wet op de Uitoefening van de Diergeneeskunst,

      de Wet op de Uitoefening van de Geneeskunst,

      de Wet op de paramedische beroepen,

      de Wet op de Tandheelkundige inrichtingen,

      de Veiligheidswet,

      de Vogelwet 1936,

      de Vreemdelingenwet 2000;

    • b.

      een principale vrijheidsstraf is opgelegd;

    • c.

      een geldboete is opgelegd en deze een totale last van € 100 of meer beloopt;

    • d.

      de ontzegging van de rijbevoegdheid of van de bevoegdheid een luchtvaartuig te bedienen is uitgesproken;

    • e.

      een transactie tot stand is gekomen, waarbij het betaalde bedrag een totale last van € 100 of meer beloopt;

  • 5.

    de oplegging van voorlopige maatregelen als bedoeld in de artikelen 28 en 29 der Wet op de economische delicten, alsmede hun beëindiging, verlenging, wijziging, intrekking of opheffing, genomen in zaken als genoemd onder 1a van dit artikel.

  • 6.

    de op of na de dag der inwerkingtreding van de wet door de advocaat-fiscaal voor de krijgsmacht, door de auditeur-militair of door de fiscaal in behandeling genomen zaken tegen iedere natuurlijke persoon verdacht van

    • a.

      een misdrijf, zoals omschreven in het Wetboek van Militair Strafrecht;

    • b.

      een commuun misdrijf of van een economisch delict;

    • c.

      een overtreding als genoemd in dit artikel onder 1b.

  • 7.

    de onder 3 van dit artikel vermelde wijzen van afdoening van de onder 6 van dit artikel genoemde zaken, met dien verstande dat in de gevallen waarin artikel 12 van de Rechtspleging bij de Land- en de Luchtmacht, artikel 8b van de Rechtspleging bij de Zeemacht of artikel 58 van de Wet op de Krijgstucht is toegepast, als inhoud van de beslissing uitsluitend "krijgstuchtelijke afdoening" wordt vermeld.

  • 8.

    de onherroepelijke afdoening van door de advocaat-fiscaal voor de krijgsmacht, de auditeur-militair of de fiscaal in behandeling genomen zaken, niet onder 6 van dit artikel genoemd, voor zover daarbij:

    • a.

      een veroordeling is uitgesproken als bedoeld onder 4a van dit artikel;

    • b.

      een principale vrijheidsstraf is opgelegd;

    • c.

      een geldboete is opgelegd en deze een totale last van € 100 of meer beloopt;

    • d.

      de ontzegging van de rijbevoegdheid of van de bevoegdheid een luchtvaartuig te bedienen is uitgesproken;

    • e.

      een transactie tot stand is gekomen waarbij het betaalde bedrag een totale last van € 100 of meer beloopt.

  • 9.

    de transacties, op of na de dag van inwerkingtreding van de wet, gesloten door De Nederlandsche Bank N.V. te Amsterdam en door de directeurs der rijksbelastingen op grond van de bevoegdheid, toegekend bij het Koninklijk besluit van 1 mei 1951 (Nederlandse Staatscourant d.d. 11 mei 1951);

  • 10.

    de onherroepelijke afdoening van door de officier van justitie in behandeling genomen zaken tegen iedere natuurlijke persoon, rechtspersoon of vennootschap, die werd aangemerkt als verdacht van het feit bedoeld in artikel 11, eerste lid, van de Opiumwet voorzover daarbij

    • a.

      een principale vrijheidsstraf is opgelegd;

    • b.

      een geldboete is opgelegd en deze een totale last van € 100 of meer beloopt;

    • c.

      een transactie tot stand is gekomen, waarbij het betaalde bedrag een totale last van € 100 of meer beloopt.

  • 11.

    de transacties aangegaan door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren van de politie, de Koninklijke marechaussee en de Dienst Wegverkeer ter zake van overtreding van de artikelen 30, eerste, tweede en vierde lid, en 34, derde lid, van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen.

  • 12.

    de transacties aangegaan door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren terzake van overtredingen van de artikelen 310 en 321 van het Wetboek van Strafrecht alsmede van artikel 8, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

Artikel

3

De justitiële documentatiedienst registreert voorts

  • 1.

    de gegevens als genoemd in artikel 5 van de wet, voor zover zij vóór het inwerkingtreden van de wet werden opgenomen in de strafregisters als bedoeld in het Koninklijk besluit van 19 februari 1896, Stb. 29, zoals dit laatstelijk werd gewijzigd, evenwel met uitzondering van de vonnissen, die hier te lande zijn gewezen door Duitse rechters en van vonnissen en arresten gewezen door de in het besluit van de Secretaris-Generaal van het Departement van Justitie van 12 augustus 1941 (Verord. Bl. 1941, 156) bedoelde vrederechters en het vredegerechtshof;

  • 2.

    alle gegevens, welke de documentatiedienst als bedoeld in het "Besluit justitiële documentatie" (Koninklijk besluit van 2 februari 1951, Stb. 36) vóór de inwerkingtreding van de wet heeft geregistreerd ingevolge de artikelen 3 t/m 6 van de beschikking van de Minister van Justitie van 16 april 1951 (Ned. Stcrt. 1951, nr. 76) aangevuld bij beschikking van 29 juni 1951 (Ned. Stcrt. 1951, nr. 129), met uitzondering van de gegevens, betrekking hebbend op strafbare feiten als bedoeld in artikel 6 van deze algemene maatregel van bestuur.

Artikel

4

De justitiële documentatiedienst registreert bovendien met betrekking tot de geregistreerde zaken:

  • 1.

    de datum van het vermoedelijk einde van een proeftijd;

  • 2.

    de verlenging of verkorting van een proeftijd;

  • 3.

    de verlenging of beëindiging van de terbeschikkingstelling van de regering;

  • 4.

    de last tot gehele of gedeeltelijke tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke veroordeling;

  • 5.

    het opnieuw in behandeling nemen van een geseponeerde zaak;

  • 6.

    het opnieuw in behandeling nemen van een voorwaardelijk niet-vervolgde zaak;

  • 7.

    het bevel als bedoeld in artikel 578, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering na voldoening aan de overeenkomstig artikel 74 van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden;

  • 8.

    de beslissing dat een waarborgsom geheel of ten dele aan de Staat vervalt;

  • 9.

    de beslissing op grond van het bepaalde in artikel 577b van het Wetboek van Strafvordering tot verminderen of kwijtschelden, dan wel tot geheel of ten dele teruggeven of aan een derde uitkeren van het bedrag dat is vastgesteld in een maatregel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht;

  • 10.

    indien een aanvraag tot herziening is ingediend:

    • a.

      de verwijzing door de Hoge Raad;

    • b.

      de uiteindelijke onherroepelijke afdoening;

  • 11.

    de last tot uitstel of het niet doen plaatsvinden van vervroegde invrijheidstelling;

  • 12.

    de beschikking tot intrekking van de voorwaardelijke invrijheidstelling;

  • 13.

    de verlening van gehele of gedeeltelijke gratie;

  • 14.

    de aan het besluit tot het verlenen van gratie verbonden bepalingen (voorwaarden);

  • 15.

    de wijziging of de herroeping van een besluit tot het verlenen van gratie;

  • 16.

    de beschikking tot voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van een ter beschikking van de Regering gestelde, met de duur van de proeftijd;

  • 17.

    de herroeping van de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van een ter beschikking van de Regering gestelde;

  • 18.

    de vervanging van een geldboete door arrest of berisping;

  • 19.

    de beëindiging van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor buitengewone behandeling;

  • 20.

    de voorwaardelijke beëindiging van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor buitengewone behandeling;

  • 21.

    de herroeping van de voorwaardelijke beëindiging van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor buitengewone behandeling;

  • 22.

    de vervanging van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor buitengewone behandeling door de maatregel van terbeschikkingstelling van de Regering;

  • 23.

    de vervanging van de straf van plaatsing in een tuchtschool door een andere straf;

  • 24.

    de vervanging van de geldboete door jeugddetentie, hechtenis of een alternatieve sanctie;

  • 25.

    de verlenging of de beëindiging van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen;

  • 26.

    de voorwaardelijke beëindiging van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen;

  • 27.

    de herroeping van de voorwaardelijke beëindiging van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen;

  • 28.

    de omzetting van een alternatieve straf in een vrijheidsstraf;

  • 29.

    het opleggen en gelasten van de gehele of gedeeltelijke tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf in plaats van de straf van het verrichten van onbetaalde arbeid;

  • 30.

    de voorwaardelijke invrijheidstelling van een jeugdige;

  • 31.

    de gehele of gedeeltelijke vervanging van de straf van jeugddetentie in een van de straffen genoemd in artikel 9, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht;

  • 32.

    de verlenging van de maatregel van terbeschikkingstelling;

  • 33.

    de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege als bedoeld in artikel 38g van het Wetboek van Strafrecht;

  • 34.

    het geven van een bevel tot verpleging van overheidswege als bedoeld in artikel 38c van het Wetboek van Strafrecht;

  • 35.

    het geven van een last tot hervatting van de verpleging van overheidswege als bedoeld in artikel 38k van het Wetboek van Strafrecht.

Artikel

5

De justitiële documentatiedienst registreert de in de artikelen 2, 3 en 4 bedoelde gegevens in de bij de dienst te houden algemene documentatieregisters.

Artikel

6

Buiten registratie door de justitiële documentatiedienst blijven de zaken als bedoeld in artikel 2 onder 1a indien het door de officier van justitie in behandeling genomen proces-verbaal betrekking heeft op

Artikel

7

Artikel

7b

De gegevens worden in elk geval verwijderd indien sedert de geboortedag van de betrokken persoon tachtig jaren zijn verstreken of na het overlijden van de betrokken persoon.

Artikel

7c

Artikel

8

Onze Minister van Justitie kan ten aanzien van de wijze van registratie en van verwijdering van gegevens genoemd in deze algemene maatregel van bestuur nadere voorschriften geven.

Onze Minister van Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit, dat in het Staatsblad zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State en aan de Algemene Rekenkamer.

Soestdijk
JULIANA.
De Minister van Justitie, SAMKALDEN.
De Minister van Justitie, SAMKALDEN.