Wet van 14 juli 1960, houdende regelen met betrekking tot de afsluiting van een gedeelte van de uit de Wet op de Materiële Oorlogsschaden, de Wet Overheidsaansprakelijkheid Bezettingshandelingen en de Wet op de Watersnoodschade 1953 voortvloeiende werkzaamheden

Liquidatiewet Oorlogs- en Watersnoodschade I

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is regelen te stellen met het oog op de afsluiting van een gedeelte van de uit de Wet op de Materiële Oorlogsschaden, de Wet Overheidsaansprakelijkheid Bezettingshandelingen en de Wet op de Watersnoodschade 1953 voortvloeiende werkzaamheden, waarmede de opheffing van de voor deze werkzaamheden in het leven geroepen organen gepaard dient te gaan:

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel

1

Deze wet verstaat onder "Onze Minister": Onze Minister van Financiën.

Artikel

2

Artikel

3

Artikel

4

Artikel

5

Artikel

6

Artikel

7

Deze wet treedt in werking met ingang van 1 augustus 1960.

Artikel

8

Deze wet kan worden aangehaald als "Liquidatiewet Oorlogs- en Watersnoodschade I".

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministeriële Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven ten Paleize Soestdijk
JULIANA.
De Minister van Financiën, J. ZIJLSTRA.
De Minister van Justitie, A. C. W. BEERMAN.
De Minister van Landbouw en Visserij, V. G. M. MARIJNEN.
De Minister van Justitie a.i., J. DE QUAY.