Besluit van 20 juni 1962, houdende regelen ten aanzien van de verplichting tot herbeplanting, bedoeld in artikel 3 van de Boswet
Besluit herbeplanting artikel 3 Boswet
Hebben goedgevonden en verstaan:
Artikel
2
1
Aan de verplichting tot herbeplanting, bedoeld in artikel 3 van de Boswet, moet worden voldaan door beplanting van de grond, waarop zich de gevelde houtopstand bevond, of van andere grond, voor zover Onze Minister hiertoe toestemming heeft verleend.
2
Onze Minister verleent de in het eerste lid bedoelde toestemming, tenzij:
-
a.
de grond die de eigenaar wil beplanten gelegen is in een ander gebied dan dat waar zich de gevelde houtopstand bevond;
-
b.
de grond die de eigenaar wil beplanten van mindere kwaliteit is dan die waarop zich de gevelde houtopstand bevond;
-
c.
de grond die de eigenaar wil beplanten een kleinere oppervlakte heeft dan die waarop zich de gevelde houtopstand bevond;
-
d.
de gevelde houtopstand deel uitmaakte van een boskern;
-
e.
andere belangen, welke verband houden met de bodemproduktie, hierdoor zouden worden geschaad.
Artikel
3
De in het vorige artikel bedoelde beplantingen dienen te worden uitgevoerd op bosbouwkundig verantwoorde wijze.
Artikel
4
Dit besluit treedt in werking op 1 juli 1962.
Onze Minister van Landbouw en Visserij is belast met de uitvoering van dit besluit, hetwelk in het Staatsblad zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.