Wet van 27 september 1962, houdende regeling inzake vrijstelling van de militaire dienst wegens ernstige gewetensbezwaren

Wet gewetensbezwaren militaire dienst

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is een nieuwe regeling ter uitvoering van artikel 196 van de Grondwet te treffen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk

I

Begripsbepalingen

Artikel

1

Artikel

2

Ernstige gewetensbezwaren in de zin van deze wet zijn de onoverkomelijke gewetensbezwaren tegen de persoonlijke vervulling van militaire dienst in verband met het gebruik van middelen van geweld waarbij men door dienstvervulling in de Nederlandse krijgsmacht kan worden betrokken.

Hoofdstuk

II

Erkenning van bezwaren als ernstige gewetensbezwaren

Artikel

3

Artikel

4

Artikel

5

Artikel

6

Vervallen

Artikel

7

Artikel

7a

Artikel

7b

Tegen een beschikking op grond van hoofdstuk II kan een belanghebbende beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Artikel

7c

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld ter uitvoering van dit hoofdstuk.

Artikel

8

Hoofdstuk

III

Gevolgen van de erkenning

Artikel

9

Artikel

10

Het recht tot strafvordering terzake van een delict, als bedoeld in artikel 4, tweede lid, vervalt, zodra de gewetensbezwaren van de verdachte zijn erkend.

Hoofdstuk

IV

Rechten en verplichtingen van hen, die van de krijgsdienst zijn vrijgesteld

Artikel

11

Hij, die ingevolge deze wet van de krijgsdienst is vrijgesteld, wordt op of zo spoedig mogelijk na de datum, waarop hij zijn militaire dienst zou moeten aanvangen of voortzetten, door of vanwege Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voor de vervangende dienst opgeroepen. Hij is verplicht aan deze oproeping gevolg te geven.

Artikel

12

Artikel

13

Artikel

14

De tewerkgestelde is verplicht de opdrachten en voorschriften naar behoren na te leven, die hem worden gegeven of voor hem zijn vastgesteld door of vanwege Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid of degene aan wie bij de instelling of dienst van tewerkstelling de bevoegdheid tot het geven van opdrachten of het vaststellen van voorschriften krachtens bijzondere aanwijzing of ten aanzien van aldaar werkzame werknemers uit hoofde van zijn functie toekomt. De tewerkgestelde is voorts in het algemeen verplicht zich tijdens de vervangende dienst naar behoren te gedragen.

Artikel

15

Artikel

16

Artikel

17

Vrijstelling wegens persoonlijke onmisbaarheid wordt verleend aan hem, door wiens vervulling van de gewone vervangende dienst onoverkomelijke bezwaren zouden ontstaan voor de instandhouding der middelen van bestaan van personen als in artikel 16, tweede lid, bedoeld.

Artikel

18

Artikel

19

Vrijstelling om reden genoemd in artikel 15, tweede lid, wordt met inachtneming van regelen bij algemene maatregel van bestuur te stellen, verleend.

Artikel

20

Vervallen

Artikel

21

Blijkt, dat iemand ten onrechte van de gewone vervangende dienst dan wel van de vervangende dienst is vrijgesteld doordat het bewijsstuk of een der bewijsstukken, waarop de vrijstelling is verleend, vals of vervalst is, een onvolledige of met de waarheid strijdige verklaring, getuigenis of opgaaf bevat, of een ander geldt dan hem, op wie het beschouwd werd betrekking te hebben, dan wordt de desbetreffende uitspraak door Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid vervallen verklaard en komen op de persoon, wie het geldt, de verplichtingen te rusten, als ware hij niet vrijgesteld.

Artikel

21a

Tegen een beschikking op grond van Hoofdstuk IV omtrent vrijstelling kan een belanghebbende beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Artikel

22

Artikel

23

Artikel

24

Artikel

25

De vervangende dienst kan voor de tewerkgestelde, indien deze voor groot verlof in aanmerking komt, worden verlengd:

  • a.

    gedurende evenveel dagen als hij door ongeoorloofde afwezigheid niet aan de dagelijkse dienst heeft deelgenomen;

  • b.

    voor zover hij dit zelf verlangt, zolang hij ziek is en zijn toestand dit wenselijk maakt;

  • c.

    zolang het vertrek met groot verlof gevaar zou opleveren voor de verspreiding van een heersende of geheerst hebbende besmettelijke ziekte.

Artikel

26

Artikel

27

Artikel

28

Artikel

29

Hoofdstuk

V

Tuchtrechtelijke bepalingen

Artikel

30

De tewerkgestelde die zich gedraagt in strijd met artikel 14 kan deswege disciplinair worden gestraft door een daartoe door Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aangewezen persoon.

Artikel

31

Artikel

32

Artikel

33

Artikel

34

Artikel

35

Artikel

36

Artikel

37

Artikel

38

Artikel

39

Vervallen

Artikel

40

Vervallen

Artikel

41

Vervallen

Artikel

42

Vervallen

Artikel

43

Vervallen

Artikel

44

Vervallen

Artikel

45

Vervallen

Artikel

46

Vervallen

Artikel

47

Vervallen

Artikel

48

Vervallen

Artikel

49

Vervallen

Artikel

50

Vervallen

Artikel

51

Vervallen

Hoofdstuk

VI

Strafbepalingen

Artikel

52

Artikel

53

Artikel

54

De tewerkgestelde die zijn dienstverplichtingen stelselmatig niet nakomt wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste één jaar en negen maanden of geldboete van de vierde categorie.

Artikel

55

Artikel

55a

Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid kan degene, die op grond van artikel 52, eerste lid, of wegens een misdrijf begaan tijdens de vervangende dienst onherroepelijk is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf, ontslaan van de voor hem uit deze wet voortvloeiende verplichtingen.

Artikel

56

Hoofdstuk

VII

Slotbepalingen

Artikel

57

Artikel

58

Alle stukken, die in verband met de bepalingen van deze wet of van de te harer uitvoering gegeven voorschriften worden gevorderd, ingediend, overgelegd of uitgereikt, zijn vrij van legesheffing, van kosten van legalisatie en van griffiekosten.

Artikel

59

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

60

Artikel

61

Deze wet kan worden aangehaald als "Wet gewetensbezwaren militaire dienst".

Artikel

62

Deze wet treedt in werking op een door Ons te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle ministeriële departementen, autoriteiten, colleges en ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven ten Paleize Soestdijk
JULIANA.
De Minister van Defensie, S. H. VISSER.
De Minister van Justitie, A. C. W. BEERMAN.
De Minister van Justitie a.i., E. H. TOXOPEUS.