Besluit van 12 augustus 1968 tot vaststelling van het Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968

Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Financiën van 19 juli 1968, nr. D68/4876, directie Wetgeving Douane en Verbruiksbelastingen;
De Raad van State gehoord (advies van 31 juli 1968, nr. 45);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Financiën van 7 augustus 1968, nr. D68/4944, directie Wetgeving Douane en Verbruiksbelastingen;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Begripsbepalingen

Artikel

1

Hoofdstuk

I

Vergoeding

Artikel

2

Artikel

4

Artikel

5

Artikel

5a

Vervallen

Hoofdstuk

II

Vrijstellingen; tarief

Artikel

6

Voor de toepassing van de in artikel 11 van de wet vervatte vrijstellingen is de ondernemer gehouden een boekhouding te voeren waarin de voor die toepassing nodige gegevens op duidelijke en overzichtelijke wijze zijn vermeld.

Artikel

7

Artikel

8

Artikel

9

Artikel

10

Vervallen

Artikel

11

Vervallen

Hoofdstuk

III

Grensoverschrijdend verkeer van goederen en diensten

Artikel

12

Artikel

12a

Artikel

13

Bij ministeriële regeling kunnen aan de teruggaaf op de voet van artikel 24, eerste lid, van de wet voorwaarden worden verbonden welke betrekking kunnen hebben op:

  • a.

    het overleggen van bescheiden bij de aangifte ter verkrijging van de teruggaaf;

  • b.

    de wijze waarop wordt aangetoond, dat de goederen waarvan de belasting wordt teruggevraagd, de Gemeenschap hebben verlaten of onder het stelsel van douane-entrepots zijn gebracht op basis van artikel 98, eerste lid, onderdeel b, van het Communautair douanewetboek.

Artikel

14

Vervallen

Hoofdstuk

IV

Vis

Artikel

15

De belasting, verschuldigd ter zake van de invoer en de levering aan veilingen van vis, schaal-, schelp- en weekdieren die worden aangebracht per schip dat terugkeert van de visvangst, of per ventjager, bedraagt nihil.

Hoofdstuk

V

Bijzondere regelingen

Afdeling

A

Ondernemers met verschillende tarieven

Artikel

16

De ondernemer die krachtens artikel 26 van de wet de belasting kan voldoen naar ontvangsten, kan, indien hij leveringen verricht zowel van 6%-goederen als van 19%-goederen, die hij niet zelf heeft vervaardigd, de ter zake verschuldigde belasting berekenen op een van de hierna omschreven wijzen.

  • I.
    • a.

      De ondernemer splitst zijn inkopen van voor wederverkoop bestemde goederen in 6%-goederen en 19%-goederen;

    • b.

      hij bepaalt voor alle in onderdeel a bedoelde goederen de winkelwaarde, waaronder in deze afdeling wordt verstaan de prijs waarvoor de goederen door hem worden verkocht;

    • c.

      hij berekent de totale winkelwaarde van de in het lopende boekjaar tot en met het aan de orde zijnde belastingtijdvak ingekochte goederen naar de in onderdeel a bedoelde splitsing;

    • d.

      de totale ontvangsten in het belastingtijdvak wegens levering van goederen verdeelt hij in ontvangsten voor 6%-goederen en ontvangsten voor 19%-goederen naar evenredigheid van de in onderdeel c bedoelde totale winkelwaarden;

    • e.

      over het aldus berekende deel van de ontvangsten dat betrekking heeft op de 6%-goederen, bedraagt de belasting 6/106 en over het deel dat betrekking heeft op de 19%-goederen, 19/119 gedeelte;

    • f.

      de som van beide belastingbedragen vormt het bedrag dat geacht wordt in het belastingtijdvak aan belasting te zijn verschuldigd; op die som worden vervolgens de overige bepalingen van de wet toegepast (aftrek van voorbelasting, kleine ondernemersregeling enz.);

    • g.

      na afloop van het boekjaar wordt de belasting herrekend als volgt:

      • 1°.

        de ondernemer bepaalt de winkelwaarde van de ten verkoop in voorraad zijnde goederen, gesplitst in 6%-goederen en 19%-goederen;

      • 2°.

        de onder 1° bedoelde winkelwaarde van de 6%-goederen wordt afgetrokken van de winkelwaarde van de in het boekjaar ingekochte 6%-goederen en de aldaar bedoelde winkelwaarde van de 19%-goederen wordt afgetrokken van de winkelwaarde van de in het boekjaar ingekochte 19%-goederen;

      • 3°.

        de totale ontvangsten in het boekjaar wegens levering van goederen verdeelt de ondernemer over de 6%- en de 19%-goederen naar evenredigheid van de uit 2° voortvloeiende saldi aan winkelwaarden voor die goederen;

      • 4°.

        van het aldus berekende deel van de ontvangsten dat betrekking heeft op de 6%-goederen, wordt 6/106 en over het deel dat betrekking heeft op de 19%-goederen, wordt 19/119 gedeelte genomen;

      • 5°.

        de som van de uitkomsten van de berekeningen onder 4° vormt het bedrag dat geacht wordt in het boekjaar aan belasting te zijn verschuldigd; op die som worden vervolgens de overige bepalingen van de wet toegepast (aftrek van voorbelasting, kleine ondernemersregeling enz.);

      • 6°.

        indien deze herrekening leidt tot een hoger bedrag dan over het boekjaar aan belasting is afgedragen, moet het verschil worden voldaan op de aangifte over het eerste belastingtijdvak van het volgende boekjaar; leidt de herrekening tot een lager bedrag dan over het boekjaar aan belasting is afgedragen, dan wordt het verschil aan de ondernemer op verzoek teruggegeven;

      • 7°.

        op die aangifte voldoet de ondernemer tevens de belasting ter zake van het beschikken over goederen in de zin van artikel 3, eerste lid, onderdeel g, van de wet (eigen gebruik) in het boekjaar, voor zover de vergoeding voor deze goederen niet in de onder 3° bedoelde ontvangsten zijn begrepen;

    • h.

      de in onderdeel g - 1° bedoelde in voorraad zijnde goederen worden beschouwd als goederen die in het eerste belastingtijdvak van het volgende boekjaar zijn ingekocht.

  • II.
    • a.

      De ondernemer houdt afzonderlijk aantekening van zijn inkopen van voor wederverkoop bestemde 19%-goederen;

    • b.

      hij bepaalt voor die goederen de winkelwaarde;

    • c.

      hij berekent de totale winkelwaarde van de in het belastingtijdvak ingekochte 19%-goederen en het verschil tussen de totale ontvangsten in dat belastingtijdvak wegens leveringen van goederen en die totale winkelwaarde;

    • d.

      de belasting bedraagt 19/119 gedeelte van de in onderdeel c bedoelde totale winkelwaarde, benevens 6/106 gedeelte van het in onderdeel c bedoelde verschil indien de totale ontvangsten de totale winkelwaarde overtreffen;

    • e.

      de som van beide belastingbedragen vormt het bedrag dat geacht wordt in het belastingtijdvak aan belasting te zijn verschuldigd; op die som worden vervolgens de overige bepalingen van de wet toegepast (aftrek van voorbelasting, kleine ondernemersregeling, enz.);

    • f.

      overtreft de in onderdeel c bedoelde totale winkelwaarde de aldaar bedoelde totale ontvangsten, dan wordt het verschil in mindering gebracht op de totale ontvangsten van het volgende belastingtijdvak;

    • g.

      ter zake van het eigen gebruik vindt, voor zover de belasting wordt voldaan naar de ontvangsten, het bepaalde in I-g-7° overeenkomstige toepassing, en kan de ondernemer, voor zover de belasting wordt voldaan naar de winkelwaarde, op de in die bepaling bedoelde aangifte in mindering brengen de belasting over het verschil tussen de winkelwaarde en de vergoeding voor de goederen voor eigen gebruik, terwijl de in die aangifte te begrijpen ontvangsten met laatstbedoelde winkelwaarde worden verhoogd;

    • h.

      deze regeling is van overeenkomstige toepassing voor 6%-goederen.

  • III.
    • a.

      De ondernemer splitst zijn inkopen van voor wederverkoop bestemde goederen in 6%-goederen en 19%-goederen;

    • b.

      hij bepaalt voor alle in onderdeel a bedoelde goederen de winkelwaarde;

    • c.

      hij berekent de totale winkelwaarde van de in een belastingtijdvak ingekochte goederen naar de in onderdeel a bedoelde splitsing;

    • d.

      over de aldus berekende totale winkelwaarde die betrekking heeft op de 6%-goederen, bedraagt de belasting 6/106 gedeelte en over de aldus berekende totale winkelwaarde die betrekking heeft op de 19%-goederen, bedraagt de belasting 19/119 gedeelte;

    • e.

      de som van beide belastingbedragen vormt het bedrag dat geacht wordt in het belastingtijdvak aan belasting te zijn verschuldigd; op die som worden vervolgens de overige bepalingen van de wet toegepast (aftrek van voorbelasting, kleine ondernemersregeling, enz.);

    • f.

      na afloop van het boekjaar kan de ondernemer op zijn aangifte over het eerste belastingtijdvak van het volgende boekjaar in mindering brengen de belasting over het verschil tussen de winkelwaarde en de vergoeding voor de goederen voor eigen gebruik.

  • 1.

    Dit artikel is slechts van toepassing, indien en voor zover de ondernemer niet op grond van zijn bedrijfsadministratie kan vaststellen welk gedeelte van de ontvangsten betrekking heeft op leveringen van 6%-goederen en welk gedeelte op leveringen van 19%-goederen.

  • 2.

    Dit artikel heeft niet betrekking op goederen die worden geleverd ingevolge een overeenkomst van huurkoop of een andere overeenkomst van koop en verkoop op afbetaling.

  • 3.

    Ingeval de ondernemer naast leveringen van 6%-goederen en/of 19%-goederen tevens leveringen verricht van tabaksprodukten, als bedoeld in artikel 29 van de Wet op de accijns, is dit artikel op laatstbedoelde goederen van overeenkomstige toepassing.

Artikel

16a

Bij een tariefwijziging met ingang van een boekjaar wordt met betrekking tot het daaraan voorafgaande boekjaar het in artikel 16 voor methode I in onderdeel g bepaalde toegepast met inachtneming van de vóór die wijziging geldende tarieven.

Artikel

16b

Artikel

16c

Artikel

16d

Bij een wijziging van de hoogte van het in artikel 16 bij methode II in onderdeel h vermelde tarief met ingang van een boekjaar of in de loop daarvan is het bepaalde in artikel 16c van overeenkomstige toepassing.

Artikel

17

Artikel

18

Artikel

19

Een in deze afdeling opgenomen regeling mag slechts worden toegepast met ingang van het boekjaar, volgende op dat waarin de ondernemer van zijn voornemen daartoe schriftelijk mededeling aan de inspecteur heeft gedaan. Zij vindt dan toepassing tot het boekjaar, volgende op dat waarin de ondernemer aan de inspecteur schriftelijk heeft medegedeeld, dat hij haar niet langer wenst toe te passen.

Afdeling

B

Zegelsystemen, waardebonnen enz.

Artikel

20

Artikel

21

Afdeling

C

Aftrek van voorbelasting

Artikel

22

In gevallen waarin ingevolge artikel 35, vijfde lid, van de wet ontheffing is verleend van de verplichting tot uitreiking van een factuur, blijft de aanspraak van de afnemer op aftrek van de hem in rekening gebrachte belasting bestaan, mits hij die aanspraak kan aantonen. Bij ministeriële regeling kunnen met betrekking tot de wijze van aantoning nadere voorschriften worden gegeven.

Artikel

23

Onverminderd het bepaalde in artikel 15, tweede en zesde lid, van de wet, komt in gevallen waarin een werknemer een aan hem toebehorende auto bezigt in het kader van de onderneming van zijn werkgever en daarvoor van deze een kostenvergoeding ontvangt, bij de werkgever voor aftrek in aanmerking een bij ministeriële regeling vast te stellen percentage van de kostenvergoeding, voor zover deze niet behoort tot het loon in de zin van de loonbelasting.

Artikel

24

Afdeling

D

Bevoorrading van vervoermiddelen

Artikel

24a

Afdeling

E

Verlegging

Artikel

24b

Artikel

24ba

Afdeling

F

Fiscaal vertegenwoordiger

Artikel

24c

Artikel

24d

Hoofdstuk

VI

Artikel

25

Vervallen

Hoofdstuk

VII

Artikel

25a

Vervallen

Slotbepaling

Artikel

26

Onze Minister van Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit, hetwelk in het Staatsblad zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.

Porto Ercole
JULIANA.
De Staatssecretaris van Financiën, F. H. M. GRAPPERHAUS.
De Minister van Justitie, C. H. F. POLAK.

Bijlage

A

  • a.

    De waarde van een canon, een retributie, een huur of een uitkering van het leven van één persoon afhankelijk, wordt gesteld op het jaarlijkse bedrag, vermenigvuldigd met:

    16,

    wanneer degene gedurende wiens leven de schuldplichtigheid moet plaatshebben

    jonger dan 20 jaar is,

    15,

    20 jaar of ouder, doch jonger dan 30 jaar is,

    14,

    30 jaar of ouder, doch jonger dan 40 jaar is,

    13,

    40 jaar of ouder, doch jonger dan 50 jaar is,

    12,

    50 jaar of ouder, doch jonger dan 55 jaar is,

    11,

    55 jaar of ouder, doch jonger dan 60 jaar is,

    10,

    60 jaar of ouder, doch jonger dan 65 jaar is,

    8,

    65 jaar of ouder, doch jonger dan 70 jaar is,

    7,

    70 jaar of ouder, doch jonger dan 75 jaar is,

    5,

    75 jaar of ouder, doch jonger dan 80 jaar is

    4,

    80 jaar of ouder, doch jonger dan 85 jaar is,

    3,

    85 jaar of ouder, doch jonger dan 90 jaar is,

    2,

    90 jaar of ouder is.

  • b.

    De waarde van een canon, een retributie, een huur of een uitkering die na een bepaalde tijd vervalt, wordt gesteld op het jaarlijkse bedrag, vermenigvuldigd met het aantal jaren gedurende welke zij moet plaatshebben, iedere euro berekend tegen de volgende bedragen:

    het eerste vijftal jaren

    0,84

    0,83

    0,75

    0,85

    het tweede vijftal jaren

    0,62

    0,60

    0,40

    0,64

    het derde vijftal jaren

    0,46

    0,42

    0,15

    0,48

    het vierde vijftal jaren

    0,34

    0,28

    0,04

    0,36

    het vijfde vijftal jaren

    0,25

    0,18

    0,02

    0,28

    de volgende jaren

    0,12

    0,06

    0,15

  • c.

    De waarde van een canon, een retributie, een huur of een uitkering voor onbepaalde tijd, die niet van het leven afhankelijk is, wordt gesteld op het zeventienvoud van het jaarlijkse bedrag.

  • d.

    De overeenkomstig onderdeel b berekende waarde kan, indien de schuldplichtigheid:

    • 1.

      van het leven afhankelijk is, niet hoger zijn dan de waarde die verkregen zou zijn, wanneer de schuldplichtigheid niet tevens na een bepaalde tijd zou vervallen;

    • 2.

      niet van het leven afhankelijk is, niet hoger zijn dan het zeventienvoud van het jaarlijkse bedrag.

  • e.

    Een canon, een retributie, een huur of een uitkering die vervalt bij het overlijden:

    • 1.

      van de langstlevende van twee of meer personen, wordt gelijkgesteld met een canon, een retributie, een huur of een uitkering, afhankelijk van het leven van iemand die vijf jaren jonger is dan de jongste van de vorenbedoelde personen;

    • 2.

      van de eerststervende van twee of meer personen, wordt gelijkgesteld met een canon, een retributie, een huur of een uitkering, afhankelijk van het leven van iemand die vijf jaren ouder is dan de oudste van de vorenbedoelde personen.

  • f.

    Een canon, een retributie, een huur of een uitkering tot een onzeker jaarlijks bedrag wordt gelijkgesteld met een canon, een retributie, een huur of een uitkering tot het geschatte gemiddelde jaarlijkse bedrag.

  • g.

    De waarde van een schuldplichtigheid, niet vallende onder een van de vorige leden, wordt gesteld op het bedrag waarvoor zodanige schuldplichtigheid zou kunnen worden verkocht.

  • h.

    Een canon, een retributie, een huur of een uitkering tot andere zaken dan geld, wordt gelijkgesteld met een canon, een retributie, een huur of een uitkering tot een jaarlijks bedrag gelijk aan de waarde welke aan die zaken in het economische verkeer kan worden toegekend.

Bijlage

B

  • a.

    De leveringen en diensten als bedoeld in artikel 7 van het besluit, die als zodanig worden verricht door de hierna genoemde ondernemers:

    • 1.

      de Stichting Centraal Bureau voor Keuringen op Medisch-Hygiënisch Gebied;

    • 2.

      het Nederlandse Rode Kruis;

    • 3.

      de Stichting tot Instandhouding van het Centraal Laboratorium van de Bloedtransfusiedienst van het Nederlandse Rode Kruis, alleen voor diensten;

    • 4.

      de Stichting Centraal Laboratorium van de Bloedtransfusiedienst van het Nederlandse Rode Kruis, alleen voor diensten;

    • 5.

      de Stichting Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting;

    • 6.

      vervallen;

    • 7.

      de Diabetes Vereniging Nederland;

    • 8.

      de Stichting Nederlands Centrum Geestelijke Volksgezondheid;

    • 9.

      de Humanistische Stichting Socrates;

    • 10.

      de Stichting Katholiek Sociaal-Kerkelijk Instituut;

    • 11.

      de Vereniging tot samenstelling van Nederlandse Bedevaarten;

    • 12.

      de Stichting N.K.V.-Lourdesbedevaart;

    • 13.

      de Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen, mede voor het verrichten van onderzoek;

    • 14.

      de Nederlandse Vereniging voor Gezondheidsvoorlichting en Opvoeding;

    • 15.

      de Stichting Nederlands Instituut voor Maatschappelijk Werk Onderzoek;

    • 16.

      de Stichting Koninklijk Nederlands Geleidehondenfonds;

    • 17.

      de Stichting Hoger Katechetisch Instituut;

    • 18.

      de Stichting Schoolkatechese Eindhoven;

    • 19.

      de Stichting Eerste Hulp bij Hartstoring;

    • 20.

      de Stichting Activering Minderheden Educatie Nederland;

    • 21.

      de Stichting Samen Wonen Samen Leven;

    • 22.

      de Stichtig Exploitatie Het Dorp;

    • 23.

      de Stichting Federatie Monumentenwacht Nederland, alsmede de provinciale Stichtingen Monumentenwacht Nederland;

    • 24.

      de Stichting Fokus Exploitatie;

    • 25.

      het Instituut Voor Natuurbeschermingseducatie;

    • 26.

      de Stichting Archivisie;

    • 27.

      de Stichting Nederlands School Theater;

    • 28.

      de Stichting Klederdrachten Volendam;

    • 29.

      de Stichting Natuurvoorlichting Veluwe;

    • 30.

      de Stichting Algemene Maatschappij voor Varenden;

    • 31.

      de Stichting Intermenselijke en Geestelijke Vorming;

    • 32.

      de Stichting Emancipatie Eenoudergezin;

    • 33.

      de Stichting Landelijk Ondersteuningsinstituut Kunstzinnige Vorming;

    • 34.

      de Stichting Nederlands Comité UNICEF;

    • 35.

      de Stichting Comité voor de Zomerpostzegels;

    • 36.

      de Stichting Nederlands Instituut voor Audio-visuele Media, alleen voor de levering en het ter beschikking stellen van films en filmstroken;

    • 37.

      de Stichting Consulentschap Samenlevingsopbouw;

    • 38.

      de Stichting der Nederlandse universiteiten en hogescholen voor internationale samenwerking;

    • 39.

      het Gemeenschappelijk Instituut voor Maatschappelijke Dienstverlening;

    • 40.

      de Stichting Consument en Huishouding;

    • 41.

      de Nederlandse Stomavereniging 'Harry Bacon';

    • 42.

      de Stichting Recreatie en Voeding voor Kankerpatiënten;

    • 43.

      de Stichting Nederlands Ontwikkelings- en Ondersteuningsinstituut voor huisarts en eerstelijnszorg, met uitzondering van bouwadviseringsactiviteiten;

    • 44.

      de Vereniging voor Kunstzinnige Vorming en de daarbij aangesloten instellingen, met uitzondering van het verstrekken van muziekonderwijs;

    • 45.

      de Stichting 'Max Euwe' Centrum;

    • 46.

      de Stichting Federatie Oud Nederlandse Vaartuigen;

    • 47.

      het Leger des Heils met uitzondering van de verkoop van oud papier en kleding;

    • 48.

      de Stichting Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn;

    • 49.

      de Stichting Informatievoorziening Gehandicapten Nederland;

    • 50.

      de Stichting Landelijk Centrum Gezondheidsvoorlichting en Opvoeding;

    • 51.

      de Stichting Gezondheids Expotheek Nederland;

    • 52.

      de Stichting Maatschappelijke Dienstverlening aan Doven;

    • 53.

      de Stichting Nationale Contactcommissie Monumentenbescherming;

    • 54.

      de Stichting Provinciaal Steunpunt Werkgelegenheid;

    • 55.

      de Boekmanstichting;

    • 56.

      de Stichting Centrum Innovatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven, alleen voor programma-ontwikkeling en organisatie-ontwikkeling;

    • 57.

      de Stichting Probrasa;

    • 58.

      de Stichting Culturele Raad van Zuid-Holland;

    • 59.

      de Vereniging tegen Kindermishandeling;

    • 60.

      de Stichting Archeologische Monumentenwacht Nederland;

    • 61.

      de Stichting Kunst en Cultuur Limburg;

    • 62.

      de Stichting voor Professionele en Vrijwillige Maatschappelijke Dienstverlening;

    • 63.

      de Stichting VeM;

    • 64.

      de Stichting Vrouwenopvang Rijnmond;

    • 65.

      de Stichting Wegloophuis Psychiatrie;

    • 66.

      de Stichting voor Kerkelijk Sociale Arbeid;

    • 67.

      de Stichting Diagonaal;

    • 68.

      de Stichting SOS Telefonische Hulpdienst Rijnmond;

    • 69.

      de Stichting Recreatie;

    • 70.

      de Stichting Vluchtelingenwerk Rijnmond;

    • 71.

      de Stichting Provinciale Werkplaats Volwasseneneducatie en Emancipatie;

    • 72.

      het Katholiek Centrum voor Welzijnsbehartiging;

    • 73.

      de Stichting Onder Dak;

    • 74.

      de Stichting Minder Valide Jeugd;

    • 75.

      de Stichting De Loopplank;

    • 76.

      de Stichting Samenwerkende Organisaties tegen Kindermishandeling;

    • 77.

      de Stichting Individueel Beschermingsbeheer Rijnland;

    • 78.

      de Stichting Saadet;

    • 79.

      de Fryske Akademy;

    • 80.

      de Stichting Sociaal Pedagogische Zorg;

    • 81.

      de Stichting Pluspunt;

    • 82.

      de Stichting WJ-CNV Brugprojecten voor Jongeren;

    • 83.

      de Nederlandse Vereniging Humanitas, afdeling Rotterdam;

    • 84.

      de Stichting Academie voor Nederlandse Gebarentaal;

    • 85.

      de Stichting Godsdienst en Opvoeding;

    • 86.

      de Unie van Katholieke Bonden van Ouderen;

    • 87.

      de Stichting Ecologisch Beheer;

    • 88.

      de Stichting Milieu Educatie;

    • 89.

      de Stichting Bisschoppelijke Vastenactie Nederland;

    • 90.

      de Stichting Landelijk Informatiecentrum Voedselovergevoeligheid;

    • 91.

      de Stichting Landelijk bureau ter bestrijding van Rassendiscriminatie;

    • 92.

      de Vereniging Vluchtelingenwerk Nederland;

    • 93.

      de Gelderse Stichting tot Beheer en Bewindvoering ter bescherming van meerderjarigen;

    • 94.

      de Milieu-federatie Noord-Holland;

    • 95.

      de Stichting Building for Peace;

    • 96.

      de Stichting Technika 10 'Rotterdam';

    • 97.

      de Stichting De Wartburg;

    • 98.

      de Stichting Crea, met uitzondering van het verlenen van toegang tot voorstellingen;

    • 99.

      de Stichting Nederlands Instituut voor Alcohol en Drugs;

    • 100.

      de Stichting ter Ondersteuning en Advisering van Samenwerkingsverbanden in de Eerstelijnsgezondheidszorg;

    • 101.

      de Stichting Silhouette;

    • 102.

      de Stichting Samenwerkingsverband Bikultureel Onderwijs, Regio Assen;

    • 103.

      de Stichting Individueel Vermogensbeheer voor de Zorgsector, alleen voor de ondersteuning bij vermogensbeheer en aanverwante werkzaamheden ten behoeve van patiënten die zijn opgenomen (geweest) in een psychiatrisch centrum;

    • 104.

      de Stichting Vorkmeer;

    • 105.

      de Stichting Educatief Centrum Rijnmond;

    • 106.

      de Stichting Spel- en Opvoedingsvoorlichting Zuid-Holland/Zeeland;

    • 107.

      de Stichting Chinese Gemeenschap;

    • 108.

      de Vereniging Sirkulo Antiyano Tilburg;

    • 109.

      de Stichting Biro Perumahan Maluku;

    • 110.

      de Stichting Promotie Intensieve Thuisbehandeling Nederland;

    • 111.

      de Stichting Natuur- en Landschapsbeheer Zuid-Holland;

    • 112.

      de Stichting Landelijk Studie- en Ontwikkelingscentrum voor de Volwasseneneducatie, alleen voor programma-ontwikkeling en organisatie-ontwikkeling;

    • 113.

      de Stichting Medic Alert Nederland;

    • 114.

      de Stichting Hartklepregistratie Nederland;

    • 115.

      de Stichting Vluchtelingenwerk Tilburg;

    • 116.

      de Stichting Vrouwen en Hoger Technisch Onderwijs;

    • 117.

      de Stichting Instituut ter Ondersteuning van Sociaal Kulturele Aktiviteiten;

    • 118.

      de Stichting Samenwerkende Nederlandse Korenorganisaties, voor zover op haar prestaties niet de onderwijsvrijstelling van toepassing is;

    • 119.

      de Stichting Kunsthistorisch Centrum, alleen voor te geven voordrachten en cursussen;

    • 120.

      de Stichting Bureau Emancipatieontwikkeling;

    • 121.

      de Stichting Vrouwen en Informatica, voor zover op haar prestaties niet de onderwijsvrijstelling van toepassing is;

    • 122.

      de Stichting Vormingscentrum de Essenburgh, voor zover op haar prestaties niet de onderwijsvrijstelling van toepassing is;

    • 123.

      de Stichting 'NIB, Nederlands Instituut voor de Blaasmuziek en de Drum- en Showbands';

    • 124.

      de Vereniging tot Behoud van het Veluws Hert;

    • 125.

      Scouting Nederland, met uitzondering van de verkoop van goederen;

    • 126.

      de Stichting Jeugdtheaterschool Zuid-Holland.

  • b.

    De leveringen en diensten als bedoeld in artikel 7 van het besluit, die als zodanig worden verricht door de hierna genoemde instellingen, indien zij geen winst beogen:

    • 1.

      kruisverenigingen;

    • 2.

      instellingen tot bestrijding van de tuberculose;

    • 3.

      instellingen voor reumatiekbestrijding;

    • 4.

      instellingen werkzaam op het gebied van de Eerste Hulp Bij Ongevallen;

    • 5.

      instellingen werkzaam op het gebied van adoptiebemiddeling;

    • 6.

      scholen voor langdurig zieke kinderen;

    • 7.

      consultatiebureaus voor alcohol en drugs;

    • 8.

      bureaus voor seksuele en huwelijksvoorlichting, alleen voor diensten;

    • 9.

      instellingen van verpleging, kraam- en gezinsverzorging, voor zover de diensten niet reeds kunnen worden gerangschikt onder artikel 11, eerste lid, onderdelen c of g, van de wet;

    • 10.

      speeltuinverenigingen;

    • 11.

      vervallen;

    • 12.

      dagverblijven voor gehandicapten;

    • 13.

      ziekenhuizen, poliklinieken, psychiatrische inrichtingen en dergelijke inrichtingen, voor zover de diensten niet reeds kunnen worden gerangschikt onder artikel 11, eerste lid, onderdeel c, van de wet;

    • 14.

      instellingen van zeemanszorg, mede voor het verstrekken van spijzen en dranken;

    • 15.
    • 16.

      instellingen die zich bezighouden met vormingswerk in internaatsverband, mede voor het verstrekken van spijzen en dranken;

    • 17.

      vervallen;

    • 18.

      vervallen;

    • 19.

      instellingen die zich ten doel stellen de bestrijding van bos- en heidebranden;

    • 20.

      welstandscommissies, alleen voor het beoordelen van bouw- en bestemmingsplannen ten behoeve van gemeenten;

    • 21.

      vervallen;

    • 22.

      militaire tehuizen, mede voor het verstrekken van spijzen en dranken;

    • 23.

      bejaardenoorden en andere instellingen op het gebied van bejaardenzorg voor prestaties die in het bijzonder zijn gericht op het handhaven of bevorderen van de mogelijkheden voor ouderen om zo lang mogelijk zelfstandig te blijven wonen, alsmede voor het verstrekken van spijzen en dranken;

    • 24.

      instellingen voor ambulante geestelijke gezondheidszorg als genoemd in artikel 20a van het Besluit zorgaanspraken bijzondere ziektekostenverzekering;

    • 25.

      gemeenten of door gemeenten krachtens de Wet inschakeling werkzoekenden aangewezen rechtspersonen, voorzover zij uitvoering geven aan die Wet, mede voor het ter beschikking stellen van werknemers in de zin van die Wet, doch met uitzondering van de werknemer die, voorafgaande aan zijn dienstbetrekking, langdurig werkloze was en krachtens die Wet kan worden ingedeeld in de categorie werkloosheid van één tot twee jaar;

    • 26.

      vervallen;

    • 27.

      onderwijsverzorgingsinstellingen als bedoeld in de Wet op de onderwijsverzorging;

    • 28.

      Regionale Diensten Centra, voor zover het betreft de op grond van de Subsidieregeling Regionale Dienstencentra subsidiabele activiteiten;

    • 29.

      instellingen voor algemeen maatschappelijk werk aangesloten bij de Vereniging van Ondernemingen in de gepremieerde en gesubsidieerde sector, sectie Algemeen Maatschappelijk werk;

    • 30.

      instellingen voor jeugdhulpverlening aangesloten bij de Vereniging van Ondernemingen in de gepremieerde en gesubsidieerde sector, sectie Jeugdhulpverlening;

    • 31.

      natuurijsbanen, alleen voor het geven van gelegenheid tot sportbeoefening.

Algemene aantekening

Als leveringen en diensten van sociale of culturele aard worden niet aangemerkt de leveringen van goederen welke door de in de onderdelen a en b genoemde ondernemers in het kader van arbeidstherapie zijn voortgebracht en de diensten welke door die ondernemers in dat kader worden verricht.

Als diensten van sociale of culturele aard worden voorts niet aangemerkt diensten bestaande in thuiszorg.

Bijlage

C

Vervallen.