Burgerlijk Wetboek Boek 1, Personen- en familierecht

Burgerlijk Wetboek Boek 1

Boek

1

Personen- en familierecht

Titel

1

Algemene bepalingen

Artikel

1

Artikel

2

Het kind waarvan een vrouw zwanger is wordt als reeds geboren aangemerkt, zo dikwijls zijn belang dit vordert. Komt het dood ter wereld, dan wordt het geacht nooit te hebben bestaan.

Artikel

3

Titel

2

Het recht op de naam

Artikel

4

Artikel

5

Artikel

6

De geslachtsnaam wordt ten aanzien van een ieder dwingend bewezen door de akte van geboorte.

Artikel

7

Artikel

8

Hij die de naam van een ander zonder diens toestemming voert, handelt jegens die persoon onrechtmatig, wanneer hij daardoor de schijn wekt die ander te zijn of tot diens geslacht of gezin te behoren.

Artikel

9

Titel

3

Woonplaats

Artikel

10

Artikel

11

Artikel

12

Artikel

13

Het sterfhuis van een overledene is daar, waar hij zijn laatste woonplaats heeft gehad.

Artikel

14

Een persoon die een kantoor of een filiaal houdt, heeft ten aanzien van aangelegenheden die dit kantoor of dit filiaal betreffen mede aldaar woonplaats.

Artikel

15

Een persoon kan een andere woonplaats dan zijn werkelijke slechts kiezen, wanneer de wet hem daartoe verplicht, of wanneer de keuze bij schriftelijk of langs elektronische weg aangegane overeenkomst voor een of meer bepaalde rechtshandelingen of rechtsbetrekkingen geschiedt en voor de gekozen woonplaats een redelijk belang aanwezig is. Indien de keuze bij langs elektronische weg aangegane overeenkomst geschiedt, is artikel 227a lid 1 van Boek 6 van overeenkomstige toepassing.

Titel

4

Burgerlijke stand

Afdeling

1

De ambtenaar van de burgerlijke stand

Artikel

16

Artikel

16a

Artikel

16b

Wanneer de ambtenaar van de burgerlijke stand in de uitoefening van zijn ambt op grond van enige bepaling van deze titel of van enige andere titel van dit boek in rechte optreedt, kan hij dit zonder advocaat doen.

Artikel

16c

Burgemeester en wethouders bepalen de uren, waarop elk bureau van de burgerlijke stand dagelijks voor het publiek geopend zal zijn. Daarbij wordt, ten einde de werkzaamheden van de ambtenaren van de burgerlijke stand op die dagen zoveel mogelijk te beperken, een afzonderlijke regeling getroffen voor de zaterdag, de zondag, de algemeen erkende feestdagen en de overige daarvoor door burgemeester en wethouders aan te wijzen dagen, waarop gemeentelijke diensten niet of slechts gedeeltelijk zijn geopend.

Artikel

16d

Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld ten aanzien van de door het college van burgemeester en wethouders te treffen voorzieningen ten behoeve van de taakuitoefening door de ambtenaar van de burgerlijke stand, en voorts ten aanzien van al wat verder de taak van de ambtenaar van de burgerlijke stand betreft.

Afdeling

2

De registers van de burgerlijke stand en de bewaring daarvan

Artikel

17

Artikel

17a

Artikel

17b

De beheerder van een archiefbewaarplaats als bedoeld in artikel 17a is belast met het bewaren van de onder hem berustende registers, met het toevoegen van latere vermeldingen aan de daarin opgenomen akten en met de afgifte van afschriften en uittreksels van deze akten.

Artikel

17c

Bij algemene maatregel van bestuur wordt geregeld alles wat verder betreft de inrichting van de registers, alsmede de in artikel 17b genoemde handelingen ten aanzien van die registers.

Afdeling

3

Akten van de burgerlijke stand en partijen bij deze akten

Artikel

18

Artikel

18a

Artikel

18b

Artikel

18c

Artikel

18d

Afdeling

4

De akten van geboorte, van overlijden en de akten houdende attestaties de vita

Artikel

19

Artikel

19a

Artikel

19b

Indien de plaats of de dag van de geboorte van het kind niet bekend is dan wel indien de naam, met inbegrip van de voornamen, van de moeder uit wie het kind is geboren niet bekend is, wordt de geboorteakte ten aanzien van deze punten opgemaakt krachtens een bevel en overeenkomstig de aanwijzingen van het openbaar ministerie.

Artikel

19c

Zijn krachtens artikel 5, tiende lid, van dit boek in de akte een voorlopige voornaam en geslachtsnaam opgenomen, dan zendt de ambtenaar van de burgerlijke stand onverwijld een volledig afschrift van de akte aan Onze Minister van Justitie.

Artikel

19d

Artikel

19e

Artikel

19f

Artikel

19g

Artikel

19h

Artikel

19i

Artikel

19j

Artikel

19k

Afdeling

5

Latere vermeldingen

Artikel

20

Artikel

20a

Artikel

20b

Artikel

20d

Bij algemene maatregel van bestuur wordt geregeld al wat betreft de aan de ambtenaar over te leggen stukken, het opmaken van de latere vermeldingen en de inhoud daarvan.

Artikel

20e

Artikel

20f

Artikel

20g

De ambtenaar van de burgerlijke stand die aan de geboorteakte van een minderjarige een latere vermelding toevoegt, waaruit blijkt dat de minderjarige is erkend, of dat een naam van hem is gewijzigd, geeft van dit feit kennis aan de bewaarder van het in artikel 244 van dit boek bedoelde openbare register waarin rechtsfeiten omtrent die minderjarige zijn opgenomen.

Artikel

20h

Vervallen

Afdeling

6

Akten van inschrijving van bepaalde rechterlijke uitspraken

Artikel

21

Afdeling

7

De bewijskracht van akten van de burgerlijke stand alsmede van afschriften en uittreksels

Artikel

22

Artikel

22a

Authentieke afschriften of uittreksels, in de wettige vorm opgemaakt en afgegeven door de daartoe bevoegde bewaarder van het register, hebben dezelfde bewijskracht als het origineel, tenzij bewezen wordt dat zij daarmede niet overeenstemmen.

Afdeling

8

De openbaarheid van de akten van de burgerlijke stand

Artikel

23

De akten van de burgerlijke stand, daaronder begrepen de dubbelen van deze akten, zijn openbaar voor zover te dien aanzien in deze afdeling geen nadere voorziening is gegeven.

Artikel

23a

Van de akten van de burgerlijke stand mogen slechts de bewaarders en het openbaar ministerie inzage nemen. Voorts kunnen de rechter en het openbaar ministerie overlegging van akten bevelen.

Artikel

23b

Artikel

23c

De dubbelen van de akten van de burgerlijke stand zijn openbaar zolang zij onder de ambtenaar van de burgerlijke stand berusten.

Afdeling

9

De aanvulling van de registers van de burgerlijke stand en de verbetering van de daarin voorkomende akten en latere vermeldingen

Artikel

24

Artikel

24a

Kennelijke schrijf- of spelfouten en kennelijke misslagen kunnen ambtshalve door de ambtenaar van de burgerlijke stand worden verbeterd. Indien in een andere gemeente een akte betreffende dezelfde persoon of diens afstammelingen wordt gehouden, die eveneens verbetering behoeft, stelt de ambtenaar van de burgerlijke stand die de verbetering in de akte heeft aangebracht de ambtenaar van de burgerlijke stand in de andere gemeente daarvan op de hoogte.

Artikel

24b

Afdeling

10

Inschrijving van buitenlandse akten en de rechterlijke last tot het opmaken van een vervangende akte van geboorte

Artikel

25

Artikel

25a

Artikel

25b

Aan de akte van inschrijving, bedoeld in artikel 25, worden de latere vermeldingen toegevoegd die op grond van dit boek aan een in Nederland opgemaakte akte van geboorte, huwelijksakte of akte van overlijden moeten worden toegevoegd.

Artikel

25c

Artikel

25d

De rechtbank Den Haag kan op verzoek van het openbaar ministerie, van een belanghebbende of van de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente 's-Gravenhage de krachtens artikel 25c gegeven beschikking wijzigen op grond dat de vastgestelde gegevens onjuist of onvolledig zijn.

Artikel

25e

Vervallen

Artikel

25f

Artikel

25g

Afdeling

11

De verklaring voor recht omtrent de rechtsgeldigheid in Nederland van een buitenlandse akte of uitspraak

Artikel

26

Artikel

26a

De rechtbank kan, op verzoek of ambtshalve, bij de in het eerste lid van artikel 26 bedoelde verklaring voor recht tevens de toevoeging van een latere vermelding, op grond van artikel 24, eerste lid, aan een in de Nederlandse registers van de burgerlijke stand voorkomende akte gelasten.

Artikel

26b

Is met betrekking tot de verzoeker geen akte in de Nederlandse registers van de burgerlijke stand opgenomen, dan kan de rechtbank Den Haag, op verzoek of ambtshalve, bij haar beschikking tevens de inschrijving, overeenkomstig artikel 25, van een daarvoor in aanmerking komende in het buitenland opgemaakte akte in de registers van de burgerlijke stand te 's-Gravenhage gelasten, alsmede de verbetering van de akte van inschrijving op grond van artikel 24, eerste lid. Ook kan zij bij haar beschikking een last als bedoeld in artikel 25c geven alsmede een last tot verbetering, overeenkomstig artikel 24, eerste lid, van de door de ambtenaar van de burgerlijke stand te 's-Gravenhage op te maken akte.

Artikel

26c

Vervallen

Artikel

26e

De griffier van het college, waarbij de zaak laatstelijk aanhangig was, zendt een afschrift van de beschikking aan de ambtenaar van de burgerlijke stand in wiens registers een op de belanghebbende betrekking hebbende akte is opgenomen, waaraan een latere vermelding van de beschikking moet worden toegevoegd. Is bij de beschikking een last tot inschrijving van een in het buitenland opgemaakte akte gegeven, dan zendt de griffier een afschrift van de beschikking aan de ambtenaar van de burgerlijke stand te 's-Gravenhage.

Artikel

26f

Vervallen

Afdeling

12

Voorziening tegen de weigering tot het opmaken van een akte van de burgerlijke stand of tot een andere verrichting

Artikel

27

Naar aanleiding van een besluit van een ambtenaar van de burgerlijke stand om op grond van artikel 18c of 20c te weigeren een akte van de burgerlijke stand op te maken, een latere vermelding aan een akte toe te voegen of, buiten het geval van stuiting van het huwelijk of het geregistreerd partnerschap en dat van afgifte van een afschrift of een uittreksel, aan een verrichting mee te werken, kunnen belanghebbende partijen binnen zes weken na de verzending van dat besluit een verzoek indienen bij de rechtbank binnen het rechtsgebied waar de standplaats van de ambtenaar van de burgerlijke stand is gelegen.

Artikel

27a

De rechtbank kan, op verzoek van een belanghebbende partij of ambtshalve, bij haar beschikking tevens een verklaring als bedoeld in artikel 26 afgeven, alsmede een last als bedoeld in artikel 26a, onderscheidenlijk artikel 26b.

Artikel

27b

De griffier zendt een afschrift van de beschikking aan de belanghebbende partijen en aan de ambtenaar van de burgerlijke stand.

Artikel

27c

Vervallen

Afdeling

13

Wijziging van de vermelding van het geslacht in de akte van geboorte

Artikel

28

Artikel

28a

Artikel

28b

Artikel

28c

Afdeling

14

De Commissie van advies voor de zaken betreffende de burgerlijke staat en de nationaliteit

Artikel

29

Er is een Commissie van advies voor de zaken betreffende de burgerlijke staat en de nationaliteit.

Artikel

29a

Artikel

29b

Artikel

29c

Indien een ambtenaar van de burgerlijke stand gerede twijfel heeft over de vraag of een aan een buiten Nederland opgemaakte akte van de burgerlijke stand of ander geschrift te ontlenen gegeven in aanmerking komt om in een akte van de burgerlijke stand te worden opgenomen, is hij gehouden het advies van de Commissie in te winnen.

Artikel

29d

Indien een ambtenaar van de burgerlijke stand een door de Commissie gegeven advies niet opvolgt, stelt hij de Commissie en de officier van justitie hiervan in kennis.

Artikel

29e

Onze Minister van Justitie kan nadere regels stellen omtrent de taak en de werkwijze van de Commissie.

Artikel

29f

Telkens binnen een termijn van vier jaren brengt de Commissie een rapport uit aan Onze Minister van Justitie, waarin de taakvervulling van de Commissie aan een onderzoek wordt onderworpen en voorstellen kunnen worden gedaan voor gewenste veranderingen.

Titel

5

Het huwelijk

Algemene bepaling

Artikel

30

Afdeling

1

Vereisten tot het aangaan van een huwelijk

Artikel

31

Om een huwelijk te mogen aangaan moeten een man en een vrouw de leeftijd van achttien jaren hebben bereikt.

Artikel

32

Een huwelijk mag niet worden aangegaan, wanneer de geestvermogens van een partij zodanig zijn gestoord, dat deze niet in staat is haar wil te bepalen of de betekenis van haar verklaring te begrijpen.

Artikel

33

Een persoon kan tegelijkertijd slechts met één andere persoon door het huwelijk verbonden zijn.

Artikel

34

Vervallen

Artikel

35

Vervallen

Artikel

36

Vervallen

Artikel

37

Artikel

38

Hij die wegens zijn lichamelijke of geestelijke toestand onder curatele staat, mag geen huwelijk aangaan zonder toestemming van de kantonrechter.

Artikel

39

Artikel

40

Vervallen

Artikel

41

Artikel

41a

Een huwelijk mag niet worden gesloten tussen hen die elkander, hetzij van nature hetzij familierechtelijk, als bloedverwanten bestaan in de derde of vierde graad in de zijlinie, tenzij de aanstaande echtgenoten bij de ambtenaar van de burgerlijke stand ieder een beëdigde verklaring hebben afgelegd, inhoudende dat zij hun vrije toestemming tot het huwelijk geven.

Artikel

42

Zij die met elkander een huwelijk willen aangaan, mogen niet tegelijkertijd een geregistreerd partnerschap zijn aangegaan.

Afdeling

2

Formaliteiten die aan de voltrekking van het huwelijk moeten voorafgaan

Artikel

43

Vervallen

Artikel

44

Artikel

45

Artikel

45a

Indien de gegevens betreffende overlijden als bedoeld in artikel 44, eerste lid, onder c, niet kunnen worden geverifieerd en de aanstaande echtgenoten niet in staat zijn om de akte of akten van overlijden over te leggen, kunnen zij terzake een beëdigde verklaring afleggen jegens de ambtenaar van de burgerlijke stand ten overstaan van wie het huwelijk zal worden voltrokken. Deze maakt daarvan melding in de huwelijksakte.

Artikel

46

Wanneer het huwelijk binnen een jaar, te rekenen vanaf de datum waarop het voornemen daartoe is kenbaar gemaakt, niet is voltrokken, mag het niet worden voltrokken dan nadat het voornemen daartoe opnieuw kenbaar is gemaakt.

Artikel

47

Vervallen

Artikel

48

Indien hij die wil hertrouwen het gezag heeft over kinderen uit een vorig huwelijk, geeft de ambtenaar van de burgerlijke stand van dit voornemen onverwijld kennis aan de rechtbank van de woonplaats van de bedoelde ouder.

Artikel

49

Artikel

49a

Afdeling

3

Stuiting van het huwelijk

Artikel

50

Een huwelijk kan worden gestuit, wanneer partijen niet de vereisten in zich verenigen om een huwelijk aan te gaan, of wanneer partijen niet beiden hun vrije toestemming tot het huwelijk zullen geven dan wel wanneer het oogmerk van de aanstaande echtgenoten, of één hunner, niet is gericht op de vervulling van de door de wet aan de huwelijkse staat verbonden plichten, doch op het verkrijgen van toelating tot Nederland.

Artikel

51

Artikel

52

Hij die met een der partijen door huwelijk verbonden is dan wel met een der partijen een geregistreerd partnerschap is aangegaan, kan op grond van het bestaan van dat huwelijk of dat geregistreerd partnerschap een nieuw aan te gaan huwelijk stuiten.

Artikel

53

Artikel

54

Artikel

55

Een stuiting kan worden opgeheven:

  • a.

    op dezelfde wijze als waarop zij is geschied;

  • b.

    door een verklaring, in persoon afgelegd ten overstaan van de ambtenaar van de burgerlijke stand, genoemd in het vorige artikel;

  • c.

    door een verklaring, afgelegd ten overstaan van een notaris;

  • d.

    door een in kracht van gewijsde gegane beschikking, gegeven op verzoek van een belanghebbende.

Artikel

56

Het huwelijk mag niet worden voltrokken, voordat de stuiting is opgeheven. Mocht het desniettemin voltrokken zijn hangende een geding tot opheffing van de stuiting, dan kan dit geding op verlangen van de opposant worden voortgezet en wordt het huwelijk nietig verklaard, indien de rechter de gegrondheid der stuiting aanvaardt.

Artikel

57

Een ambtenaar van de burgerlijke stand aan wie het bestaan van een der in de artikelen 31 tot en met 33, 41, 41a en 42 omschreven huwelijksbeletselen bekend is, mag geen medewerking verlenen aan een huwelijksvoltrekking of aan de vervulling van daaraan voorafgaande formaliteiten, ook al zou geen stuiting hebben plaatsgehad.

Afdeling

4

De voltrekking van het huwelijk

Artikel

58

Artikel

59

Vervallen

Artikel

60

Vervallen

Artikel

61

Vervallen

Artikel

62

Artikel

63

Artikel

64

Indien een der partijen uit hoofde van een behoorlijk bewezen wettig beletsel verhinderd wordt zich naar het gemeentehuis te begeven, kan het huwelijk worden voltrokken in een bijzonder huis binnen dezelfde gemeente, mits dit in tegenwoordigheid van zes meerderjarige getuigen geschiedt.

Artikel

65

De aanstaande echtgenoten zijn verplicht bij de voltrekking van hun huwelijk in persoon voor de ambtenaar van de burgerlijke stand te verschijnen.

Artikel

66

Het staat Onze Minister van Justitie vrij, uit hoofde van gewichtige redenen aan partijen te vergunnen het huwelijk door een bijzondere bij authentieke akte gevolmachtigde te voltrekken.

Artikel

67

Artikel

68

Afdeling

5

Nietigverklaring van een huwelijk

Artikel

69

Artikel

70

Artikel

71

Artikel

71a

Op verzoek van het openbaar ministerie kan een huwelijk als schijnhandeling wegens strijd met de Nederlandse openbare orde worden nietig verklaard indien het oogmerk van de echtgenoten, of één hunner, niet was gericht op de vervulling van de door de wet aan de huwelijkse staat verbonden plichten, doch op het verkrijgen van toelating tot Nederland.

Artikel

72

Een huwelijk kan niet nietig worden verklaard uit hoofde dat op het tijdstip van de huwelijksvoltrekking een der echtgenoten onder curatele stond, en het huwelijk klaarblijkelijk het ongeluk van de andere echtgenoot zou veroorzaken.

Artikel

73

De nietigverklaring van een huwelijk uit hoofde van een geestelijke stoornis kan na het ophouden van de stoornis alleen worden verzocht door de echtgenoot die geestelijk gestoord was. Het verzoek vervalt door een samenwoning van ten minste zes maanden na het ophouden van de stoornis.

Artikel

74

De nietigverklaring van een huwelijk, dat aangegaan is door iemand die de vereiste leeftijd miste, kan niet worden verzocht wanneer deze op de dag van het verzoek de vereiste ouderdom heeft.

Artikel

75

Artikel

76

Behoudens het in artikel 56 van dit boek bepaalde, verklaart de rechter een huwelijk alleen nietig op grond van een verzoek overeenkomstig de bepalingen van deze afdeling.

Artikel

77

Afdeling

5A

Omzetting van een huwelijk in een geregistreerd partnerschap

Artikel

77a

Vervallen

Afdeling

6

Bewijs van het bestaan van het huwelijk

Artikel

78

Het bestaan van een in Nederland gesloten huwelijk kan niet anders worden bewezen dan door de huwelijksakte dan wel door de akte van omzetting, bedoeld in artikel 80g, behoudens in de gevallen bij de volgende artikelen voorzien.

Artikel

79

Heeft het huwelijksregister niet bestaan of is het verloren gegaan of ontbreekt daaraan de huwelijksakte, dan wel de akte van omzetting, bedoeld in artikel 80g, dan kan het huwelijk door getuigen of bescheiden worden bewezen, mits er een uiterlijk bezit van de huwelijkse staat aanwezig is.

Artikel

80

Wordt in een geding betwist dat een kind, dat uiterlijk bezit van staat heeft, uit een huwelijk is geboren, dan levert het feit dat de ouders openlijk als man en vrouw hebben geleefd, voldoende bewijs op.

Titel

5A

Het geregistreerd partnerschap

Artikel

80a

Artikel

80b

Op een geregistreerd partnerschap zijn de titels 6, 7 en 8 van overeenkomstige toepassing met uitzondering van het omtrent scheiding van tafel en bed bepaalde.

Artikel

80c

Artikel

80d

Artikel

80f

Indien de partijen wier geregistreerd partnerschap is beëindigd, opnieuw een geregistreerd partnerschap met elkaar aangaan dan wel met elkaar in het huwelijk treden, worden alle gevolgen van het geregistreerd partnerschap geacht steeds te hebben bestaan alsof er geen beëindiging heeft plaats gehad. Nochtans wordt de geldigheid van rechtshandelingen die tussen de inschrijving van de beëindiging en de nieuwe registratie of het huwelijk zijn verricht, beoordeeld naar het tijdstip van de handeling.

Artikel

80g

Titel

6

Rechten en verplichtingen van echtgenoten

Artikel

81

Echtgenoten zijn elkander getrouwheid, hulp en bijstand verschuldigd. Zij zijn verplicht elkander het nodige te verschaffen.

Artikel

82

Echtgenoten zijn jegens elkaar verplicht de tot het gezin behorende minderjarige kinderen te verzorgen en op te voeden en de kosten van die verzorging en opvoeding te dragen.

Artikel

83

Echtgenoten verschaffen elkaar desgevraagd inlichtingen over het door hen gevoerde bestuur alsmede over de stand van hun goederen en schulden.

Artikel

84

Artikel

85

De ene echtgenoot is naast de andere voor het geheel aansprakelijk voor de door deze ten behoeve van de gewone gang van de huishouding aangegane verbintenissen, met inbegrip van die welke voortvloeien uit de door hem als werkgever ten behoeve van de huishouding aangegane arbeidsovereenkomsten.

Artikel

86

Artikel

87

Artikel

88

Artikel

89

Artikel

90

Artikel

91

Artikel

92

Artikel

92a

Deze titel is niet van toepassing op van tafel en bed gescheiden echtgenoten.

Titel

7

De wettelijke gemeenschap van goederen

Afdeling

1

Algemene bepalingen

Artikel

93

Bij huwelijkse voorwaarden kan uitdrukkelijk of door de aard der bedingen worden afgeweken van bepalingen van deze titel, behalve voor zover bepalingen zich uitdrukkelijk of naar hun aard tegen afwijking verzetten.

Artikel

94

Artikel

95

Artikel

95a

Artikel

96

Artikel

96a

Indien een echtgenoot door een begunstiging bij een door zijn overlijden tot uitkering komende sommenverzekering een gift aan een derde heeft gedaan en ten laste van de gemeenschap premies voor die verzekering zijn gekomen, is de echtgenoot deswege gehouden tot vergoeding aan de gemeenschap. De vergoeding beloopt een gedeelte van de waarde van de uitkering, evenredig aan het uit de gemeenschap afkomstige aandeel in de premies.

Artikel

96b

Echtgenoten kunnen bij overeenkomst het beloop van vergoedingen ingevolge de artikelen 95, 96 en 96a anders bepalen. Artikel 87, vierde lid, tweede zin, is van overeenkomstige toepassing. Kan de vergoeding niet nauwkeurig worden vastgesteld, dan wordt zij geschat.

Afdeling

2

Het bestuur van de gemeenschap

Artikel

97

Artikel

98

Vervallen

Afdeling

3

Ontbinding van de gemeenschap

Artikel

99

Artikel

100

Artikel

101

Na de ontbinding der gemeenschap heeft ieder der echtgenoten de bevoegdheid de te zijnen gebruike strekkende kleren en kleinodiën, alsmede zijn beroeps- en bedrijfsmiddelen en de papieren en gedenkstukken tot zijn familie behorende, tegen de geschatte prijs over te nemen.

Artikel

102

Na ontbinding van de gemeenschap blijft ieder der echtgenoten voor het geheel aansprakelijk voor de gemeenschapsschulden waarvoor hij voordien aansprakelijk was. Voor andere gemeenschapsschulden is hij hoofdelijk met de andere echtgenoot verbonden, met dien verstande evenwel dat daarvoor slechts kan worden uitgewonnen hetgeen hij uit hoofde van verdeling van de gemeenschap heeft verkregen, onverminderd de artikelen 190, eerste lid, en 191, eerste lid, van Boek 3. De rechtsvordering tot voldoening van de in de tweede volzin bedoelde schuld verjaart tegelijkertijd met de rechtsvordering tegen de echtgenoot, in wiens persoon de in die volzin bedoelde gemeenschapsschuld is ontstaan.

Artikel

103

Artikel

104

Artikel

105

Artikel

106

De rechtbank van de plaats waar de akte van afstand moet worden ingeschreven, kan de voor de inschrijving gestelde termijn voor de afloop daarvan een of meer malen op grond van bijzondere omstandigheden verlengen.

Artikel

107

Artikel

108

Afdeling

4

Opheffing van de gemeenschap bij beschikking

Artikel

109

Een echtgenoot kan opheffing van de gemeenschap verzoeken, wanneer de andere echtgenoot op lichtvaardige wijze schulden maakt, de goederen der gemeenschap verspilt, handelingen verricht, die kennelijk indruisen tegen het bestuur van de andere echtgenoot over goederen der gemeenschap, of weigert de nodige inlichtingen te geven omtrent de stand van de goederen der gemeenschap en van de daarop verhaalbare schulden en het over die goederen gevoerde bestuur.

Artikel

110

De echtgenoot die de opheffing van de gemeenschap verzoekt, kan tot behoud van zijn recht de maatregelen nemen, die in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering nader zijn aangegeven.

Artikel

111

Artikel

112

Vervallen

Artikel

113

Is de gemeenschap door opheffing ontbonden, dan kunnen de echtgenoten daarna, echter alleen bij huwelijkse voorwaarden, wederom een gemeenschap overeenkomen.

Titel

8

Huwelijkse voorwaarden

Afdeling

1

Huwelijkse voorwaarden in het algemeen

Artikel

114

Huwelijkse voorwaarden kunnen zowel door aanstaande echtgenoten vóór het sluiten van het huwelijk als door echtgenoten tijdens het huwelijk worden gemaakt.

Artikel

115

Artikel

116

Artikel

117

Artikel

118

De echtgenoot die onder curatele staat, kan na de huwelijksvoltrekking slechts met toestemming van zijn curator huwelijkse voorwaarden maken of wijzigen.

Artikel

119

Vervallen

Artikel

120

Artikel

121

Artikel

122

Vervallen

Artikel

123

Vervallen

Artikel

124

Vervallen

Artikel

125

Vervallen

Artikel

126

Vervallen

Artikel

127

Vervallen

Artikel

128

Vervallen

Artikel

129

Vervallen

Artikel

130

Vervallen

Artikel

131

Afdeling

2

Verrekenbedingen

Paragraaf

1

Algemene regels voor verrekenbedingen

Artikel

132

Artikel

133

Artikel

134

Bij uiterste wilsbeschikking of bij de gift kan worden bepaald dat geen verrekening van krachtens erfopvolging bij versterf, making, lastbevoordeling of gift verkregen vermogen en van de vruchten daarvan plaatsvindt, indien verrekening daarvan ingevolge huwelijkse voorwaarden zou behoren plaats te vinden.

Artikel

135

Artikel

136

Artikel

137

Artikel

138

Artikel

139

Artikel

140

Paragraaf

2

Periodieke verrekenbedingen

Artikel

141

Paragraaf

3

Finale verrekenbedingen

Artikel

142

Artikel

143

Artikel

144

Vervallen

Artikel

145

Vervallen

Afdeling

3

Giften bij huwelijkse voorwaarden

Artikel

146

Vervallen

Artikel

147

Vervallen

Artikel

148

Vervallen

Titel

9

Ontbinding van het huwelijk

Afdeling

1

Ontbinding van het huwelijk in het algemeen

Artikel

149

Het huwelijk eindigt:

  • a.

    door de dood;

  • b.

    indien degene ten aanzien van wie overeenkomstig de bepalingen van de tweede afdeling van de achttiende titel van dit boek de vermissing is vastgesteld, dan wel overeenkomstig de bepalingen van de derde afdeling van de achttiende titel van dit boek het overlijden is vastgesteld, nog in leven is op de dag waarop de achtergebleven echtgenoot een nieuw huwelijk of geregistreerd partnerschap is aangegaan: door de voltrekking van dit huwelijk of geregistreerd partnerschap;

  • c.

    door echtscheiding, overeenkomstig de bepalingen van de tweede afdeling van deze titel;

  • d.

    door ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed, overeenkomstig de bepalingen van de tweede afdeling van de tiende titel van dit boek.

Afdeling

2

Echtscheiding

Artikel

150

Echtscheiding tussen echtgenoten die niet van tafel en bed gescheiden zijn, wordt uitgesproken op verzoek van één der echtgenoten of op hun gemeenschappelijk verzoek.

Artikel

151

Echtscheiding wordt op verzoek van één der echtgenoten uitgesproken, indien het huwelijk duurzaam ontwricht is.

Artikel

152

Vervallen

Artikel

153

Artikel

154

Artikel

155

In geval van echtscheiding en voor zover de ene echtgenoot na de huwelijkssluiting en voor de echtscheiding pensioenaanspraken heeft opgebouwd, heeft de andere echtgenoot overeenkomstig het bepaalde bij of krachtens de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding recht op pensioenverevening, tenzij de echtgenoten op de wijze voorzien in deze Wet toepasselijkheid daarvan hebben uitgesloten.

Artikel

156

Artikel

157

Artikel

158

Vóór of na de beschikking tot echtscheiding kunnen de echtgenoten bij overeenkomst bepalen of, en zo ja tot welk bedrag, na de echtscheiding de één tegenover de ander tot een uitkering tot diens levensonderhoud zal zijn gehouden. Indien in de overeenkomst geen termijn is opgenomen, is artikel 157, eerste tot en met vijfde lid en zevende lid, van overeenkomstige toepassing.

Artikel

159

Artikel

160

Een verplichting van een gewezen echtgenoot om uit hoofde van echtscheiding levensonderhoud te verschaffen aan de wederpartij, eindigt wanneer deze opnieuw in het huwelijk treedt, een geregistreerd partnerschap aangaat dan wel is gaan samenleven met een ander als waren zij gehuwd of als hadden zij hun partnerschap laten registreren.

Artikel

161

Vervallen

Artikel

161a

Vervallen

Artikel

162

Vervallen

Artikel

162a

Vervallen

Artikel

163

Artikel

164

Artikel

165

Artikel

166

Indien de gescheiden echtgenoten met elkander hertrouwen of een geregistreerd partnerschap aangaan, herleven alle gevolgen van het huwelijk van rechtswege, alsof er geen echtscheiding had plaats gehad. Nochtans wordt de geldigheid van rechtshandelingen die tussen de ontbinding van het huwelijk en het nieuwe huwelijk of het geregistreerd partnerschap zijn verricht, beoordeeld naar het tijdstip der handeling.

Artikel

167

Vervallen

Titel

10

Scheiding van tafel en bed en ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed

Afdeling

1

Scheiding van tafel en bed

Artikel

168

Vervallen

Artikel

169

Artikel

170

Vervallen

Artikel

171

Vervallen

Artikel

171a

Vervallen

Artikel

172

Vervallen

Artikel

173

Artikel

174

Artikel

175

Artikel

176

Artikel

177

Vervallen

Artikel

178

Vervallen

Afdeling

2

Ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed

Artikel

179

Artikel

180

Artikel

181

Ontbinding van het huwelijk van echtgenoten die van tafel en bed gescheiden zijn, wordt op hun gemeenschappelijk verzoek uitgesproken.

Artikel

182

De artikelen 154, tweede lid, en 156 tot en met 160 van dit boek zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de in de artikelen 156, derde lid, en 157, eerste tot en met vijfde lid en zevende lid, bedoelde termijnen worden verminderd met de tijd gedurende welke tijdens de scheiding van tafel en bed een verplichting tot levensonderhoud jegens de andere echtgenoot bestond en dat de duur van het huwelijk wordt berekend tot de dag waarop de beschikking tot scheiding van tafel en bed is ingeschreven in het huwelijksgoederenregister, aangewezen in artikel 116.

Artikel

184

Vervallen

Artikel

185

Vervallen

Artikel

186

Vervallen

Artikel

187

Vervallen

Artikel

188

Vervallen

Artikel

189

Vervallen

Artikel

190

Vervallen

Artikel

191

Vervallen

Artikel

192

Vervallen

Artikel

193

Vervallen

Artikel

194

Vervallen

Artikel

195

Vervallen

Artikel

196

Vervallen

Titel

11

Afstamming

Afdeling

1

Algemeen

Artikel

197

Een kind, zijn ouders en hun bloedverwanten staan in familierechtelijke betrekking tot elkaar.

Artikel

198

Artikel

199

Vader van een kind is de man:

  • a.

    die op het tijdstip van de geboorte van het kind met de vrouw uit wie het kind is geboren, is gehuwd of een geregistreerd partnerschap is aangegaan, tenzij onderdeel b of de slotzin van artikel 198, eerste lid, onder b, geldt;

  • b.

    wiens huwelijk of geregistreerd partnerschap met de vrouw uit wie het kind is geboren, binnen 306 dagen voor de geboorte van het kind door zijn dood is ontbonden, zelfs indien de moeder was hertrouwd of een nieuw partnerschap had laten registreren; indien echter de vrouw sedert de 306de dag voor de geboorte van het kind was gescheiden van tafel en bed of zij en haar echtgenoot of geregistreerde partner sedert dat tijdstip gescheiden hebben geleefd, kan de vrouw binnen een jaar na de geboorte van het kind ten overstaan van de ambtenaar van de burgerlijke stand verklaren dat haar overleden echtgenoot of geregistreerde partner niet de vader is van het kind, van welke verklaring een akte wordt opgemaakt; was de moeder op het tijdstip van de geboorte hertrouwd of had zij een nieuw partnerschap laten registreren dan is in dat geval de huidige echtgenoot of geregistreerde partner de vader of, in het geval, genoemd in artikel 198, eerste lid, onder b, de huidige echtgenote of geregistreerde partner de moeder van het kind;

  • c.

    die het kind heeft erkend;

  • d.

    wiens vaderschap gerechtelijk is vastgesteld; of

  • e.

    die het kind heeft geadopteerd.

Afdeling

2

Ontkenning van het door huwelijk of geregistreerd partnerschap ontstane vaderschap

Artikel

200

Artikel

201

Artikel

202

Afdeling

2a

Ontkenning van het door huwelijk of geregistreerd partnerschap ontstane moederschap

Artikel

202a

Artikel

202b

Afdeling

3

Erkenning

Artikel

203

Artikel

204

Artikel

205

Artikel

205a

Artikel

206

Afdeling

4

Gerechtelijke vaststelling van het ouderschap

Artikel

207

Artikel

208

Bij de uitspraak waarbij het ouderschap wordt vastgesteld, kan de rechter op een daartoe strekkend verzoek ten behoeve van het kind een bijdrage toekennen in de kosten van verzorging en opvoeding als bedoeld in artikel 404 of in de kosten van levensonderhoud en studie als bedoeld in artikel 395a.

Afdeling

5

Inroeping of betwisting van staat

Artikel

209

Iemands afstamming volgens zijn geboorteakte kan door een ander niet worden betwist, indien hij een staat overeenkomstig die akte heeft.

Artikel

210

Een verzoek tot gegrondverklaring van de inroeping of betwisting van staat is niet aan verjaring onderworpen.

Artikel

211

Afdeling

6

De bijzondere curator

Artikel

212

In zaken van afstamming wordt het minderjarige kind, optredende als verzoeker of belanghebbende, vertegenwoordigd door een bijzondere curator daartoe benoemd door de rechtbank die over de zaak beslist.

Artikel

213

Vervallen

Artikel

214

Vervallen

Artikel

215

Vervallen

Artikel

216

Vervallen

Artikel

217

Vervallen

Artikel

218

Vervallen

Artikel

219

Vervallen

Artikel

220

Vervallen

Artikel

221

Vervallen

Artikel

222

Vervallen

Artikel

223

Vervallen

Artikel

224

Vervallen

Artikel

225

Vervallen

Artikel

226

Vervallen

Titel

12

Adoptie

Artikel

227

Artikel

228

Artikel

229

Artikel

230

Artikel

231

Artikel

232

Titel

13

Minderjarigheid

Afdeling

1

Algemene bepalingen

Artikel

233

Minderjarigen zijn zij die de leeftijd van achttien jaren niet hebben bereikt en evenmin met toepassing van artikel 253ha meerderjarig zijn verklaard.

Artikel

234

Afdeling

2

Handlichting

Artikel

235

Artikel

236

Artikel

237

Afdeling

3

De raad voor de kinderbescherming

Artikel

238

Artikel

239

Artikel

240

Degene die op grond van een wettelijk voorschrift of op grond van zijn ambt of beroep tot geheimhouding is verplicht kan, zonder toestemming van degene die het betreft, aan de raad voor de kinderbescherming inlichtingen verstrekken, indien dit noodzakelijk kan worden geacht voor de uitoefening van de taken van de raad.

Artikel

241

Artikel

241a

Op de uitoefening van de voorlopige voogdij door een gecertificeerde instelling als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet is artikel 243 van dit Boek van overeenkomstige toepassing.

Artikel

242

De raad voor de kinderbescherming stelt zich op de hoogte van alle gevallen, waarin maatregelen met betrekking tot het gezag over minderjarigen overwogen dienen te worden.

Artikel

242a

Indien de ene ouder wordt verdacht van het doden van de andere ouder, of indien de ene ouder is veroordeeld wegens het doden van de andere ouder, stelt de raad voor de kinderbescherming een onderzoek in naar de wenselijkheid van een contact- of omgangsregeling van het kind met de ouder die wordt verdacht van of is veroordeeld wegens het doden van de andere ouder, zodra hij van de verdenking of veroordeling in kennis is gesteld. Op basis van dit onderzoek verzoekt de raad voor de kinderbescherming de kinderrechter om een contact- of omgangsregeling vast te stellen of om het contact of de omgang te ontzeggen. Een verzoek om het contact of de omgang te ontzeggen vermeldt tevens de duur van de verzochte ontzegging.

Artikel

243

Afdeling

4

Registers betreffende het over minderjarigen uitgeoefende gezag

Artikel

244

Bij de rechtbanken, dan wel op een andere bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen plaats of plaatsen, berusten openbare registers, waarin aantekening gehouden wordt van rechtsfeiten die op het over minderjarigen uitgeoefende gezag betrekking hebben.

Bij algemene maatregel van bestuur wordt bepaald welke rechtsfeiten aangetekend worden, op welke wijze deze aantekening geschiedt en op welke wijze verstrekking van aangetekende gegevens plaatsvindt.

Titel

14

Het gezag over minderjarige kinderen

Afdeling

1

Algemeen

Artikel

245

Artikel

246

Onbevoegd tot het gezag zijn minderjarigen, zij die onder curatele zijn gesteld en zij wier geestvermogens zodanig zijn gestoord, dat zij in de onmogelijkheid verkeren het gezag uit te oefenen, tenzij deze stoornis van tijdelijke aard is.

Artikel

246a

Vervallen

Artikel

247

Artikel

248

Het tweede lid van artikel 247 van dit boek is van overeenkomstige toepassing op de voogd en op degene die een minderjarige verzorgt en opvoedt zonder dat hem het gezag over die minderjarige toekomt.

Artikel

249

De minderjarige dient rekening te houden met de aan de ouder of voogd in het kader van de uitoefening van het gezag toekomende bevoegdheden, alsmede met de belangen van de overige leden van het gezin waarvan hij deel uitmaakt.

Artikel

250

Afdeling

2

Ouderlijk gezag

§

1

Het gezamenlijk gezag van ouders binnen en buiten huwelijk en het gezag van één ouder na scheiding

Artikel

251

Artikel

251a

Artikel

251b

Artikel

252

Artikel

253

Artikel

253a

Paragraaf

1a

Het gezamenlijk gezag van ouders binnen een geregistreerd partnerschap

Artikel

253aa

§

2

Het gezag van ouders anders dan na scheiding

Artikel

253b

Artikel

253c

Artikel

253d

Artikel

253e

Inwilliging van het verzoek van een der ouders als bedoeld in de artikelen 253b, 253c en 253d van dit boek heeft, indien de ander het gezag tot dusverre uitoefende, tot gevolg dat de laatste het gezag verliest. Dit gevolg treedt niet in indien de ouders als gevolg van de rechterlijke beslissing met het gezamenlijk gezag zijn belast.

Artikel

253f

Na de dood van een der ouders oefent de overlevende ouder van rechtswege het gezag over de kinderen uit, indien en voor zover hij op het tijdstip van overlijden het gezag uitoefent.

Artikel

253g

Artikel

253h

§

2a

Gezag na meerderjarigverklaring

Artikel

253ha

§

3

Het bewind van de ouders

Artikel

253i

Artikel

253j

De ouders of een ouder moeten het bewind over het vermogen van hun kind als goede bewindvoerders voeren. Bij slecht bewind zijn zij voor de daaraan te wijten schade aansprakelijk, behoudens voor de vruchten van dat vermogen voor zover de wet hun het genot daarvan toekent.

Artikel

253l

Artikel

253m

De ouder heeft geen vruchtgenot van het vermogen, ten aanzien waarvan bij uiterste wilsbeschikking van de erflater of bij de gift is bepaald dat de ouders daarvan het vruchtgenot niet zullen hebben.

Afdeling

3

Gemeenschappelijke bepalingen betreffende de gezagsuitoefening door de ouders en de gezagsuitoefening door één van hen

Artikel

253n

Artikel

253o

Artikel

253p

Artikel

253q

Artikel

253r

Artikel

253s

Afdeling

3A

Gezamenlijk gezag van een ouder tezamen met een ander dan een ouder

Paragraaf

1

Het gezamenlijk gezag van rechtswege van een ouder tezamen met een ander dan een ouder

Artikel

253sa

Paragraaf

2

Het gezamenlijk gezag van een ouder tezamen met een ander dan een ouder krachtens rechterlijke beslissing

Artikel

253t

Artikel

253u

Het gezamenlijk gezag begint op de dag waarop de beslissing die de benoeming inhoudt, in kracht van gewijsde is gegaan, of, indien zij uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, daags nadat de beschikking is verstrekt of verzonden.

Artikel

253v

Paragraaf

3

Gemeenschappelijke bepalingen inzake het gezamenlijk gezag van een ouder tezamen met een ander dan een ouder

Artikel

253w

De ander die met de ouder gezamenlijk het gezag uitoefent, is verplicht tot het verstrekken van levensonderhoud jegens het kind dat onder zijn gezag staat. Indien het gezamenlijk gezag door de meerderjarigheid van het kind is geëindigd, duurt de onderhoudsplicht voort totdat het kind de leeftijd van eenentwintig jaren heeft bereikt. Nadat een rechterlijke beslissing tot beëindiging van het gezamenlijk gezag in kracht van gewijsde is gegaan of na het overlijden van de ouder met wie tot het tijdstip van overlijden het gezag gezamenlijk werd uitgeoefend, blijft deze onderhoudsplicht gedurende de termijn dat het gezamenlijk gezag heeft geduurd, bestaan, tenzij de rechter in bijzondere omstandigheden op verzoek van de ouder of de ander een langere termijn bepaalt. Zij eindigt uiterlijk op het tijdstip dat het kind de leeftijd van eenentwintig jaren heeft bereikt. De artikelen 392, derde lid, 395a, eerste lid, 395b, 397, 398, 399, 400, 401, eerste, vierde en vijfde lid, 402, 402a, 403, 404, eerste lid, 406 en 408 zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel

253x

Artikel

253y

Afdeling

3B

Maatregel van opgroeiondersteuning

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Afdeling

4

Ondertoezichtstelling van minderjarigen

Artikel

254

In deze afdeling wordt verstaan onder gecertificeerde instelling: gecertificeerde instelling als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet.

Artikel

255

Artikel

256

Artikel

257

Artikel

258

De duur van de ondertoezichtstelling is, behoudens verlenging als bedoeld in artikel 260, ten hoogste een jaar. De duur van de voorlopige ondertoezichtstelling komt hierop niet in mindering.

Artikel

259

De kinderrechter kan de gecertificeerde instelling die het toezicht heeft, vervangen door een andere gecertificeerde instelling, op verzoek van de gecertificeerde instelling die het toezicht heeft, de raad voor de kinderbescherming, een met het gezag belaste ouder of de minderjarige van twaalf jaar of ouder.

Artikel

260

Artikel

261

Artikel

262

Artikel

262a

Dit artikel treedt niet meer in werking. Het artikel is ingetrokken door Stb. 2014/442.

Artikel

262b

Geschillen die de uitvoering van de ondertoezichtstelling betreffen, die omtrent gedragingen als bedoeld in artikel 4.2.1 van de Jeugdwet, uitgezonderd, kunnen aan de kinderrechter worden voorgelegd. De kinderrechter neemt op verzoek van een met het gezag belaste ouder, de minderjarige van twaalf jaar of ouder, de gecertificeerde instelling, degene die de minderjarige als behorende tot zijn gezin verzorgt en opvoedt, of de zorgaanbieder of de aanbieder van de jeugdhulp als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet, waar de minderjarige is geplaatst, een zodanige beslissing als hem in het belang van de minderjarige wenselijk voorkomt. Hij beproeft alvorens te beslissen een vergelijk tussen de betrokkenen.

Artikel

263

Artikel

264

Artikel

265

Artikel

265a

Plaatsing van de minderjarige gedurende dag en nacht buiten het gezin geschiedt uitsluitend met een machtiging tot uithuisplaatsing.

Artikel

265b

Artikel

265c

Artikel

265d

Artikel

265e

Artikel

265f

Artikel

265g

Artikel

265h

Artikel

265i

Artikel

265j

Artikel

265k

Afdeling

5

Beëindiging van het ouderlijk gezag

Artikel

266

Artikel

267

Artikel

267a

De rechtbank die een verzoek tot beëindiging van het gezag afwijst, kan een minderjarige onder toezicht te stellen als bedoeld in artikel 255 mits aan de grond hiervoor is voldaan.

Artikel

268

Artikel

269

In plaats van schorsing van beide ouders of van een ouder in de uitoefening van het gezag als bedoeld in artikel 268, kan de rechtbank een kind onder toezicht stellen als bedoeld in artikel 255 mits aan de grond hiervoor is voldaan.

Artikel

270

Vervallen

Artikel

271

Vervallen

Artikel

271a

Vervallen

Artikel

272

Vervallen

Artikel

272a

Vervallen

Artikel

273

Vervallen

Artikel

274

Artikel

275

Artikel

276

Artikel

277

Artikel

278

Afdeling

6

Voogdij

§

1

Voogdij in het algemeen

Artikel

279

Vervallen

Artikel

280

De voogdij begint:

  • a.

    voor de voogd die door een ouder is benoemd: op het tijdstip waarop hij zich na het overlijden van deze ouder bereid verklaart de voogdij te aanvaarden. De verklaring moet door de betrokkene in persoon of bij bijzondere gevolmachtigde worden afgelegd ter griffie van de rechtbank die overeenkomstig de tweede afdeling van de derde titel van het eerste boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in zaken betreffende minderjarigen bevoegd is. De verklaring moet worden afgelegd binnen veertien dagen, of - indien de persoon, die de verklaring moet afleggen, zich buiten Nederland bevindt - binnen twee maanden, nadat de benoeming is betekend. Tot betekening kan iedere belanghebbende, alsmede de raad voor de kinderbescherming opdracht geven.

  • b.

    voor de voogd die - nadat hij zich bereid heeft verklaard de voogdij te aanvaarden - door de rechter is benoemd: op de dag, waarop de beslissing die de benoeming inhoudt, in kracht van gewijsde is gegaan, of - zo deze uitvoerbaar bij voorraad is verklaard - daags nadat de beslissing die de benoeming inhoudt, is verstrekt of verzonden. Een mondelinge bereidverklaring geschiedt ten overstaan van de rechter die benoemt; een schriftelijke bereidverklaring wordt ingediend ter griffie waar de benoeming zal geschieden.

Artikel

281

Artikel

282

Artikel

282a

De gezamenlijke uitoefening van de voogdij eindigt op de dag waarop in kracht van gewijsde is gegaan de beschikking waarbij de gezamenlijke uitoefening van de voogdij is beëindigd of waarbij de voogdij is geëindigd ingevolge artikel 281, alsmede na het overlijden van een van de voogden.

Artikel

282b

Na de dood van een voogd die de voogdij samen met een ander uitoefende, oefent de andere voogd voortaan alleen de voogdij over de kinderen uit.

Artikel

283

De verzoeken die de gecertificeerde instelling, bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet, dan wel de rechtspersoon, bedoeld in artikel 302, tweede lid, in verband met de uitoefening van de voogdij tot de rechter richt, kunnen worden ingediend zonder advocaat en worden kosteloos behandeld. De grossen, afschriften, en uittreksels, die zij tot dit doel aanvragen, worden hun door de griffiers vrij van alle kosten uitgereikt.

Artikel

284

Vervallen

Artikel

285

Vervallen

Artikel

286

Vervallen

Artikel

287

Vervallen

Artikel

288

Vervallen

Artikel

289

Vervallen

Artikel

290

Vervallen

Artikel

291

Vervallen

Artikel

291a

Vervallen

§

2

Voogdij door een der ouders opgedragen

Artikel

292

Artikel

293

De door de ouder getroffen regeling heeft geen gevolg of vervalt:

  • a.

    indien na zijn overlijden de andere ouder van rechtswege of krachtens rechterlijke beschikking het gezag over zijn kinderen uitoefent;

  • b.

    indien en voor zover hij op het tijdstip van zijn overlijden het gezag over zijn kinderen niet heeft;

  • c.

    indien de ander die met de ouder gezamenlijk het gezag uitoefent van rechtswege de voogd over de kinderen wordt.

Artikel

294

Vervallen

§

3

Voogdij door de rechter opgedragen

Artikel

295

De rechtbank benoemt een voogd over alle minderjarigen, die niet onder ouderlijk gezag staan en in wier voogdij niet op wettige wijze is voorzien.

Artikel

296

Artikel

297

Artikel

298

Gedurende de in de beide voorgaande artikelen bedoelde voogdij is de uitoefening van de voogdij geschorst ten aanzien van de voogd die het betreft.

Artikel

299

De rechtbank benoemt de voogd op verzoek van bloed- of aanverwanten van de minderjarige, de raad voor de kinderbescherming, schuldeisers of andere belanghebbenden, of ambtshalve, behoudens artikel 282a.

Artikel

299a

Artikel

300

Vervallen

Artikel

301

§

4

Voogdij van rechtspersonen

Artikel

302

Artikel

303

Voor zover de wet niet anders bepaalt, heeft de gecertificeerde instelling, bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet, die met de voogdij is belast, dezelfde bevoegdheden en verplichtingen als andere voogden.

Artikel

304

Artikel

305

Vervallen

Artikel

306

Artikel

307

Vervallen

Artikel

308

Vervallen

Artikel

309

Vervallen

Artikel

310

Vervallen

Artikel

311

Vervallen

Artikel

312

Vervallen

Artikel

313

Vervallen

Artikel

314

Vervallen

Artikel

315

Vervallen

Artikel

316

Vervallen

Artikel

317

Vervallen

Artikel

318

Vervallen

Artikel

319

Vervallen

§

5

Ontslag van de voogdij

Artikel

320

Vervallen

Artikel

321

Vervallen

Artikel

322

Artikel

323

Op verzoek van de voogden gezamenlijk of van een van hen beëindigt de rechter de gezamenlijke uitoefening van de voogdij. Alsdan bepaalt de rechter aan wie van beide voortaan het gezag over ieder der minderjarige kinderen alleen zal toekomen.

§

6

Onbevoegdheid tot de voogdij

Artikel

324

Artikel

325

Vervallen

§

7

Ondertoezichtstelling van onder voogdij staande minderjarigen

Artikel

326

§

8

Beëindiging van voogdij

Artikel

327

De rechtbank kan de voogdij van een natuurlijk persoon beëindigen indien:

  • a.

    een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de voogd niet de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 247, tweede lid, in staat is te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of

  • b.

    de voogd het gezag misbruikt , of

  • c.

    niet beschikt over de ingevolge artikel 2 van de Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie vereiste beginseltoestemming.

Artikel

328

De rechtbank kan de voogdij van een gecertificeerde instelling als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet of van een rechtspersoon als bedoeld in artikel 302, tweede lid, beëindigen indien een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:

Artikel

329

Artikel

330

Vervallen

Artikel

331

Artikel

331a

In plaats van schorsing van de voogd in de uitoefening van de voogdij en voorziening in de voorlopige voogdij als bedoeld in artikel 331, kan de rechtbank de minderjarige onder toezicht stellen als bedoeld in artikel 255.

Artikel

332

Vervallen

Artikel

332a

De rechtbank die een verzoek tot beëindiging van de voogdij afwijst, is bevoegd een minderjarige onder toezicht te stellen als bedoeld in artikel 255.

Artikel

333

Vervallen

Artikel

334

§

9

Het toezicht van de voogd over de persoon van de minderjarige

Artikel

336

De voogd draagt zorg, dat de minderjarige overeenkomstig diens vermogen wordt verzorgd en opgevoed.

Artikel

336a

§

10

Het bewind van de voogd

Artikel

337

Artikel

337a

Artikel

338

Artikel

339

Artikel

340

Artikel

341

Artikel

342

Artikel

343

De voogd kan, onverminderd zijn aansprakelijkheid voor de door zijn slecht bewind veroorzaakte schade, voor de minderjarige alle handelingen verrichten, die hij in diens belang noodzakelijk, nuttig of wenselijk acht, behoudens het bepaalde bij de volgende artikelen.

Artikel

344

Artikel

345

Artikel

346

Artikel

347

Artikel

348

Artikel

349

Artikel

350

Artikel

351

Artikel

352

Ondanks het ontbreken der vereiste machtiging zijn handelingen, door de voogd verricht in strijd met artikel 350 of artikel 351, geldig.

Artikel

353

De voogd kan niet zonder machtiging van de kantonrechter van een de minderjarige toekomend aandeel in een ontbonden huwelijksgemeenschap afstand doen.

Artikel

354

De kantonrechter kan te allen tijde de voogd ten verhore doen oproepen. Deze is verplicht alle door de kantonrechter gewenste inlichtingen te verstrekken.

Artikel

355

Artikel

356

Artikel

357

Indien de kosten van een ten behoeve van een minderjarige bevolen maatregel bij rechterlijke beschikking te diens laste zijn gebracht, treedt - ingeval dientengevolge het vermogen van de minderjarige moet worden aangesproken - in de plaats van de bij artikel 345 van dit boek bedoelde machtiging van de kantonrechter, diens aanwijzing van de goederen die verkocht of bezwaard zullen worden.

Artikel

358

Artikel

359

Artikel

360

Artikel

361

De periodiek door de voogd gedane rekening of een eensluidend afschrift daarvan blijft berusten ter griffie van de rechtbank.

Artikel

362

De kantonrechter kan op verzoek van de andere voogd of ambtshalve de schade vaststellen, die blijkens de rekening de minderjarige door slecht bewind van de voogd geleden heeft, en deze laatste tot vergoeding daarvan veroordelen.

Artikel

363

Artikel

364

Artikel

365

Indien de voogd in gebreke blijft:

  • a.

    gehoor te geven aan een oproeping van de kantonrechter om voor hem te verschijnen;

  • b.

    een boedelbeschrijving of een verklaring als bedoeld in artikel 339 van dit boek in te leveren;

  • c.

    op de door de kantonrechter bepaalde datum zijn periodieke rekening in te dienen;

  • d.

    aan de minderjarige toebehorende spaarbankboekjes, gelden, of toondereffecten die hij niet te diens name heeft doen stellen, op de voorgeschreven wijze te bewaren;

  • e.

    de kantonrechter het bewijs te leveren, dat hij een van hem verlangde zekerheid gesteld heeft; of

  • f.

    de schadevergoeding te betalen, waartoe de kantonrechter hem ingevolge artikel 362 van dit boek veroordeeld heeft,

kan de kantonrechter de raad voor de kinderbescherming hiermede in kennis stellen.

Artikel

366

Insgelijks kan de kantonrechter de raad voor de kinderbescherming ermede in kennis stellen, dat:

  • a.

    de voogd in gevallen, waarin hij machtiging van de kantonrechter behoeft, zijn bewind eigenmachtig voert;

  • b.

    hij zich in zijn bewind aan ontrouw, plichtsverzuim of misbruik van bevoegdheid blijkt te hebben schuldig gemaakt.

Artikel

367

De raad voor de kinderbescherming die van de kantonrechter zodanige mededeling ontvangt, onderwerpt, na onderzoek van de overige gedragingen van de voogd jegens de minderjarige, binnen zes weken na de dagtekening van die mededeling aan het oordeel van de rechtbank de vraag, of beëindiging van de voogdij op grond van artikel 327 van dit boek moet volgen.

Artikel

368

Vervallen

Artikel

369

Artikel

370

Artikel

371

De voogd is verplicht ter griffie van de rechtbank kennis te geven van elke verandering in zijn woonplaats.

Artikel

371a

§

11

De rekening en verantwoording bij het einde van de voogdij

Artikel

372

Na het einde van zijn bewind doet de voogd daarvan onverwijld rekening en verantwoording. De kosten worden door de voogd betaald. Zij komen echter ten laste van de minderjarige. Voor zover de kosten niet op de minderjarige kunnen worden verhaald, komen zij ten laste van de ouders, en, zo zij ook op hen niet kunnen worden verhaald, ten laste van de Staat.

Artikel

373

Artikel

374

Artikel

375

Een rechtshandeling die de meerderjarig gewordene betreffende de voogdij of de voogdijrekening richt tot of verricht met de voogd, is vernietigbaar, indien zij geschiedt vóór het afleggen van de rekening en verantwoording; alleen van de zijde van de meerderjarig gewordene kan een beroep op de vernietigingsgrond worden gedaan.

Artikel

376

Wat de minderjarige aan de voogd schuldig blijft, draagt geen rente, zolang hij niet - na het sluiten der rekening - met de voldoening van het verschuldigde in verzuim is.

Artikel

377

Elke rechtsvordering op grond van het gevoerde voogdijbewind - zowel van de zijde van de minderjarige als van die van de voogd - verjaart door verloop van vijf jaren na de dag, waarop de voogdij van laatstgenoemde is geëindigd.

Titel

15

Omgang en informatie

Artikel

377a

Artikel

377b

Artikel

377c

Artikel

377d

Artikel

377e

Artikel

377f

Vervallen

Artikel

377g

De rechter kan, indien haar blijkt dat de minderjarige van twaalf jaar of ouder hierop prijs stelt, ambtshalve een beslissing geven op de voet van de artikelen 377a of 377b, dan wel zodanige beslissing op de voet van artikel 377e van dit boek wijzigen. Hetzelfde geldt indien de minderjarige de leeftijd van twaalf jaren nog niet heeft bereikt, maar in staat kan worden geacht tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake.

Artikel

377h

Vervallen

Titel

16

Curatele

Artikel

378

Artikel

379

Artikel

380

Artikel

381

Artikel

382

Hij die uit hoofde van gewoonte van drank- of drugsmisbruik onder curatele is gesteld, blijft bekwaam tot het verrichten van familierechtelijke handelingen voor zover de wet niet anders bepaalt.

Artikel

383

Artikel

384

Indien een beschikking, waarbij curatele is uitgesproken, in hoger beroep of cassatie wordt vernietigd en het verzoek tot ondercuratelestelling alsnog wordt afgewezen, neemt de taak van de curator daags na deze uitspraak een einde. De inmiddels door de curator of met zijn toestemming verrichte handelingen blijven voor de onder curatele gestelde verbindend.

Artikel

385

Artikel

386

Artikel

387

Vervallen

Artikel

388

Vervallen

Artikel

389

Artikel

390

Alle uitspraken waarbij een curatele wordt verleend of opgeheven of waarbij een uitspraak tot ondercuratelestelling wordt vernietigd, alsmede beschikkingen als in artikel 380 bedoeld, worden binnen tien dagen nadat zij kunnen worden ten uitvoer gelegd, vanwege de griffier in de Staatscourant bekendgemaakt.

Artikel

391

Titel

17

Levensonderhoud

Afdeling

1

Algemene bepalingen

Artikel

392

Artikel

393

Vervallen

Artikel

394

De verwekker van een kind dat alleen een moeder heeft, alsmede de persoon die als levensgezel van de moeder ingestemd heeft met een daad die de verwekking van het kind tot gevolg kan hebben gehad, is als ware hij ouder verplicht tot het voorzien in de kosten van verzorging en opvoeding van het kind dan wel, na het bereiken van de meerderjarigheid van het kind, tot het voorzien in de kosten van levensonderhoud en studie overeenkomstig de artikelen 395a en 395b. Nadien bestaat deze verplichting slechts in geval van behoeftigheid van het kind.

Artikel

395

Een stiefouder is, onverminderd het bepaalde in artikel 395a van dit boek, alleen verplicht gedurende zijn huwelijk of zijn geregistreerd partnerschap levensonderhoud te verstrekken aan de tot zijn gezin behorende minderjarige kinderen van zijn echtgenoot of geregistreerde partner.

Artikel

395a

Artikel

395b

Heeft de rechter het bedrag bepaald, dat een ouder of stiefouder dan wel, overeenkomstig artikel 394, de verwekker of de persoon die in artikel 394 daarmee gelijk is gesteld ter zake van de verzorging en opvoeding van zijn minderjarig kind of stiefkind moet betalen en is deze verplichting tot aan het meerderjarig worden van het kind van kracht geweest, dan geldt met ingang van dit tijdstip de rechterlijke beslissing als een tot bepaling van het bedrag ter zake van levensonderhoud en studie als in artikel 395a van dit boek bedoeld.

Artikel

396

Artikel

397

Artikel

398

Artikel

399

De rechter kan de verplichting van bloed- en aanverwanten tot levensonderhoud matigen op grond van zodanige gedragingen van de tot onderhoud gerechtigde, dat verstrekking van levensonderhoud naar redelijkheid niet of niet ten volle kan worden gevergd; onverminderd hetgeen in de volgende afdeling is bepaald omtrent de voorziening in de kosten van de verzorging en opvoeding van minderjarige kinderen en stiefkinderen.

Artikel

400

Artikel

401

Artikel

402

Artikel

402a

Artikel

403

Geen uitkering is verschuldigd over de tijd, die op het tijdstip van het indienen van het verzoek reeds meer dan vijf jaren is verstreken.

Afdeling

2

Voorziening in de kosten van verzorging en opvoeding van minderjarige kinderen en stiefkinderen

Artikel

404

Artikel

405

Vervallen

Artikel

406

Artikel

406a

Een op artikel 394 gegrond verzoek kan ten behoeve van een minderjarig kind door hem die het gezag over het kind heeft, worden gedaan. De ouder of voogd van het kind behoeft de in artikel 349, eerste en tweede lid, bedoelde machtiging niet.

Artikel

406b

Vervallen

Artikel

406d

Vervallen

Artikel

407

Gelijktijdig met een door de rechtbank te geven uitspraak betreffende het over de kinderen uit te oefenen gezag na ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed kan de rechtbank op verzoek van een ouder het bedrag wijzigen van een, in verband met de voorafgegane gezagsvoorziening, bepaalde periodieke uitkering tot voorziening in de kosten van verzorging en opvoeding.

Artikel

408

Titel

18

Afwezigheid, vermissing en vaststelling van overlijden in bepaalde gevallen

Afdeling

1

Onderbewindstelling in geval van afwezigheid

Artikel

409

Artikel

410

Artikel

411

Het bewind eindigt:

  • a.

    door een gezamenlijk besluit van de rechthebbende en de bewindvoerder;

  • b.

    door opzegging door de rechthebbende aan de bewindvoerder met inachtneming van een termijn van een maand;

  • c.

    wanneer de dood van de rechthebbende komt vast te staan.

Afdeling

2

Personen wier bestaan onzeker is

Artikel

412

Artikel

413

Artikel

414

Artikel

415

Vervallen

Artikel

416

Geen hogere voorziening is toegelaten tegen beschikkingen, houdende bevel tot oproeping van de vermiste.

Artikel

417

Artikel

418

Artikel

419

De akte waarbij zekerheid is gesteld, de boedelbeschrijving en de akte van verdeling moeten in origineel of in authentiek afschrift worden neergelegd ter griffie van de rechtbank.

Artikel

420

Artikel

421

Hetgeen in de vorige drie artikelen is bepaald omtrent erfgenamen, die goederen uit de nalatenschap ontvangen, is van overeenkomstige toepassing op de echtgenoot of geregistreerde partner, die goederen ontvangt ten gevolge van de ontbinding van enige gemeenschap van goederen of de afrekening uit hoofde van een verrekenbeding. Voor het uit dezen hoofde ontvangene behoeft echter geen zekerheid te worden gesteld.

Artikel

422

Artikel

423

Artikel

424

Vervallen.

Artikel

425

Afdeling

3

Vaststelling van overlijden in bepaalde gevallen

Artikel

426

Artikel

427

Artikel

428

Vervallen

Artikel

429

De griffier van het college waarvoor de zaak laatstelijk aanhangig was, zendt een afschrift van de beschikking, zodra deze in kracht van gewijsde is gegaan, aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente 's-Gravenhage. Deze maakt van de beschikking een akte van inschrijving op, die hij in het register van overlijden opneemt.

Artikel

430

Titel

19

Onderbewindstelling ter bescherming van meerderjarigen

Artikel

431

Artikel

432

Artikel

432a

Artikel

433

Artikel

434

Artikel

435

Artikel

436

Artikel

437

Artikel

438

Artikel

439

Artikel

440

Artikel

441

Artikel

442

Artikel

443

De bewindvoerder kan alvorens in rechte op te treden zich te zijner verantwoording doen machtigen door de rechthebbende of, indien deze daartoe niet in staat of weigerachtig is, door de kantonrechter.

Artikel

444

Een bewindvoerder is jegens de rechthebbende aansprakelijk, indien hij in de zorg van een goed bewindvoerder te kort schiet, tenzij de tekortkoming hem niet kan worden toegerekend.

Artikel

445

Artikel

446

Artikel

446a

De bewindvoerder doet telkens na verloop van vijf jaren, of zo veel eerder als de kantonrechter bepaalt, aan deze verslag van het verloop van het bewind. Hij laat zich daarbij met name uit over de vraag of het bewind dient voort te duren dan wel of een minder ver, of een verder strekkende voorziening aangewezen is. Feiten die voor het bewind en het voortduren daarvan van betekenis zijn, deelt hij terstond aan de kantonrechter mede.

Artikel

447

Artikel

448

Artikel

449

Titel

20

Mentorschap ten behoeve van meerderjarigen

Artikel

450

Artikel

451

Artikel

452

Artikel

453

Artikel

453a

Artikel

454

Artikel

455

Degene ten behoeve van wie het mentorschap is ingesteld, is, onverminderd het bepaalde in artikel 172 van Boek 6, aansprakelijk voor alle schulden die voortspruiten uit rechtshandelingen die de mentor in zijn hoedanigheid in naam van de betrokkene verricht.

Artikel

456

De mentor kan alvorens in rechte op te treden zich te zijner verantwoording doen machtigen door de betrokkene of, indien deze daartoe niet in staat of weigerachtig is, door de kantonrechter.

Artikel

457

Artikel

458

Voor zover een of meer van de goederen van de betrokkene onder een bewind als bedoeld in titel 19 van dit boek staan, is de bewindvoerder, indien hij niet tevens mentor is, niet tot optreden bevoegd ten aanzien van aangelegenheden als in artikel 453, eerste lid, van dit boek bedoeld.

Artikel

459

Artikel

460

Artikel

461

Artikel

462