Regeling vergoedingen voor keuring van stoom- of damptoestellen

De Minister van Sociale Zaken,
Gelet op artikel 9 van de Stoomwet (Stb. 1953, 179);

Besluit:

Artikel

2

Vergoeding is verschuldigd voor:

  • a.

    de termijnkeuring van een stoomtoestel of damptoestel, de keuring zijnde na verloop van de termijn, genoemd in artikel 60 van het Stoombesluit of ingevolge het bepaalde in dat artikel door het Hoofd van de Dienst of het Districtshoofd vastgesteld;

  • b.

    werkzaamheden verbonden aan het technisch onderzoek ten behoeve van het verlenen van uitstel van termijnkeuringen.

Artikel

3

De vergoeding is verschuldigd door degene die de keuring heeft aangevraagd.

Artikel

4

Indien het resultaat van een tussentijdse keuring van een stoomtoestel of damptoestel aanleiding geeft de volgende keuring pas te doen plaats hebben na verloop van de termijn, bedoeld in artikel 60 van het Stoombesluit, wordt deze tussentijdse keuring geacht een termijnkeuring te zijn.

Artikel

5

Artikel

6

Artikel

7

Indien een ketel zodanig is uitgerust, dat de vloeistof eerst een toestel doorstroomt, waarin die vloeistof wordt verhit door de warmtebron, welke ook de ketel verhit of dat de ontwikkelde damp een toestel doorstroomt, waarin die damp wordt verhit door de warmtebron, welke ook de ketel verhit, wordt voor de toepassing van het in artikel 5, eerste lid, bepaalde aangenomen, dat het verwarmd oppervlak van deze toestellen tot dat van de ketel behoort, voor zover deze toestellen krachtens de Stoomwet aan keuring zijn onderworpen.

Artikel

8

Ten aanzien van een stoomtoestel of damptoestel, hetwelk bestaat uit afzonderlijke gedeelten als bedoeld in artikel 11, eerste lid, onder a of b, van het Stoombesluit, is het bepaalde in het eerste dan wel in het tweede lid van artikel 5 van het onderhavige besluit van overeenkomstige toepassing, naar gelang de grootste opbrengst wordt verkregen op grond van het gezamenlijk verwarmd oppervlak van die gedeelten, welke als ketel in werking worden gebracht, onderscheidenlijk op grond van de gezamenlijke inhoud van die gedeelten, welke als vat in werking worden gebracht.

Artikel

9

Artikel

10

Meerdere vaten, welke in eenzelfde machine draaibaar opgesteld zijn of voor die machine in reserve worden gehouden worden voor de toepassing van het in artikel 5, tweede lid, bepaalde beschouwd als delen van één vat met een inhoud, gelijk aan die van die meerdere vaten gezamenlijk, mits die vaten op dezelfde dag en plaats worden gekeurd.

Artikel

11

In de in deze regeling genoemde vergoedingen is de omzetbelasting niet begrepen.

Artikel

13

Dit besluit, dat in de Nederlandse Staatscourant zal worden geplaatst, treedt in werking met ingang van 1 mei 1977.

's-Gravenhage
De Minister voornoemd, J.Boersma