Artikel
1
De definities in artikel 1 van het Stoombesluit gelden mede ten aanzien van dit besluit.
De definities in artikel 1 van het Stoombesluit gelden mede ten aanzien van dit besluit.
Vergoeding is verschuldigd voor:
de termijnkeuring van een stoomtoestel of damptoestel, de keuring zijnde na verloop van de termijn, genoemd in artikel 60 van het Stoombesluit of ingevolge het bepaalde in dat artikel door het Hoofd van de Dienst of het Districtshoofd vastgesteld;
werkzaamheden verbonden aan het technisch onderzoek ten behoeve van het verlenen van uitstel van termijnkeuringen.
De vergoeding is verschuldigd door degene die de keuring heeft aangevraagd.
Indien het resultaat van een tussentijdse keuring van een stoomtoestel of damptoestel aanleiding geeft de volgende keuring pas te doen plaats hebben na verloop van de termijn, bedoeld in artikel 60 van het Stoombesluit, wordt deze tussentijdse keuring geacht een termijnkeuring te zijn.
Ten aanzien van een stoomtoestel of damptoestel, zijnde een ketel of zijnde een vat waarin damp op overeenkomstige wijze als vloeistof in een ketel wordt verhit, bedraagt de basisvergoeding ten hoogste voor een keuring als bedoeld in artikel 2, onder a, bij een verwarmd oppervlak:
tot en met 5 m²:
boven 5 t/m 100 m²:
boven 100 t/m 500 m²:
boven 500 t/m 2000 m²:
boven 2000 t/m 5000 m²:
boven 5000 m²:
Ten aanzien van een stoomtoestel of damptoestel, zijnde een vat anders dan bedoeld in het eerste lid, bedraagt de basisvergoeding ten hoogste voor een keuring als bedoeld in artikel 2, onder a, bij een inhoud:
tot en met 20 m³:
boven 20 t/m 100 m³:
boven 100 t/m 1000 m³:
boven 1000 t/m 2000 m³:
boven 2000 m³:
Voor keuringen welke bij of krachtens de Stoomwet voorgeschreven zijn en waarop niet het eerste of tweede lid van toepassing zijn, bedraagt de basisvergoeding ten hoogste € 97,50 per uur, met uitzondering voor werkzaamheden bestaande uit:
a. nader onderzoek, waarvoor de basisvergoeding ten hoogste € 104 per uur bedraagt;
b. beoordeling van revisiebedrijven van beveiligingsmiddelen, waarvoor de basisvergoeding ten hoogste € 114 per uur bedraagt. Een gedeelte van een uur wordt naar boven afgerond tot een half uur.
Het aantal uren waarvoor de maximale basisvergoeding genoemd in het derde lid is verschuldigd, is in ieder geval niet hoger dan het aantal uren dat voor het verrichten van de betreffende werkzaamheden door een voldoende deskundig persoon gebruikelijk is te achten.
1. Voor zover de werkzaamheden als bedoeld in artikel 5, eerste, tweede en derde lid, op verzoek van degene die de vergoeding verschuldigd is worden verricht op ongebruikelijke tijdstippen, worden de daar genoemde basisvergoedingen verhoogd overeenkomstig het tweede en derde lid.
2. Als ongebruikelijke tijdstippen worden aangemerkt:
op maandag tot en met vrijdag de uren tussen 18.30 uur en 24.00 uur;
op maandag tot en met vrijdag de uren tussen 00.00 uur en 7.30 uur;
op zaterdag de uren tussen 00.00 uur en 7.30 uur en de uren tussen 20.00 uur en 24.00 uur:
op zaterdag de uren tussen 7.30 uur en 20.00 uur;
op zondag en een algemeen erkende feestdag de uren tussen 00.00 uur en 24.00 uur en de daaropvolgende dag tot 7.30 uur.
De verhoging bedraagt ten aanzien van basisvergoedingen die in uurtarieven zijn uitgedrukt: ten hoogste 50% met betrekking tot de uren genoemd in het tweede lid onder a en d, en ten hoogste 100% met betrekking tot de uren genoemd in het tweede lid onder b, c en e. Indien de basisvergoeding is uitgedrukt in een stukstarief als bedoeld in artikel 5, eerste en tweede lid, geldt als uurtarief waarop het verhogingspercentage van toepassing is een bedrag van ten hoogste € 97,50.
Indien een ketel zodanig is uitgerust, dat de vloeistof eerst een toestel doorstroomt, waarin die vloeistof wordt verhit door de warmtebron, welke ook de ketel verhit of dat de ontwikkelde damp een toestel doorstroomt, waarin die damp wordt verhit door de warmtebron, welke ook de ketel verhit, wordt voor de toepassing van het in artikel 5, eerste lid, bepaalde aangenomen, dat het verwarmd oppervlak van deze toestellen tot dat van de ketel behoort, voor zover deze toestellen krachtens de Stoomwet aan keuring zijn onderworpen.
Ten aanzien van een stoomtoestel of damptoestel, hetwelk bestaat uit afzonderlijke gedeelten als bedoeld in artikel 11, eerste lid, onder a of b, van het Stoombesluit, is het bepaalde in het eerste dan wel in het tweede lid van artikel 5 van het onderhavige besluit van overeenkomstige toepassing, naar gelang de grootste opbrengst wordt verkregen op grond van het gezamenlijk verwarmd oppervlak van die gedeelten, welke als ketel in werking worden gebracht, onderscheidenlijk op grond van de gezamenlijke inhoud van die gedeelten, welke als vat in werking worden gebracht.
Meerdere ketels, welke onafhankelijk van elkaar worden verhit, worden voor de toepassing van het in artikel 5, eerste lid, bepaalde steeds als afzonderlijke toestellen beschouwd, ongeacht of zij op een gemeenschappelijk vat of op gemeenschappelijke vaten zijn aangesloten en ongeacht of op dat vat of die vaten gemeenschappelijke delen van het toebehoren van de ketels zijn aangebracht.
Vaten als bedoeld in het eerste lid worden voor de toepassing van het in artikel 5, eerste of tweede lid, bepaalde als afzonderlijke toestellen beschouwd.
Meerdere vaten, welke in eenzelfde machine draaibaar opgesteld zijn of voor die machine in reserve worden gehouden worden voor de toepassing van het in artikel 5, tweede lid, bepaalde beschouwd als delen van één vat met een inhoud, gelijk aan die van die meerdere vaten gezamenlijk, mits die vaten op dezelfde dag en plaats worden gekeurd.
In de in deze regeling genoemde vergoedingen is de omzetbelasting niet begrepen.
Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling vergoedingen voor keuring van stoom- of damptoestellen.
Dit besluit, dat in de Nederlandse Staatscourant zal worden geplaatst, treedt in werking met ingang van 1 mei 1977.