Wet van 6 juli 1983, tot instelling gemeenten Almere en Zeewolde

Wet tot instelling gemeenten Almere en Zeewolde

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is in het gebied van het openbaar lichaam "Zuidelijke IJsselmeerpolders" een tweetal nieuwe gemeenten in te stellen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk

I

Algemene bepaling

Artikel

1

In deze wet wordt verstaan onder:

  • a.

    Onze Minister: Onze Minister van Binnenlandse Zaken;

  • b.

    het openbaar lichaam: het openbaar lichaam "Zuidelijke IJsselmeerpolders";

  • c.

    de Landdrost: de Landdrost van het openbaar lichaam "Zuidelijke IJsselmeerpolders";

  • d.

    overgaand dan wel toegevoegd gebied: gebied dat krachtens deze wet deel gaat uitmaken onderscheidenlijk is gaan uitmaken van een andere gemeente, daaronder begrepen de bij deze wet in te stellen gemeenten Almere en Zeewolde.

Hoofdstuk

II

Instelling van de gemeenten Almere en Zeewolde

Artikel

2

Artikel

3

Hoofdstuk

III

Hoger gezag

Artikel

4

Vervallen

Hoofdstuk

IV

Rechtskracht voorschriften en uitoefening bevoegdheden

Artikel

5

Artikel

6

Artikel

7

Artikel

8

Artikel

9

Artikel

10

Hoofdstuk

V

Overgang rechten en verplichtingen

Artikel

11

Artikel

12

Artikel

13

Artikel

14

Artikel

15

Artikel

16

Artikel

17

Artikel

18

Hoofdstuk

VI

De eerste verkiezing van de leden van de gemeenteraad van Almere onderscheidenlijk Zeewolde

Artikel

19

Voor de raad van de gemeente Almere onderscheidenlijk Zeewolde wordt voor de eerste maal een verkiezing gehouden met inachtneming van de bepalingen van de Kieswet, voor zover in dit hoofdstuk niet anders is bepaald.

Artikel

20

Voor zover met betrekking tot de in artikel 19 bedoelde verkiezingen ingevolge enig wettelijk voorschrift medewerking moet worden verleend door de raad, door burgemeester en wethouders of door de burgemeester, geschiedt dit door de Landdrost.

Artikel

21

Artikel

22

Artikel

23

Hoofdstuk

VII

Rechtspositie van de ambtenaren en het overig personeel

Artikel

24

Op de datum van inwerkingtreding van deze wet gaat het personeel, verbonden aan de in de in artikel 2, eerste en tweede lid, omschreven gebieden gevestigde openbare scholen voor kleuter-, lager en voortgezet onderwijs en voor zover in dienst van het openbaar lichaam, over in dienst van de gemeente Almere onderscheidenlijk Zeewolde op dezelfde voet als waarop en ook overigens in dezelfde rechtstoestand als waarin het op de dag, voorafgaande aan die datum, werkzaam was.

Artikel

25

Artikel

26

Artikel

27

Uit de in artikel 25, eerste lid, bedoelde ambtenaren benoemt de Landdrost met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze wet een tijdelijke secretaris en een tijdelijke functionaris, belast met de taak van ontvanger, van de gemeente Almere onderscheidenlijk Zeewolde. Deze benoemingen worden geacht door de raad van de gemeente Almere onderscheidenlijk Zeewolde te zijn gedaan en gelden tot de dag waarop de raad overeenkomstig de gemeentewet een definitieve voorziening heeft getroffen.

Hoofdstuk

VIII

Bijzondere voorzieningen met betrekking tot de politiezorg

Artikel

28

Hoofdstuk

IX

Voorzieningen in verband met de toepassing van enkele wetten

Artikel

29

Zij die op de dag, voorafgaande aan de datum van inwerkingtreding van deze wet, ingeschreven zijn als leerling van een openbare school, gevestigd in overgaand gebied, worden van genoemde datum af tot die school toegelaten op dezelfde voorwaarden als voordien golden.

Artikel

30

Artikel

31

Artikel

32

Artikel

33

Artikel

34

Kosten van bijstand als bedoeld in de artikelen 16, 17 en 18 van de Algemene Bijstandswet ten behoeve van personen die op of vóór de datum van inwerkingtreding van deze wet woonachtig zijn of geweest zijn in overgaand gebied, komen met ingang van bedoelde datum ten laste van de gemeente waaraan dat gebied is toegevoegd.

Artikel

35

Met betrekking tot zaken, de dienstplicht, met inbegrip van de mobilisatieuitkeringen, alsmede de noodwachtplicht betreffende, vinden de voorschriften, door of namens Onze Minister van Defensie onderscheidenlijk door Ons dan wel door of namens Onze Minister gegeven ter zake van verhuizing, overeenkomstige toepassing ten aanzien van personen die van een gemeente onderscheidenlijk het openbaar lichaam naar een andere gemeente overgaan.

Artikel

36

Binnen een door Ons te bepalen termijn moeten de in artikel 27 der Wegenwet bedoelde leggers zijn vastgesteld onderscheidenlijk gewijzigd.

Artikel

38

De door een bij de onderhavige wijziging van de gemeentelijke indeling betrokken gemeente onderscheidenlijk het openbaar lichaam ten behoeve van de Keuringsdienst van Waren over het op de datum van inwerkingtreding van deze wet lopende en het daarop volgende dienstjaar verschuldigde bijdrage wordt, met afwijking van de daaromtrent krachtens artikel 13, eerste lid, van de Warenwet gegeven regels, vastgesteld volgens het inwonertal van die gemeente op genoemde datum.

Artikel

39

Deze wet is niet van invloed op de bevoegdheid van de rechter of op die van procureurs van partijen met betrekking tot zaken, op de dag, voorafgaande aan de datum van haar inwerkingtreding, voor enig gerecht aanhangig.

Artikel

40

Deze wet heeft geen beperking ten gevolge van het gebied waarbinnen vóór de datum van inwerkingtreding benoemde notarissen hun ambtsbediening uitoefenen.

Artikel

41

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

42

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

43

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Hoofdstuk

X

Slotbepalingen

Artikel

44

Geschillen omtrent de toepassing van deze wet en de, krachtens artikel 18 van deze wet, te sluiten overeenkomsten waarvan de beslissing niet aan anderen is opgedragen, worden door Ons beslist.

Artikel

45

Deze wet treedt in werking met ingang van een door Ons te bepalen tijdstip met uitzondering van Hoofdstuk VI en de artikelen 17, 18, 25, 27 en 44, die in werking treden op de tweede dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst.

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle ministeriële departementen, autoriteiten, colleges en ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Binnenlandse Zaken, Rietkerk
De Minister van Justitie, F. Korthals Altes