Artikel
1
In dit besluit wordt verstaan onder Onze Ministers: Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en Onze Minister van Defensie.
Hebben goedgevonden en verstaan:
In dit besluit wordt verstaan onder Onze Ministers: Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en Onze Minister van Defensie.
Aan degene die op 31 maart 1983:
op grond van zijn invaliditeit, ziekten of gebreken in het genot was van enige uitkering, onder welke benaming ook, ingevolge de Wet buitengewoon pensioen 1940-1945, de Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers, de Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet, de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945, de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 of de Algemene Oorlogsongevallen Regeling, dan wel
uit hoofde van ziekten of gebreken ontstaan of verergerd als gevolg van tijdens oorlogs- of daarmee vergelijkbare omstandigheden verrichte militaire dienst in het genot was van een pensioen krachtens de Algemene militaire pensioenwet (Stb. 1966, 445) of een vroegere militaire pensioenwet als bedoeld in artikel A 1, eerste lid, onder j, van de Algemene militaire pensioenwet,
en op 31 maart 1983 op grond van artikel 9, eerste lid, onder e, van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1966 vrijgesteld was van het betalen van motorrijtuigenbelasting, wordt ten laste van het Rijk jaarlijks op diens aanvraag een vergoeding verleend voor de door hem verschuldigde motorrijtuigenbelasting, met dien verstande dat de naheffing, bedoeld in de artikelen 33 tot en met 36 van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 en de artikelen 20 en 22 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, niet voor vergoeding in aanmerking komt.
Indien aan de houder van een motorvoertuig vrijstelling van motorrijtuigenbelasting wegens invaliditeit was verleend in verband met het vervoer van de in artikel 2 bedoelde uitkeringsgerechtigde, vindt het bepaalde in artikel 2 overeenkomstige toepassing, indien en voor zover de omstandigheden op grond waarvan de vrijstelling werd verleend, ongewijzigd blijven.
Bij teruggaaf van motorrijtuigenbelasting als bedoeld in de artikelen 18 en 20 van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 aan degene aan wie op grond van artikel 2 of 3 compensatie van de door hem verschuldigde motorrijtuigenbelasting is verleend, valt het terug te geven bedrag toe aan het Rijk.
Onze Ministers zijn belast met de toepassing en uitvoering van dit besluit. Zij kunnen ter zake nadere regelen en voorwaarden stellen.
Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot 1 april 1983.
Lasten en bevelen, dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat daarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State en de Algemene Rekenkamer.