Besluit van 2 december 1985, ter uitvoering van de Wet op de Ruimtelijke Ordening

Besluit op de ruimtelijke ordening 1985

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 25 januari 1985, no. MJZ 2515023, Centrale Directie Juridische Zaken, afdeling Wetgeving;
De Raad van State gehoord (advies van 23 september 1985, no. W08.85.0054/14.5.39);
Gezien het nader rapport van Onze voornoemde Minister van 25 november 1985, no. MJZ 25N5055, Centrale Directie Juridische Zaken, afdeling Wetgeving;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk

I

Begripsbepaling

Artikel

1

In dit besluit wordt verstaan onder:

Onze Minister: Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;

de wet: de Wet op de Ruimtelijke Ordening.

Hoofdstuk

II

Rijks planologisch beleid

Artikel

2

Vervallen

Artikel

3

Artikel

4

Artikel

5

Vervallen

Hoofdstuk

III

Provinciaal planologisch beleid

Artikel

6

Gedeputeerde Staten verrichten ten behoeve van de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling van het gebied van de provincie onderzoek naar de bestaande toestand in en naar de mogelijke en wenselijke ontwikkeling van de provincie.

Artikel

7

Artikel

8

De kaarten worden ingericht met inachtneming van de volgende voorschriften:

  • a.

    de kaarten worden getekend op een duidelijke ondergrond;

  • b.

    de begrenzing van het gebied waarop het plan betrekking heeft, wordt met een duidelijke lijn op de kaarten aangegeven;

  • c.

    de kaarten worden vervaardigd op een schaal van bij voorkeur 1 op 50 000;

  • d.

    indien het plan wordt vervat in meerdere kaartbladen wordt een overzichtskaart op kleinere schaal daaraan toegevoegd;

  • e.

    op de kaarten worden schaal en noordpijl aangegeven.

Hoofdstuk

IV

Gemeentelijk planologisch beleid

Afdeling

1

Structuurplannen en bestemmingsplannen

§

1

Algemeen

Artikel

9

Artikel

10

Bij de voorbereiding van een structuurplan of een bestemmingsplan plegen burgemeester en wethouders overleg met de besturen van bij het plan betrokken waterschappen. Waar nodig plegen zij tevens overleg met de besturen van de gemeenten wier belangen rechtstreeks in het geding zijn, met die diensten van Rijk en provincie die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening alsmede met die diensten van Rijk en provincie die belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.

§

2

Structuurplannen

Artikel

11

§

3

Bestemmingsplannen

Artikel

12

Artikel

13

Artikel

14

Artikel

15

Artikel

16

Afdeling

2

Voorschriften in acht te nemen bij het verlenen van vrijstelling als bedoeld in de artikelen 17 en 19 van de wet

Artikel

18

Artikel

19

Vrijstelling als bedoeld in artikel 17 van de wet wordt slechts verleend, indien aannemelijk is, dat het beoogde bouwwerk, werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheid dan wel gebruik niet langer dan vijf jaren in stand zal blijven respectievelijk voortduren.

Afdeling

3

Aanwijzing van gevallen als bedoeld in artikel 19, derde lid van de wet

Artikel

20

Hoofdstuk

IVA

Regionaal planologisch beleid

Artikel

21

Het dagelijks bestuur van het regionaal openbaar lichaam verricht ten behoeve van de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling van het samenwerkingsgebied onderzoek naar de bestaande toestand in en naar de mogelijke en wenselijke ontwikkeling van dat gebied.

Artikel

21a

Bij de voorbereiding van een regionaal structuurplan pleegt het dagelijks bestuur overleg met de besturen van bij het plan betrokken waterschappen. Waar nodig pleegt het tevens overleg met de besturen van de gemeenten of samenwerkingsgebieden wier belangen rechtstreeks in het geding zijn, met die diensten van Rijk en provincie die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening alsmede met die diensten van Rijk en provincie die belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in geding zijn.

Artikel

21b

Hoofdstuk

V

Planologische organen en adviesraden

Afdeling

1

Planologische organen op rijksniveau

§

1

Rijksplanologische Commissie

Artikel

22

Artikel

23

Artikel

24

Artikel

25

Artikel

26

Artikel

27

§

2

Rijksplanologische Dienst

Artikel

28

Artikel

29

Artikel

30

De Rijksplanologische Dienst vervult de hem in artikel 52 van de wet opgedragen taak door:

  • a.

    het onderhouden van geregeld contact met de daarvoor in aanmerking komende rijks-, provinciale en gemeentelijke organen alsmede met de daarvoor in aanmerking komende organen van de regionale openbare lichamen als bedoeld in de Kaderwet bestuur in verandering;

  • b.

    het verrichten van planologische onderzoekingen en studies en het na verkregen machtiging van Onze Minister publiceren van de resultaten van die onderzoekingen en studies;

  • c.

    het desgevraagd voorbereiden van de werkzaamheden van de Rijksplanologische Commissie, alsmede van de uit genoemde Commissie gevormde subcommissie, of werkcommissies;

  • d.

    het houden van toezicht door de inspecteurs van de ruimtelijke ordening op de uitvoering van de wet en de krachtens de wet uitgevaardigde voorschriften;

  • e.

    het verstrekken van voor de oordeelsvorming relevante informatie aan de daarvoor in aanmerking komende organen, commissies, diensten of instellingen;

  • f.

    het telkenjare uitbrengen van ruimtelijke verkenningen aan Onze Minister.

Artikel

31

Vervallen

Artikel

32

Vervallen

Artikel

33

Vervallen

Artikel

34

Vervallen

Artikel

35

Vervallen

Artikel

36

Vervallen

Artikel

37

Vervallen

Afdeling

2

Provinciale Planologische Commissie

Artikel

38

Hoofdstuk

VI

Subsidies

§

1

Algemene bepalingen

Artikel

38a

Onze Minister maakt vóór 1 november in de Staatscourant het door hem vastgestelde subsidieplafond voor het daaropvolgende kalenderjaar bekend.

Artikel

38b

Artikel

38c

Onze Minister kan ter uitvoering van de planologische kernbeslissing over de Waddenzee subsidie verstrekken ten behoeve van het bestuurlijk overleg over het Waddengebied.

§

2

Subsidie-aanvraag

Artikel

38d

§

3

Subsidieverlening

Artikel

38e

Onze Minister neemt bij de verdeling van het beschikbare bedrag in aanmerking:

  • a.

    het belang van de activiteit waarvoor een subsidie-aanvraag is ingediend voor de uitvoering van het nationaal ruimtelijk beleid, en

  • b.

    de bijdrage van die activiteit aan de verwezenlijking van het doel van de subsidie.

Artikel

38f

§

4

Verplichtingen van de subsidie-ontvanger

Artikel

38h

§

5

Subsidievaststelling

Artikel

38i

§

6

Voorschotten en betaling

Artikel

38j

Hoofdstuk

VII

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel

39

Vervallen

Artikel

40

Vervallen

Artikel

41

Vervallen

Artikel

42

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat daarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.

's-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, P. Winsemius
De Minister van Justitie, F. Korthals Altes