Artikel
1
1
Voor de toepassing van het bij of krachtens deze wet bepaalde wordt verstaan onder:
Onze Minister: Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;
stoffen: chemische elementen en hun verbindingen, zoals deze voorkomen in de natuur of door toedoen van de mens worden voortgebracht;
preparaten: mengsels of oplossingen van stoffen;
Europese Economische Ruimte: gebieden waarop het Verdrag betreffende de Europese Unie van toepassing is, onder de in de verdragen neergelegde voorwaarden, en voorts de grondgebieden van de Republiek Finland, met inachtneming van het tweede lid van artikel 126 van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, de Republiek IJsland, het Koninkrijk Noorwegen, de Republiek Oostenrijk en het Koninkrijk Zweden.
invoeren: binnen het grondgebied van Nederland, onderscheidenlijk binnen de Europese Economische Ruimte brengen;
richtlijn: richtlijn nr. 67/548/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 27 juni 1967 betreffende de aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke stoffen (PbEG 1967, L 196), zoals deze laatstelijk is gewijzigd bij richtlijn nr. 92/32/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 30 april 1992 (PbEG L 154);
vertegenwoordiger: persoon, aangewezen door degene die een stof buiten de Europese Economische Ruimte vervaardigt, voor het kennisgeven in de Europese Economische Ruimte van het aldaar invoeren van die stof, al dan niet verwerkt in een preparaat.