Wet van 27 november 1986, houdende regelen inzake het verhandelen van meststoffen en de afvoer van mestoverschotten

Meststoffenwet

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is regelen te stellen met betrekking tot het verhandelen van meststoffen, zowel in het belang van de bevordering van de deugdelijkheid voor het doel waarvoor zij zijn bestemd als in het belang van de bescherming van de bodem, en voorts regelen te stellen in het belang van een doelmatige afvoer van mestoverschotten;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk

I

Algemeen

Artikel

1

Artikel

1a

Artikel

2

Voor de toepassing van het bij of krachtens deze wet bepaalde wordt geen rekening gehouden met handelingen waarvan, op grond van de omstandigheid dat zij geen wezenlijke verandering van feitelijke verhoudingen hebben ten doel gehad of op grond van andere bepaalde feiten en omstandigheden, moet worden aangenomen dat zij achterwege zouden zijn gebleven, indien daarmee niet de toepassing van deze wet voor het vervolg geheel of ten dele onmogelijk zou worden gemaakt.

Hoofdstuk

II

Regelen inzake het verhandelen van meststoffen

Titel

1

Algemeen

Artikel

3

Artikel

4

Het is verboden een produkt, dat blijkens zijn aanduiding of anderszins kennelijk bestemd is om als meststof te worden gebruikt, te verhandelen, indien dat produkt niet voldoet aan de krachtens artikel 3 met betrekking tot meststoffen gestelde eisen.

Titel

2

Vergunningen

Artikel

5

Hoofdstuk

III

Regelen in het belang van een doelmatige afvoer van mestoverschotten

Artikel

6

Artikel

6a

Artikel

7

Artikel

7a

Artikel

8

De toepassing van de in de artikelen 6 en 7 bedoelde regelen kan worden beperkt tot bepaalde, bij of krachtens de in artikel 6, onderscheidenlijk artikel 7, bedoelde maatregel aangewezen gebieden, waarbij deze regelen per gebied en per categorie van bedrijven alsmede dierlijke meststoffensoort verschillend kunnen worden vastgesteld.

Artikel

9

Vervallen

Artikel

10

Vervallen

Artikel

11

Vervallen

Artikel

12

Vervallen

Artikel

13

Vervallen

Artikel

13a

Vervallen

Artikel

13b

Vervallen

Artikel

13c

Vervallen

Artikel

13d

Vervallen

Artikel

13e

Vervallen

Artikel

13f

Vervallen

Artikel

13g

Vervallen

Artikel

13h

Vervallen

Artikel

13i

Vervallen

Artikel

13j

Vervallen

Artikel

13k

Vervallen

Artikel

13l

Vervallen

Artikel

13m

Vervallen

Artikel

13n

Vervallen

Artikel

13o

Vervallen

Artikel

13p

Vervallen

Artikel

13q

Vervallen

Artikel

13r

Vervallen

Artikel

13s

Vervallen

Artikel

13t

Vervallen

Artikel

13u

Vervallen

Artikel

13v

Vervallen

Artikel

13w

Vervallen

Artikel

13x

Vervallen

Artikel

13y

Vervallen

Artikel

13z

Vervallen

Artikel

13aa

Vervallen

Artikel

13ab

Vervallen

Artikel

13ac

Vervallen

Artikel

13aca

Vervallen

Artikel

13ad

Vervallen

Artikel

13ae

Vervallen

Artikel

13af

Vervallen

Artikel

13ag

Vervallen

Artikel

13ah

Vervallen

Artikel

13ai

Vervallen

Artikel

13aj

Vervallen

Artikel

13ak

Vervallen

Artikel

13al

Vervallen

Artikel

13am

Vervallen

Hoofdstuk

IV

Heffingen

Titel

1

Forfaitaire mineralenheffingen

Artikel

14

Artikel

14a

Vervallen

Artikel 14b

Vervallen

Artikel 14c

Vervallen

Artikel

15

Artikel

16

De belastbare hoeveelheid meststoffen wordt bepaald door achtereenvolgens:

  • a.

    bij elkaar op te tellen:

    • 1°.

      de hoeveelheid aangevoerde meststoffen,

    • 2°.

      de hoeveelheid geproduceerde dierlijke meststoffen en,

    • 3°.

      indien het de belastbare hoeveelheid meststoffen uitgedrukt in kilogrammen stikstof betreft, de stikstofbinding door het gewas, en

  • b.

    de overeenkomstig onderdeel a berekende hoeveelheid te verminderen met:

    • 1°.

      de hoeveelheid afgevoerde dierlijke meststoffen,

    • 2°.

      de opname van meststoffen door het gewas, en

    • 3°.

      het toelaatbare verlies van meststoffen.

Artikel

17

Artikel

17a

De stikstofbinding door het gewas, bedoeld in artikel 16, onderdeel a, onder 3°, is per hectare van de gemiddeld in het desbetreffende kalenderjaar tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond:

  • 30 kilogram stikstof voor bouwland beteeld met stamslabonen;

  • 50 kilogram stikstof voor bouwland beteeld met erwten, pronkbonen of slabonen;

  • 120 kilogram stikstof voor bouwland beteeld met veldbonen of tuinbonen;

  • 160 kilogram stikstof voor bouwland beteeld met luzerne.

Artikel

18

De opname van meststoffen door het gewas, bedoeld in artikel 16, onderdeel b, onder 2°, is per hectare van de gemiddeld in het desbetreffende kalenderjaar tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond:

  • 65 kilogram fosfaat, onderscheidenlijk 300 kilogram stikstof voor grasland;

  • 50 kilogram fosfaat, onderscheidenlijk 125 kilogram stikstof voor bouwland.

Artikel

19

Artikel

20

Artikel

21

De heffingen worden verschuldigd op het moment van aanvoeren van meststoffen of produceren van dierlijke meststoffen. Zij moeten na afloop van het kalenderjaar op aangifte worden voldaan.

Titel

2

Verfijnde mineralenheffingen

Artikel

22

Ten aanzien van een tijdig daartoe aangemeld bedrijf worden, indien aan alle overige ter zake bij of krachtens deze wet gestelde regels wordt voldaan, niet de forfaitaire mineralenheffingen, bedoeld in artikel 14, geheven, maar regulerende heffingen ter zake van het aanvoeren van mineralen door het feitelijk van een derde of van een ander bedrijf afnemen van in bijlage D als aanvoerpost benoemde producten of dieren. De heffingen worden geheven onder de naam «verfijnde mineralenheffingen».

Artikel

23

Artikel

24

De belastbare hoeveelheid mineralen wordt bepaald door achtereenvolgens:

  • a.

    bij elkaar op te tellen:

    • 1°.

      de hoeveelheid aangevoerde mineralen en

    • 2°.

      indien het de belastbare hoeveelheid mineralen uitgedrukt in kilogrammen stikstof betreft, de stikstofbinding door het gewas, en

  • b.

    de overeenkomstig onderdeel a berekende hoeveelheid te verminderen met:

    • 1°.

      de hoeveelheid afgevoerde mineralen en

    • 2°.

      het toelaatbare mineralenverlies.

Artikel

25

Artikel

25a

De stikstofbinding door het gewas, bedoeld in artikel 24, onderdeel a, onder 2°, is per hectare van de gemiddeld in het desbetreffende kalenderjaar tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond:

  • 30 kilogram stikstof voor bouwland beteeld met stamslabonen;

  • 50 kilogram stikstof voor bouwland beteeld met erwten, pronkbonen of slabonen;

  • 120 kilogram stikstof voor bouwland beteeld met veldbonen of tuinbonen;

  • 160 kilogram stikstof voor bouwland beteeld met luzerne.

Artikel

25b

Vervallen

Artikel

26

Artikel

27

Artikel

28

De heffingen worden verschuldigd op het moment van aanvoeren van mineralen door het feitelijk van een derde of een ander bedrijf afnemen van producten of dieren, die in bijlage D bij deze wet zijn benoemd als aanvoerpost. Zij moeten na afloop van het kalenderjaar op aangifte worden voldaan.

Titel

3

Heffing van intermediaire ondernemingen

Artikel

29

Artikel

30

De heffing wordt geheven naar de belastbare hoeveelheid meststoffen in een kalenderjaar uitgedrukt in kilogrammen fosfaat.

Artikel

31

De belastbare hoeveelheid meststoffen wordt bepaald door de hoeveelheid aangevoerde meststoffen, verminderd met de hoeveelheid afgevoerde meststoffen.

Artikel

32

Artikel

33

Het tarief van de heffing bedraagt € 9,– per kilogram fosfaat.

Artikel

34

De heffing wordt verschuldigd op het moment van het aanvoeren van meststoffen. Zij moet na afloop van het kalenderjaar op aangifte worden voldaan.

Artikel

35

Vervallen

Artikel

36

Vervallen

Artikel

37

Vervallen

Artikel

38

Vervallen

Artikel

38a

Vervallen

Artikel

39

Vervallen

Artikel

40

Vervallen

Titel

4

Wijze van heffing, invordering en betaling

Artikel

41

Artikel

42

Titel

5

Verrekening en subsidieverlening

Artikel

42a

Artikel

43

Artikel

44

Titel

6

Overige bepalingen

Artikel

45

De verminderingen, bedoeld in de artikelen 16, onderdeel b, 24, onderdeel b, 31, 47, 48 en 49 worden uitsluitend toegepast indien de heffingplichtige het recht tot vermindering kan aantonen op basis van de ter zake bij te houden, te bewaren, over te leggen of af te dragen gegevens, bescheiden en bewijsstukken, en indien aan de overigens ter zake gestelde regels is voldaan, waaronder de regels met betrekking tot de vaststelling van de hoeveelheid fosfaat, onderscheidenlijk stikstof waar de vermindering mee gepaard gaat.

Artikel

46

Artikel

47

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de gevallen waarin en de voorwaarden waaronder de hoeveelheid stikstof, waarover op grond van titel 1 of 2 van dit hoofdstuk heffing is verschuldigd, wordt verminderd met een bij of krachtens de maatregel bepaalde hoeveelheid, overeenkomend met ten hoogste de gemiddelde hoeveelheid stikstof in dierlijke meststoffen die als ammoniak of in een andere vorm vervluchtigt.

Artikel

48

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de gevallen waarin en de voorwaarden waaronder de hoeveelheid fosfaat, onderscheidenlijk stikstof waarover op grond van titel 1, 2 of 3 van dit hoofdstuk heffing is verschuldigd, kan worden vermeerderd met de hoeveelheid fosfaat, onderscheidenlijk stikstof in dierlijke of in overige organische meststoffen in opslag bij het bedrijf of de onderneming bij aanvang van het betreffende kalenderjaar en verminderd met de hoeveelheid fosfaat, onderscheidenlijk stikstof in dierlijke of in overige organische meststoffen in opslag bij het bedrijf of de onderneming aan het einde van het betreffende kalenderjaar.

Artikel

49

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de gevallen waarin en de voorwaarden waaronder de hoeveelheid fosfaat, onderscheidenlijk stikstof waarover op grond van titel 1, 2 of 3 van dit hoofdstuk heffing is verschuldigd, kan worden verminderd met de hoeveelheid fosfaat, onderscheidenlijk stikstof in dierlijke meststoffen die zijn verwerkt tot een niet als dierlijke meststof aan te merken product, of die in het kader van het proces van be- of verwerking verloren zijn gegaan.

Artikel

50

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de gevallen waarin en de voorwaarden waaronder in plaats van de in de artikelen 19 en 26 neergelegde hoeveelheden fosfaat, onderscheidenlijk stikstof, kleinere hoeveelheden fosfaat, onderscheidenlijk stikstof gelden, die zijn voorzien in krachtens artikel 1.2 van de Wet milieubeheer gestelde regels.

Artikel

51

Artikel

52

Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld met betrekking tot de vaststellingen, bedoeld in de artikelen 17, 25 en 32, alsmede met betrekking tot de vaststelling van de stikstofbinding door het gewas, bedoeld in de artikelen 17a en 25a, de vaststelling van de opname van meststoffen door het gewas, bedoeld in artikel 18 en de vaststelling van de toelaatbare verliezen, bedoeld in de artikelen 19 en 26. Deze regels hebben betrekking op:

  • a.

    de methode van weging, volumebepaling, bemonstering en analyse;

  • b.

    de ten behoeve van de vaststelling te gebruiken apparatuur;

  • c.

    de bevoegdheid tot het doen van de vaststelling, welke bevoegdheid kan worden verbonden aan een door Onze Minister overeenkomstig bij ministeriële regeling gestelde erkenningsvoorwaarden verleende erkenning;

  • d.

    de plaats, het moment en de frequentie van vaststelling, daaronder begrepen tellingen voor de vaststelling van het gemiddelde aantal dieren en voor de vaststelling van de gemiddeld tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond;

  • e.

    de administratieve vastlegging en verantwoording van gegevens omtrent de vaststelling door direct bij het doen van de vaststelling betrokkenen;

  • f.

    andere voorzieningen die de uitoefening van het toezicht op de naleving van de gestelde regels kunnen vergemakkelijken;

  • g.

    andere voorwaarden waaraan de vaststelling moet voldoen wil de aldus bepaalde hoeveelheid fosfaat, onderscheidenlijk stikstof in aanmerking worden genomen voor de bepaling van de verschuldigdheid of hoogte van de heffing, waaronder begrepen regels in zake de toelaatbaarheid van onderlinge menging van dierlijke meststoffen, overige organische meststoffen en andere meststoffen.

Artikel

53

Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de volgende onderwerpen:

  • a.

    vervallen;

  • b.

    nadere voorwaarden waaraan moet zijn voldaan voor de toepassing van de verminderingen, bedoeld in de artikelen 16, onderdeel b, 24, onderdeel b, en 31;

  • c.

    de aanmelding, bedoeld in artikel 22, en de functionaris bij wie de aanmelding geschiedt;

  • d.

    nadere voorwaarden waaraan moet zijn voldaan wil een bedrijf in aanmerking komen voor de in artikel 22 bedoelde mogelijkheid, waartoe kunnen behoren:

    • de verplichting om in bijlage D bij de wet als aanvoerpost, onderscheidenlijk afvoerpost benoemde meststoffen, producten of dieren uitsluitend af te nemen van, onderscheidenlijk af te leveren aan door Onze Minister overeenkomstig bij ministeriële regeling gestelde erkenningsvoorwaarden erkende leveranciers, onderscheidenlijk afnemers;

    • de verplichting om aan het slot van het voorgaande kalenderjaar aanwezige voorraden van in bijlage D bij deze wet als aanvoerpost benoemde producten of dieren in aanmerking te nemen als mineralenaanvoer als bedoeld in artikel 24;

  • e.

    de ingevolge artikel 42a bij de aangifte van de heffing over te leggen verklaring;

  • f.

    de regels waaraan de producenten, leveranciers en afnemers van de in bijlage D bij deze wet opgenomen meststoffen, producten en dieren, al dan niet in het kader van een erkenning als bedoeld in onderdeel d, onder 1°, moeten voldoen, waaronder het opmaken, bewaren, overleggen en afdragen van gegevens, bescheiden en bewijsstukken met betrekking tot de door hen geproduceerde, in voorraad gehouden, ontvangen, verhandelde en gebruikte aantallen of hoeveelheden van de meststoffen, producten en dieren, alsmede de daarmee gepaard gaande hoeveelheid fosfaat, onderscheidenlijk stikstof;

  • g.

    de voor de bepaling van de verschuldigdheid en hoogte van de heffing, dan wel voor het toezicht op de naleving van de voorwaarden voor vrijstelling van de heffing op te maken, te bewaren, over te leggen en af te dragen gegevens, bescheiden en bewijsstukken;

  • h.

    alle onderwerpen die in aanvulling op de Algemene wet inzake rijksbelastingen of de Invorderingswet 1990 moeten worden geregeld met betrekking tot de uitvoering van het bij of krachtens dit hoofdstuk bepaalde;

Titel

7

Tijdelijke uitzondering voor fosfaat in andere meststoffen

Hoofdstuk

V

Regelen ter voorkoming van een onverantwoorde uitbreiding van de productie van dierlijke meststoffen

Titel

1

Algemeen

Artikel

55

Artikel

55a

Artikel

56

Met ingang van het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 58c wordt voor de toepassing van artikel 55, eerste lid, onder uitbreiding van de productie van dierlijke meststoffen verstaan: een grotere productie van dierlijke meststoffen dan het mestproductierecht dat is verminderd met het pluimveerecht geldend op het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 58c. De vermindering geschiedt niet voor zover dit pluimveerecht groter is dan het niet-gebonden mestproductierecht, zoals dit gold onmiddellijk vóór het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 58c.

Artikel

57

Artikel

58

Verplaatsing van de productie van dierlijke meststoffen naar een andere locatie of een ander bedrijf is verboden, tenzij aan bij algemene maatregel van bestuur te stellen voorwaarden wordt voldaan die onder meer betrekking kunnen hebben op:

  • a.

    de omvang van de te verplaatsen bedrijfstak of bedrijfstakken van waaruit de dierlijke meststoffen worden verkregen;

  • b.

    de vermindering van de productie aan dierlijke meststoffen op het bedrijf van waaruit verplaatsing plaatsvindt;

  • c.

    de aantekening van de verplaatsing bij de ingevolge artikel 7 op te maken, te bewaren, over te leggen of af te dragen gegevens op een daarbij aangegeven wijze;

  • d.

    een kennisgeving van de verplaatsing binnen een daarbij aan te geven termijn aan een daarbij aangewezen orgaan op een daarbij aangegeven wijze.

Titel

2

Stelsel van pluimveerechten

§

1

Begripsbepalingen en andere algemene bepalingen

Artikel

58a

In deze titel en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    aangifte overschotheffing: schriftelijke opgave, zoals in voorkomend geval gecorrigeerd, die ter vaststelling van de verschuldigde overschotheffing met betrekking tot het bedrijf is gedaan krachtens de artikelen 8 en 13, zoals deze artikelen luidden vóór 1 januari 1998;

  • b.

    afsluitformulier 1994: Afsluitformulier bijzondere gebruiksnormen 1994 (125-) als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Regeling vaststelling afsluitformulieren 1994;

  • c.

    afsluitformulier 1995: Afsluitformulier bijzondere gebruiksnormen 1995 (125-) of Afsluitformulier mestboekhouding 1995 (110-125) als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Regeling vaststelling afsluitformulieren 1995;

  • d.

    afsluitformulier 1996: Afsluitformulier bijzondere gebruiksnormen 1996 (125-) of Afsluitformulier mestboekhouding 1996 (110-125) als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Regeling vaststelling afsluitformulieren 1996;

  • e.

    afsluitformulier 1997: Afsluitformulier bijzondere gebruiksnormen 1997 (125-) of Afsluitformulier mestboekhouding 1997 (110-125) als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Regeling vaststelling afsluitformulieren 1997;

  • f.

    vrijstellingsverklaring: formulier als bedoeld in artikel 3 van de Regeling vaststelling mestboekhoudplicht (algemeen);

  • g.

    belanghebbende: persoon of rechtspersoon die, of samenwerkingsverband van personen of rechtspersonen dat over het desbetreffende bedrijf beschikt ingevolge eigendom, een zakelijk gebruiksrecht, of een door de grondkamer goedgekeurde pachtovereenkomst;

  • h.

    verplaatsing: verplaatsing als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet verplaatsing mestproductie;

  • i.

    kennisgeving van verplaatsing: kennisgeving als bedoeld in de artikelen 9 en 10 van de Wet verplaatsing mestproductie, betrekking hebbend op de verplaatsing naar een ander bedrijf;

  • j.

    registratie van een kennisgeving van verplaatsing: registratie als bedoeld in artikel 9 van de Wet verplaatsing mestproductie en als bedoeld in artikel 10, tweede lid, in samenhang met 9 van die wet, betrekking hebbend op de verplaatsing naar een ander bedrijf.

Artikel

58b

§

2

Uitbreidingsverboden voor kippen en kalkoenen

Artikel

58c

Het is verboden op een bedrijf in een kalenderjaar een grotere hoeveelheid dierlijke meststoffen afkomstig van kippen en kalkoenen te produceren dan het voor dat jaar voor het bedrijf geldende pluimveerecht.

Artikel

58d

Artikel

58e

Artikel

58f

§

3

Omvang van het pluimveerecht op het tijdstip van inwerkingtreding van de wet

Artikel

58g

Artikel

58h

Artikel

58i

Artikel

58j

Artikel

58k

Artikel

58l

Het pluimveerecht bepaald overeenkomstig deze paragraaf of de krachtens artikel 58k gestelde regels komt ten hoogste overeen met het op de dag voorafgaande aan het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 58c voor het bedrijf geldende mestproductierecht.

Artikel

58m

Met betrekking tot een daartoe door de belanghebbende aangemeld bedrijf geldt in plaats van het overeenkomstig deze paragraaf bepaalde pluimveerecht een lager pluimveerecht overeenkomstig de in de melding gedane opgave.

Artikel

58n

§

4

Bepalingen inzake de overgang van het pluimveerecht

Artikel

58o

Een pluimveerecht kan, onder welke titel dan ook, met inachtneming van artikel 58p, geheel of gedeeltelijk overgaan naar een ander bedrijf overeenkomstig de artikelen 58q en 58r.

Artikel

58p

Artikel

58q

Artikel

58r

Artikel

58s

Artikel

58t

Artikel

58u

Artikel

58v

§

5

Overige bepalingen met betrekking tot het pluimveerecht

Artikel

58w

Artikel

58x

De belanghebbende kan met gebruikmaking van een daartoe bestemd, door het Bureau Heffingen op verzoek van de belanghebbende ter beschikking gesteld formulier, dat overeenkomstig de op het formulier aangegeven wijze volledig en naar waarheid is ingevuld en door hem is ondertekend, een kennisgeving van het vervallen, onderscheidenlijk gedeeltelijk vervallen, van het pluimveerecht van zijn bedrijf bij het Bureau Heffingen doen. Na registratie van de kennisgeving door het Bureau Heffingen is het pluimveerecht nihil, onderscheidenlijk vindt een verkleining van het pluimveerecht plaats met de hoeveelheid fosfaat waarop de kennisgeving betrekking heeft.

Artikel

58y

Titel

3

Regels inzake de mestproductie in verhouding tot de mestplaatsingsruimte

§

1

Algemeen

Artikel

58z

Voor de toepassing van deze titel:

  • a.

    wordt de hoeveelheid dierlijke meststoffen uitgedrukt in kilogrammen stikstof;

  • b.

    worden de dierlijke meststoffen afkomstig van de diersoort schaap niet in aanmerking genomen.

§

2

Maximum stikstofproductie per jaar

Artikel

58aa

Het is verboden op een bedrijf in een kalenderjaar een grotere hoeveelheid dierlijke meststoffen te produceren dan de mestplaatsingsruimte van dat bedrijf in dat jaar.

Artikel

58ab

De hoeveelheid geproduceerde dierlijke meststoffen, bedoeld in artikel 58aa, wordt vastgesteld op basis van het gemiddelde aantal in het desbetreffende kalenderjaar gehouden, uitgeschaarde of tijdelijk elders ter weiding ondergebrachte dieren van de onderscheiden diercategorieën en op basis van de forfaitaire productienormen voor de onderscheiden diercategorieën, uitgedrukt in kilogrammen stikstof per dier per jaar, die voor het desbetreffende jaar zijn opgenomen in bijlage E bij deze wet.

Artikel

58ac

De mestplaatsingsruimte, bedoeld in artikel 58aa, in 2002 wordt bepaald door achtereenvolgens:

  • a.

    bij elkaar op te tellen:

    • 1°.

      per hectare van de gemiddeld in 2002 tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond:

      • 300 kilogram stikstof voor grasland,

      • 210 kilogram stikstof voor bouwland waarop maïs wordt geteeld en

      • 170 kilogram stikstof voor het overige bouwland en voor braakland;

    • 2°.

      80 kilogram stikstof per hectare van de gemiddeld in 2002 tot het bedrijf behorende oppervlakte natuurterrein;

    • 3°.

      de hoeveelheid op het bedrijf geproduceerde of aangevoerde dierlijke meststoffen die in 2002 op grond van een mestafzetovereenkomst naar een ander bedrijf of naar een door Onze Minister erkende tussenpersoon kan worden afgevoerd;

  • b.

    de overeenkomstig onderdeel a berekende hoeveelheid stikstof te verminderen met de hoeveelheid dierlijke meststoffen waarvoor in 2002 op grond van een mestafzetovereenkomst een verplichting tot aanvoer op het bedrijf geldt.

Artikel

58ad

De mestplaatsingsruimte, bedoeld in artikel 58aa, in 2003 en in de daarop volgende jaren wordt bepaald door achtereenvolgens:

  • a.

    bij elkaar op te tellen:

    • 1°.

      per hectare van de gemiddeld in het desbetreffende kalenderjaar tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond:

      • 250 kilogram stikstof voor grasland en

      • 170 kilogram stikstof voor bouwland en braakland;

    • 2°.

      80 kilogram stikstof per hectare van de gemiddeld in het desbetreffende kalenderjaar tot het bedrijf behorende oppervlakte natuurterrein;

    • 3°.

      de hoeveelheid op het bedrijf geproduceerde of aangevoerde dierlijke meststoffen die in het desbetreffende jaar op grond van een mestafzetovereenkomst naar een ander bedrijf of naar een door Onze Minister erkende tussenpersoon kan worden afgevoerd;

  • b.

    de overeenkomstig onderdeel a berekende hoeveelheid stikstof te verminderen met de hoeveelheid dierlijke meststoffen waarvoor in het desbetreffende jaar op grond van een mestafzetovereenkomst een verplichting tot aanvoer op het bedrijf geldt.

Artikel

58ae

§

3

Maximum stikstofproductie op enig moment

Artikel

58af

Artikel

58ag

De omvang van de productie van dierlijke meststoffen op jaarbasis, bedoeld in artikel 58af, wordt vastgesteld op basis van het aantal op het desbetreffende moment gehouden, uitgeschaarde of tijdelijk elders ter weiding ondergebrachte dieren van de onderscheiden diercategorieën en op basis van de forfaitaire productienormen voor de onderscheiden diercategorieën, uitgedrukt in kilogrammen stikstof per dier per jaar, die voor het desbetreffende jaar zijn opgenomen in bijlage E bij deze wet.

Artikel

58ah

De mestplaatsingsruimte, bedoeld in artikel 58af, op enig moment in 2002 wordt bepaald door achtereenvolgens:

  • a.

    bij elkaar op te tellen:

    • 1°.

      per hectare van de op dat moment tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond:

      • 300 kilogram stikstof voor grasland,

      • 210 kilogram stikstof voor bouwland waarop maïs wordt geteeld en

      • 170 kilogram stikstof voor het overige bouwland en braakland;

    • 2°.

      80 kilogram stikstof per hectare van de op dat moment tot het bedrijf behorende oppervlakte natuurterrein;

    • 3°.

      de hoeveelheid op het bedrijf geproduceerde of aangevoerde dierlijke meststoffen die in 2002 op grond van een vóór dat moment gesloten mestafzetovereenkomst naar een ander bedrijf of naar een door Onze Minister erkende tussenpersoon kan worden afgevoerd;

    • 4°.

      de hoeveelheid op het bedrijf geproduceerde of aangevoerde dierlijke meststoffen die in 2002 op grond van een vóór dat moment gesloten mestafzetovereenkomst naar een erkende exporteur of erkende mestbe- ofverwerker kan worden afgevoerd;

    • 5°.

      de hoeveelheid dierlijke meststoffen waarvoor de erkende producent voor het desbetreffende kalenderjaar is erkend;

  • b.

    de overeenkomstig onderdeel a berekende hoeveelheid stikstof te verminderen met de hoeveelheid dierlijke meststoffen waarvoor in 2002 op grond van een vóór dat moment gesloten mestafzetovereenkomst een verplichting tot aanvoer op het bedrijf geldt.

Artikel

58ai

De mestplaatsingsruimte, bedoeld in artikel 58af, op enig moment in 2003 of de daarop volgende jaren wordt bepaald door achtereenvolgens:

  • a.

    bij elkaar op te tellen:

    • 1°.

      per hectare van de op dat moment tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond:

      • 250 kilogram stikstof voor grasland en

      • 170 kilogram stikstof voor bouwland en braakland;

    • 2°.

      80 kilogram stikstof per hectare van de op dat moment tot het bedrijf behorende oppervlakte natuurterrein;

    • 3°.

      de hoeveelheid op het bedrijf geproduceerde of aangevoerde dierlijke meststoffen die in het desbetreffende jaar op grond van een vóór dat moment gesloten mestafzetovereenkomst naar een ander bedrijf of naar een door Onze Minister erkende tussenpersoon kan worden afgevoerd;

    • 4°.

      de hoeveelheid op het bedrijf geproduceerde of aangevoerde dierlijke meststoffen die in het desbetreffende jaar op grond van een vóór dat moment gesloten mestafzetovereenkomst naar een erkende exporteur of erkende mestbe- of -verwerker kan worden afgevoerd;

    • 5°.

      de hoeveelheid dierlijke meststoffen waarvoor de erkende producent voor het desbetreffende kalenderjaar is erkend;

  • b.

    de overeenkomstig onderdeel a berekende hoeveelheid stikstof te verminderen met de hoeveelheid dierlijke meststoffen waarvoor in het desbetreffende jaar op grond van een vóór dat moment gesloten mestafzetovereenkomst een verplichting tot aanvoer op het bedrijf geldt.

§

4

Regels met betrekking tot het aangaan van een verplichting tot afname van dierlijke meststoffen

Artikel

58aj

Artikel

58ak

Artikel

58aka

Artikel

58al

Het is de erkende exporteur of erkende mestverwerker verboden zich bij mestafzetovereenkomst te verplichten in een kalenderjaar een grotere hoeveelheid dierlijke meststoffen aan te voeren dan de in artikel 58ae, vijfde lid, bedoelde hoeveelheid.

§

5

Overige regels

Artikel

58am

Voor de toepassing van de artikelen 58ac, onderdeel a, onder 1° en 2°, 58ad, onderdeel a, onder 1° en 2°, 58ah, onderdeel a, onder 1° en 2°, en 58ai, onderdeel a, onder 1° en 2°, en voor de toepassing van deze bepalingen in samenhang met de artikelen 58aj, derde lid, en 58ak, derde lid, worden de tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond, onderscheiden naar grasland, bouwland beteeld met maïs, ander bouwland en braakland, en de tot het bedrijf behorende oppervlakte natuurterrein uitsluitend in aanmerking genomen voor zover de landbouwgrond of het natuurterrein overeenkomstig bij ministeriële regeling gestelde regels bij het in die regeling genoemde orgaan is aangemeld en deze melding daadwerkelijk door dat orgaan is ontvangen.

Artikel

58an

Artikel

58ao

Artikel

58ap

Indien het Bureau Heffingen een afschrift van de mestafzetovereenkomst na het tijdstip, bedoeld in artikel 58aj, tweede lid, heeft ontvangen, geldt voor de toepassing van de artikelen 58aj, tweede en derde lid, 58ak en 58an, vijfde lid, de datum van ontvangst door het Bureau Heffingen in afwijking van het in de mestafzetovereenkomst overeengekomen tijdstip als het tijdstip met ingang waarvan de aanvoer van meststoffen kan plaatsvinden.

Artikel

58aq

Hoofdstuk

VI

Overige bepalingen

Artikel

59

Artikel

60

Artikel

61

Artikel

61a

Artikel

62

Tegen een op grond van deze wet genomen besluit kan een belanghebbende beroep instellen bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.

Artikel

63

Artikel

64

De voordracht voor algemene maatregelen van bestuur krachtens deze wet wordt Ons gedaan door Onze Minister of, voor zover deze maatregelen worden getroffen in het belang van de bescherming van de bodem, door Onze Minister en Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer te zamen.

Artikel

65

Een krachtens de artikelen 6, 46, eerste lid, 47, 48, 49, 50, 58, 58aq, tweede lid, en 80 vastgestelde algemene maatregel van bestuur wordt aan de beide kamers der Staten-Generaal overgelegd. Hij treedt in werking op een tijdstip dat nadat vier weken na de overlegging zijn verstreken bij koninklijk besluit wordt vastgesteld, tenzij binnen die termijn door ten minste een vijfde van het grondwettelijk aantal leden van een der kamers de wens te kennen wordt gegeven dat het onderwerp van de algemene maatregel van bestuur bij wet wordt geregeld. In dat geval wordt een daartoe strekkend voorstel van wet zo spoedig mogelijk ingediend. Indien het voorstel van wet wordt ingetrokken of indien een van de beide kamers van de Staten-Generaal besluit het voorstel niet aan te nemen, wordt de algemene maatregel van bestuur ingetrokken.

Artikel

67

De ministeriële regelingen bedoeld in hoofdstuk IV, behoudens titel 6, en in artikel 59 worden vastgesteld door Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.

Artikel

68

Onze Minister doet over de werking van deze wet telkens na twee jaren een verslag aan de beide Kamers der Staten-Generaal toekomen.

Hoofdstuk

VII

Toezicht

Artikel

69

Artikel

70

Onze Minister kan voorschriften geven betreffende de monsterneming, de verpakking, de conservering, de verzegeling, de verzending en het onderzoek van de in artikel 5:18 van de Algemene wet bestuursrecht bedoelde monsters.

Hoofdstuk

VIII

Slotbepalingen

Artikel

71

Artikel

71a

Onze Minister is bevoegd tot toepassing van bestuursdwang ter handhaving van de bij of krachtens deze wet gestelde verplichtingen.

Artikel

72

Vervallen

Artikel

73

Vervallen

Artikel

74

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Artikel

75

De verschillende artikelen van deze wet of onderdelen daarvan, komen te vervallen op een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen tijdstip dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Artikel

76

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Landbouw en Visserij, G. J. M. Braks
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, E. H. T. M. Nijpels
De Minister van Justitie, F. Korthals Altes

Bijlage

A

Behorende bij de Meststoffenwet

I. Rundvee

Fok- en gebruiksvee

• Melk- en kalfkoeien (alle koeien die ten minste één maal hebben gekalfd en die voor de melkproductie of de fokkerij worden gehouden; ook koeien die drooggezet zijn alsmede koeien die worden vetgemest en in de mesttijd worden gemolken)

100

41,00

161,00

1,000

• Vrouwelijk jongvee (alle vrouwelijke dieren die nog nooit gekalfd hebben en die worden aangehouden voor de vervanging van de eigen veestapel of de veestapel van derden; ook drachtige dieren die niet eerder hebben gekalfd):

– jonger dan 1 jaar

101

9,00

52,00

0,220

– 1 jaar en ouder

102

18,00

110,00

0,439

• Stieren voor de fokkerij (stieren bestemd voor het fokken van melk- of vleesvee):

– jonger dan 1 jaar

103

12,00

52,00

0,293

– 1 jaar en ouder

104

22,00

120,00

0,537

Witvleesproductie

• Vleeskalveren (doorgaans binnen 6 maanden na de geboorte geslacht; in hoofdzaak met melkproducten afgemest):

– startkalf t.b.v. vleeskalf, van ca. 0 tot ca. 2 maanden (kalveren die worden opgefokt van ca. 0 tot ca. 2 maanden, waarna ze voor afmesting aan een ander bedrijf worden geleverd)

110

2,40

4,00

0,059

– van startkalf tot vleeskalf, van ca. 2 tot ca. 6 maanden (kalveren die zijn aangeleverd als startkalf van ca. 2 maanden en die verder worden afgemest tot vleeskalf van ca. 6 maanden)

111

6,10

16,00

0,149

– vleeskalf, van ca. 0 tot ca. 6 maanden (kalveren die worden gemest van ca. 0 tot ca. 6 maanden)

112

5,20

12,00

0,127

Roodvleesproductie

• Weide- en zoogkoeien (koeien die niet meer worden gemolken, maar worden vetgeweid)

120

41,00

129,00

1,000

• Vleesstieren, alsook vrouwelijke dieren en ossen die op dezelfde wijze worden gemest (vee dat tot ca. 16 maanden wordt gemest voor roodvlees):

– startkalf t.b.v. vleesstier, ca. 0 tot 3 maanden (kalveren die worden opgefokt van ca. 0 tot ca. 3 maanden, waarna ze voor afmesting aan een ander bedrijf worden geleverd)

121

6,70

6,00

0,163

– van startkalf tot vleesstier, ca. 3 tot ca. 16 maanden (kalveren die zijn aangeleverd als startkalf van ca. 3 maanden en die verder worden afgemest tot vleesstier van ca. 16 maanden)

122

14,90

50,00

0,363

– vleesstier, ca. 0 tot ca. 16 maanden (stieren die worden gemest van ca. 0 tot ca. 16 maanden)

123

13,40

42,00

0,327

• Overige vleesvee (vee bestemd voor roodvleesproductie, dat niet behoort tot de categorieën «weidekoeien» of «vleesstieren»; ook vleesstieren, vrouwelijke dieren en ossen ouder dan ca. 16 maanden):

– jonger dan 1 jaar

124

12,00

52,00

0,293

– 1 jaar en ouder

125

20,00

110,00

0,488

II. Varkens

Fokkerij/vermeerdering

• Fokzeugen (ten minste éénmaal gedekt of geïnsemineerd: guste zeugen, gedekte maar nog niet drachtige zeugen, drachtige zeugen, zeugen met biggen, zeugen waarvan de biggen gespeend zijn):

• waarvan de biggen aan een ander bedrijf worden geleverd ca. 6 weken na hun geboorte (ook fokzeugen die nog geen biggen hebben)

400

14,60

25,00

0,356

– waarvan de biggen worden gehouden tot een gewicht van ca. 25 kg (ook fokzeugen waarvan de biggen op het eigen bedrijf worden gehouden)

401

20,30

35,00

0,495

• Opfokzeugen (jonge zeugen, nooit gedekt of geïnsemineerd, gehouden voor de fokkerij):

– van ca. 25 kg tot ca. 7 maanden (aangeleverde opfokzeugen van ca. 25 kg die worden afgeleverd op ca. 7 maanden of iets ouder; ook opfokzeugen afkomstig van het eigen bedrijf van exact 25 kg, die worden afgeleverd op ca. 7 maanden)

402

7,10

15,00

0,173

– van ca. 7 maanden tot de eerste dekking (opfokzeugen die zijn aangeleverd op ca. 7 maanden of iets jonger, tot de eerste dekking)

403

11,80

20,00

0,288

– van ca. 25 kg tot de eerste dekking (opfokzeugen die zijn aangeleverd op ca. 25 kg, die niet op 7 maanden worden afgeleverd, maar worden aangehouden tot de eerste dekking; ook opfokzeugen afkomstig van het eigen bedrijf die worden aangehouden van exact 25 kg tot de eerste dekking)

404

8,20

16,00

0,200

• Opfokberen van ca. 25 kg tot ca. 7 maanden (jonge nog niet dekrijpe beren, die worden aangehouden voor de fokkerij, van ca. 25 kg tot ca. 7 maanden of iets ouder; ook beren afkomstig van het eigen bedrijf vanaf exact 25 kg)

405

8,10

12,00

0,198

• Dekberen, van ca. 7 maanden en ouder (dekrijpe beren – ook zoekberen – van ca. 7 maanden en ouder; ook aangeleverde beren van iets jonger dan 7 maanden; beren afkomstig van het eigen bedrijf te rekenen vanaf exact 7 maanden)

406

13,80

27,00

0,337

• Biggen, aangeleverd op ca. 6 weken, tot ca. 25 kg (gespeende biggen die op ca. 6 weken zijn aangeleverd, die worden afgeleverd op ca. 25 kg; ook op 6 weken aangeleverde biggen die op het eigen bedrijf worden aangehouden voor de mesterij, tot exact 25 kg)

407

2,70

5,5

0,066

Mesterij

• Slachtzeugen (zeugen die niet meer gebruikt worden voor de fokkerij, maar worden afgemest)

410

11,80

20,00

0,288

• Vleesvarkens (varkens die doorgaans worden gemest vanaf ca. 25 kg of iets lichter tot ca. 110 kg; ook biggen afkomstig van het eigen, gesloten bedrijf vanaf exact 25 kg)

411

7,40

18,00

0,180

III. Kippen

Legrassen

• Opfokhennen en -hanen van legrassen, jonger dan ca. 18 weken (opfokhennen en -hanen voor de vervanging van hennen en hanen van legrassen, inclusief (groot)ouderdieren, die worden afgeleverd op ca. 18 weken; dieren die op het eigen bedrijf worden aangehouden worden tot exact 18 weken meegeteld)

300

0,20

0,42

0,005

• Hennen en hanen van legrassen, ca. 18 weken en ouder (hennen en hanen – inclusief (groot)ouderdieren – die zijn aangeleverd op ca. 18 weken; ook van het eigen bedrijf afkomstige hennen en hanen – inclusief (groot)ouderdieren –, vanaf exact 18 weken)

301

0,50

0,90

0,012

Vleesrassen

• Opfokhennen en -hanen van vleesrassen, jonger dan ca. 19 weken (opfokhennen en -hanen ter vervanging van (groot)ouderdieren van vleesrassen, die worden afgeleverd op ca. 19 weken; dieren die op het eigen bedrijf worden aangehouden worden tot exact 19 weken meegeteld)

310

0,25

0,62

0,006

• Ouderdieren van vleesrassen, ca. 19 weken en ouder (ouderdieren – inclusief grootouderdieren – van vleesrassen, die zijn aangeleverd op ca. 19 weken; ook van het eigen bedrijf afkomstige (ouder)dieren, vanaf exact 19 weken)

311

0,74

1,50

0,018

• Vleeskuikens (kuikens die voor de slacht worden afgeleverd)

312

0,24

0,63

0,006

IV. Kalkoenen

Voor broedeieren

• Hennen en hanen voor de productie van broedeieren:

– ca. 0 tot ca. 6 weken (hennen en hanen van ca. 0 tot ca. 6 weken, gehouden op een quarantainebedrijf)

200

0,26

0,43

0,006

– ca. 6 tot ca. 30 weken (hennen en hanen van ca. 6 tot ca. 30 weken, gehouden op een opfokbedrijf)

201

1,47

2,40

0,036

– ca. 30 weken en ouder (hennen en hanen van ca. 30 weken en ouder)

202

2,00

3,20

0,049

Vleeskalkoenen

• Vleeskalkoenen (vanaf het opzetten bij aanvang van de mestperiode tot de aflevering voor de slacht)

210

0,79

2,20

0,019

V. Schapen

• Fokschapen, inclusief de lammeren tot ca. 25 kg (alle ooien die ten minste éénmaal hebben gelammerd)

550

5,10

25,00

0,124

• Overige schapen (alle lammeren zwaarder dan 25 kg, alle fokrammen en overhouders)

551

3,20

17,00

0,078

VI. Vossen

• Fokmoeren, inclusief de niet-gespeende pups (alle vrouwelijke dieren die ten minste éénmaal zijn gedekt)

700

2,90

4,60

0,071

• Fokrekels

701

2,10

3,50

0,051

• Pups (alle jonge dieren tot een leeftijd van ca. 8 maanden)

702

2,10

3,50

0,051

VII. Nertsen

• Fokteven, inclusief de niet-gespeende pups (alle vrouwelijke dieren die ten minste éénmaal zijn gedekt)

750

1,00

1,60

0,024

• Fokreuen

751

0,80

1,30

0,020

• Pups (alle jonge dieren tot een leeftijd van ca. 8 maanden)

752

0,80

1,30

0,020

VIII. Geiten

• Melkgeiten, inclusief lammeren tot ca. 10 kg (alle geiten die ten minste éénmaal hebben gelammerd)

600

4,70

19,00

0,115

• Overige geiten (geitelammeren en opfokgeiten zwaarder dan ca. 10 kg en bokken)

601

2,50

14,00

0,061

IX. Eenden

• Ouderdieren van vleeseenden (opfok- en leg-eenden)

800

1,10

2,00

0,027

• Vleeseenden (eenden die worden gehouden voor de slacht)

801

0,60

1,20

0,015

X. Konijnen

• Voedsters, inclusief de niet-gespeende jongen (alle vrouwelijke dieren die ten minste éénmaal zijn gedekt)

900

1,80

3,80

0,044

• Fokrammen (rammen bestemd voor het fokken van vleeskonijnen

901

1,00

2,10

0,024

• Opfokkonijnen (jonge, nog niet dekrijpe konijnen, die worden aangehouden voor de fokkerij, vanaf de leeftijd van ca. 80 dagen tot de eerste dekking)

902

0,80

1,70

0,020

• Vleeskonijnen (jonge konijnen vanaf het spenen tot de leeftijd van ca. 80 dagen; ook opfokkonijnen tot 80 dagen)

903

0,40

1,00

0,010

XI Parelhoenders

Vleesparelhoenders

951

0,34

0,67

0,008

Bijlage

B

Behorende bij de Meststoffenwet

Artikel B1

Onder overige organische meststoffen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel f, worden de volgende meststoffen verstaan:

  • a.

    zuiveringsslib, zijnde:

    • 1°.

      slib, dat geheel of in hoofdzaak afkomstig is van een installatie voor de zuivering van huishoudelijk, stedelijk, industrieel dan wel ander afvalwater van soortgelijke samenstelling als huishoudelijk, stedelijk en industrieel afvalwater;

    • 2°.

      slib, dat geheel of in hoofdzaak afkomstig is van sceptictanks en andere installaties voor de verzameling, afvoer en behandeling van afvalwater met uitzondering van vet- en zandvangers;

  • b.

    compost, zijnde een product dat geheel of grotendeels bestaat uit één of meer organische afvalstoffen die met behulp van micro-organismen zijn afgebroken en omgezet tot een zodanig stabiel eindproduct dat daarin alleen nog een langzame afbraak van humeuze verbindingen plaatsvindt, mits blijkens door de producent van de compost over te leggen gegevens dit product kennelijk niet geheel of grotendeels is geproduceerd uit dierlijke meststoffen;

  • c.

    een mengsel van de onder a en b bedoelde meststoffen;

  • d.

    een mengsel van de onder a en b bedoelde meststoffen met dierlijke meststoffen;

  • e.

    een mengsel van zwarte grond, zijnde een mengsel van bodembestanddelen en bewerkte organische afvalstoffen, met dierlijke meststoffen.

Artikel B2

Onder andere meststoffen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel g, worden meststoffen, alsmede mengsels van meststoffen verstaan, die vallen onder de volgende typeaanduidingen:

  • a.

    Stikstofmeststoftypen

    Ammoniakwater

    Ammoniumnitraat(-ureum-oplossing (urean))

    Ammoniumsulfaat (ook: met nitrificatieremmer

    (dicyaandiamide))

    Ammonsulfaatsalpeter (ook: met nitrificatieremmer (dicyaandiamide))

    Calciummagnesiumnitraat(-oplossing)

    Calciumnitraat(-oplossing)

    Chilisalpeter

    Crotonylideendiureum

    Isobutylideendiureum

    Kalkammonsalpeter

    Kalkmagnesiasalpeter

    Kalksalpeter

    Kalkstikstof

    Magnesiumnitraat(-oplossing)

    Natronsalpeter

    Nitraathoudende kalkstikstof

    Oplossing van stikstofmeststof(fen)

    Salmiak

    Gemengde stikstofmeststof

    Gemengde stikstofmeststof op basis van kalksalpeter (bladmeststof)

    Gemengde stikstofmeststof met ureumformaldehyde

    Gemengde stikstofmeststof met crotonilydeendiureum

    Gemengde stikstofmeststof met isobutylideendiureum

    Stikstofmagnesia

    Stikstofmagnesiumsulfaat

    Ureum (ook: omhuld, met zwavel omhuld kunsthars gecoat)

    Ureum-ammoniumsulfaat

    Ureumformaldehyde

    Vloeibare ammoniak

    Stikstofmeststof met crotonylideendiureum

    Stikstofmeststof met isobutylideendiureum

    Stikstofmeststof met ureumformaldehyde

  • b.

    Fosfaatmeststoftypen

    Aluminiumcalciumfosfaat

    Dubbelkalkfosfaat

    Gloeifosfaat

    Superfosfaat (ook: geconcentreerd, tripel-)

    Natuurfosfaat (ook: zacht, gedeeltelijk ontsloten)

    Thomasmeel

  • c.

    Meststoftypen met stikstof of fosfaat

    Afvalproduct van de aromabereiding

    Calciummagnesiumnitraatoplossing in water

    Diammonfosfaat

    Kalisalpeter (ook: omhuld)

    Kaliumnatriumnitraat

    Monoammonfosfaat

    Monokaliumfosfaat

    Nitraathoudende diatomeeën-aarde vrijkomend bij de bereiding van vloeibare meststoffen

    NPK-, NP-, NK- en PK-meststoffen (ook: oplossing of suspensie van)

    NPK-, NP- en NK-meststoffen met crotonylideendiureum

    NPK-, NP- en NK-meststoffen met isobutylideendiureum

    NPK-, NP- en NK-meststoffen met ureumformaldehyde

    NPK-, NP- en PK-meststoffen met aluminiumcalciumfosfaat

    NPK-, NP- en PK-meststoffen met gedeeltelijk ontsloten natuurfosfaat

    NPK-, NP- en PK-meststoffen met natuurfosfaat

    NPK-, NP- en PK-meststoffen op basis van aluminium-calciumfosfaat

    NPK-, NP- en PK-meststoffen op basis van gloeifosfaat

    NPK-, NP- en PK-meststoffen op basis van van thomasmeel

    NPK-, NP- en PK-meststoffen op basis van zacht natuurfosfaat

    Kunsthars gecoate langzaamwerkende NPK-meststof

    Kunsthars omhulde NPK-meststof 14+9+15

    Langzaamwerkende samengestelde meststof NPK 16+11+14 met spoorelementen (B+Cu+Fe+Mn+Mo+Zn) voor potgrond

    Langzaamwerkende samengestelde meststof NPK 16+10+12 met spoorelementen (B+Cu+Fe+Mn+Mo+Zn) voor potgrond

    Organische NPK, NP en NK meststof van dierlijke oorsprong

    Samengestelde meststoffen NPK, NP, NK en PK (ook: oplossing of suspensie van)

    Samengestelde meststoffen NPK, NP en NK met thomasmeel

    Samengestelde meststoffen NPK, NP en NK met ureumformaldehyde

    Samengestelde meststoffen NPK, NP en NK met crotolylideendiureum

    Samengestelde meststoffen NPK, NP en NK met isobutylideendiureum

    Samengestelde meststof NPK met diciaandiamide

    Samengestelde organische meststoffen NPK, NP en NK

    Stikstofhoudende kalimeststof

    Mengsel van stikstofhoudende kaliummeststof met schoon slib

    Vinassekali

    Mengmeststoffen met stikstof of fosfaat

    Bloedmeel voor meststof

    Guano

    Kalkslib voor onderhoudsbekalking, vrijkomend bij melkzuurbereiding

    Kalkslib voor onderhoudsbekalking, vrijkomend bij huidlijmfabricage

    Uienpulp

    Mosterdzaadpulp

    Beendermeel

    Ontlijmd beendermeel

    Diermeel

    Vloeibare kalimeststof, vrijkomend bij de methioninebereiding

    Vloeibaar natrium- en fosfaathoudend bijproduct van de zuivelproductie

    Omhulde langzaamwerkende NPK- of NK-meststof.

  • d.

    Meststoftypen voor voedingsoplossingen

    Fosforzuur

    Kaliumfosforcarbonaat

    Kaliumhydroxyfosforzuur-oplossing

    Kalisalpeterzuur in oplossing

    Salpeterzuur

    Vloeibare samengestelde meststoffen NPK, NP, NK en PK voor voedingsoplossingen

  • e.

    Kalkmeststoftypen met stikstof of fosfaat

    Alvalkalk

    Schuimaarde van suikerfabrieken (ook: gedroogd)

    Mengsel van vloeibare schuimaarde en vloeibare magnesiumhoudende afvalkalk

    Samengestelde meststoffen NPK, NP, NK en PK op basis van kalikiezelkalk

    Stikstofhoudende kalkmeststof met boor

    Mengsel van schuimaarde en magnesiakluitkalk van dolomiet.

Bijlage

C

Behorende bij de Meststoffenwet

Enig artikel

1. De forfaitaire omrekennorm, uitgedrukt in kilogrammen fosfaat, onderscheidenlijk stikstof per 1000 kilogram dierlijke meststof, onderscheiden naar mestvorm, diercategorie en bedrijfssysteem, zijn opgenomen in de na dit artikel opgenomen tabel.

2. Indien niet alle dieren van eenzelfde diercategorie met een drinkwatersysteem gedrenkt worden dat bij dezelfde mestcategorie behoort, wordt het fosfaatgehalte, onderscheidenlijk stikstofgehalte per 1000 kilogram dierlijke meststof behorende bij de mestcategorie voor overige drinkwatersystemen gehanteerd.

3. Bij menging van verschillende mestcategorieën wordt door middel van de mengverhouding het gemiddelde fosfaatgehalte, onderscheidenlijk stikstofgehalte per 1000 kilogram mest berekend.

4. Voor de toepassing van de tabel wordt verstaan onder:

  • a.

    mest: dierlijke meststof;

  • b.

    dunne mest: mest die verpompbaar is;

  • c.

    vaste mest: mest die niet verpompbaar is;

  • d.

    anti-morsbak: bak bevestigd om de drinknippel, waarin het gemorste water wordt opgevangen;

  • e.

    brijbak: bak, waarin het voor de dieren bestemde droogvoer wordt gestort en waarin een drinknippel zodanig is geplaatst dat het morswater in de droogvoerbak wordt opgevangen;

  • f.

    drinkbak: bak, waarin een drukmechanisme zodanig is geplaatst dat als een varken er tegen drukt een bepaalde hoeveelheid water in de bak komt;

  • g.

    trognippel: nippel die boven de trog is aangebracht en waarvan het morswater in de trog wordt opgevangen;

  • h.

    waterdoseercomputer: systeem waarbij de hoeveelheid aan dieren te verstrekken drinkwater door middel van een computer wordt ingesteld;

  • i.

    waterdoseerpistool: systeem waarbij de hoeveelheid aan dieren te verstrekken drinkwater direct bij het verstrekken kan worden afgelezen. TABEL behorende bij bijlage C bij de Meststoffenwet

Tabel

behorende bij bijlage C bij de Meststoffenwet

I. Rundvee

1. Vaste mest

Alle categorieën van de diersoort rundvee

Alle bedrijfssystemen

10

3,4

6,0

2. Gier (droge-stofgehalte ten hoogste 4%)

Alle categorieën van de diersoort rundvee

Alle bedrijfssystemen

11

0,4

3,0

3. Na een eenvoudige mestscheiding verkregen:

Alle categorieën van de diersoort rundvee

Alle bedrijfssystemen

 

– filtraat (droge-stofgehalte ten minste 6%)

........................

.......................

12

0,9

4,8

– koek (droge-stofgehalte ten minste 20%)

........................

.......................

13

2,1

4,0

4. Dunne mest

Melkkoeien, kalfkoeien en zoogkoeien, alsook jongvee waarvan de dunne mest in de opslag voor dunne mest van de melkkoeien, kalfkoeien of zoogkoeien komt

Gehouden in een grupstal of ligboxenstal, waarbij het water voor het schoonmaken van de melkinstallatie in de mest komt

14

1,2

3,5

Gehouden in een ligboxenstal, waarbij het water voor het schoonmaken van de melkinstallatie niet in de mest komt

15

1,2

3,7

Gehouden in een grupstal, waarbij het water voor het schoonmaken van de melkinstallatie niet in de mest komt

16

1,4

3,7

Vrouwelijk jongvee, stieren voor de fokkerij, vleesstieren en overig vleesvee

Alle bedrijfssystemen

17

1,4

3,5

Vleeskalveren (wit vlees, melkrantsoen), tot ca. 6 maanden oud

Alle bedrijfssystemen

18

1,2

2,1

Vleeskalveren (roze vlees), tot ca. 6 maanden oud

Alle bedrijfssystemen

18a

1,8

3,7

II. Varkens

5. Vaste mest

Alle categorieën van de diersoort varken, behalve vleesvarkens

Alle bedrijfssystemen

40

5,7

6,1

6. Gier (droge-stofgehalte ten hoogste 3%)

Alle categorieën van de diersoort varken, behalve vleesvarkens

Alle bedrijfssystemen

41

1,0

1,6

7. Na een eenvoudige mestscheiding verkregen:

Alle categorieën van de diersoort varken, behalve vleesvarkens

Alle bedrijfssystemen

  

– filtraat (droge-stofgehalte ten minste 6%)

........................

........................

42

0,8

3,4

– koek (droge-stofgehalte ten minste 18%)

........................

.......................

43

3,4

4,2

8. Na mestscheiding bij mest be- of verwerking verkregen:

Alle categorieën van de diersoort varken, behalve vleesvarkens

Alle bedrijfssystemen

  

– waterige fractie (drogestofgehalte ten hoogste 2%)

........................

........................

44

0,5

3,5

– vaste fractie (droge-stofgehalte ten minste 23%)

........................

........................

45

10,5

6,3

9. Dunne mest

a. Fokzeugen inclusief de biggen tot het spenen, gehouden in de kraamstal

Alle bedrijfssystemen

46

1,7

3,0

b. Biggen vanaf het spenen, tot ca.25 kg

Alle bedrijfssystemen

47

2,1

3,8

c. Guste en drachtige fokzeugen, opfokzeugen van ca. 7 maanden tot de eerste dekking, dekberen en slachtzeugen

Alle bedrijfssystemen

48

2,2

3,5

d. Een combinatie van de mestcategorieën 9.a en 9.b

Alle bedrijfssystemen

49

1,9

3,2

e. Een combinatie van de mestcategorieën 9.a.en 9.c

Alle bedrijfssystemen

50

1,8

3,2

f.  Een combinatie van de mestcategorieën 9.a, 9.b en 9.c

Alle bedrijfssystemen

51

1,9

3,3

g. Opfokzeugen van ca. 25 kg tot ca.7 maanden, of opfokberen van ca. 25 kg tot ca. 7 maanden

Drinkwater via antimorsbak, trognippel, brijbak, waterdoseercomputer of waterdoseerpistool

52

2,9

5,5

Drinkwater via drinkbak of bijtnippel

53

2,8

5,1

Drinkwater via alle overige systemen

54

2,6

4,8

10. Vaste mest

Vleesvarkens

Alle bedrijfssystemen

40a

4,5

6,1

11. Gier (droge-stofgehalte ten hoogste 3%)

Vleesvarkens

Alle bedrijfssystemen

41a

0,8

1,9

12. Na eenvoudige mestscheiding verkregen:

Alle bedrijfssystemen

  

– filtraat (droge-stofgehalte ten minste 6%)

........................

........................

42a

2,8

5,2

– koek (droge-stofgehalte ten minste 18%)

........................

........................

43a

6,7

7,8

13. Na mestscheiding bij mest be- of verwerking verkregen:

Vleesvarkens

Alle bedrijfssystemen

– waterige fractie (drogestofgehalte ten hoogste 2%)

........................

........................

44a

0,5

7,6

– vaste fractie (drogestofgehalte ten minste 23%)

........................

........................

45a

11,6

6,7

14. Dunne mest

Vleesvarkens

Drinkwater via antimorsbak, trognippel, brijbak, waterdoseercomputer of -pistool

52a

3,1

5,8

Drinkwater via drinkbak of bijtnippel

53a

2,6

4,8

Drinkwater via alle overige systemen

54a

2,5

4,7

III. Kippen

15.

Opfokhennen en -hanen van legrassen van de diersoort kip (jonger dan ca. 18 weken)

Gehouden op de batterij; met dunne mest

30

5,2

7,7

Deeppitstal, kanalenstal

31

20

21

Mestbandbatterij met geforceerde droging; direct vanaf de band

32

13

19

Mestbandbatterij met geforceerde droging; de mest is nagedroogd

33

17

23

Gehouden op volledig roostervloer

34

8,9

14

Gehouden op gedeeltelijk roostervloer (volièrestal)

35

17

15

Gehouden op volledig strooisel

36

18

18

16.

Hennen en hanen van vleesrassen van de diersoort kip (ca. 18 weken en ouder)

Gehouden op de batterij; met dunne mest

30a

5,1

7,9

Deeppitstal, kanalenstal

31a

23

20

Mestbandbatterij met geforceerde droging; direct vanaf de band

32a

14

19

Mestbandbatterij met geforceerde droging; de mest is nagedroogd

33a

18

24

Gehouden op volledig roostervloer

34a

9,8

14

Gehouden op gedeeltelijk roostervloer (volièrestal)

35a

19

14

Gehouden op volledig strooisel

36a

17

11

17.

Opfokhennen en -hanen van vleesrassen van de diersoort kip (jonger dan ca. 19 weken

Gehouden op volledig roostervloer

34b

8,9

15

Gehouden op gedeeltelijk roostervloer

35b

14

18

Gehouden op volledig strooisel

36b

18

16

18.

Ouderdieren van vleesrassen van de diersoort kip

Gehouden op gedeeltelijk roostervloer

37

19

14

Gehouden op volledig strooisel

38

19

14

19.

Vleeskuikens van de diersoort kip

Alle bedrijfssystemen

39

14

25

IV. Kalkoenen

20.

Hennen en hanen van de diersoort kalkoen voor de productie van broedeieren van ca. 0 tot ca 6 weken

Alle bedrijfssystemen

20

13

17

Hennen en hanen van de diersoort kalkoen voor de productie van broedeieren van ca. 6 tot ca. 30 weken

Alle bedrijfssystemen

21

21

21

Hennen en hanen van de diersoort kalkoen voor de productie van broedeieren van ca. 30 weken en ouder

Alle bedrijfssystemen

22

19

24

21.

Vleeskalkoenen

Alle bedrijfssystemen

23

17

18

V. Schapen

22. Vaste mest

Alle categorieën van de diersoort schaap

Gehouden op roostervloer

55

2,4

7,5

Gehouden op stro

56

2,8

5,4

VI. Vossen

23. Vaste mest

Alle categorieën van de diersoort vos

Alle bedrijfssystemen

70

29

38

VII. Nertsen

24. Vaste mest

Alle categorieën van de diersoort nerts

Alle bedrijfssystemen

75

13,3

7,8

24a. Dunne mest

Alle categorieën van de diersoort nerts

Alle bedrijfssystemen

75a

4,7

7,0

VIII. Geiten

25. Vaste mest

Alle categorieën van de diersoort geit

Gehouden op roostervloer

60

2,1

4,8

Gehouden op stro

61

3,5

6,7

IX. Eenden

26. Vaste mest

Alle categorieën van de diersoort eend

Alle bedrijfssystemen

80

6,3

6,7

27. Dunne mest

Alle categorieën van de diersoort eend

Alle bedrijfssystemen

81

3,3

5,7

X. Konijnen

28. Vaste mest

Alle categorieën van de diersoort konijn

Alle bedrijfssystemen

90

10,5

10,7

29. Gier (droge-stofgehalte ten hoogste 2,5%)

Alle categorieën van de diersoort konijn

Alle bedrijfssystemen

91

0

0

30. Dunne mest

Alle categorieën van de diersoort konijn

Alle bedrijfssystemen

92

2,6

4,3

XI Parelhoenders

31.

Alle categorieën van de diersoort parelhoender

Alle bedrijfssystemen

95

25,4

31,6

Bijlage

D

Behorende bij de Meststoffenwet

Artikel D1

1. De aanvoerposten, bedoeld in de artikelen 22, 25, eerste lid, en 28 zijn:

  • a.

    meststoffen;

  • b.

    diervoeders bestemd voor de in bijlage A bij deze wet opgenomen diersoorten;

  • c.

    dieren van de diersoorten, opgenomen in bijlage A bij deze wet.

2. Als aanvoerpost geldt tevens het ruwvoer gebruikt door uitgeschaarde dieren of door tijdelijk elders ter weiding ondergebrachte dieren, voor zover de betreffende hoeveelheden fosfaat en stikstof in de dieren zelf worden vastgelegd.

Artikel D2

1. De afvoerposten, bedoeld in artikel 25, tweede lid, zijn:

  • a.

    dierlijke meststoffen;

  • b.

    het ruwvoer, opgenomen in tabel I van deze bijlage, afkomstig van het bedrijf zelf;

  • c.

    dieren van de diersoorten, opgenomen in bijlage A bij deze wet;

  • d.

    de dierlijke producten, opgenomen in tabel V van deze bijlage, afkomstig van het bedrijf zelf;

  • e.

    de andere akker- en tuinbouwproducten dan het ruwvoer, opgenomen in tabel I van deze bijlage, afkomstig van het bedrijf zelf.

2. Als afvoerpost geldt tevens het ruwvoer gebruikt door ingeschaarde dieren of door tijdelijk ter weiding aangenomen dieren, voor zover de betreffende hoeveelheden fosfaat en stikstof in de dieren zelf worden vastgelegd.

Artikel D3

Voor de toepassing van de artikelen D1 en D2 wordt onder de aanvoerpost meststoffen niet begrepen de hoeveelheid dierlijke meststoffen geproduceerd door ingeschaarde of tijdelijk ter weiding aangenomen dieren, en onder de afvoerpost dierlijke meststoffen niet begrepen de hoeveelheid dierlijke meststoffen geproduceerd door uitgeschaarde of door tijdelijk elders ter weiding ondergebrachte dieren.

Artikel D4

1. De hoeveelheid fosfaat, onderscheidenlijk stikstof in dierlijke meststoffen en overige organische meststoffen wordt vastgesteld op basis van het gewicht of volume en het fosfaatgehalte, onderscheidenlijk stikstofgehalte van de meststoffen.

2. De hoeveelheid fosfaat, onderscheidenlijk stikstof in andere meststoffen wordt vastgesteld overeenkomstig de ter zake door de leverancier verstrekte gegevens. Deze gegevens worden gebaseerd op het gewicht of volume en het fosfaatgehalte, onderscheidenlijk stikstofgehalte van de meststoffen.

Artikel D5

1. De hoeveelheid fosfaat, onderscheidenlijk stikstof in diervoeders andere dan het ruwvoer en enkelvoudig krachtvoer, opgenomen in tabel II van deze bijlage, wordt vastgesteld overeenkomstig de ter zake door de leverancier verstrekte gegevens. Deze gegevens worden gebaseerd op het gewicht of volume en het fosfaatgehalte, onderscheidenlijk stikstofgehalte van de geleverde diervoeders.

2. De hoeveelheid fosfaat, onderscheidenlijk stikstof in het ruwvoer en enkelvoudig krachtvoer, opgenomen in de tabellen I en II van deze bijlage, wordt vastgesteld op basis van het gewicht van het voer en de in de tabellen opgenomen forfaitaire fosfaatgehaltes, onderscheidenlijk stikstofgehaltes per kilogram product.

3. De hoeveelheid fosfaat, onderscheidenlijk stikstof in het ruwvoer bedoeld in de artikelen D1, tweede lid, en D2, tweede lid, van deze bijlage, wordt vastgesteld op basis van het gemiddelde aantal in het betreffende kalenderjaar uitgeschaarde of tijdelijk elders ter weiding ondergebrachte dieren, onderscheidenlijk ingeschaarde of tijdelijk ter weiding aangenomen dieren, en de forfaitaire normen per dier per jaar, welke zijn opgenomen in tabel III van deze bijlage.

Artikel D6

De hoeveelheid fosfaat, onderscheidenlijk stikstof in de dieren, wordt vastgesteld op basis van de in tabel IV van deze bijlage opgenomen forfaitaire fosfaatgehaltes, onderscheidenlijk stikstofgehaltes per dier, dan wel op basis van het gewicht van de dieren en de in tabel IVa bij deze bijlage opgenomen forfaitaire fosfaatgehaltes, onderscheidenlijk stikstofgehaltes per kilogram levend gewicht.

Artikel D7

De hoeveelheid fosfaat, onderscheidenlijk stikstof in dierlijke producten wordt vastgesteld op basis van het gewicht en de in tabel V opgenomen forfaitaire fosfaatgehaltes, onderscheidenlijk stikstofgehaltes per kilogram product.

Artikel D8

1. De hoeveelheid fosfaat, onderscheidenlijk stikstof in andere akker- en tuinbouwproducten dan het ruwvoer, opgenomen in tabel I van deze bijlage, is per hectare bouwland van de tot het bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond die in het betreffende kalenderjaar is beteeld met akker- en tuinbouwgewassen: 65 kilogram fosfaat en 165 kilogram stikstof.

2. Indien de gewassen niet aantoonbaar in het betreffende jaar van het bedrijf zijn afgevoerd, dan wel niet aantoonbaar bestemd zijn om van het bedrijf te worden afgevoerd, is de betreffende hoeveelheid fosfaat, onderscheidenlijk stikstof per hectare nihil.

Tabel I van bijlage D

: de afvoerpost «ruwvoer» en de voor de onderscheiden soorten ruwvoer geldende forfaitaire fosfaat- en stikstofgehaltes

Corn cob mix (met ca. 100% spil)

4,4

9,3

Corn cob mix (met ca. 25% spil)

4,8

10,4

Gras

1,4

5,9

Grashooi

5,7

19,2

Graskuil

4,1

15,0

Korrelmaïs

6,6

14,1

Luzerne

1,4

5,8

Maïskolvenschroot

3,4

8,3

Snijmaïs (kuil)

1,4

4,3

Voederbieten

0,5

1,9

Tabel II van bijlage D

: de voor de onderscheiden soorten ruwvoer en enkelvoudig krachtvoer die op het bedrijf worden aangevoerd geldende forfaitaire fosfaat- en stikstofgehaltes

Aardappelen

1,1

3,2

Appelen

0,2

0,6

Bietenblad (inclusief koppen)

0,9

3,8

Corn cob mix (met ca. 100% spil)

4,4

9,3

Corn cob mix (met ca. 25% spil)

4,8

10,4

Graanstro

1,8

5,6

Gras

1,4

5,9

Grashooi

5,7

19,2

Graskuil

4,1

15,0

Graszaadstro

3,0

11,0

Kool

0,7

2,2

Korrelmaïs

6,6

14,1

Maïskolvenschroot

3,4

8,3

Peen

0,7

1,6

Snijmaïs (kuil)

1,4

4,3

Spruitenkoppen en -stengels

1,6

5,4

Tarwe

7,8

19,0

Uien

0,7

2,2

Voederbieten

0,5

1,9

Witlofwortelen

0,7

1,4

Tabel III van bijlage D

: de forfaitair vastgestelde hoeveelheden fosfaat en stikstof vastgelegd in uitgeschaarde, ingeschaarde, elders tijdelijk ter weiding ondergebrachte of tijdelijk ter weiding aangenomen dieren

Jongvee van rundvee, zowel mannelijk als vrouwelijk, dat nog niet heeft gekalfd

4,08

6,14

Weidekoeien en hoogdrachtige koeien

3,04

4,55

Melkkoeien

19

49

Weidelammeren van schapen, van meer dan 25 kg

0,82

1,50

Hoogdrachtige ooien

0,41

0,75

Schapen, inclusief lammeren tot 25 kg

1,15

2,10

Guste en drachtige ooien

0

0

Tabel IV van bijlage D

: de aanvoer- en afvoerpost «dieren» en de voor de dieren van de onderscheiden diercategorieën geldende forfaitaire fosfaat- en stikstofgehaltes

I. Rundvee

• Melk- en kalfkoeien

10,1

15,2

• Vrouwelijk jongvee, van 2 jaar en ouder, dat nog niet heeft gekalfd

8,8

13,3

• Vrouwelijk jongvee, van 1 tot 2 jaar oud

8,1

12,3

• Vrouwelijk jongvee, jonger dan 1 jaar

5,2

7,9

• Nuchtere kalveren

0,8

1,3

• Stieren voor de fokkerij, van 2 jaar en ouder

18,6

27,8

• Stieren voor de fokkerij, van 1 tot 2 jaar oud

11,8

17,9

• Stieren voor de fokkerij, jonger dan 1 jaar

6,8

10,2

• Vleesstieren (ook ossen), 1 jaar en ouder

10,4

16,7

• Vleesstieren (ook ossen), van 9 tot 12 maanden oud

7,0

11,6

• Vleesstieren (ook ossen), van 6 tot 9 maanden oud

4,8

8,0

• Vleesstieren (ook ossen), van 3 tot 6 maanden oud

3,0

4,9

• Vleesstieren (ook ossen), van 0 tot 3 maanden oud

1,6

2,6

• Vleeskalveren (voor de productie van wit vlees)

4,2

7,2

• Vleeskalveren (voor de productie van roze vlees)

5,2

9,1

• Zoog-, mest- en weidekoeien

11,0

16,4

II. Varkens

• Pasgeboren biggen

0,02

0,03

• Pas gespeende biggen van ca. 6 weken

0,11

0,20

• Biggen geleverd op ca.10 weken, van ca. 25 kg

0,30

0,60

• Vleesvarkens

1,30

2,60

• Fokzeugen (ten minste één maal gedekt; guste zeugen; gedekte maar nog niet drachtige zeugen; zeugen, waarvan de biggen gespeend zijn)

2,00

4,10

• Opfokzeugen enberen‘enberen’ moet zijn ‘en -beren’., van ca. 25 kg, tot 7 maanden

1,50

2,90

• Fokberen, van ca. 7 maanden en ouder

3,20

7,40

• Slachtzeugen

2,40

4,90

III. Kippen

• Eendagskuikens

0,0003

0,0010

• Opfokhennen en -hanen van legrassen, jonger dan ca. 18 weken

– wit

0,018

0,036

– bruin

0,020

0,039

• Hennen en hanen van legrassen, van ca. 18 weken en ouder

– wit

0,020

0,049

– bruin

0,026

0,059

• Opfokhennen en -hanen van vleesrassen, jonger dan ca. 19 weken

0,033

0,057

• Ouderdieren van vleesrassen, van ca. 19 weken en ouder

0,050

0,110

• Vleeskuikens

0,020

0,052

IV. Kalkoenen

• Eendagskuikens

0,0005

0,0020

• Kalkoenen voor de productie van broedeieren, inclusief hanen

– van ca. 7 maanden en ouder

0,18

0,39

– jonger dan ca. 7 maanden

0,17

0,38

• Jonge vleeskalkoenen:

– hennen

0,1500

0,310

– hanen

0,3000

0,610

V. Schapen

• Ooien voor de fokkerij, van 7 maanden en ouder

1,00

1,90

• Rammen voor de fokkerij, van 7 maanden en ouder

1,20

2,30

• Lammeren, van ca. 3 tot 7 maanden oud

0,60

1,10

• Lammeren, jonger dan 3 maanden

0,30

0,60

• Nuchtere lammeren

0,05

0,10

VI. Vossen

• Fokmoeren of andere vrouwelijke dieren van ca. 7 maanden en ouder

0,093

0,204

• Fokrekels of andere mannelijke dieren van ca. 7 maanden en ouder

0,110

0,240

• Pups

0,044

0,096

VII. Nertsen

• Fokteven of andere vrouwelijke dieren van ca. 7 maanden en ouder

0,020

0,040

• Reuen of andere mannelijke dieren van ca. 7 maanden en ouder

0,034

0,074

• Pups

0,002

0,005

VIII. Geiten

• Melkgeiten, van 1 jaar en ouder

1,00

1,70

• Bokken, van 1 jaar en ouder

1,10

1,90

• Jonge geiten, van 7 maanden tot 1 jaar oud

0,80

1,30

• Jonge geiten, van ca. 4 tot 7 maanden oud

0,50

0,80

• Geitelammeren, van ca. 6 weken tot 4 maanden oud

0,30

0,60

• Geitelammeren, jonger dan ca. 6 weken

0,14

0,24

• Pasgeboren geitelammeren

0,04

0,07

IX. Eenden

• Eendagskuikens

0,0004

0,002

• Vleeseenden en moedereenden

0,044

0,087

X. Konijnen

• Pasgeboren konijnen

0,0008

0,002

• Voedsters

0,058

0,126

• Fokrammen

0,062

0,135

• Vleeskonijnen

0,034

0,075

XI. Parelhoenders

• Eendagskuikens

0,0002

0,0007

• Vleesparelhoenders

0,019

0,054

Tabel IVa van bijlage D

: de aanvoer- en afvoerpost «dieren» en de voor de dieren van de onderscheiden diercategorieën geldende forfaitaire fosfaat- en stikstofgehaltes per kilogram levend gewicht

I Rundvee

• nuchtere kalveren

0,0183

0,0294

• vleesstieren (ook ossen) van 3 maanden tot 12 maanden

0,0174

0,0290

• vleesstieren (ook ossen) van 1 jaar en ouder

0,0169

0,0270

•vleeskalveren

0,0174

0,0302

• overige diercategorieën

0,0169

0,0256

II Varkens

• pasgeboren biggen

0,0142

0,0192

• pasgespeende biggen van ca. 6 weken

0,0120

0,0240

• biggen, geleverd op ca. 10 weken, van ca. 25 kilogram

0,0118

0,0240

• opfokzeugen en -beren, vanaf ca. 25 kilogram, tot ca. 7 maanden

0,0123

0,0232

• overige diercategorieën

0,0115

0,0240

III Kippen

• eendagskuikens

0,0078

0,0304

• opfokhennen en -hanen van legrassen, jonger dan ca. 18 weken

–wit

0,0140

0,0280

– bruin

0,0147

0,0280

• hennen en hanen van legrassen, van 18 weken en ouder

– wit

0,0116

0,0280

– bruin

0,0123

0,0280

• opfokhennen en -hanen van vleesrassen, jonger dan ca. 19 weken

0,0160

0,0280

• ouderdieren van vleesrassen, van 19 weken en ouder

0,0125

0,0280

• vleeskuikens

0,0108

0,0280

IV Kalkoenen

• eendagskuikens

0,0078

0,0300

• overige diercategorieën

0,0165

0,0330

V Schapen

• alle diercategorieën

0,0137

0,0250

VI Vossen

• alle diercategorieën

0,0137

0,0300

VII Nertsen

•alle diercategorieën

0,0137

0,0300

VIII Geiten

• alle diercategorieën

0,0137

0,0240

IX Eenden

• eendagskuikens

0,0071

0,0300

• overige diercategorieën

0,0131

0,0259

X Konijnen

• alle diercategorieën

0,0137

0,0300

XI Parelhoenders

• eendagskuikens

0,0075

0,0248

• vleesparelhoenders

0,0125

0,0357

Tabel V van bijlage D

: de afvoerpost «dierlijke producten» en de voor de onderscheiden producten geldende forfaitaire fosfaat- en stikstofgehaltes

Goudse boerenkaas van koemelk, overige volvette boerenkaas van koemelk, geitenkaas en schapenkaas:

–na 2 tot 6 weken rijping

9,7

42,4

– na 6 tot 12 weken rijping

10,3

45,0

– na 12 tot 26 weken rijping

10.7

46,3

– na meer dan 26 weken rijping

11,0

47,6

Boeren Leidse kaas en overige magere boerenkaas van koemelk:

– na 2 tot 6 weken rijping

13,0

58,0

– na 6 tot 12 weken rijping

14,4

64,0

– na 12 tot 26 weken rijping

14,9

67,0

– na meer dan 26 weken rijping

15,5

69,0

Boter

0,5

0,5

Koemelk/-karnemelk/-yoghurt

2,2

5,4

Wei

1,2

1,0

Geitenmelk

2,1

5,0

Schapenmelk

3,0

8,3

Eieren

4,8

19,2

Wol

0,3

122,0

Bijlage

E

behorend bij de artikelen 58ab en 58ag van de Meststoffenwet

Forfaitaire mestproductienormen voor de onderscheiden diercategorieën, uitgedrukt in kilogrammen stikstof per dier per jaar als bedoeld in de artikelen 58ab en 58ag

I Rundvee

Fok- en gebruiksvee

• Melk- en kalfkoeien (alle koeien die ten minste één maal hebben gekalfd en die voor de melkproductie of de fokkerij worden gehouden; ook koeien die drooggezet zijn alsmede koeien die worden vetgemest en in de mesttijd worden gemolken)

100

101,8

107,4

• Vrouwelijk jongvee (alle vrouwelijke dieren die nog nooit gekalfd hebben en die worden aangehouden voor de vervanging van de eigen veestapel of de veestapel van derden; ook drachtige dieren die niet eerder hebben gekalfd):

• jonger dan 1 jaar

101

34,2

36,1

• 1 jaar en ouder

102

69,9

73,8

• Stieren voor de fokkerij (stieren bestemd voor het fokken van melk- of vleesvee):

• jonger dan 1 jaar

103

28,3

29,8

• 1 jaar en ouder

104

54,0

57,0

Witvleesproductie

• Vleeskalveren (doorgaans binnen 6 maanden na de geboorte geslacht; in hoofdzaak met melkproducten afgemest):

• startkalf t.b.v. vleeskalf, van ca. 0 tot ca. 2 maanden (kalveren die worden opgefokt van ca. 0 tot ca. 2 maanden, waarna ze voor afmesting aan een ander bedrijf worden geleverd)

110

4,5

4,8

• van startkalf tot vleeskalf, van ca. 2 tot ca. 6 maanden (kalveren die zijn aangeleverd als startkalf van ca. 2 maanden en die verder worden afgemest tot vleeskalf van ca. 6 maanden)

111

11,2

11,8

• vleeskalf, van ca. 0 tot ca. 6 maanden (kalveren die worden gemest van ca. 0 tot ca. 6 maanden)

112

8,8

9,3

Rosévleesproductie

• Vleeskalveren voor de productie van rosévlees (doorgaans binnen 8 maanden na de geboorte geslacht; in hoofdzaak met ruwvoer en krachtvoer afgemest):

• startkalf t.b.v. vleeskalf, van ca. 0 tot ca. 3 maanden (kalveren die worden opgefokt van ca. 0 tot ca. 3 maanden, waarna ze voor afmesting aan een ander bedrijf worden geleverd)

110B

9,8

10,4

• van startkalf tot vleeskalf, van ca. 3 tot ca. 8 maanden (kalveren die zijn aangeleverd als startkalf van ca. 3 maanden en die verder worden afgemest tot vleeskalf van ca. 8 maanden)

111B

26,6

28,0

• vleeskalf, van ca. 0 tot ca. 8 maanden (kalveren die worden gemest van ca. 0 tot ca. 8 maanden)

112B

19,7

20,8

Roodvleesproductie

• Weide- en zoogkoeien (koeien die niet meer worden gemolken, maar worden vetgeweid)

120

70,1

74,0

• Vleesstieren, alsook vrouwelijke dieren en ossen die op dezelfde wijze worden gemest (vee dat tot ca. 16 maanden wordt gemest voor roodvlees):

• startkalf t.b.v. vleesstier, van ca. 0 tot 3 maanden (kalveren die worden opgefokt van ca. 0 tot ca. 3 maanden, waarna ze voor afmesting aan een ander bedrijf worden geleverd)

121

7,0

7,4

• van startkalf tot vleesstier, van ca. 3 tot ca. 16 maanden (kalveren die zijn aangeleverd als startkalf van ca. 3 maanden en die verder worden afgemest tot vleesstier van ca. 16 maanden)

122

28,8

30,4

• vleesstier, van ca. 0 tot ca. 16 maanden (stieren die worden gemest van ca. 0 tot ca. 16 maanden)

123

24,8

26,1

• Overig vleesvee (vee bestemd voor roodvleesproductie, dat niet behoort tot de categorieën «weidekoeien» of «vleesstieren»; ook vleesstieren, vrouwelijke dieren en ossen ouder dan ca. 16 maanden):

• jonger dan 1 jaar

124

28,0

29,5

• 1 jaar en ouder

125

69,2

73,1

II Varkens

Fokkerij/vermeerdering

• Fokzeugen (ten minste éénmaal gedekt of geïnsemineerd: guste zeugen, gedekte maar nog niet drachtige zeugen, drachtige zeugen, zeugen met biggen, zeugen waarvan de biggen gespeend zijn):

• waarvan de biggen aan een ander bedrijf worden geleverd ca. 6 weken na hun geboorte (ook fokzeugen die nog geen biggen hebben)

400

14,6

15,4

• waarvan de biggen worden gehouden tot een gewicht van ca. 25 kg (ook fokzeugen waarvan de biggen op het eigen bedrijf worden gehouden)

401

18,6

19,7

• Opfokzeugen (jonge zeugen, nooit gedekt of geïnsemineerd, gehouden voor de fokkerij):

• van ca. 25 kg tot ca. 7 maanden (aangeleverde opfokzeugen van ca. 25 kg die worden afgeleverd op ca. 7 maanden of iets ouder; ook opfokzeugen afkomstig van het eigen bedrijf van exact 25 kg, die worden afgeleverd op ca. 7 maanden)

402

7,2

7,6

•van ca. 7 maanden tot de eerste dekking (opfokzeugen die zijn aangeleverd op ca. 7 maanden of iets jonger, tot de eerste dekking)

403

11,1

11,7

• van ca. 25 kg tot de eerste dekking (opfokzeugen die zijn aangeleverd op ca. 25 kg, die niet op 7 maanden worden afgeleverd, maar worden aangehouden tot de eerste dekking; ook opfokzeugen afkomstig van het eigen bedrijf die worden aangehouden van exact 25 kg tot de eerste dekking)

404

7,5

7,9

• Opfokberen van ca. 25 kg tot ca. 7 maanden (jonge nog niet dekrijpe beren, die worden aangehouden voor de fokkerij, van ca. 25 kg tot ca. 7 maanden of iets ouder; ook beren afkomstig van het eigen bedrijf vanaf exact 25 kg)

405

6,8

7,2

• Dekberen, van ca. 7 maanden en ouder (dekrijpe beren – ook zoekberen – van ca. 7 maanden en ouder; ook aangeleverde beren van iets jonger dan 7 maanden; beren afkomstig van het eigen bedrijf te rekenen vanaf exact 7 maanden)

406

14,3

15,1

• Biggen, aangeleverd op ca. 6 weken, tot ca. 25 kg (gespeende biggen die op ca. 6 weken zijn aangeleverd, die worden afgeleverd op ca. 25 kg; ook op 6 weken aangeleverde biggen die op het eigen bedrijf worden aangehouden voor de mesterij, tot exact 25 kg)

407

2,4

2,6

Mesterij

• Slachtzeugen (zeugen die niet meer gebruikt worden voor de fokkerij, maar worden afgemest)

410

15,4

16,2

• Vleesvarkens (varkens die doorgaans worden gemest vanaf ca. 25 kg of iets lichter tot ca. 110 kg; ook biggen afkomstig van het eigen, gesloten bedrijf vanaf exact 25 kg)

411

7,5

7,9

III Kippen

Legrassen

• Opfokhennen en -hanen van legrassen, jonger dan ca. 18 weken (opfokhennen en -hanen voor de vervanging van hennen en hanen van legrassen, inclusief (groot)ouderdieren, die worden afgeleverd op ca. 18 weken; dieren die op het eigen bedrijf worden aangehouden worden tot exact 18 weken meegeteld)

300

0,212

0,224

• Hennen en hanen van legrassen, ca. 18 weken en ouder (hennen en hanen – inclusief (groot)ouderdieren – die zijn aangeleverd op ca. 18 weken; ook van het eigen bedrijf afkomstige hennen en hanen – inclusief (groot)ouderdieren –, vanaf exact 18 weken)

301

0,449

0,474

Vleesrassen

• Opfokhennen en -hanen van vleesrassen, jonger dan ca. 19 weken (opfokhennen en -hanen ter vervanging van (groot)ouderdieren van vleesrassen, die worden afgeleverd op ca. 19 weken; dieren die op het eigen bedrijf worden aangehouden worden tot exact 19 weken meegeteld)

310

0,116

0,123

• Ouderdieren van vleesrassen, ca. 19 weken en ouder (ouderdieren – inclusief grootouderdieren – van vleesrassen, die zijn aangeleverd op ca. 19 weken; ook van het eigen bedrijf afkomstige (ouder)dieren, vanaf exact 19 weken)

311

0,436

0,460

• Vleeskuikens (kuikens die voor de slacht worden afgeleverd)

312

0,351

0,371

IV Kalkoenen

Voor broedeieren

• Hennen en hanen voor de productie van broedeieren:

• ca. 0 tot ca. 6 weken (hennen en hanen van ca. 0 tot ca. 6 weken, gehouden op een quarantainebedrijf)

200

0,307

0,324

• ca. 6 tot ca. 30 weken (hennen en hanen van ca. 6 tot ca. 30 weken, gehouden op een opfokbedrijf)

201

1,233

1,302

• ca. 30 weken en ouder (hennen en hanen van ca. 30 weken en ouder)

202

1,602

1,691

Vleeskalkoenen

• Vleeskalkoenen (vanaf het opzetten bij aanvang van de mestperiode tot de aflevering voor de slacht)

210

0,936

0,988

V Vossen

• Fokmoeren, inclusief de niet-gespeende pups (alle vrouwelijke dieren die ten minste éénmaal zijn gedekt)

700

1,78

1,88

• Fokrekels

701

1,40

1,48

• Pups (alle jonge dieren tot een leeftijd van ca. 8 maanden)

702

1,26

1,33

VI Nertsen

• Fokteven, inclusief de niet-gespeende pups (alle vrouwelijke dieren die ten minste éénmaal zijn gedekt)

750

0,66

0,69

• Fokreuen

751

0,77

0,81

• Pups (alle jonge dieren tot een leeftijd van ca. 8 maanden)

752

0,54

0,57

VII Geiten

• Melkgeiten, inclusief lammeren tot ca. 10 kg (alle geiten die ten minste éénmaal hebben gelammerd)

600

7,1

7,5

• Overige geiten (geitenlammeren en opfokgeiten zwaarder dan ca. 10 kg en bokken)

601

5,1

5,4

VIII Eenden

• Ouderdieren van vleeseenden (opfok- en legeenden)

800

0,53

0,56

• Vleeseenden (eenden die worden gehouden voor de slacht)

801

0,41

0,44

IX Konijnen

•Voedsters, inclusief de niet-gespeende jongen (alle vrouwelijke dieren die ten minste éénmaal zijn gedekt)

900

1,31

1,39

• Fokrammen (rammen bestemd voor het fokken van vleeskonijnen)

901

0,79

0,84

• Opfokkonijnen (jonge, nog niet dekrijpe konijnen, die worden aangehouden voor de fokkerij, vanaf de leeftijd van ca. 80 dagen tot de eerste dekking)

902

1,07

1,13

• Vleeskonijnen (jonge konijnen vanaf het spenen tot de leeftijd van ca. 80 dagen; ook opfokkonijnen tot 80 dagen)

903

0,43

0,45

X Parelhoenders

• Vleesparelhoenders

951

0,463

0,488