Besluit tot vaststelling van dagloonregels als bedoeld in artikel 34, tweede, derde en zesde lid, van de Invoeringswet stelselherziening sociale zekerheid

Dagloonregels Invoeringswet stelselherziening sociale zekerheid

De Sociale Verzekeringsraad,
Gehoord het bestuur van het Algemeen Werkloosheidsfonds en de besturen van de bedrijfsverenigingen;

Besluit:

voor de toepassing van de Werkloosheidswet (Stb. 1987, 93) de volgende dagloonregels vast te stellen:

Hoofdstuk

I

Algemene bepalingen

Artikel

1

Artikel

1a

Voor de toepassing van deze regeling wordt onder salarisbetalingsperiode verstaan de door de werkgever gehanteerde gebruikelijke periode waarover de werknemer zijn salaris ontvangt van ten hoogste een maand.

Artikel

2

Hoofdstuk

II

Dagloonberekening naar het beroep

Artikel

3

Artikel

4

Artikel

5

Indien het loon van de werknemer na de aanvang van de in artikel 4 bedoelde periode, doch uiterlijk op de eerste dag van het arbeidsurenverlies krachtens een voor hem geldende regeling is of zou zijn gewijzigd, wordt de uitkomst van de berekening ingevolge het vorige artikel – voor zoveel nodig – herzien, alsof die wijziging reeds was ingegaan op de eerste dag, waarop hij zijn beroep uitoefende in de bedoelde periode.

Artikel

6

Artikel

7

Hoofdstuk

III

Bijzondere bepalingen

Artikel

8

Het dagloon van de werknemer, wiens beroep is musicus of artiest en die anders dan in het kader van een vaste dienstbetrekking op basis van uitsluitend of vrijwel uitsluitend losse optredens in zijn beroep werkzaam is geweest, wordt met uitsluiting van het bepaalde in artikel 10, eerste lid, als volgt vastgesteld:

  • a.

    indien de werknemer in het jaar aan het intreden van zijn arbeidsurenverlies onmiddellijk voorafgaande op ten minste 130 dagen, al dan niet als werknemer in de zin van de Werkloosheidswet, in zijn beroep werkzaam is geweest, wordt het dagloon berekend op de wijze als is aangegeven in de artikelen 4, tweede lid, en 5, met dien verstande, dat wordt uitgegaan van een periode van 52 kalender- of loonweken in plaats van 26 en van het loon, dat de werknemer in die periode in dienstbetrekking in zijn beroep heeft genoten;

  • b.

    indien de werknemer in het jaar aan het intreden van zijn arbeidsurenverlies onmiddellijk voorafgaande niet op ten minste 130 dagen als onder a bedoeld heeft gewerkt, wordt het dagloon vastgesteld op het loon, dat de werknemer in de 52 kalender- of loonweken aan het intreden van zijn werkloosheid onmiddellijk voorafgaande in dienstbetrekking in zijn beroep heeft genoten, gedeeld door 130, met dien verstande, dat het dagloon niet lager wordt gesteld dan op het wettelijk minimumloon voor een volledige werkdag.

Artikel

9

Artikel

10

Artikel

11

Artikel

12

Artikel

13

Artikel

13a

Artikel

14

Artikel

15

Vervallen

Artikel

16

Met uitsluiting van het bepaalde in de artikelen 9, 13a, 14 en 15 wordt het dagloon van de werknemer die werkloos is uitsluitend als gevolg van vorst, sneeuwval, hoog water of andere buitengewone natuurlijke omstandigheden, berekend met toepassing van het bepaalde in de voorgaande artikelen, echter met dien verstande, dat:

  • a.

    in afwijking van het bepaalde in het tweede lid van artikel 3 onder beroep wordt verstaan het beroep, dat de werknemer uitoefende in de dienstbetrekking waaruit hij werkloos is geworden;

  • b.

    bij toepassing van deze artikelen de aanhef van artikel 4, eerste lid, en artikel 6, eerste tot en met derde lid, respectievelijk worden vervangen door de volgende bepalingen:

    • 1.

      Voor de vaststelling van het dagloon wordt berekend het loon, dat de werknemer in de kalender- of loonweek aan het intreden van zijn werkloosheid onmiddellijk voorafgaande, gemiddeld heeft genoten over in die periode gelegen dagen, waarop hij gedurende tenminste de voor hem normale werktijd in zijn laatste dienstbetrekking werkzaam was.

    • 2.

      Indien de uitkomst van de berekening overeenkomstig het eerste lid – gelet op het loon, dat de werknemer in de periode van werkloosheid in zijn beroep zou kunnen verdienen – kennelijk geen juiste maatstaf voor de vaststelling van het dagloon biedt, wordt voor vaststelling van het dagloon berekend het loon, dat gelijksoortige werknemers in hetzelfde of een gelijksoortig bedrijf, in dezelfde of een gelijksoortige gemeente in de in het eerste lid bedoelde periode in het beroep van de werknemer gemiddeld hebben genoten over in die periode gelegen dagen, waarop zij gedurende ten minste de voor de werknemer normale werktijd in diens beroep werkzaam waren.

Artikel

16a

Artikel

17

Artikel

17a

Artikel

18

Hoofdstuk

IV

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel

18a

Artikel 17, derde lid, zoals die bepaling luidde op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 14 september 2004, tot wijziging van de Dagloonregels Invoeringswet stelselherziening sociale zekerheid, in verband met de verlaging van de leeftijdgrens in de dagloongarantieregeling (Stcrt. 184), blijft van toepassing op de persoon wiens recht op uitkering op grond van de Werkloosheidswet is ontstaan op of voor die dag, met betrekking tot dat recht.

Artikel

19

Dit besluit treedt in werking op de tweede maandag na de dag van publikatie in de Nederlandse Staatscourant en werkt terug tot en met 1 januari 1987.

Zoetermeer
De Sociale Verzekeringsraad, E. P. deJong , voorzitter,
G. J. van der Hoeven , algemeen secretaris