Wet van 23 december 1987, houdende regelen voor de indiening en behandeling van en de beschikking op verzoekschriften om gratie

Gratiewet

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat ingevolge artikel 122, eerste lid, van de herziene Grondwet een wettelijke regeling dient te voorzien in de aanwijzing van gerechten welke over verzoekschriften om gratie advies uitbrengen en in voorschriften omtrent de behandeling van en beschikking op zulke verzoekschriften, en dat het in dat verband wenselijk is de bepalingen van het Wetboek van Strafvordering die betrekking hebben op de indiening van verzoekschriften om gratie te wijzigen opdat het mogelijk zij ook gratie te verzoeken en te verkrijgen van bepaalde door de Nederlandse strafrechter opgelegde strafrechtelijke maatregelen, en voorts enkele andere wetten daaraan aan te passen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel

1

In deze wet wordt verstaan onder:

Onze Minister: Onze Minister van Justitie;

openbaar ministerie: het openbaar ministerie dat is belast met de tenuitvoerlegging van de rechterlijke beslissing, waarop het verzoek om gratie betrekking heeft. Indien het verzoek betrekking heeft op een rechterlijke beslissing waarvan de tenuitvoerlegging aan een vreemde staat is overgedragen, wordt daaronder verstaan het openbaar ministerie bij het gerecht dat die beslissing heeft gegeven en indien het betrekking heeft op een buitenlandse rechterlijke beslissing waarvan de tenuitvoerlegging met toepassing van artikel 43 van de Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen in Nederland is gelast, het openbaar ministerie dat met deze tenuitvoerlegging is belast.

Artikel

2

Gratie kan worden verleend

  • a.

    op grond van enige omstandigheid, waarmede de rechter op het tijdstip van zijn beslissing geen of onvoldoende rekening heeft gehouden of kunnen houden en die, ware zij op dat tijdstip wel of voldoende bekend geweest, hem aanleiding zou hebben gegeven tot het opleggen van een andere straf of maatregel, of tot het afzien daarvan; dan wel

  • b.

    indien aannemelijk is geworden dat met de tenuitvoerlegging van de rechterlijke beslissing of de voortzetting daarvan geen met de strafrechtstoepassing na te streven doel in redelijkheid wordt gediend.

Artikel

3

Artikel

4

Artikel

5

Artikel

6

Het gerecht zendt zijn advies, met daarbij gevoegd het verslag van het openbaar ministerie, aan Onze Minister.

Artikel

7

Artikel

8

Artikel

9

Onze Minister zendt de verzoekschriften die niet overeenkomstig het eerste lid van het vorige artikel zijn afgedaan aan Ons toe met zijn voordracht omtrent het op het verzoek te nemen besluit. Bijgevoegd worden het rechterlijk advies en het verslag van het openbaar ministerie met de daarbij behorende bescheiden en opgaven.

Artikel

10

Indien Wij of Onze Minister het wenselijk achten dat enige andere Minister wordt gehoord voordat op het verzoekschrift wordt beschikt, wint Onze Minister diens gevoelen in. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid van artikel 8, wordt de ambtsbrief van die Minister bij de aan Ons toe te zenden stukken gevoegd ofwel wordt door Onze Minister en die Minister aan Ons een gemeenschappelijke voordracht gedaan.

Artikel

11

Indien Wij of Onze Minister dit wenselijk achten wordt, behalve het advies van het in artikel 3 aangewezen gerecht, ook het advies ingewonnen van de Hoge Raad der Nederlanden. Dit advies wordt bij de in artikel 9 bedoelde stukken gevoegd.

Artikel

12

Naar aanleiding van een verzoekschrift om gratie kan zowel Onze Minister als het gerecht en het openbaar ministerie omtrent degene aan wie de straf of maatregel waarop het verzoek betrekking heeft is opgelegd inlichtingen inwinnen bij de daarvoor in aanmerking komende autoriteiten, instellingen of personen. Indien de ontvangen inlichtingen daartoe naar het oordeel van Onze Minister aanleiding geven, kan hij nader advies inwinnen van het gerecht dat de straf of maatregel heeft opgelegd, of van het in artikel 3, derde lid, bedoelde gerecht.

Artikel

13

Artikel

14

Artikel

15

Artikel

16

Bij koninklijk besluit kunnen, op voorstel van Onze Minister, de voorwaarden gedurende de proeftijd of gedurende de tijd dat deze is geschorst worden aangevuld, gewijzigd of opgeheven.

Artikel

17

Artikel

18

Artikel

19

Artikel

20

De artikelen 2 tot en met 19 blijven van toepassing, indien een straf of maatregel bij wege van gratie is verminderd of veranderd en daarvan alsnog vermindering of kwijtschelding wordt verzocht.

Artikel

21

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

22

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

23

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

24

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

25

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

26

Artikel

27

Deze Wet kan worden aangehaald als "Gratiewet".

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Justitie, F. Korthals Altes
De Staatssecretaris van Justitie, V. N. M. Korte-van Hemel
De Minister van Justitie, F. Korthals Altes