Nadere regels verpakking en aanduiding milieugevaarlijke stoffen

Nadere regels verpakking en aanduiding milieugevaarlijke stoffen en preparaten

De staatssecretaris van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur, de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

Besluiten:

Paragraaf

1

Algemeen

Artikel

1

In deze regeling wordt verstaan onder:

c.
de stoffenrichtlijn:

richtlijn nr. 67/548/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 27 juni 1967 betreffende de aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke stoffen (PbEG L 196), zoals deze laatstelijk is gewijzigd bij richtlijn nr. 92/32/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 30 april 1992 (PbEG L 154), en zoals deze laatstelijk is aangepast aan de vooruitgang der techniek bij richtlijn nr. 93/72/EEG van 1 september 1993 (PbEG L 258), met inbegrip van toekomstige aanpassingen van de bijlagen I, II, III, IV en VI bij richtlijn nr. 67/548/EEG;

d.
de preparatenrichtlijn:

richtlijn nr. 88/379/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 7 juni 1988 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de Lid-Staten inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke preparaten (PbEG L 187), zoals laatstelijk aangepast aan de vooruitgang der techniek bij richtlijn nr. 90/492/EEG van 5 september 1990 (PbEG L 275), met inbegrip van toekomstige aanpassingen van de bijlagen I en II bij richtlijn nr. 88/379/EEG.

Paragraaf

2

Stoffen

Artikel

2

Ten aanzien van een stof die behoort tot een categorie als bedoeld in artikel 34, tweede lid, van de wet, dienen de benaming van het gevaar of de gevaren met het bijbehorende symbool onderscheidenlijk de symbolen, de verwijzing naar de bijzondere, aan het gebruik van die stof verbonden gevaren (waarschuwings- of R-zinnen) en de veiligheidsaanbevelingen ter vermijding van de belangrijkste, aan het gebruik van die stof verbonden gevaren (S-zinnen) als bedoeld in artikel 36, eerste lid, onderscheidenlijk onder c, d en e, van de wet te worden vastgesteld overeenkomstig het terzake bepaalde in deel IID van bijlage VI bij de stoffenrichtlijn.

Artikel

3

Voor de in artikel 36, eerste lid, onder c, van de wet bedoelde benamingen van het gevaar of de gevaren van een stof met het bijbehorende symbool onderscheidenlijk de bijbehorende symbolen moet worden gebruikgemaakt van bijlage II bij de stoffenrichtlijn, met dien verstande dat:

  • a.

    indien de in die bijlage, onder T+, opgenomen benaming met het bijbehorende symbool moet worden vermeld, de in die bijlage, onder T, Xn, Xi en C, opgenomen benamingen met de bijbehorende symbolen achterwege kunnen blijven;

  • b.

    indien de in die bijlage, onder T, opgenomen benaming met het bijbehorende symbool moet worden vermeld, de in die bijlage onder Xn, Xi en C, opgenomen benamingen met de bijbehorende symbolen achterwege kunnen blijven;

  • c.

    indien de in die bijlage, onder C, opgenomen benaming met het bijbehorende symbool moet worden vermeld, de in die bijlage, onder Xn en Xi, opgenomen benamingen met de bijbehorende symbolen achterwege kunnen blijven;

  • d.

    indien de in die bijlage, onder Xn, opgenomen benaming met het bijbehorende symbool moet worden vermeld, de in die bijlage, onder Xi, opgenomen benaming met het bijbehorende symbool achterwege kan blijven, waarbij het schadelijke en irriterende karakter van de stof dient te worden weergegeven door de waarschuwingszinnen als bedoeld in artikel 4;

  • e.

    indien de in die bijlage, onder E, opgenomen benaming met het bijbehorende symbool moet worden vermeld, de in die bijlage, onder F en O, opgenomen benamingen met de bijbehorende symbolen achterwege kunnen blijven.

Artikel

4

Artikel

5

Artikel

5a

Indien een stof bestemd is om te worden gebruikt in een laboratorium en tevens de nominale inhoud van de verpakking niet meer bedraagt dan één liter, mogen de in artikel 36, eerste lid, van de wet voorgeschreven aanduidingen in plaats van in de Nederlandse taal worden gesteld in de Franse, Duitse of Engelse taal.

Artikel

5b

Op de verpakking van een stof die behoort tot een categorie als bedoeld in artikel 34, tweede lid, van de wet, moet, onverminderd artikel 36, eerste lid, van de wet, duidelijk en onuitwisbaar zijn aangebracht:

  • a.

    de naam van de stof volgens een internationaal erkende nomenclatuur, tenzij de stof reeds is opgenomen in bijlage I bij de stoffenrichtlijn;

  • b.

    de naam, het adres en het telefoonnummer van de in een Lid-Staat van de Europese Unie of in een Staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte gevestigde persoon die de stof vervaardigt, aan een ander ter beschikking stelt of in die Staat invoert;

  • c.

    het EG-nummer dat aan de stof wordt toegekend ingevolge artikel 21, tweede lid, van de stoffenrichtlijn;

  • d.

    de aanduiding ‘EG-etikettering’, voor zover de stof voorkomt in bijlage 1 bij de stoffenrichtlijn.

Artikel

7

Artikel

8

Artikel

9

In afwijking van artikel 7, vijfde en zesde lid, mag een etiket, bedoeld in het eerste lid van dat artikel, los worden gevoegd bij de verpakking van een stof, mits de nominale inhoud van de verpakking niet meer bedraagt dan 250 ml, de verpakking geen zeer vergiftige, vergiftige, bijtende of ontplofbare stof bevat en de stof uitsluitend bestemd is voor bedrijfsmatig gebruik.

Artikel

9a

Paragraaf

3

Preparaten

Artikel

10

Artikel

11

De methode met bijbehorende criteria, bedoeld in artikel 6b, eerste lid, van het besluit, voor de indeling van een preparaat in een categorie als bedoeld in artikel 34, tweede lid, onder f tot en met j en I tot en met n, van de wet, is neergelegd in de bijlage bij deze regeling.

Artikel

12

Indien de indeling van een preparaat in een categorie als bedoeld in artikel 34, tweede lid, onder f tot en met j, van de wet, is geschied aan de hand van toxicologische gegevens van dat preparaat, dient die indeling opnieuw te worden uitgevoerd indien:

  • a.

    de samenstelling van het preparaat wordt gewijzigd door vervanging of toevoeging van een bestanddeel;

  • b.

    de concentratie van een bestanddeel dat kan worden ingedeeld in één of meer van bedoelde categorieën f tot en met j, wordt gewijzigd met een percentage dat groter is dan de maximaal toegestane variatie; de maximaal toegestane variatie is als volgt afhankelijk van het interval van de oorspronkelijke concentratie van het bestanddeel in het preparaat:

    conc. ≤ 2,5%

    15%

    2,5% < conc. ≤ 10%

    10%

    10% < conc. ≤ 25%

    6%

    25% < conc. ≤ 50%

    5%

    50% < conc. ≤ 100%

    2,5%

Artikel

13

Artikel

14

Artikel

15

Artikel

15a

Artikel

15b

Paragraaf

4

Slotbepalingen

Artikel

16

De artikelen 1 tot en met 7 van het Besluit Aflevering Ontploffings-gevaarlijke Stoffen (Stcrt. 1979, 228) vervallen.

Artikel

17

Het Afleveringsbesluit Gevaarlijke Stoffen (Stcrt. 1980, 64) wordt ingetrokken.

Artikel

18

Het Afleveringsbesluit Gevaarlijke Preparaten (Stcrt. 1980, 64) wordt ingetrokken.

Artikel

19

Rijswijk
De staatssecretaris van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur, D. J. D.Dees
De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, E. H. T. M.Nijpels
De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L. deGraaf

Bijlage

Conventionele methode voor de indeling van preparaten

De conventionele methode wordt toegepast bij de indeling van preparaten in de gevaarscategorieën zeer vergiftig, vergiftig, schadelijk, bijtend, irriterend, kankerverwekkend, mutageen en voor de voortplanting vergiftige.

Bij deze methode wordt een preparaat ingedeeld op basis van de desbetreffende gevaarlijke eigenschappen van de stoffen waaruit het preparaat is samengesteld.

Bij toepassing van de conventionele methode worden stoffen die, al dan niet als additief of verontreiniging in een prepraat aanwezig zijn, buiten beschouwing gelaten indien het gewichtspercentage ervan lager is dan:

  • 0,1% voor als zeer vergiftig of vergiftig ingedeelde stoffen,

  • 1% voor als schadelijk, bijtend of irriterend ingedeelde stoffen, tenzij in bijlage I bij de stoffenrichtlijn lagere grenzen zijn vastgesteld.

Indien kan worden aangetoond dat het toxicologische gevaar bij een conventionele beoordeling ten gevolge van verschijnselen als potentiëring of antagonisme wordt onderschat, respectievelijk overschat, wordt met deze verschijnselen bij de indeling van het preparaat rekening gehouden.

De conventionele methode leidt tot de volgende indeling van preparaten:

  • a.

    als zeer vergiftig worden beschouwd:

    • i)

      op grond van acute letale effecten, preparaten die één of meer als zeer vergiftig ingedeelde of beschouwde stoffen bevatten in een concentratie die afzonderlijk hoger is dan:

      • hetzij de in bijlage I bij de stoffenrichtlijn vastgestelde waarde voor de desbetreffende stof(fen),

      • hetzij de bij punt 1 van bijlage I (tabel I) bij de preparatenrichtlijn vastgestelde waarde wanneer de desbetreffende stof(fen) niet in bijlage I bij de stoffenrichtlijn voorkomt/voorkomen of daarin wordt/worden genoemd zonder de bijbehorende concentratiegrenzen;

    • ii)

      op grond van acute letale effecten, preparaten die meer dan één als zeer vergiftig ingedeelde of beschouwde stof bevatten in concentraties die afzonderlijk niet hoger zijn dan de hetzij in bijlage I bij de stoffenrichtlijn, hetzij bij punt 1 van bijlage I (tabel I) bij de preparatenrichtlijn vastgestelde grenzen, indien de som van de waarden, die worden verkregen door deling van het gewichtspercentage van elke in het preparaat aanwezige zeer vergiftige stof door de voor deze stof vastgestelde grens, groter dan of gelijk aan 1 is, ofwel:

      Σ (

      PT+

      ) ≥ 1

      LT+

      waarin:

      PT + het gewichtspercentage is van elke in het preparaat aanwezige zeer vergiftige stof, LT + de voor elke zeer vergiftige stof vastgestelde grenswaarde in procenten is;

    • iii)

      op grond van de niet-letale onherstelbare effecten na één blootstelling, preparaten die één of meer dergelijke effecten veroorzakende gevaarlijke stoffen bevatten in een concentratie die afzonderlijk hoger is dan:

      • hetzij de in bijlage I bij de stoffenrichtlijn vastgestelde waarde voor de desbetreffende stof(fen),

      • hetzij de bij punt 2 van bijlage I (tabel II) bij de preparatenrichtlijn vastgestelde waarde, indien de desbetreffende stof(fen) niet in bijlage I bij de stoffenrichtlijn voorkomt/voorkomen, of daarin wordt/worden genoemd zonder bijbehorende concentratiegrenzen;

  • b.

    als vergiftig worden beschouwd:

    • i)

      op grond van de acute letale effecten, preparaten die één of meer als zeer vergiftig of vergiftig ingedeelde of beschouwde stoffen bevatten in een concentratie die afzonderlijk hoger is dan:

      • hetzij de in bijlage I bij de stoffenrichtlijn vastgestelde waarde voor de desbetreffende stof(fen),

      • hetzij de bij punt 1 van bijlage I (tabel I) bij de preparatenrichtlijn vastgestelde waarde indien de desbetreffende stof(fen) niet in bijlage I bij de stoffenrichtlijn voorkomt/voorkomen of daarin wordt/worden genoemd zonder de bijbehorende concentratiegrenzen;

    • ii)

      op grond van de acute letale effecten, preparaten die meer dan één als zeer vergiftig of vergiftig ingedeelde of beschouwde stof bevatten in concentraties die afzonderlijk niet hoger zijn dan de hetzij in bijlage I bij de stoffenrichtlijn hetzij bij punt 1 van bijlage I (tabel I) bij de preparatenrichtlijn vastgestelde grenswaarden, indien de som van de waarden, die worden verkregen door deling van het gewichtspercentage van elke in het preparaat aanwezige stof door de voor deze stof vastgestelde vergiftigheidsgrens, groter dan of gelijk aan 1 is, ofwel:

      Σ (

      PT+

      +

      PT

      ) ≥ 1

      LT+

      LT

      waarin:

      PT + het gewichtspercentage is van elke in het preparaat aanwezige zeer vergiftige stof, PT het gewichtspercentage is van elke in het preparaat aanwezige vergiftige stof, Pxn het gewichtspercentage is van elke in het preparaat aanwezige schadelijke stof, Lxn de voor elke zeer vergiftige, vergiftige of schadelijke stof vastgestelde grens in procenten is;

    • iii)

      op grond van de niet-letale onherstelbare effecten na één blootstelling, preparaten die één of meer dergelijke effecten veroorzakende stoffen bevatten, in een concentratie die afzonderlijk hoger is dan:

      • hetzij in bijlage I bij de stoffenrichtlijn vastgestelde waarde voor de desbetreffende stof(fen),

      • hetzij de bij punt 2 van bijlage I (tabel II) bij de preparatenrichtlijn vastgestelde waarde, indien de desbetreffende stof(fen) niet in bijlage I bij de stoffenrichtlijn voorkomt/voorkomen of daarin wordt/worden genoemd zonder de bijbehorende concentratiegrenzen;

    • iv)

      op grond van de effecten op lange termijn, preparaten die één of meer dergelijke effecten veroorzakende gevaarlijke stoffen bevatten in een concentratie die afzonderlijk hoger is dan:

      • hetzij de in bijlage I bij de stoffenrichtlijn vastgestelde waarde voor de desbetreffende stof(fen),

      • hetzij de bij punt 3 van bijlage I (tabel III) bij deze richtlijn vastgestelde waarde, indien de desbetreffende stof(fen) niet in bijlage I bij de stoffenrichtlijn voorkomt/voorkomen of daarin wordt/worden genoemd zonder de bijbehorende concentratiegrenzen;

  • c.

    als schadelijk worden beschouwd:

    • i)

      op grond van de acute letale effecten, preparaten die één of meer als zeer vergiftig, vergiftig of schadelijk ingedeelde of beschouwde stoffen bevatten in een concentratie die afzonderlijk hoger is dan:

      • hetzij de in bijlage I bij de stoffenrichtlijn vastgestelde waarde voor de desbetreffende stof(fen),

      • hetzij de bij punt 1 van bijlage I (tabel I) bij de preparatenrichtlijn vastgestelde waarde, indien de desbetreffende stof(fen) niet in bijlage I bij de stoffenrichtlijn voorkomt/voorkomen of daarin wordt/worden genoemd zonder de bijbehorende concentratiegrenzen;

    • ii)

      op grond van de acute letale effecten, preparaten die meer dan één als zeer vergiftig of vergiftig ingedeelde of beschouwde stof bevatten in concentraties die afzonderlijk niet hoger zijn dan de hetzij in bijlage I bij de stoffenrichtlijn hetzij bij punt 1 van bijlage I (tabel I) bij de preparatenrichtlijn vastgestelde grenswaarden, indien de som van de waarden, die worden verkregen door deling van het gewichtspercentage van elke in het preparaat aanwezige stof door de voor deze stof vastgestelde schadelijkheidsgrens, groter dan of gelijk aan 1 is, ofwel:

      Σ (

      PT+

      +

      PT

      +_

      Pxn

      ) ≥ 1

      Lxn

      Lxn

      Lxn

      waarin:

      PT + het gewichtspercentage is van elke in het preparaat aanwezige zeer vergiftige stof, PT het gewichtspercentage is van elke in het preparaat aanwezige vergiftige stof, Pxn het gewichtspercentage is van elke in het preparaat aanwezige schadelijke stof, Lxn de voor elke zeer vergiftige, vergiftige of schadelijke stof vastgestelde grens in procenten is;

    • iii)

      iii) op grond van de niet-letale onherstelbare effecten na één blootstelling, preparaten die één of meer dergelijke effecten veroorzakende stoffen bevatten, in een concentratie die afzonderlijk hoger is dan:

      • hetzij in bijlage I bij de stoffenrichtlijn vastgestelde waarde voor de desbetreffende stof(fen),

      • hetzij de bij punt 2 van bijlage I (tabel II) bij de preparatenrichtlijn vastgestelde waarde, indien de desbetreffende stof(fen) niet in bijlage I bij de stoffenrichtlijn voorkomt/voorkomen of daarin wordt/worden genoemd zonder de bijbehorende concentratiegrenzen;

    • iv)

      op grond van de effecten op lange termijn, preparaten die één of meer dergelijke effecten veroorzakende gevaarlijke stoffen bevatten in een concentratie die afzonderlijk hoger is dan:

      • hetzij de in bijlage I bij de stoffenrichtlijn vastgestelde waarde voor de desbetreffende stof(fen),

      • hetzij de bij punt 3 van bijlage I (tabel III) bij deze richtlijn vastgestelde waarde, indien de desbetreffende stof(fen) niet in bijlage I bij de stoffenrichtlijn voorkomt/voorkomen of daarin wordt/worden genoemd zonder de bijbehorende concentratiegrenzen;

    • v)

      op grond van de bij inademing veroorzaakte overgevoeligheidsreacties, preparaten die één of meer gevaarlijke stoffen, aangeduid met zin R42 waarmee dergelijke effecten worden aangeduid, bevatten in een concentratie die afzonderlijk hoger is dan:

      • hetzij de in bijlage I bij de stoffenrichtlijn vastgestelde waarde voor de desbetreffende stof(fen),

      • hetzij de bij punt 5 van bijlage I (tabel V) bij de preparatenrichtlijn vastgestelde waarde, indien de desbetreffende stof(fen) niet in bijlage I bij de stoffenrichtlijn voorkomt/voorkomen of daarin wordt/worden genoemd zonder de bijbehorende concentratiegrenzen;

  • d.

    Als zeer bijtend (*) worden beschouwd:

    • i)

      preparaten die één of meer als bijtend ingedeelde of beschouwde stoffen, aangeduid met zin R35, bevatten in een concentratie die afzonderlijk hoger is dan:

      • hetzij de in bijlage I de stoffenrichtlijn vastgestelde waarde voor de desbetreffende stof(fen),

      • hetzij de bij punt 4 van bijlage I (tabel IV) bij deze richtlijn vastgestelde waarde indien de desbetreffende stof(fen) niet in bijlage I bij de stoffenrichtlijn voorkomt/voorkomen of daarin wordt/worden genoemd zonder de bijbehorende concentratiegrenzen;

    • ii)

      preparaten die meer dan één als bijtend ingedeelde of beschouwde stof, aangeduid met zin R35, bevatten in concentraties die afzonderlijk niet hoger zijn dan de hetzij in bijlage I bij de stoffenrichtlijn hetzij bij punt 4 van bijlage I (tabel IV) bij de preparatenrichtlijn vastgestelde grenzen, indien de som van de waarden die worden verkregen door deling van het gewichtspercentage van elke in het preparaat aanwezige bijtende stof door de voor deze stof vastgestelde corrosiegrens, groter dan of gelijk aan 1 is, ofwel:

      Σ (

      Pcor, R 35

      ) ≥ 1

      Lcor, R 35

      waarin:

      Pcor,R35 het gewichtspercentage is van elke in het preparaat aanwezige bijtende stof, aangeduid met zin R35, Lcor,R35de in gewichtsprocenten uitgedrukte corrosiegrens is voor elke bijtende stof, aangeduid met zin R35;

  • e.

    als bijtend worden beschouwd:

    • i)

      preparaten die één of meer als bijtend ingedeelde of beschouwde stoffen, aangeduid met zin R34, bevatten in een concentratie die afzonderlijk hoger is dan:

      • hetzij de in bijlage I de stoffenrichtlijn vastgestelde waarde voor de desbetreffende stof(fen),

      • hetzij de bij punt 4 van bijlage I (tabel IV) bij deze richtlijn vastgestelde waarde indien de desbetreffende stof(fen) niet in bijlage I bij de stoffenrichtlijn voorkomt/voorkomen of daarin wordt/worden genoemd zonder de bijbehorende concentratiegrenzen;

    • ii)

      preparaten die meer dan één als bijtend ingedeelde of beschouwde stof, aangeduid met zin R35, bevatten in concentraties die afzonderlijk niet hoger zijn dan de hetzij in bijlage I bij de stoffenrichtlijn hetzij bij punt 4 van bijlage I (tabel IV) bij de preparatenrichtlijn vastgestelde grenzen, indien de som van de waarden die worden verkregen door deling van het gewichtspercentage van elke in het preparaat aanwezige bijtende stof door de voor deze stof vastgestelde corrosiegrens, groter dan of gelijk aan 1 is, ofwel:

      Σ (

      Pcor, R 35

      +

      Pcor, R 34

      ) ≥ 1

      Lcor, R 34

      Lcor, R 34

      waarin:

      Pcor,R35 het gewichtspercentage is van elke in het preparaat aanwezige bijtende stof, aangeduid met zin R35, Pcor,R34 het gewichtspercentage is van elke in het preparaat aanwezige bijtende stof, aangeduid met zin R34, Lcor,R34 de in gewichtsprocenten uitgedrukte corrosiegrens is voor elke bijtende stof, aangeduid met zin R34;

  • f.

    als preparaten die ernstig oogletsel kunnen veroorzaken, worden beschouwd:

    • i)

      preparaten die één of meer als irriterend ingedeelde of beschouwde stoffen, aangeduid met zin R41, bevatten in een concentratie die afzonderlijk hoger is dan:

      • hetzij de in bijlage I de stoffenrichtlijn vastgestelde waarde voor de desbetreffende stof(fen),

      • hetzij de bij punt 4 van bijlage I (tabel IV) bij deze richtlijn vastgestelde waarde indien de desbetreffende stof(fen) niet in bijlage I bij de stoffenrichtlijn voorkomt/voorkomen of daarin wordt/worden genoemd zonder de bijbehorende concentratiegrenzen;

    • ii)

      preparaten die meer dan één als bijtend ingedeelde of beschouwde stof, aangeduid met zin R41, bevatten in concentraties die afzonderlijk niet hoger zijn dan de hetzij in bijlage I bij de stoffenrichtlijn hetzij bij punt 4 van bijlage I (tabel IV) bij de preparatenrichtlijn vastgestelde grenzen, indien de som van de waarden die worden verkregen door deling van het gewichtspercentage van elke in het preparaat aanwezige stof door de voor deze stof vastgestelde irritatiegrens, groter dan of gelijk aan 1 is, ofwel:

      Σ (

      Pxi, R 41

      ) ≥ 1

      Lxi, R 41

      waarin:

      Pxi,R41 het gewichtspercentage is van elke in het preparaat aanwezige irriterende stof, aangeduid met zin R41, Lxi,R41 de in gewichtsprocenten uitgedrukte irritatiegrens is voor elke irriterende stof, aangeduid met zin R41;

  • g.

    als irriterend voor de huid worden beschouwd:

    • i)

      preparaten die één of meer als bijtend of irriterend ingedeelde of beschouwde stoffen, aangeduid met zin R38, bevatten in een concentratie die afzonderlijk hoger is dan:

      • hetzij de in bijlage I de stoffenrichtlijn vastgestelde waarde voor de desbetreffende stof(fen),

      • hetzij de bij punt 4 van bijlage I (tabel IV) bij de preparatenrichtlijn vastgestelde waarde indien de desbetreffende stof(fen) niet in bijlage I bij de stoffenrichtlijn voorkomt/voorkomen of daarin wordt/worden genoemd zonder de bijbehorende concentratiegrenzen;

    • ii)

      preparaten die meer dan één als bijtend dan wel als irriterend ingedeelde of beschouwde stof, aangeduid met zin R38, bevatten in concentraties die afzonderlijk niet hoger zijn dan de hetzij in bijlage I bij de stoffenrichtlijn, hetzij bij punt 4 van bijlage I (tabel IV) bij de preparatenrichtlijn vastgestelde grenzen, indien de som van de waarden die worden verkregen door deling van het gewichtspercentage van elke in het preparaat aanwezige stof door de voor deze stof vastgestelde irritatiegrens, groter dan of gelijk aan 1 is, ofwel:

      Σ (

      Pc, R 35

      +

      Pc, R 34

      +_

      Pxi, R 38

      ) ≥ 1

      Lxi, R 38

      Lxi, R 38

      Lxi, R 38

      waarin:

      Pc,R35 het gewichtspercentage is van elke in het preparaat aanwezige bijtende stof, aangeduid met zin R35, Pc,R34 het gewichtspercentage is van elke in het preparaat aanwezige bijtende stof, aangeduid met zin R34, Pxi,R38 het gewichtspercentage is van elke in het preparaat aanwezige irriterende stof, aangeduid met zin R38, Lxi,R38 de in gewichtsprocenten uitgedrukte irritatiegrens is voor elke bijtende of irriterende stof, aangeduid met zin R38;

    • iii)

      op grond van de bij contact met de huid veroorzaakte overgevoeligheidsreacties, preparaten die een of meer gevaarlijke stoffen, aangeduid met zin R43 waarmee dergelijke effecten worden aangeduid, bevatten in en concentratie die afzonderlijk hoger is dan:

      • hetzij de in bijlage I de stoffenrichtlijn vastgestelde waarde voor de desbetreffende stof,

      • hetzij de bij punt 5 van bijlage I (tabel V) bij de preparatenrichtlijn vastgestelde waarde indien de desbetreffende stof(fen) niet in bijlage I bij de stoffenrichtlijn voorkomt/voorkomen of daarin wordt/worden genoemd zonder de bijbehorende concentratiegrenzen;

  • h.

    als irriterend voor de ogen worden beschouwd:

    • i)

      preparaten die één of meer als irriterend ingedeelde of beschouwde stoffen, aangeduid met zin R41 of zin R36, bevatten in een concentratie die afzonderlijk hoger is dan:

      • hetzij de in bijlage I de stoffenrichtlijn vastgestelde waarde voor de desbetreffende stof(fen),

      • hetzij de bij punt 4 van bijlage I (tabel IV) bij de preparatenrichtlijn vastgestelde waarde indien de desbetreffende stof(fen) niet in bijlage I bij de stoffenrichtlijn voorkomt/voorkomen of daarin wordt/worden genoemd zonder de bijbehorende concentratiegrenzen;

    • ii)

      preparaten die meer dan één als irriterend ingedeelde of beschouwde stof, aangeduid met zin R41 of zin R36, bevatten in concentraties die afzonderlijk niet hoger zijn dan de hetzij in bijlage I bij de stoffenrichtlijn hetzij bij punt 4 van bijlage I (tabel IV) bij de preparatenrichtlijn vastgestelde grenzen, indien de som van de waarden die worden verkregen door deling van het gewichtspercentage van elke in het preparaat aanwezige stof door de voor deze stof vastgestelde irritatiegrens, groter dan of gelijk aan 1 is, ofwel:

      Σ (

      Pxi , R 41

      +

      Pxi, R 36

      ) ≥ 1

      Lxi, R 36

      Lxi, R 36

      waarin:

      Pxi,R41 het gewichtspercentage is van elke in het preparaat aanwezige irriterende stof, aangeduid met zin R41;

      Pxi,R36 het gewichtspercentage is van elke in het preparaat aanwezige irriterende stof, aangeduid met zin R36;

      Lxi,R36 de in gewichtsprocenten uitgedrukte irritatiegrens is voor elke irriterende stof, aangeduid met zin R41 of zin R36;

  • i.

    als irriterend voor de luchtwegen worden beschouwd:

    • i)

      preparaten die één of meer als irriterend ingedeelde of beschouwde stoffen, aangeduid met zin R37, bevatten in een concentratie die afzonderlijk hoger is dan:

      • hetzij de in bijlage I de stoffenrichtlijn vastgestelde waarde voor de desbetreffende stof(fen),

      • hetzij de bij punt 4 van bijlage I (tabel IV) bij de preparatenrichtlijn vastgestelde waarde indien de desbetreffende stof(fen) niet in bijlage I bij de stoffenrichtlijn voorkomt/voorkomen of daarin wordt/worden genoemd zonder de bijbehorende concentratiegrenzen;

    • ii)

      preparaten die meer dan één als irriterend ingedeelde of beschouwde stof, aangeduid met zin R37, bevatten in concentraties die afzonderlijk niet hoger zijn dan de hetzij in bijlage I bij de stoffenrichtlijn hetzij bij punt 4 van bijlage I (tabel IV) bij de preparatenrichtlijn vastgestelde grenzen, indien de som van de waarden die worden verkregen door deling van het gewichtspercentage van elke in het preparaat aanwezige stof door de voor deze stof vastgestelde irritatieegrens, groter dan of gelijk aan 1 is, ofwel:

      Σ (

      Pxi, R 37

      ) ≥ 1

      Lxi, R 37

      waarin:

      Pxi,R37 het gewichtspercentage is van elke in het preparaat aanwezige irriterende stof, aangeduid met zin R37,

      Pxi,R37 de in gewichtsprocenten uitgedrukte irritatiegrens is voor elke irriterende stof, aangeduid met zin R37;

  • j.

    als kankerverwekkend worden beschouwd en ten minste met het gevaarsymbool en de gevaarsaanduiding "vergiftig" worden aangeduid: preparaten die een dergelijke effecten veroorzakende stof, aangeduid met standaardzin R45, waarmee de kankerverwekkende stoffen van categorie 1 en 2 worden aangeduid, bevatten in een concentratie gelijk aan of hoger dan:

    • hetzij de in bijlage I de stoffenrichtlijn vastgestelde waarde voor de desbetreffende stof,

    • hetzij de bij punt 6 van bijlage I (tabel VI) bij de preparatenrichtlijn vastgestelde waarde indien de desbetreffende stof(fen) niet in bijlage I bij de stoffenrichtlijn voorkomt/voorkomen of daarin wordt/worden genoemd zonder de bijbehorende concentratiegrenzen;

  • k.

    in verband met mogelijke kankerverwekkende effecten worden als riskant voor de mens beschouwd en ten minste met het gevaarsymbool en de gevaarsaanduiding "schadelijk" worden aangeduid: preparaten die een dergelijke effecten veroorzakende stof, aangeduid met standaardzin R40, waarmee kankerverwekkende stoffen van categorie 3 worden aangeduid, bevatten in een concentratie gelijk of hoger aan:

    • hetzij de in bijlage I de stoffenrichtlijn vastgestelde waarde voor de desbetreffende stof,

    • hetzij de bij punt 6 van bijlage I (tabel VI) bij de preparatenrichtlijn vastgestelde waarde indien de desbetreffende stof(fen) niet in bijlage I bij de stoffenrichtlijn voorkomt/voorkomen of daarin wordt/worden genoemd zonder de bijbehorende concentratiegrenzen;

  • l.

    als mutageen worden beschouwd en ten minste met het gevaarsymbool en de gevaarsaanduiding "vergiftig" worden aangeduid: preparaten die een dergelijke effecten veroorzakende stof, aangeduid met standaardzin R46, waarmee de mutagene stoffen van categorie 1 worden aangeduid, bevatten in een concentratie gelijk aan of hoger dan:

    • hetzij de in bijlage I de stoffenrichtlijn vastgestelde waarde voor de desbetreffende stof,

    • hetzij de bij punt 6 van bijlage I (tabel VI) bij de preparatenrichtlijn vastgestelde waarde indien de desbetreffende stof(fen) niet in bijlage I bij de stoffenrichtlijn voorkomt/voorkomen of daarin wordt/worden genoemd zonder de bijbehorende concentratiegrenzen;

  • m.

    met mutageen worden gelijkgesteld en ten minste met het gevaarsymbool en de gevaarsaanduiding "schadelijk" worden aangeduid: preparaten die een dergelijke effecten veroorzakende stof, aangeduid met standaardzin R46, waarmee de mutagene stoffen van categorie 2 worden aangeduid, bevatten in een concentratie gelijk aan of hoger dan:

    • hetzij de in bijlage I de stoffenrichtlijn vastgestelde waarde voor de desbetreffende stof,

    • hetzij de bij punt 6 van bijlage I (tabel VI) bij de preparatenrichtlijn vastgestelde waarde indien de desbetreffende stof(fen) niet in bijlage I bij de stoffenrichtlijn voorkomt/voorkomen of daarin wordt/worden genoemd zonder de bijbehorende concentratiegrenzen;

  • n.

    in verband met mogelijk mutagene effecten worden als riskant voor de mens beschouwd en ten minste met het gevaarsymbool en de gevaarsaanduiding "schadelijk" worden aangeduid: preparaten die een dergelijke effecten veroorzakende stof, aangeduid met standaardzin R40, waarmee de mutagene stoffen van categorie 3 worden aangeduid, bevatten in een concentratie gelijk aan of hoger dan:

    • hetzij de in bijlage I de stoffenrichtlijn vastgestelde waarde voor de desbetreffende stof,

    • hetzij de bij punt 6 van bijlage I (tabel VI) bij de preparatenrichtlijn vastgestelde waarde indien de desbetreffende stof(fen) niet in bijlage I bij de stoffenrichtlijn voorkomt/voorkomen of daarin wordt/worden genoemd zonder de bijbehorende concentratiegrenzen;

  • o.

    o) als voor de voortplanting vergiftige worden beschouwd en ten minste met het gevaarsymbool en de gevaarsaanduiding "giftig" worden aangeduid: preparaten die een dergelijke effecten veroorzakende stof, aangeduid met standaardzin R47, waarmee de mutagene stoffen van categorie 1 worden aangeduid, bevatten in een concentratie gelijk aan of hoger dan:

    • hetzij de in bijlage I de stoffenrichtlijn vastgestelde waarde voor de desbetreffende stof,

    • hetzij de bij punt 6 van bijlage I (tabel VI) bij de preparatenrichtlijn vastgestelde waarde indien de desbetreffende stof(fen) niet in bijlage I bij de stoffenrichtlijn voorkomt/voorkomen of daarin wordt/worden genoemd zonder de bijbehorende concentratiegrenzen;

  • p.

    met voor de voortplanting vergiftige worden gelijkgesteld en ten minste met het gevaarsymbool en de gevaarsaanduiding "schadelijk" worden aangeduid: preparaten die een dergelijke effecten veroorzakende stof, aangeduid met standaardzin R47, waarmee de mutagene stoffen van categorie 2 worden aangeduid, bevatten in een concentratie gelijk aan of hoger dan:

    • hetzij de in bijlage I de stoffenrichtlijn vastgestelde waarde voor de desbetreffende stof,

    • hetzij de bij punt 6 van bijlage I (tabel VI) bij de preparatenrichtlijn vastgestelde waarde indien de desbetreffende stof(fen) niet in bijlage I bij de stoffenrichtlijn voorkomt/voorkomen of daarin wordt/worden genoemd zonder de bijbehorende concentratiegrenzen;

  • q.

    als niet nader omschreven specifieke effecten voor de gezondheid veroorzakend worden beschouwd en ten minste met het gevaarsymbool en de gevaarsaanduiding "schadelijk" worden aangeduid: preparaten die een stof bevatten die nog niet voorkomt in bijlage I bij de stoffenrichtlijn, maar die voorlopig aangeduid wordt met standaardzin R40, waarmee dergelijke stoffen worden aangeduid, in een concentratie gelijk aan of hoger dan de in punt 6 van bijlage I (tabel VI) bij de preparatenrichtlijn vastgestelde concentratie.

Bijlage I

Vervallen

Bijlage II

Vervallen

Bijlage III

Vervallen

Bijlage

IV

Vervallen

Bijlage

VI

Vervallen

Bijlage

VII

Vervallen