Besluit van 18 augustus 1988, houdende bepalingen met betrekking tot adspirant-registerloodsen

Besluit adspirant-registerloodsen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 29 april 1988, nr. S/J 30.744/88, Directoraat-generaal Scheepvaart en Maritieme Zaken;
De Raad van State gehoord (advies van 14 juni 1988, no. W09.88.0216);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 9 augustus 1988, nr. S/J 31.337/88, Directoraat-Generaal Scheepvaart en Maritieme Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk

I

Algemene bepalingen

Artikel

1

In dit besluit wordt verstaan onder:

Artikel

2

Hoofdstuk

II

De commissies ten behoeve van de loodsenexamens

§

1

Algemene bepalingen

Artikel

3

§

2

De examencommissies

Artikel

4

Artikel

5

§

3

De commissie van gecommitteerden

Artikel

6

Hoofdstuk

III

Organisatie en indeling

Artikel

7

Artikel

8

Artikel

9

Vervallen

Artikel

10

De voorzitter van de betreffende examencommissie roept de examinatoren en, na overleg met de voorzitter van de commissie van gecommitteerden, de gecommitteerden op naarmate de aard en de omvang van de werkzaamheden hun aanwezigheid vereisen.

Hoofdstuk

IV

Toelatingsvoorwaarden

Artikel

11

Artikel

12

Hoofdstuk

V

De examens

Artikel

13

Artikel

14

Artikel

15

Artikel

16

Artikel

17

Artikel

18

Artikel

19

Artikel

20

Artikel

21

Artikel

22

Artikel

23

Artikel

24

Het examenvak, bedoeld in artikel 13, eerste lid, onderdeel g, wordt per kandidaat afgenomen door ten minste twee examinatoren, ieder op afzonderlijke dagen. Ieder van hen houdt aantekening van de inhoud en het verloop van het betreffende examen en brengt daarvan schriftelijk verslag uit aan de betreffende gecommitteerden.

Artikel

25

Artikel

26

Artikel

27

De betreffende examencommissie stelt in een vergadering, waarbij ten minste een gecommitteerde aanwezig is, vast welke kandidaten zijn geslaagd, welke zijn afgewezen, en welke in aanmerking komen voor een herexamen. De voorzitter van de examencommissie zendt de uitslag toe aan de voorzitter van de commissie van gecommitteerden.

Artikel

28

Artikel

29

Artikel

30

Artikel

31

Artikel

32

Indien blijkt dat de kandidaat tijdens het examen bedrog heeft gepleegd of zich aan een andere onregelmatigheid heeft schuldig gemaakt kan de voorzitter van de betreffende examencommissie, na overleg met deze examencommissie, de kandidaat de verklaring onthouden of een reeds uitgereikte verklaring en cijferlijst intrekken. De voorzitter legt een dergelijke beslissing binnen twee weken vast in een beschikking en doet daarvan, door toezending van een afschrift, mededeling aan de voorzitter van de commissie van gecommitteerden.

Artikel

33

Een duplicaat van een uitgereikte verklaring wordt slechts afgegeven, indien de belanghebbende aannemelijk kan maken, dat de oorspronkelijke verklaring verloren is geraakt.

Artikel

34

In gevallen waarin dit besluit niet voorziet beslist de voorzitter van de betreffende examencommissie, na overleg met de voorzitter van de commissie van gecommitteerden.

Hoofdstuk

VI

Beroep

Artikel

36

Tegen een beslissing van de voorzitter als bedoeld in de artikelen 12, tweede lid, 21, derde lid, 31, eerste lid, 32 of 34, mits niet betreffende de kennis of vaardigheid van de kandidaat, kan de betrokken kandidaat beroep instellen bij de commissie van beroep voor loodsenexamens.

Artikel

37

De commissie van beroep voor loodsenexamens doet van haar beslissing op het beroep, door toezending van een afschrift, mededeling aan de voorzitter van de commissie van gecommitteerden.

Artikel

38

De betrefende examencommissie handelt overeenkomstig de beslissing van de commissie van beroep voor loodsenexamens.

Hoofdstuk

VII

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel

39

De regionale loodsencorporatie, bedoeld in artikel 63, tweede lid, van de Loodsenwet, is de regionale loodsencorporatie van de regio, die de scheepvaartwegen omvat, waarvoor de betrokken adspirant-loods wordt opgeleid, op de dag voorafgaande aan de overgangsdatum.

Artikel

40

De bepalingen in dit besluit zijn van overeenkomstige toepassing op degenen, bedoeld in artikel 39.

Artikel

42

Dit besluit kan worden aangehaald als: Besluit adspirant-registerloodsen.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende bijlagen alsmede de nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat daarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State en aan de Algemene Rekenkamer.

's-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Verkeer en Waterstaat, N. Smit-Kroes
De Minister van Justitie, F. Korthals Altes

Bijlage

bij artikel 14 van het Besluit adspirant-registerloodsen

I

In het onderstaande wordt verstaan onder:

  • a.

    grondige kennis: het onderwerp wordt in zijn geheel begrepen en beheerst, en kan te allen tijde als parate kennis worden toegepast, zonder de hulp van op schrift gestelde gegevens;

  • b.

    kennis: het onderwerp wordt in zijn geheel begrepen en ten tijde van het toepassen van deze kennis kan gebruik gemaakt worden van op schrift gestelde gegevens;

  • c.

    begrip: het onderwerp als geheel is bekend;

  • d.

    bedrevenheid: de vaardigheid om het onder a, b en c bedoelde in de praktijk toe te passen;

  • e.

    het relevante gebied: het loodsplichtige gebied van een regio als bedoeld in artikel 10, derde lid, van de Loodsenwet (Stb. 1988, 353), of zoveel meer als van belang is voor een vlotte en veilige afwikkeling van het scheepvaartverkeer.

II

Exameneisen voor het landelijk loodsenexamen

  • a.

    Algemene scheepvaartverkeersreglementering

    • -

      grondige kennis van:

      • 1°.

        het Zeeaanvaringsreglement;

      • 2°.

        het Binnenvaartpolitiereglement.

  • b.

    Getijleer en hydrografische gesteldheid

    • -

      grondige kennis van:

      • 1°.

        de getijleer;

      • 2°.

        de hydrografische gesteldheid van de Nederlandse kust;

      • 3°.

        de meteorologische factoren die de getijden kunnen beïnvloeden.

  • c.

    Scheepvaartverkeerstekens

    • -

      grondige kennis van:

      de in, naast of boven de scheepvaartwegen aangebrachte voorwerpen of combinaties van voorwerpen waarmee aan het scheepvaartverkeer inlichtingen, aanbevelingen, geboden of verboden danwel opheffing van geboden of verboden worden gegeven.

  • d.

    Algemene voorschriften van belang voor het loodsen en het loodsenberoep

    • -

      grondige kennis van de voornaamste bepalingen van:

    • -

      kennis van:

      • 1°.

        de Scheepvaartverkeerswet;

      • 2°.

        het Financieel besluit loodsen;

      • 3°.

        het Loodsgeldbesluit;

      • 4°.

        de Uiterton-beschikking 1957;

      • 5°.

        het Zeehavenbesluit 1971;

      • 6°.

        reglementering vervoer gevaarlijke stoffen;

      • 7°.

        het Besluit betreffende bekendmaking van openbare ledenvergaderingen en ontwerpen van verordeningen van de corporatie;

    • -

      begrip van:

      • 1°.

        de Beschikking Noordzeeloodsdienst;

      • 2°.

        de overige verdragsrechtelijke en wettelijke bepalingen van belang voor het loodsen en het loodsenberoep.

  • e.

    Algemene communicatieprocedures

    • -

      grondige kennis van:

      • 1°.

        de IMO-standaardvocabulaire;

      • 2°.

        de procedures betreffende nood-, spoed-, en veiligheidsberichten;

      • 3°.

        de procedures betreffende de opsporing en redding op zee;

      • 4°.

        de wind- en stormwaarschuwingsdienst;

      • 5°.

        de kustwachtorganisatie in Nederland en de inpassing van de hulpverlenende middelen via het Reddings Coördinatie Centrum;

    • -

      kennis van:

      de internationale voorschriften met betrekking tot Vessel Traffic Service (VTS).

  • f.

    Theorie van het manoeuvreren

    • -

      grondige kennis van:

      de theorie van het manoeuvreren met schepen onder alle omstandigheden.

  • g.

    Praktische manoeuvreervaardigheid

    • -

      bedrevenheid in;

    het manoeuvreren met schepen onder alle omstandigheden.

III

Exameneisen voor het regionale loodsenexamen

  • a.

    Regionale verkeersreglementering

    • -

      grondige kennis van:

      • 1°.

        de regionaal geldende politie- en vaarreglementen, haven- en politieverordeningen;

      • 2°.

        de regionale toepassingen van algemeen geldende scheepvaartverkeersreglementering.

  • b.

    Praktische navigatie in het relevante gebied buitengaats.

    • -

      grondige kennis van:

      • 1°.

        de stromingen, getijden en banken;

      • 2°.

        de richtingen en de diepten der scheepvaartwegen buitengaats;

      • 3°.

        de onder verschillende omstandigheden te sturen koersen;

      • 4°.

        de ligging en plaatsing van de verkeerstekens, kustlichten, lichtschepen en platforms, ankerplaatsen, landmerken, en semafoor- en kustwachtposten;

      • 5°.

        de waterstandseinen;

      • 6°.

        de te gebruiken navigatiemiddelen;

      • 7°.

        de regionaal geldende beloodsingsprocedures.

  • c.

    Praktische navigatie in het relevante gebied binnengaats.

    • -

      grondige kennis van:

      • 1°.

        de stromingen, getijden en banken;

      • 2°.

        de richtingen en de diepten der scheepvaartwegen;

      • 3°.

        de onder verschillende omstandigheden te sturen koersen;

      • 4°.

        de ligging en de plaatsing van de verkeerstekens, oeverlichten, platforms, landmerken en semafoor- en verkeersposten;

      • 5°.

        de regionale waterstand- en spuiseinen;

      • 6°.

        de werken, gelegen in of over de scheepvaartwegen.

  • d.

    Regionale voorschriften van belang voor het loodsen en het loodsenberoep

    • -

      grondige kennis van:

      • 1°.

        de nadere regionale regels op grond van verordeningen;

      • 2°.

        de overige regionale bepalingen, van belang voor het loodsen en het loodsenberoep.

  • e.

    Regionale communicatieprocedures

    • -

      grondige kennis van:

      • 1°.

        de regionaal geldende VTS- en marifoonprocedures;

      • 2°.

        de regionaal geldende procedures voor het loodsen vanaf de wal.

  • f.

    Manoeuvreren in de regio

    • -

      grondige kennis van:

      het onder alle omstandigheden manoeuvreren.

  • g.

    Praktische vakbekwaamheid en geschiktheid voor de taak van loods

    • -

      bedrevenheid in:

      • 1°.

        het onder alle omstandigheden manoeuvreren;

      • 2°.

        het gebruiken van moderne navigatie- en communicatiemiddelen;

      en het bij 1° en 2° optreden als loods.