Besluit van 31 oktober 1989, houdende regels over de rechtspositie en de bezoldiging van de voorzitter en de leden van het Commissariaat voor de Media en van zijn personeel alsmede van de voorzitter en de leden van het bestuur van het Bedrijfsfonds voor de Pers en zijn personeel

Besluit rechtspositie en bezoldiging voorzitter en leden van Commissariaat voor de Media

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur van 29 mei 1989, MLB/J/OP/U-140 I;
De Raad van State gehoord (advies van 29 augustus 1989, no. W13.89.0307);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur van 18 oktober 1989, MLB/J/OP-927 I;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk

1

Algemeen

Artikel

1

Het college van commissarissen van het Commissariaat voor de Media alsmede het bestuur van het Bedrijfsfonds voor de Pers stellen een rechtspositieregeling ten behoeve van het personeel vast, die gelijkwaardig is aan de op de Rijksambtenaren van toepassing zijnde regelingen, voor zover daarvan niet in dit besluit wordt afgeweken.

Artikel

2

Het college van commissarissen van het Commissariaat voor de Media en het bestuur van het Bedrijfsfonds voor de Pers benoemen en ontslaan het personeel van respectievelijk het Commissariaat voor de Media en het Bedrijfsfonds voor de Pers.

Hoofdstuk

2

Rechtspositie en bezoldiging van voorzitter, leden en personeel van het Commissariaat voor de Media

§

2.1

Bezoldiging en verdere rechtspositie van de leden van het Commissariaat voor de Media

Artikel

3

Artikel

4

Artikel

4a

Artikel

4b

Het Commissariaat voor de Media is belast met de uitvoering van de artikelen 3 tot en met 4a. De daaruit voortvloeiende kosten van bezoldiging, uitkeringen en vergoedingen komen ten laste van het Commissariaat.

§

2.2

Overige rechten en verplichtingen van de leden van het Commissariaat voor de Media

Artikel

5

§

2.3

Overgangsbepalingen met betrekking tot het personeel van het Commissariaat voor de Media

Artikel

6

Voor het personeel afkomstig van het bureau van de Regeringscommissaris voor de Omroep geldt aanvullend:

  • 1.

    Het aantal vakantiedagen plus de zogenaamde vergrijzingsdagen, waarop zij op 31 december 1987 recht hadden, wordt ongewijzigd gehandhaafd met dien verstande dat dit aantal dagen nimmer minder zal zijn dan dat waarop ingevolge het Algemeen Rijksambtenarenreglement aanspraak bestaat.

  • 2.

    Degenen die op 31 december 1987 arbeidsongeschikt waren behouden hun rechten op doorbetaling van salaris bij ziekte op grond van de voor hen op dat moment geldende regeling.

  • 3.

    Degenen die op 31 december 1987 op grond van de dan geldende studiekostenregeling een studie volgden, houden hun rechten op vergoeding op grond van die regeling en uitsluitend voor de reeds aangevangen studie.

Artikel

7

Diensttijd doorgebracht bij het bureau van de Regeringscommissaris voor de Omroep en de Nederlandse Omroep Stichting, wordt beschouwd als diensttijd doorgebracht bij het Commissariaat voor de Media voor degenen, die direct aansluitend op hun dienstverband bij het bureau van de Regeringscommissaris voor de Omroep en de Nederlandse Omroep Stichting in dienst treden bij het Commissariaat voor de Media.

Artikel

8

Hoofdstuk

3

Bezoldiging en verdere rechtspositie van de leden van het bestuur van het Bedrijfsfonds voor de pers

Artikel

9

Artikel

10

Het Bedrijfsfonds voor de pers is belast met de uitvoering van artikel 9. De daaruit voortvloeiende kosten van bezoldiging, uitkeringen en vergoedingen komen ten laste van het Bedrijfsfonds.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende bijlagen en nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat daarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State en aan de Algemene Rekenkamer.

's-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur, L. C. Brinkman
De Minister van Justitie, E. M. H. Hirsch Ballin