Besluit van 20 september 1990, houdende uitvoering van de artikelen 2, derde lid, en 5, eerste lid, van de Loodsenwet

Besluit certificaatloodsen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat, van 2 mei 1990, no. S/J 30.659/90, Directoraat-Generaal Scheepvaart en Maritieme Zaken;
Gelet op de richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 21 december 1978 (79/115/EEG) inzake het loodsen van schepen door Noordzee-loodsen op de Noordzee en in het Kanaal (Pb EEG L 33/32);
De Raad van State gehoord (advies van 30 juli 1990, nr. W09.90.0190);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 10 september 1990, nr. S/J 31.591/90, Directoraat-Generaal Scheepvaart en Maritieme Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk

I

Algemene bepalingen

Artikel

1

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    certificaatloods: degene, die voldoet aan de eisen met betrekking tot vakbekwaamheid en geschiktheid, vastgesteld bij of krachtens dit besluit;

  • b.

    certificaat: een verklaring als bedoeld in artikel 5, tweede lid, van de Loodsenwet(Stb. 1988, 353);

  • c.

    beloodsingsgebied: het Kanaal, vanaf de lijn over de Land’s End en Ile d’Ouessant, de Noordzee, in het noorden begrensd dor de 61-ste breedtegraad, en het Skagerrak, tot de lijn over Skagen en Vinga, met uitzondering van die gedeelten waarop nationale wetgeving van daaraan grenzende landen het loodsen van schepen door certificaatloodsen verbiedt;

  • d.

    loodsreis: een reis in het beloodsingsgebied, waarbij de certificaatloods op een schip loodsdienst in de zin van artikel 2, eerste lid, van de Loodsenwet verricht;

  • e.

    vergezelreis: een reis in een beloodsingsgebied waarbij de specifieke loodskennis voor het beloodsingsgebied op peil wordt gebracht of gehouden, gemaakt op een schip, waarop een andere certificaatloods of een daarmee gelijk te stellen gekwalificeerde loods uit enig ander land loodsdienst verricht.

Artikel

2

Artikel

3

De certificaatloods is bevoegd tot maximaal twee maanden na het verlopen van zijn certificaat als certificaatloods op te treden.

Hoofdstuk

II

Het A-certificaat

Artikel

4

Voor verkrijging van een A-certificaat dient de aanvrager het examen certificaatloods met goed gevolg af te leggen.

Artikel

5

Artikel

6

De voorzitter van de examencommissie certificaatloodsen kan nadere aanwijzingen geven met betrekking tot het functioneren van die commissie. Hij roept de leden en plaatsvervangende leden op naarmate de aard en omvang van de werkzaamheden hun tegenwoordigheid vereisen.

Artikel

7

Onze Minister bepaalt de plaats waar de examencommissie certificaatloodsen zitting houdt, en doet daarvan mededeling in de Staatscourant.

Artikel

8

Artikel

9

Artikel

10

De voorzitter van de examencommissie certificaatloodsen stelt de datum en het tijdstip van het examen vast en deelt dit tijdig, schriftelijk aan de kandidaat mee.

Artikel

11

Artikel

12

Artikel

13

Artikel

14

Artikel

15

Zo spoedig mogelijk na het examen stelt de examencommissie certificaatloodsen de uitslag vast en maakt deze bekend aan de kandidaat.

Artikel

16

Hoofdstuk

III

Het B-certificaat

Artikel

17

Artikel

18

Artikel

19

Hoofdstuk

IV

Verplichtingen van de certificaatloods

Artikel

20

Vervallen

Artikel

22

De certificaatloods is verplicht zich op de hoogte te stellen van al hetgeen voor het verlenen van zijn diensten aan een schip noodzakelijk is.

Artikel

23

De certificaatloods is verplicht bij de uitoefening van zijn functie:

  • a.

    een geldig dan wel een ten hoogste 2 maanden verlopen certificaat bij zich te hebben, en dit op verzoek van de kapitein of verkeersdeelnemer te tonen;

  • b.

    de stukken, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onder f, bij zich te hebben en

  • c.

    gebruik te maken van al hetgeen voor de navigatie van het schip van belang is.

Artikel

24

De certificaatloods doet zo spoedig mogelijk aan de betreffende instanties en zo nodig aan de omringende scheepvaart melding van:

  • a.

    tekortkomingen of bijzonderheden ten aanzien van het schip dat hij loodst, die de veiligheid van het schip, opvarenden of de omgeving naar zijn oordeel kunnen schaden;

  • b.

    bijzonderheden met betrekking tot verkeerstekens en overige navigatiehulpmiddelen of

  • c.

    het verlies van ankers, trossen of kettingen, dan wel van lading die hinder kan veroorzaken, alsmede van de positie daarvan.

Artikel

25

Artikel

26

De certificaatloods verleent zijn diensten fit en in goede conditie en neemt daartoe voldoende rust tijdens een loodsreis en tussen twee loodsreizen in.

Hoofdstuk

V

Het intrekken van een certificaat

Artikel

27

Hoofdstuk

VI

Overgangsbepalingen

Artikel

28

Artikel

29

Ten aanzien van de samenstelling van de examencommissie certificaatloodsen geldt gedurende het eerste jaar na inwerkingtreding van dit besluit dat in plaats van een certificaatloods wordt benoemd een loods in het bezit van een certificaat afgegeven op grond van de Beschikking Noordzeeloodsdienst.

Artikel

30

Met betrekking tot het gestelde in artikel 2, eerste lid, onder a, van dit besluit geldt, dat indien de grootte van een schip is vastgesteld volgens de bepalingen krachtens de Meetbrievenwet 1948 (Stb. I 492), de bruto inhoud uitgedrukt in registerton wordt gelijkgesteld met het bruto-tonnage.

Hoofdstuk

VII

Slotbepalingen

Artikel

31

De Beschikking Noordzeeloodsdienst vervalt op het tijdstip dat dit besluit in werking treedt.

Artikel

33

Dit besluit kan worden aangehaald als: Besluit certificaatloodsen.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende bijlagen en nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat daarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.

's-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Verkeer en Waterstaat, J. R. H. Maij-Weggen
De Minister van Justitie, E. M. H. Hirsch Ballin

Bijlage

I

De basisgegevens, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onder f, van het Besluit certificaatloodsen (Stb. 1990, 507) zijn:

  • a.

    een overzicht van het IALA-betonningssysteem, regio A;

  • b.

    de posities, namen en bijzonderheden van vaarwateren en ondiepten, lichten, mistsignalen, racon- en radiopeilbakens en de voornaamste boeien, bakens, lichtschepen en opstanden;

  • c.

    de koersen en afstanden van de voornaamste vaarroutes;

  • d.

    de markering van ondiepten, gevaarlijke punten onder water en kapen;

  • e.

    de ligging van ankerplaatsen, telefoonkabels, stortplaatsen, verbrandingsgebieden, militaire oefengebieden en dergelijke;

  • f.

    de kustvorm met eventuele landmerken;

  • g.

    de bijzonderheden van de mijnbouwactiviteiten op zee waaronder begrepen boortorens, pijpleidingen en kunstmatige eilanden;

  • h.

    bijzonderheden omtrent routeringssystemen;

  • i.

    stroomgegevens van het gebied en de bijbehorende getijtafels;

  • j.

    de beschikbare electronische plaatsbepalingssystemen en de Decca Data Sheets;

  • k.

    de radioverbindingsprocedures en bronnen voor nautische informatie, alsmede welke informatie door die bronnen wordt verstrekt;

  • l.

    de overzichten van de uitzendingen van radionavigatie- en weerberichten en een overzicht van de van kracht zijnde waarschuwingen voor de scheepvaart;

  • m.

    de helicopterbeloodsingsprocedures;

  • n.

    de algemene meldingsprocedures;

  • o.

    de zeewaartse begrenzing van de plaatselijke loodsgebieden, de positie van de plaatselijke loodsgebieden, de positie van de beloodsingsgebieden/loodskruisposten en de radioverbindingen met de loodsstations;

  • p.

    de halfjaarlijkse samenvatting van de Berichten aan Zeevarenden;

  • q.

    internationale bepalingen ter voorkoming van aanvaringen op zee;

  • r.

    de Standard Marine Navigational Vocabulary en de Code VHF gebruik op zee;

  • s.

    het handboek Opsporing en redding op zee.

Bijlage

II

I

In het onderstaande wordt verstaan onder:

  • a.

    grondige kennis: het onderwerp wordt in zijn geheel begrepen en beheerst, en kan te allen tijde als parate kennis worden toegepast, zonder de hulp van op schrift gestelde gegevens;

  • b.

    kennis: het onderwerp wordt in zijn geheel en ten tijde van het toepassen van deze kennis kan gebruik gemaakt worden van op schrift gestelde gegevens;

  • c.

    begrip: het onderwerp als geheel is bekend;

  • d.

    het kerngebied: het gebied gelegen tussen de lijn over Beachy Head en Dieppe, en de lijn Orfordness en IJmuiden;

  • e.

    de randgebieden:

    • -

      het gebied tussen de lijn over Land’s End en Ile d’Ouessant, en de lijn over Beachy Head en Dieppe; en

    • -

      het gebied tussen de lijn over Orfordness en IJmuiden en de 61ste breedtegraad, in het oosten begrensd door de lijn over Skagen en Vinga.

II

Exameneisen voor het examen certificaatloods

  • A.

    Algemene scheepvaartverkeersreglementering

    • -

      grondige kennis van:

      de Bepalingen ter voorkoming van aanvaringen op zee, 1972.

  • B.

    Scheepvaartverkeerstekens

    • -

      voor het kerngebied grondige kennis, en

      voor de randgebieden kennis van:

      de in of naast de scheepvaartwegen aangebrachte voorwerpen of combinaties van voorwerpen, ten behoeve van de scheepvaart en navigatie.

  • C.

    Voorschriften van belang voor loodsen

  • D.

    Praktische navigatie

    • -

      voor het kerngebied grondige kennis, en

      voor de randgebieden kennis van:

      • 1°.

        de stromingen, getijden en banken;

      • 2°.

        de richtingen en diepten van de scheepvaartwegen;

      • 3°.

        de te sturen koersen;

      • 4°.

        de ligging en plaatsing van de verkeerstekens, kustlichten, lichtschepen en platforms, ankerplaatsen, landmerken en semafoor- en kustwachtposten;

      • 5°.

        de te gebruiken navigatiemiddelen;

      • 6°.

        de regionaal geldende beloodsingsprocedures.