Besluit van 5 december 1991, houdende vaststelling van het Warenwetbesluit Verduurzaamde vruchtenprodukten

Warenwetbesluit Verduurzaamde vruchtenprodukten

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur van 6 juni 1991, VVP/L/U-690750, gedaan in overeenstemming met Onze Minister van Economische Zaken en de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;
Overwegende, dat uitvoering moet worden gegeven aan de Richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 18 november 1988 (88/593/EEG) (PbEG L 318) tot wijziging van de Richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 24 juli 1979 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten betreffende vruchtenjam of -confituur, -gelei, -marmelade, alsmede kastanjepasta (79/693/EEG) (PbEG L 205);
Overwegende, dat ter uitvoering daarvan de regels neergelegd in het Jam- en geconserveerde vruchtenbesluit (Warenwet) 1982 (Stb. 693), zodanig moeten worden herzien, dat vervanging van dat besluit wenselijk is;
De Adviescommissie Warenwet gehoord (advies van 21 maart 1990, nr 14 180/(16)5);
De Raad van State gehoord (advies van 11 september 1991, nr W13.91 0335);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur van 20 november 1991, VVP/L/U-692238, uitgebracht in overeenstemming met Onze Minister van Economische Zaken en de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk

I

Algemene bepalingen

Artikel

1

Artikel

2

Hoofdstuk

II

Aanduiding en vermeldingen

§

II.1

Aanduidingen van gegeleerde verduurzaamde vruchtenprodukten bedoeld in Richtlijn nr. 79/693/EEG (PBEG l 205)

Artikel

3

De aanduiding jam mag uitsluitend en moet, behoudens het bepaalde in artikel 4, worden gebezigd voor de voldoende gegeleerde waar bereid met vruchtenpulp of vruchtenpuree en suikers, waarvan de voor de bereiding van 1000 gram eindprodukt gebruikte hoeveelheid vruchtenpulp of -puree ten minste moet bedragen:

  • -

    350 gram voor andere dan de hierna genoemde vruchtensoorten;

  • -

    250 gram voor zwarte bessen, rozebottels en kweeperen;

  • -

    150 gram voor gember;

  • -

    160 gram voor cashewappelen;

  • -

    60 gram voor passievruchten;

een en ander met dien verstande dat, indien de waar is bereid met een mengsel van verschillende vruchtensoorten, bovenvermelde minimum-hoeveelheden worden verlaagd in evenredigheid met de percentages van de gebruikte vruchtensoorten in het mengsel.

Artikel

4

Artikel

5

De aanduiding gelei mag uitsluitend en moet, behoudens het bepaalde in artikel 6, worden gebezigd voor de voldoende gegeleerde waar bereid met vruchtesap of waterige extracten van vruchten en suikers, waarvan de voor de bereiding van 1000 gram eindprodukt gebruikte hoeveelheid vruchtesap of waterige extracten van vruchten ten minste moet bedragen:

  • a.

    350 gram voor andere dan de hierna met name genoemde vruchtensoorten;

  • b.

    250 gram voor zwarte bessen, rozebottels en kweeperen;

  • c.

    150 gram voor gember;

  • d.

    160 gram voor cashewappelen;

  • e.

    60 gram voor passievruchten;

    een en ander met dien verstande dat,

  • f.

    de genoemde hoeveelheden worden berekend na aftrek van de voor de bereiding van de waterige extracten van vruchten gebruikte hoeveelheid water;

  • g.

    indien de waar is bereid met een mengsel van verschillende vruchtensoorten, bovenvermelde minimum-hoeveelheden worden verlaagd in evenredigheid met de percentages van de gebruikte vruchtensoorten in het mengsel.

Artikel

6

Artikel

7

§

II.2

Aanduiding van kastanjepasta bedoeld in Richtlijn nr. 79/693/EEG

Artikel

8

De aanduiding kastanjepasta mag uitsluitend en moet worden gebezigd voor kastanjepasta waarvan:

  • a.

    het suikergehalte ten minste 60 % bedraagt

  • b.

    de voor de bereiding van 1000 gram eindprodukt gebruikte hoeveelheid kastanjepuree ten minste 380 gram bedraagt.

§

II.3

Aanduidingen van andere gegeleerde verduurzaamde vruchtenprodukten dan bedoeld in paragraaf II. 1

Artikel

9

§

II.4

Vermeldingen en bijkomende aanduidingen

Artikel

10

De aanduiding van de in de paragrafen II.1. en II.3. bedoelde verduurzaamde vruchtenprodukten moet zijn aangevuld met de Nederlandse benaming van de gebruikte vruchtensoort(en). Indien de waar uit meerdere vruchtensoorten is bereid, dient aanduiding te bestaan:

  • a.

    uit een opsomming van de vruchtensoorten in volgorde van afnemend gewicht waarin zij bij de bereiding zijn dan wel,

  • b.

    indien de waar is bereid uit drie of meer vruchtensoorten uit de aanduiding "verscheidene vruchten" of uit de vermelding van het aantal gebruikte vruchtensoorten.

Artikel

11

Artikel

12

Artikel

13

Artikel

14

Artikel

15

Artikel

16

Bij vruchtenstroop moet in hetzelfde gezichtsveld als de aanduiding een vermelding zijn aangebracht inzake de in de waar aanwezige hoeveelheid suikers. Een verschil tussen de aldus vermelde hoeveelheid en de daadwerkelijk aanwezige hoeveelheid suikers wordt niet als afwijkend beschouwd indien dat verschil minder bedraagt dan 10% relatief.

Artikel

17

Artikel

18

De in de artikelen 5 en 6 opgenomen voorschriften voor de aldaar bedoelde waren laten de voorschriften en handelsgebruiken onverlet, krachtens welke de benaming "gelei" als aanvullende aanduiding mag worden gebezigd voor waren welke niet kunnen worden verward met die, omschreven in genoemde artikelen.

Hoofdstuk

III

Samenstelling

§

III.1

Grondstoffen voor de bereiding van de in de paragrafen II.1., II.2. en II.3. bedoelde verduurzaamde vruchtenprodukten

Artikel

19

§

III.2

Toevoegingen

Artikel

20

Artikel

21

Bij de bereiding van andere dan de in paragrafen II.1, II.2 en II.3 bedoelde verduurzaamde vruchtenprodukten mogen ingrediënten ter smaakcorrectie, zoals vruchtesap, worden toegevoegd, zonder dat zulks in de aanduiding van de waar tot uitdrukking behoeft te worden gebracht.

Artikel

22

Vervallen

Artikel

23

Vervallen

Hoofdstuk

IV

Slotbepalingen

Artikel

24

Artikel

25

Het Jam- en geconserveerde vruchtenbesluit (Warenwet) 1982 (Stb. 693) komt te vervallen.

Artikel

26

Dit besluit is niet van toepassing op verduurzaamde vruchtenprodukten die vóór het in werking treden van dit besluit zijn geproduceerd, voor zover zij:

  • a.

    voldoen aan de desbetreffende bepalingen van het in artikel 25 genoemde besluit; en

  • b.

    worden verhandeld vóór 1 juni 1992.

Artikel

27

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Artikel

28

Dit besluit kan worden aangehaald als Warenwetbesluit Verduurzaamde vruchtenprodukten.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat daarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.

's-Gravenhage
Beatrix
De Staatssecretaris van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur, H. J. Simons
De Minister van Justitie a.i., C. I. Dales

Bijlage

I

Ingrediënten, welke bij de bereiding van de in paragrafen II.1 en II.3, bedoelde verduurzaamde vruchtenprodukten mogen worden gebruikt, zonder dat zulks in de aanduiding van de waar tot uitdrukking behoeft te worden gebracht.

1. water

alle waren.

2. vruchtesap

de waar bedoeld in artikel 3.

3. sap van rode vruchten

de waren bedoeld in de artikelen 3 en 4, voor zover bereid uit een of meer van de volgende vruchtensoorten: aardbeien, frambozen, kruisbessen, rode bessen, pruimen en rozebottels.

4. sap van rode bieten

de waren bedoeld in de artikelen 3 en 5, voor zover bereid uit een of meer van de volgende vruchtensoorten: aardbeien, frambozen, kruisbessen, rode bessen en pruimen.

5. etherische oliën van citrusvruchten

de waar bedoeld in artikel 7.

6. eetbare oliën en vetten

alle waren, om schuimvorming tegen te gaan.

7. pectine bevattend produkt, verkregen uit gedroogde appelpersresten of gedroogde schillen van citrusvruchten of een mengsel van beide door middel van een behandeling met verdund zuur en vervolgens gedeeltelijk geneutraliseerd met natrium- of kaliumzouten.

alle waren.

Bijlage

II

Ingrediënten, welke bij de bereiding van de in paragrafen II.1, II.2 en II.3 bedoelde verduurzaamde vruchtenprodukten mogen worden gebruikt, mits zulks in de aanduiding van de waar tot uitdrukking wordt gebracht.

1. eet- en drinkwaren in zodanige hoeveelheid dat zij de smaak beïnvloeden:

a. citrusvruchtesap

de waren, niet bereid uit citrusvruchten, bedoeld in de artikelen 3 en 4, alsmede de overigens daarmee overeenstemmende waren bedoeld in paragraaf II.3.

b. de volgende eet- en drinkwaren:

alle waren,

– wijn, likeurwijn en spiritualiën;

– kruiden, specerijen, honing en noten;

– andere eet- en drinkwaren tot een gehalte van ten hoogste 5%.

2. de volgende aromatische produkten:a. Schillen van citrusvruchtenb. Bladeren van Pelargonium odoratissimum

alle waren bedoeld in paragraaf II.2, andere dan marmelade, alsmede de overigens daarmee overeenstemmende waren bedoeld in paragraaf II.3, voor zover bereid uit kweeperen.

3. de volgende vanille-produkten:

alle waren voorzover bereid uit appels, kweeperen of rozebottels of kastanjes.

a. vanille

b. vanille-extract

c. vanilline

d. ethylvanille