Besluit van 11 mei 1992, houdende regels ter uitvoering van de Wet vervoer binnenvaart

Besluit vervoer binnenvaart

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 28 oktober 1991, nr. WJZ/V125647, Directoraat-Generaal voor het Vervoer;
Gelet op de artikelen 1, onderdeel c, 2, derde lid, 5, eerste lid, 7, 8, 9, tweede lid, 11, eerste en vierde lid, 19, 20, tweede en vierde lid, 24, 25, 26, 27, eerste lid, 33, 39, 41, tweede lid, 42, eerste lid, 47, 54 en 57 van de Wet vervoer binnenvaart (Stb. 1991, 711);
Gezien het advies van de Adviescommissie Goederenvervoer, bedoeld in artikel 6 van de Wet Goederenvervoer Binnenscheepvaart (Stb. 1951, 472);
De Raad van State gehoord (advies van 17 maart 1992, no. W09.91.0594);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 29 april 1992, WJZ/V222249, Directoraat-Generaal voor het Vervoer, Stafafdeling Wetgeving en Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk

1

Algemene bepalingen

§

1

Begripsbepalingen

Artikel

1

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    wet: Wet vervoer binnenvaart;

  • b.

    Lid-Staat: staat, lid van de Europese Gemeenschappen;

  • c.

    Richtlijn 87/540/EEG: Richtlijn 87/540 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 9 november 1987 betreffende de toegang tot het beroep van ondernemer van nationaal en internationaal goederenvervoer over de binnenwateren en inzake de onderlinge erkenning van dit beroep betreffende diploma's, certificaten en andere titels (PbEG L 322/20);

  • d.

    Verordening (EEG) nr. 2919/85: Verordening (EEG) nr. 2919/85 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 17 oktober 1985, houdende vaststelling van de voorwaarden waaraan moet worden voldaan om in aanmerking te komen voor het regime dat door de Herziene Rijnvaartakte wordt gereserveerd voor de vaartuigen die tot de Rijnvaart behoren (PbEG L 280/4);

  • e.

    binnenwateren: de wateren, die in Nederland zijn gelegen binnen een langs de kust gaande lijn, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel c, van de Binnenschepenwet (Stb. 1981, 678), en vastgesteld bij koninklijk besluit van 2 juni 1982 (Stb. 1982, 363).

§

2

Reikwijdte van de wet

Artikel

2

De wet is niet van toepassing op:

  • a.

    binnenschepen met een laadvermogen van minder dan twintig metrieke ton dan wel met een waterverplaatsing van minder dan tien m3;

  • b.

    binnenschepen met een permanente ligplaats;

  • c.

    binnenschepen met een nagenoeg permanente ligplaats, voor zover deze binnenschepen voor speciale doeleinden worden gebruikt;

  • d.

    bunkerstations, drijvende werktuiglijke inrichtingen en in aanbouw zijnde binnenschepen;

  • e.

    binnenschepen die worden gebruikt voor het vervoer van personen, voor zover niet sprake is van beroepsvervoer;

  • f.

    binnenschepen die worden gebruikt door of ten behoeve van de openbare dienst, voor zover niet sprake is van beroepsvervoer van goederen;

  • g.

    overzetveren als bedoeld in de Verenwet (Stb. 1921, 838);

    en

  • h.

    vissersschepen en bunschepen, voor zover deze binnenschepen worden gebruikt voor het vervoer van vis als bedoeld in de Visserijwet 1963 (Stb. 312).

Artikel

3

Onze Minister kan ter uitvoering van verdragen de wet geheel of gedeeltelijk niet van toepassing verklaren op bepaalde vormen van vervoer met binnenschepen, soorten binnenschepen, vervoer op bepaalde binnenwateren of vervoer onder bepaalde omstandigheden.

Artikel

4

De wet is niet van toepassing op schepen, welke zowel voor de vaart op zee als op de binnenwateren kunnen worden gebruikt, voor zover deze schepen vervoer tussen twee punten verrichten waarbij gedeeltelijk over zee wordt gevaren.

Artikel

5

Het bepaalde in hoofdstuk 2, tweede, vierde en zesde afdeling, van de wet is niet van toepassing op:

  • a.

    vervoer met binnenschepen waarvan het laadvermogen niet meer dan tweehonderd metrieke ton bedraagt en:

    • 1°.

      het dek zodanig is aangebracht dat uitsluitend of nagenoeg uitsluitend bovendeks lading kan worden vervoerd, voor zover:

      • -

        het begin- en eindpunt van het vervoer zijn gelegen binnen dezelfde gemeente; of

      • -

        het begin- en eindpunt van het vervoer zijn gelegen binnen eenzelfde havengebied;

    • 2°.

      welke zijn voorzien van bodemkleppen in het laadruim of zijn ingericht als splijtbakken, voor zover deze binnenschepen worden gebruikt voor het vervoer van zand, grint, klei en soortgelijke goederen naar een stortplaats op de binnenwateren, alsmede voor het vervoer van uitrustingsstukken van baggermateriaal;

    • 3°.

      welke zijn voorzien van luchtkasten en een beuninhoud hebben, die zich ten opzichte van het laadvermogen minimaal als 1:1,6 en maximaal als 1:1,7 verhoudt, voor zover deze binnenschepen worden gebruikt voor het vervoer naar en van een werkobject, waarbij degene die het vervoer verricht dezelfde dient te zijn als degene die het werkobject uitvoert;

    • 4°.

      welke zijn ingericht voor bergingswerkzaamheden, voor zover deze binnenschepen worden gebruikt voor bergingswerk;

    • 5°.

      welke zijn ingericht voor het zuigen van schelpen, voor zover deze binnenschepen worden gebezigd voor het vervoer van de door deze schepen zelf opgezogen schelpen;

    • 6°.

      welke worden gebruikt door baggerbedrijven bij de uitvoering van waterbouwkundige werken, voor zover deze binnenschepen ter plaatse daarvan worden gebruikt;

    • 7°.

      welke worden gebruikt voor het vervoer van drinkwater; of

    • 8°.

      welke worden gebruikt voor het vervoer van koopwaren, waarmee op de binnenwateren ten behoeve van schepen of hun opvarenden handel wordt gedreven, mits uit een desbetreffend uittreksel uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel blijkt dat vorengenoemde handel door de in het Handelsregister vermelde persoon of onderneming wordt verricht en deze een vergunning voor het uitoefenen van de algemene ambulante handel of een ventvergunning heeft;

  • b.

    vervoer van:

    • 1°.

      bagage van reizigers met binnenschepen die worden gebruikt voor het beroepsvervoer van personen;

    • 2°.

      goederen, behorende tot de uitrusting of inrichting van het binnenschip, waarmede zij worden vervoerd;

    • 3°.

      aan de vervoerder toebehorende goederen mits het totale gewicht van die goederen 25 000 kg niet te boven gaat en de goederen voor eigen gebruik bestemd zijn;

  • c.

    vervoer met andere binnenschepen, dan bedoeld in de onderdelen b en c, waarvan het laadvermogen niet meer dan vijftig metrieke ton bedraagt.

Artikel

6

Vervallen

Hoofdstuk

2

Algemene bepalingen met betrekking tot ingevolge de wet te geven beschikkingen

Artikel

7

Artikel

8

Op een aanvraag tot het geven van een beschikking als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdelen a tot en met j, en n tot en met q, met uitzondering van de aanvraag tot kennisneming van de geregistreerde gegevens, beslist Onze Minister binnen vier weken. De aanvraag tot kennisneming van de geregistreerde gegevens heeft een beslistermijn van twee weken. Indien de aanvraag een beschikking als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel l of m, betreft, geldt een beslistermijn van acht weken.

Artikel

9

Vervallen

Artikel

13

Hoofdstuk

3

Toelating van binnenschepen tot het vervoer op de Nederlandse binnenwateren

Artikel

14

Hoofdstuk

4

Toegang tot het beroep

Artikel

15

Als bewijs dat is voldaan aan de eis van vakbekwaamheid, bedoeld in artikel 11, tweede lid, van de wet is overlegging vereist van:

  • a.

    een door Onze Minister aangewezen vakdiploma;

  • b.

    een door Onze Minister aangewezen bewijsstuk respectievelijk verklaring als bedoeld in artikel 11, vierde lid, van de wet; of

  • c.

    een door Onze Minister aangewezen geëigend document als bedoeld in artikel 20, eerste lid, onderdeel b, van de wet.

Artikel

16

Artikel

17

Onder een overeenkomstig bewijsstuk als bedoeld in artikel 26 van de wet, wordt verstaan een door de bevoegde autoriteit van een andere Lid-Staat, van een van de overige Staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of van Zwitserland afgegeven en door Onze Minister aangewezen:

Hoofdstuk

5

Artikel

18

Vervallen

Artikel

19

Vervallen

Artikel

20

Vervallen

Artikel

21

Vervallen

Artikel

22

Vervallen

Artikel

23

Vervallen

Artikel

24

Vervallen

Hoofdstuk

6

Inschrijving binnenlands eigen vervoer

Artikel

25

Artikel

26

Hoofdstuk

7

Registratie

Artikel

27

Onze Minister geeft regels omtrent de bescherming van de geregistreerde gegevens, bedoeld in artikel 54, onderdeel c, van de wet.

Hoofdstuk

8

Gegevens betreffende het vervoer

Artikel

28

Onze Minister geeft regels omtrent de verstrekking van gegevens betreffende het vervoer als bedoeld in artikel 57 van de wet.

Hoofdstuk

9

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel

29

Vervallen

Artikel

30

Een inschrijving eigen vervoer ten aanzien van een binnenschip, dat de ingeschrevene niet in eigendom heeft, wordt op diens aanvraag telkenmale voor een jaar verleend, indien:

  • a.

    de huurovereenkomst ter zake van het betrokken binnenschip vóór 1 april 1982 is gesloten en op het tijdstip waarop de inschrijving wordt verleend van kracht is; en

  • b.

    het brandmerk, het laadvermogen en de eigenaar danwel eigenaren van het betrokken binnenschip dezelfde zijn gebleven.

Artikel

31

Vervallen

Artikel

32

Vervallen

Artikel

33

Dit besluit kan worden aangehaald als: Besluit vervoer binnenvaart.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Verkeer en Waterstaat, J. R. H. Maij-Weggen
De Minister van Justitie, E. M. H. Hirsch Ballin