Wet van 10 september 1992, houdende nieuwe bepalingen met betrekking tot provincies

Provinciewet

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Provinciewet aan te passen aan de herziene Grondwet en aan de Gemeentewet en in verband daarmee nieuwe bepalingen vast te stellen met betrekking tot de inrichting van provincies, alsmede de samenstelling en bevoegdheid van hun besturen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Titel

I

Begripsbepalingen

Artikel

1

Artikel

2

In deze wet wordt verstaan onder ingezetenen: zij die hun werkelijke woonplaats in de provincie hebben.

Artikel

3

Zij die als ingezetene met een adres zijn ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens van een gemeente, worden voor de toepassing van deze wet, behoudens bewijs van het tegendeel, geacht werkelijke woonplaats te hebben in de provincie waarin die gemeente is gelegen.

Artikel

4

In deze wet wordt onder ambtenaar mede verstaan: degene die op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht werkzaam is.

Artikel

5

In deze wet wordt verstaan onder:

  • a.

    provinciaal bestuur: ieder bevoegd orgaan van de provincie;

  • b.

    Onze Minister: Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

  • c.

    commissie: een commissie als bedoeld in artikel 80.

Titel

II

De inrichting en samenstelling van het provinciaal bestuur

Hoofdstuk

I

Algemene bepaling

Artikel

6

In elke provincie zijn er provinciale staten, gedeputeerde staten en een commissaris van de Koning.

Hoofdstuk

II

Provinciale staten

Artikel

7

Provinciale staten vertegenwoordigen de gehele bevolking van de provincie.

Artikel

8

Artikel

9

De commissaris van de Koning is voorzitter van provinciale staten.

Artikel

10

Voor het lidmaatschap van provinciale staten is vereist dat men Nederlander en ingezetene van de provincie is, de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt en niet is uitgesloten van het kiesrecht.

Artikel

11

Artikel

12

Ter vervulling van een tussentijds opengevallen plaats is niet benoembaar tot lid van provinciale staten hij die na de laatstgehouden periodieke verkiezing van de leden van provinciale staten wegens handelen in strijd met artikel 15 van het lidmaatschap van provinciale staten is vervallen verklaard.

Artikel

13

Artikel

14

Alvorens hun functie te kunnen uitoefenen, leggen de leden van provinciale staten in de vergadering, in handen van de voorzitter, de volgende eed (verklaring en belofte) af:

"Ik zweer (verklaar) dat ik, om tot lid van provinciale staten benoemd te worden, rechtstreeks noch middellijk, onder welke naam of welk voorwendsel ook, enige gift of gunst heb gegeven of beloofd.

Ik zweer (verklaar en beloof) dat ik, om iets in dit ambt te doen of te laten, rechtstreeks noch middellijk enig geschenk of enige belofte heb aangenomen of zal aannemen.

Ik zweer (beloof) dat ik getrouw zal zijn aan de Grondwet, dat ik de wetten zal nakomen en dat ik mijn plichten als lid van het provinciaal bestuur naar eer en geweten zal vervullen.

Zo waarlijk helpe mij God Almachtig!"

(Dat verklaar en beloof ik!")

Artikel

15

Artikel

16

Provinciale staten stellen een reglement van orde voor hun vergaderingen en andere werkzaamheden vast.

Artikel

17

Artikel

18

Artikel

19

Artikel

20

Artikel

21

De commissaris van de Koning heeft het recht in de vergadering aan de beraadslaging deel te nemen.

Artikel

22

De leden van het provinciaal bestuur en andere personen die deelnemen aan de beraadslaging kunnen niet in rechte worden vervolgd of aangesproken voor dan wel worden verplicht getuigenis af te leggen als bedoeld in artikel 165, eerste lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering over hetgeen zij in de vergadering van provinciale staten hebben gezegd of aan provinciale staten schriftelijk hebben overgelegd.

Artikel

23

Artikel

24

In een besloten vergadering kan niet worden beraadslaagd of besloten over:

  • a.

    de toelating van nieuw benoemde leden;

  • b.

    de vaststelling en wijziging van de begroting en de vaststelling van de jaarrekening;

  • c.

    de invoering, wijziging en afschaffing van provinciale belastingen; en

  • d.

    de benoeming en het ontslag van gedeputeerden.

Artikel

25

Artikel

26

Artikel

27

De leden van provinciale staten stemmen zonder last.

Artikel

28

Artikel

29

Artikel

30

Artikel

31

Artikel

32

Artikel

33

Provinciale staten regelen op welke wijze ambtelijke bijstand wordt verleend aan de leden van provinciale staten.

Hoofdstuk

III

Gedeputeerde staten

Artikel

34

Artikel

35

Artikel

36

De benoeming van gedeputeerden na de verkiezing van de leden van provinciale staten vindt plaats in de eerste vergadering van provinciale staten in nieuwe samenstelling, bedoeld in artikel 18.

Artikel

37

In het geval van artikel 36 gaat de benoeming van degene die zijn benoeming tot gedeputeerde heeft aangenomen, in op het tijdstip waarop ten minste de helft van het met inachtneming van artikel 35 bepaalde aantal gedeputeerden zijn benoeming heeft aangenomen of, indien de aanneming van de benoeming op een later tijdstip plaatsvindt, op dat tijdstip.

Artikel

38

De benoeming ter vervulling van een plaats die tussentijds openvalt geschiedt zo spoedig mogelijk, doch, tenzij provinciale staten in een bijzonder geval anders beslissen, eerst nadat opengevallen plaatsen in provinciale staten zijn vervuld.

Artikel

39

De benoemde gedeputeerde wordt geacht de benoeming niet aan te nemen, indien op de tiende dag na kennisgeving van de benoeming door middel van een aangetekende brief nog geen mededeling van hem is ontvangen dat hij de benoeming aanneemt.

Artikel

40

Wanneer de benoeming niet is aangenomen, geschiedt zo spoedig mogelijk een nieuwe benoeming.

Artikel

41

Artikel

42

Artikel

43

Artikel

44

Artikel

45

Artikel

46

Artikel

47

In zaken die aan de uitspraak van gedeputeerde staten zijn onderworpen mag een gedeputeerde niet als gemachtigde of adviseur werkzaam zijn.

Artikel

48

Schorsing in en tussentijds verlies van het lidmaatschap van provinciale staten brengt terstond schorsing in, onderscheidenlijk verlies van het ambt van gedeputeerde mede.

Artikel

49

Provinciale staten kunnen een of meer gedeputeerden ontslag verlenen, indien dezen het vertrouwen van provinciale staten niet meer bezitten. Op het ontslagbesluit zijn deartikelen 4:8 en 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.

Artikel

50

Artikel

51

Artikel

52

Gedeputeerde staten stellen een reglement van orde voor hun vergaderingen en andere werkzaamheden vast, dat aan provinciale staten wordt toegezonden.

Artikel

53

Artikel

54

Artikel

55

Artikel

56

Artikel

57

De leden van gedeputeerde staten en andere personen die deelnemen aan de beraadslaging kunnen niet in rechte worden vervolgd of aangesproken voor hetgeen zij in de vergadering van gedeputeerde staten hebben gezegd of aan gedeputeerde staten schriftelijk hebben overgelegd.

Artikel

58

De artikelen 28, eerste tot en met derde lid, 29 en 30 zijn ten aanzien van de vergaderingen van gedeputeerde staten van overeenkomstige toepassing.

Artikel

59

Artikel

60

Hoofdstuk

IV

De commissaris van de Koning

Artikel

61

Artikel

61a

Artikel

61b

Artikel

61c

Artikel

61d

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over de bij benoeming, herbenoeming en ontslag van de commissaris van de Koning te volgen procedure.

Artikel

62

Artikel

63

Voor de benoembaarheid tot commissaris is het Nederlanderschap vereist.

Artikel

64

Alvorens zijn ambt te aanvaarden, legt de commissaris in handen van de Koning de volgende eed (verklaring en belofte) af:

"Ik zweer (verklaar) dat ik, om tot commissaris van de Koning benoemd te worden, rechtstreeks noch middellijk, onder welke naam of welk voorwendsel ook, enige gift of gunst heb gegeven of beloofd.

Ik zweer (verklaar en beloof) dat ik, om iets in dit ambt te doen of te laten, rechtstreeks noch middellijk enig geschenk of enige belofte heb aangenomen of zal aannemen.

Ik zweer (beloof) dat ik getrouw zal zijn aan de Grondwet, dat ik de wetten zal nakomen en dat ik mijn plichten als commissaris van de Koning naar eer en geweten zal vervullen.

Zo waarlijk helpe mij God Almachtig!"

(Dat verklaar en beloof ik!")

Artikel

65

Artikel

66

Artikel

67

De commissaris kan niet tevens zijn:

  • a.

    lid van provinciale staten;

  • b.

    ambtenaar door of vanwege het provinciaal bestuur aangesteld of daaraan ondergeschikt;

  • c.

    voorzitter of lid van het bestuur van een in de provincie gelegen gemeente of waterschap.

Artikel

68

Het bepaalde in artikel 15 is van overeenkomstige toepassing op de commissaris.

Artikel

69

Het ambt van commissaris ontheft van alle bij of krachtens de wet opgelegde verplichtingen tot het verrichten van persoonlijke diensten.

Artikel

70

De commissaris heeft zijn werkelijke woonplaats in de provincie.

Artikel

71

Artikel

72

Artikel

73

Artikel

74

Artikel

75

Artikel

76

Artikel

77

De toekenning van een vergoeding aan degene die met de waarneming van het ambt van commissaris is belast, wordt geregeld bij of krachtens algemene maatregel van bestuur.

Artikel

78

Ten aanzien van degene die met de waarneming van het ambt van commissaris is belast, is artikel 15 van overeenkomstige toepassing.

Artikel

79

Hoofdstuk

V

De commissies

Artikel

80

Artikel

81

Artikel

82

Artikel

83

Ten aanzien van een commissie die is belast met het voorbereiden van door provinciale staten te nemen beslissingen op beroep- en bezwaarschriften, dan wel met het beslissen op beroepschriften, regelen provinciale staten tevens:

  • a.

    de openbaarheid van de vergaderingen;

  • b.

    de voorbereiding, de uitvoering en de openbaarmaking van beslissingen van de commissie.

Artikel

84

Artikel

85

Artikel

86

Om lid te kunnen zijn van een commissie als bedoeld in artikel 85 is vereist dat men ingezetene is van het betreffende deel van de provincie en overigens voldoet aan de vereisten voor het lidmaatschap van provinciale staten.

Artikel

87

Artikel

88

Indien bij de instelling van een commissie als bedoeld in artikel 85 in een dagelijks bestuur wordt voorzien, kunnen provinciale staten tevens het dagelijks bestuur bevoegd verklaren de uitoefening van een of meer aan het dagelijks bestuur overgedragen bevoegdheden uit naam en onder verantwoordelijkheid van dit bestuur op te dragen aan een of meer leden van dit bestuur, tenzij de regeling waarop de bevoegdheid steunt zich daartegen verzet.

Artikel

89

Artikel

90

Andere commissies van advies aan gedeputeerde staten of aan de commissaris van de Koning worden door gedeputeerde staten onderscheidenlijk de commissaris van de Koning ingesteld.

Artikel

91

Artikel

92

Hoofdstuk

VI

Geldelijke voorzieningen ten behoeve van de leden van provinciale staten en de commissies

Artikel

93

Artikel

94

Artikel

95

De verordeningen bedoeld in de artikelen 93 en 94 worden aan Onze Minister gezonden.

Artikel

96

Hoofdstuk

VII

De griffier

Artikel

97

In iedere provincie is een griffier.

Artikel

98

Artikel

99

De griffier mag geen handelingen verrichten als bedoeld in artikel 15, eerste lid. Het tweede lid van artikel 15 is van overeenkomstige toepassing.

Artikel

100

Artikel

101

De griffier is in de vergadering van provinciale staten en van gedeputeerde staten aanwezig.

Artikel

102

Artikel

103

Provinciale staten regelen de vervanging van de griffier.

Artikel

104

Ten aanzien van degene die de griffier vervangt is artikel 99 van overeenkomstige toepassing.

Titel

III

De bevoegdheid van het provinciaal bestuur

Hoofdstuk

VIII

Algemene bepalingen

§

1

Inleidende bepalingen

Artikel

105

Artikel

106

Bij of krachtens de wet kan zo nodig onderscheid worden gemaakt tussen provincies.

Artikel

107

Artikel

108

Artikel

109

§

2

Verhouding tot het Rijk

Artikel

110

Onze Minister wie het aangaat doet het provinciaal bestuur desgevraagd mededeling van zijn standpunten en voornemens met betrekking tot aangelegenheden die voor de provincie van belang zijn, tenzij het openbaar belang zich daartegen verzet.

Artikel

111

Onze Minister wie het aangaat biedt het provinciaal bestuur desgevraagd de gelegenheid tot het plegen van overleg met betrekking tot aangelegenheden die voor de provincie van belang zijn, tenzij het openbaar belang zich daartegen verzet.

Artikel

112

Artikel

113

Artikel

114

Artikel

115

Artikel

116

Artikel

117

Artikel

118

De bevoegdheid tot het maken van provinciale verordeningen blijft ten aanzien van het onderwerp waarin door wetten of algemene maatregelen van bestuur is voorzien, gehandhaafd, voor zover de verordeningen met die wetten en algemene maatregelen van bestuur niet in strijd zijn.

Artikel

119

De bepalingen van provinciale verordeningen in wier onderwerp door een wet of een algemene maatregel van bestuur wordt voorzien, zijn van rechtswege vervallen.

§

3

Bijzondere voorzieningen

Artikel

120

Wanneer provinciale staten of, indien aan een commissie bevoegdheden van provinciale staten of van gedeputeerde staten zijn overgedragen, de commissie bij of krachtens een andere dan deze wet gevorderde beslissingen niet of niet naar behoren nemen, voorzien gedeputeerde staten daarin.

Artikel

121

§

4

Bestuursdwang

Artikel

122

Artikel

123

Vervallen

Artikel

124

Vervallen

Artikel

125

Vervallen

Artikel

126

Vervallen

Artikel

127

Vervallen

Artikel

128

Vervallen

Artikel

129

Vervallen

Artikel

130

Vervallen

Artikel

131

Vervallen

Artikel

132

Artikel

133

Vervallen

Artikel

134

Vervallen

Artikel

135

Vervallen

§

5

Bekendmaking en inwerkingtreding van besluiten die algemeen verbindende voorschriften inhouden

Artikel

136

Artikel

137

Besluiten van het provinciaal bestuur die algemeen verbindende voorschriften inhouden, liggen voor een ieder kosteloos ter inzage op het provinciehuis of op een andere door provinciale staten te bepalen plaats.

Artikel

138

Een ieder kan op zijn verzoek een afschrift verkrijgen van de besluiten van het provinciaal bestuur die ingevolge artikel 137 ter inzage liggen.

Artikel

139

De bekendgemaakte besluiten treden in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking, tenzij in deze besluiten daarvoor een ander tijdstip is aangewezen.

Artikel

140

Met betrekking tot de intrekking van besluiten die algemeen verbindende voorschriften inhouden, is het bepaalde in de artikelen 136 en 139 van overeenkomstige toepassing.

§

6

Termijnen

Artikel

141

Op termijnen gesteld in een provinciale verordening zijn de artikelen 1 tot en met 4 van de Algemene Termijnenwet van overeenkomstige toepassing, tenzij in de verordening anders is bepaald.

Artikel

142

Vervallen

Hoofdstuk

IX

De bevoegdheid van provinciale staten

Artikel

143

Artikel

144

Artikel

145

Provinciale staten maken de verordeningen die zij in het belang van de provincie nodig oordelen.

Artikel

146

Artikel

147

Artikel

148

Provinciale staten kunnen in hun verordeningen beroep op zich openstellen van krachtens deze verordeningen door gedeputeerde staten of de commissaris van de Koning genomen besluiten.

Artikel

149

Indien beroep op provinciale staten openstaat, geschiedt de voorbereiding van de beslissing van provinciale staten op het beroepschrift door een door provinciale staten te benoemen commissie. In deze commissie heeft geen lid van gedeputeerde staten zitting. Artikel 168 is van overeenkomstige toepassing.

Artikel

150

Artikel

151

Artikel

152

Artikel

153

Artikel

154

Provinciale staten hebben het toezicht op alle waterstaatswerken, voor zover de wet het toezicht over bepaalde werken niet aan anderen heeft opgedragen. De eerste volzin is niet van toepassing op waterstaatswerken in beheer bij het Rijk.

Artikel

155

Verordeningen, geheel of in hoofdzaak de waterstaat betreffende, worden gezonden aan Onze Minister wie het aangaat. Zij treden niet eerder in werking dan drie maanden na de dag van verzending.

Artikel

156

Artikel

157

Provinciale staten stellen een verordening vast omtrent de ambtelijke organisatie in de provincie.

Hoofdstuk

X

De bevoegdheid van gedeputeerde staten

Artikel

158

Het dagelijks bestuur van de provincie berust bij gedeputeerde staten voor zover niet bij of krachtens de wet de commissaris van de Koning hiermee is belast.

Artikel

159

Gedeputeerde staten zijn belast met de voorbereiding van alles waarover in de vergadering van provinciale staten zal worden beraadslaagd en besloten.

Artikel

160

Gedeputeerde staten zijn belast met de uitvoering van de beslissingen van provinciale staten, tenzij bij of krachtens de wet de commissaris van de Koning hiermee is belast.

Artikel

161

Onverminderd het bepaalde bij of krachtens andere wetten dragen gedeputeerde staten zorg dat de voorbereiding van de civiele verdediging door de provincie naar behoren geschiedt.

Artikel

162

Artikel

163

Artikel

164

Vervallen

Artikel

165

Artikel

166

Artikel

167

Artikel

168

Een door provinciale staten te maken verordening regelt de behandeling door gedeputeerde staten van administratieve geschillen, aan hun beslissing onderworpen.

Artikel

169

Artikel

170

Artikel 169 is eveneens van toepassing in die gevallen waarvoor het provinciaal bestuur een behandeling op de voet van de verordening, bedoeld in artikel 168 heeft voorgeschreven.

Artikel

171

Artikel

172

Artikel

173

Indien een besluit van de raad of van burgemeester en wethouders van een gemeente in hun provincie naar het oordeel van gedeputeerde staten voor vernietiging in aanmerking komt, doen zij daarvan mededeling aan Onze Minister wie het aangaat.

Artikel

174

Gedeputeerde staten trachten alle geschillen tussen in hun provincie gevestigde gemeenten, waterschappen en lichamen, ingesteld bij gemeenschappelijke regeling, in der minne te doen bijleggen.

Hoofdstuk

XI

De bevoegdheid van de commissaris van de Koning

Artikel

175

De commissaris van de Koning bevordert een goede behartiging van de zaken van de provincie.

Artikel

176

Artikel

177

Vervallen

Artikel

178

Vervallen

Artikel

179

Artikel

180

De artikelen 168 tot en met 170 zijn van overeenkomstige toepassing op de behandeling door de commissaris van administratieve geschillen, aan zijn beslissing onderworpen.

Artikel

181

Indien een besluit van de burgemeester van een gemeente in zijn provincie naar het oordeel van de commissaris voor vernietiging in aanmerking komt, doet hij daarvan mededeling aan Onze Minister wie het aangaat.

Artikel

182

Titel

IV

De financiën van de provincie

Hoofdstuk

XII

Algemene bepalingen

Artikel

183

Vervallen

Artikel

184

Vervallen

Artikel

185

Vervallen

Artikel

186

Vervallen

Artikel

187

Vervallen

Artikel

188

Vervallen

Artikel

189

Vervallen

Artikel

190

De begroting, de begrotingswijzigingen, de meerjarenraming, de jaarrekening en het jaarverslag worden ingericht overeenkomstig bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te geven regels.

Artikel

191

Aan de provincies kunnen slechts bij of krachtens de wet uitgaven worden opgelegd.

Artikel

192

De provinciale besturen zenden aan Onze Minister hun besluiten binnen twee weken na de vaststelling daarvan, betreffende:

  • a.

    het aangaan van geldleningen en rekening-courant-overeenkomsten;

  • b.

    het uitlenen van gelden en het waarborgen van geldelijke verplichtingen, door anderen aan te gaan.

Hoofdstuk

XIII

De begroting en de jaarrekening

§

1

De begroting

Artikel

193

Artikel

194

Artikel

195

Artikel

196

Artikel

197

Verplichte uitgaven van de provincie zijn:

  • a.

    de renten en aflossingen van de door de provincie aangegane geldleningen en alle overige opeisbare schulden;

  • b.

    de uitgaven die bij of krachtens de wet aan de provincie zijn opgelegd;

  • c.

    de uitgaven die voortvloeien uit de van het provinciale bestuur gevorderde medewerking tot uitvoering van wetten en algemene maatregelen van bestuur, voor zover die uitgaven niet ten laste van anderen zijn gebracht.

Artikel

198

Artikel

199

Onze Minister draagt zo nodig aan de bevoegde provinciale ambtenaar bedoeld in artikel 216, tweede lid, de betaling op ten laste van de provincie van hetgeen als verplichte uitgaaf op de begroting is gebracht.

Artikel

200

Vervallen

§

2

De jaarrekening

Artikel

201

Artikel

202

Artikel

203

Behoudens later in rechte gebleken onregelmatigheden, ontlast het besluit tot vaststelling van de jaarrekening de leden van gedeputeerde staten ten aanzien van het daarin verantwoorde financiële beheer.

Artikel

204

Artikel

205

Artikel

206

Indien provinciale staten de jaarrekening, nadat deze door gedeputeerde staten overeenkomstig het bepaalde in artikel 201, eerste lid, aan provinciale staten is aangeboden, niet of niet naar behoren vaststellen, zenden gedeputeerde staten de jaarrekening vergezeld van de in artikel 201 bedoelde verslagen ter vaststelling aan Onze Minister.

§

3

Goedkeuring van de begroting

Artikel

207

Artikel

208

Vervallen

Artikel

209

Onze Minister maakt bij de aanvang van het desbetreffende begrotingsjaar door publicatie in de Staatscourant bekend van welke provincies de begrotingen en begrotingswijzigingen zijn goedkeuring behoeven.

Artikel

210

De goedkeuring kan slechts worden onthouden wegens strijd met het recht of met het algemene financiële belang.

Artikel

211

Artikel

212

Artikel

213

Artikel

214

Artikel

215

Indien de begroting van een provincie ingevolge artikel 207, eerste of tweede lid, is onderworpen aan goedkeuring, kan Onze Minister bepalen dat door hem aan te wijzen beslissingen van het provinciaal bestuur die financiële gevolgen voor de provincie hebben of kunnen hebben, door het provinciaal bestuur binnen twee weken aan Onze Minister worden toegezonden.

Hoofdstuk

XIV

De administratie en de controle

Artikel

216

Artikel

217

Artikel

218

Gedeputeerde staten zenden de verordeningen, bedoeld in de artikelen 216 en 217, binnen twee weken na vaststelling door provinciale staten aan Onze Minister.

Artikel

219

Onze Minister kan te allen tijde een onderzoek instellen naar de wijze waarop de administratie en het beheer, bedoeld in artikel 216, eerste lid, worden gevoerd.

Hoofdstuk

XV

De provinciale belastingen

§

1

Algemene bepalingen

Artikel

220

Provinciale staten besluiten tot het invoeren, wijzigen of afschaffen van een provinciale belasting door het vaststellen van een belastingverordening.

Artikel

220a

Een belastingverordening vermeldt, in de daartoe leidende gevallen, de belastingplichtige, het voorwerp van de belasting, het belastbare feit, de heffingsmaatstaf, het tarief, het tijdstip van ingang van de heffing, het tijdstip van beëindiging van de heffing en hetgeen overigens voor de heffing en de invordering van belang is.

Artikel

221

§

2

Bijzondere bepalingen omtrent enkele belastingen

Artikel

222

Artikel

222a

Artikel

222b

Vervallen

Artikel

222c

Ter zake van het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde grond van de provincie, kan een precariobelasting worden geheven.

Artikel

223

Artikel

224

De rechten, bedoeld in artikel 223, eerste lid, kunnen worden geheven door de provincie die het gebruik van de bezittingen, werken of inrichtingen toestaat of de diensten verleent, ongeacht of het belastbare feit zich binnen of buiten het grondgebied van de provincie voordoet.

Artikel

225

Artikel

226

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen inzake de belastingen, bedoeld in deze paragraaf, nadere regels worden gegeven.

§

3

Heffing en invordering

Artikel

227

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

Artikel

227a

Artikel

227b

Artikel

227c

Provinciale belastingen kunnen worden geheven bij wege van aanslag, bij wege van voldoening op aangifte of op andere wijze, doch niet bij wege van afdracht op aangifte.

Artikel

227d

Artikel

228a

Artikel

228b

Artikel

228c

Artikel

229

Artikel

229a

In de gevallen waarin het volkenrecht dan wel, naar het oordeel van Onze Minister en Onze Minister van Financiën, het internationale gebruik daartoe noodzaakt, wordt vrijstelling van provinciale belastingen verleend. Onze genoemde Ministers kunnen gezamenlijk ter zake nadere regels stellen.

Artikel

229b

Naast een in de belastingverordening voorziene vermindering, ontheffing of teruggaaf, kan de in artikel 227a, tweede lid, onderdeel b, bedoelde provincieambtenaar ook een in de belastingverordening voorziene vrijstelling ambtshalve verlenen.

Artikel

229c

Vervallen

Artikel

229d

Vervallen

Artikel

230

Artikel

231

Vervallen

Artikel

232

Bij de invordering van provinciale belastingen blijven de artikelen 5, 20, 21, 59, 62 en 69 van de Invorderingswet 1990 buiten toepassing. Bij de invordering van provinciale belastingen die op andere wijze worden geheven, blijven bovendien de artikelen 7, derde lid, en 8, eerste lid, van die wet buiten toepassing.

Artikel

232a

Artikel

232b

De verrekening van aan de belastingschuldige uit te betalen en van hem te innen bedragen ter zake van provinciale belastingen op de voet van artikel 24 van de Invorderingswet 1990 is ook mogelijk ingeval de in artikel 9 van de Invorderingswet 1990 gestelde termijn, dan wel de krachtens artikel 232a, eerste lid, gestelde termijn nog niet is verstreken.

Artikel

232c

Artikel

232e

Artikel

232f

Indien ter zake van een provinciale belasting exploot moet worden gedaan, een akte van vervolging betekend of een dwangbevel ten uitvoer gelegd in een andere provincie dan die waaraan belasting verschuldigd is, is daartoe naast de belastingdeurwaarder van laatstbedoelde provincie mede de belastingdeurwaarder van eerstbedoelde provincie bevoegd en desgevraagd verplicht.

Artikel

232g

Artikel

232h

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen inzake provinciale belastingen in het kader van deze paragraaf passende nadere regels worden gegeven ter aanvulling van de in deze paragraaf geregelde onderwerpen.

Hoofdstuk

XVI

Het Provinciefonds

Artikel

233

Vervallen

Artikel

234

Vervallen

Artikel

235

Vervallen

Artikel

236

Vervallen

Artikel

237

Vervallen

Artikel

238

Vervallen

Artikel

239

Vervallen

Artikel

240

Vervallen

Artikel

241

Vervallen

Artikel

242

Vervallen

Artikel

243

Vervallen

Artikel

244

Vervallen

Artikel

245

Vervallen

Artikel

246

Vervallen

Artikel

247

Vervallen

Artikel

248

Vervallen

Artikel

249

Vervallen

Artikel

250

Vervallen

Artikel

251

Vervallen

Artikel

252

Vervallen

Titel

V

AANVULLENDE BEPALINGEN INZAKE HET TOEZICHT OP HET PROVINCIAAL BESTUUR

Hoofdstuk

XVII

Goedkeuring

Artikel

253

Artikel

254

Vervallen

Artikel

255

Vervallen

Artikel

255a

Vervallen

Artikel

255b

Vervallen

Artikel

255c

Vervallen

Artikel

256

Vervallen

Artikel

257

Vervallen

Artikel

258

Vervallen

Artikel

259

Artikel

260

Vervallen

Hoofdstuk

XVIII

Schorsing en vernietiging

Artikel

261

Artikel

262

Vervallen

Artikel

263

Vervallen

Artikel

264

Vervallen

Artikel

265

Vervallen

Artikel

266

Artikel

267

Artikel

268

Vervallen

Artikel

269

Vervallen

Artikel

270

Indien een bekend gemaakt besluit niet is vernietigd binnen de tijd waarvoor het is geschorst, wordt hiervan door het provinciaal bestuur openbaar kennis gegeven.

Artikel

271

Artikel

272

Het koninklijk besluit tot schorsing, opheffing of verlenging van de schorsing of tot vernietiging wordt in het Staatsblad geplaatst.

Artikel

273

Vervallen

Artikel

274

Het provinciaal bestuur neemt opnieuw een besluit omtrent het onderwerp van het vernietigde besluit, waarbij met het koninklijk besluit wordt rekening gehouden.

Artikel

274a

Titel

VI

Artikel

275

Vervallen

Artikel

276

Vervallen

Artikel

277

Vervallen

Artikel

278

Vervallen

Artikel

279

Vervallen

Titel

VII

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel

280

De Provinciewet (Stb. 1962, 17) wordt ingetrokken.

Artikel

281

Artikel

282

Ten aanzien van de bij de inwerkingtreding van deze wet zitting hebbende leden van provinciale staten en gedeputeerden zijn tot hun aftreden de artikelen 15, eerste lid, en 44 slechts van toepassing voor zover de Provinciewet ter zake eveneens een verbod inhield.

Artikel

283

Ten aanzien van het aantal gedeputeerden blijft tot het eerste periodieke aftreden van de gedeputeerden na de inwerkingtreding van deze wet artikel 29 van de Provinciewet van toepassing.

Artikel

284

Artikel 43, vijfde lid, en artikel 65, vijfde lid, treden in werking op de dag van het eerste periodieke aftreden van de leden van gedeputeerde staten na de inwerkingtreding van deze wet.

Artikel

285

Het bepaalde in artikel 61, eerste lid, eerste volzin, is niet van toepassing op degenen die bij de inwerkingtreding van deze wet het ambt van commissaris van de Koning vervullen.

Artikel

286

Verzoeken om toestemming als bedoeld in artikel 56 van de Provinciewet die bij de Kroon zijn ingediend voor de inwerkingtreding van deze wet en waarop door de Kroon voor de dag van de inwerkingtreding nog niet is beschikt, worden overgedragen aan Onze Minister.

Artikel

287

Artikel 149 is niet van toepassing op beroepen en bezwaarschriften die zijn ingediend voor de inwerkingtreding van deze wet.

Artikel

288

De in artikel 147 bedoelde verordening wordt vastgesteld binnen een jaar na de dag van inwerkingtreding van deze wet.

Artikel

289

Artikel 95 van de Provinciewet blijft van kracht ten aanzien van wetten die tot stand zijn gekomen voor de dag van inwerkingtreding van deze wet.

Artikel

290

De artikelen 98 en 100 van de Provinciewet blijven van toepassing tot het tijdstip waarop in het onderwerp van die artikelen wordt voorzien door het in werking treden van een wettelijke regeling met betrekking tot waterschappen.

Artikel

291

Artikel

292

Voor bij koninklijk besluit aan te wijzen begrotingsjaren blijven de artikelen 127, 128, 130, 132 en 134, derde lid van de Provinciewet van toepassing. In het koninklijk besluit kunnen regels worden gesteld omtrent de toepassing van de in de eerste volzin genoemde artikelen.

Artikel

293

De artikelen 256 tot en met 259 zijn niet van toepassing op aan voorafgaand toezicht onderworpen besluiten die zijn genomen voor de inwerkingtreding van deze wet. Ten aanzien van die besluiten blijven de op de dag voor de inwerkingtreding van deze wet geldende wettelijke bepalingen van kracht.

Artikel

294

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

295

Indien het bij koninklijke boodschap van 10 maart 1990 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de binnentredingsbepalingen (kamerstukken 22 539) niet in werking is getreden op het moment dat deze wet in werking treedt, blijven de artikelen 117 en 118 van de Provinciewet van kracht totdat dat voorstel in werking treedt.

Artikel

296

Artikel

297

Deze wet kan worden aangehaald als: Provinciewet.

Artikel

298

Vervallen

Artikel

299

Vervallen

Artikel

300

Vervallen

Artikel

300a

Vervallen

Artikel

301

Vervallen

Artikel

302

Vervallen

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage
Beatrix
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken, D. IJ. W. de Graaff-Nauta
De Minister van Binnenlandse Zaken, C. I. Dales
De Minister van Justitie, E. M. H. Hirsch Ballin

Inhoudsopgave

Titel I

Begripsbepalingen (artt. 1-5)

Titel II

De inrichting en samenstelling van het provinciaal bestuur

Hoofdstuk I

Algemene bepalingen (art. 6)

Hoofdstuk II

Provinciale staten (artt. 7-33)

Hoofdstuk III

Gedeputeerde staten (artt. 34-60)

Hoofdstuk IV

De commissaris van de Koning (artt. 61-79)

Hoofdstuk V

De commissies (artt. 80-92)

Hoofdstuk VI

Geldelijke voorzieningen ten behoeve van de leden van provinciale staten en de commissies (artt. 93-96)

Hoofdstuk VII

De griffier (artt. 97-104)

Titel III

De bevoegdheid van het provinciaal bestuur

Hoofdstuk VIII

Algemene bepalingen

§ 1

Inleidende bepalingen (artt. 105-109)

§ 2

Verhouding tot het Rijk (artt. 110-119)

§ 3

Bijzondere voorzieningen (artt. 120-121)

§ 4

Bestuursdwang (artt. 122-135)

§ 5

Bekendmaking en inwerkingtreding van besluiten die algemeen verbindende voorschriften inhouden (artt. 136-140)

§ 6

Termijnen (artt. 141-142)

Hoofdstuk IX

De bevoegdheid van provinciale staten (artt. 143-157)

Hoofdstuk X

De bevoegdheid van gedeputeerde staten (artt. 158-174)

Hoofdstuk XI

De bevoegdheid van de commissaris van de Koning (artt. 175-182)

Titel IV

De financiën van de provincie

Hoofdstuk XII

Algemene bepalingen (artt. 183-192)

Hoofdstuk XIII

De begroting en de rekening

§ 1

De begroting (artt. 193-200)

§ 2

De rekening (artt. 201-206)

§ 3

Goedkeuring van de begroting (artt. 207-215)

Hoofdstuk XIV

De administratie en de controle (artt. 216-219)

Hoofdstuk XV

De provinciale belastingen (artt. 220-232)

Hoofdstuk XVI

Het provinciefonds (artt. 233-252)

Titel V

Het toezicht op het provinciaal bestuur

Hoofdstuk XVII

Voorafgaand toezicht (artt. 253-260)

Hoofdstuk XVIII

De vernietiging van besluiten (artt. 261-274)

Titel VI

Wijziging van de provinciale indeling (artt. 275-279)

Titel VII

Overgangs- en slotbepalingen (artt. 280-297)

Bijlagen

Bijlage

bedoeld in artikel 291, tweede lid van de Provinciewet

Ministerie van Verkeer en Waterstaat

  • 1.

    Wet verontreiniging oppervlaktewateren (Stb. 1981, 573)

    • a.

      Waterkwaliteitsplannen voor rijkswateren en overige wateren, als bedoeld in hoofdstuk IIa.

  • 2.

    Grondwaterwet (Stb. 1981, 292)

    • a.

      Grondwaterplan, bedoeld in hoofdstuk I, afdeling 3.

  • 3.

    Wet Waterhuishouding (TK, 1986-1987, 17 367, nr. 8)

    • a.

      Nota voor de waterhuishouding, bedoeld in hoofdstuk II, afdeling 1

    • b.

      Beheersplan, bedoeld in hoofdstuk II, afdeling 2.

Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij

  • 1.

    Landinrichtingswet (Stb. 1985, 299)

    • a.

      Landinrichtingsprogramma, bedoeld in artikel 33;

    • b.

      Landinrichtingsplan, bedoeld in artikel 73, danwel artikel 86;

    • c.

      Aanpassingenplan, bedoeld in artikel 101;

    • d.

      Begrenzingenplan, bedoeld in artikel 131.

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

  • 1.

    Wet Ambulancevervoer (Stb. 1971, 369) artikel 4

  • 2.

    Tijdelijke Verstrekkingenwet Maatschappelijke Dienstverlening (Stb. 1975, 157), artikel 5

  • 3.

    Wet op de bejaardenoorden (Stb. 1984, 656), artikel 3

  • 4.

    Wet Ziekenhuisvoorzieningen (Stb. 1971, 268), artikel 4

Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer

  • 1.

    Wet op de Ruimtelijke Ordening (Stb. 1985, 626)

    • a.

      Verplichtingen, bedoeld in hoofdstuk III en V.

  • 2.

    Wet milieubeheer

    • a.

      milieubeleidsplan, als bedoeld in artikel 4.9;

    • b.

      milieuprogramma, als bedoeld in artikel 4.14.

Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen

  • 1.

    Interimwet op het speciaal en het voortgezet speciaal onderwijs (Stb. 1987, 614)

    • a.

      Plan van nieuwe scholen, bedoeld in titel IV, afdeling 2.

  • 2.

    Leerplichtwet 1969 (Stb. 1971, 406)

    • a.

      Verslag over de naleving van deze wet, bedoeld in artikel 25, eerste lid.

Ministerie van Binnenlandse Zaken

Wet rampen en zware ongevallen, artikel 10