Wet van 23 december 1992, houdende bepalingen inzake het toezicht op het kredietwezen en de uitvoering van de Tweede Richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 15 december 1989 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen, alsmede tot wijziging van Richtlijn 77/780/EEG (89/646/EEG), en de uitvoering van de Richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 6 april 1992 inzake het toezicht op kredietinstellingen op geconsolideerde basis (992/30/EEG)

Wet toezicht kredietwezen 1992

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is uitvoering te geven aan de Tweede Richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 15 december 1989 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen, alsmede tot wijziging van Richtlijn 77/780/EEG (89/646/EEG) alsmede aan de Richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 6 april 1992 inzake het toezicht op kredietinstellingen op geconsolideerde basis (92/30/EEG), en dat het naar aanleiding daarvan alsmede in verband met het aanbrengen van enige andere aanpassingen van de Wet toezicht kredietwezen (Stb. 1978, 255) wenselijk is de bepalingen inzake het toezicht op het kredietwezen opnieuw vast te stellen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk

I

Inleidende bepalingen

§

1

Definities

Artikel

1

§

2

Uitoefening van toezicht door de Bank

Artikel

2

Artikel

3

Artikel

4

§

3

Bijzondere bepalingen met betrekking tot bijkantoren

Artikel

5

Hoofdstuk

II

Kredietinstellingen die in Nederland zijn gevestigd

Afdeling

1

Toegang tot het uitoefenen van het bedrijf van kredietinstelling

§

1

Algemeen

Artikel

6

Artikel

7

Het is een kredietinstelling als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel a, onder 1°, die een vergunning als bedoeld in artikel 6 heeft verkregen, in verband met het ingevolge deze wet uitgeoefende toezicht toegestaan ten minste de werkzaamheden genoemd in bijlage I van de Richtlijn te verrichten, tenzij in de vergunning uitdrukkelijk anders is bepaald en onverminderd de toepasselijkheid van andere op deze werkzaamheden betrekking hebbende wettelijke voorschriften.

Artikel

7a

Artikel

7b

Het door een kredietinstelling uitgegeven elektronisch geld vertegenwoordigt een waarde die ten hoogste gelijk is aan de waarde van de voor de uitgifte ontvangen gelden.

§

2

Aanvragen van de vergunning

Artikel

8

§

3

Vergunningvereisten

Artikel

9

Artikel

10

Artikel

11

Artikel

12

§

4

Bijzondere maatregelen

Artikel

13

Artikel

14

Artikel

14a

Indien een accountant naar het oordeel van de Bank niet of niet meer de nodige waarborgen biedt dat deze de toevertrouwde taak met betrekking tot de kredietinstelling naar behoren zal vervullen, kan de Bank bepalen dat hij niet bevoegd is de in deze wet bedoelde verklaringen omtrent de getrouwheid met betrekking tot die kredietinstelling af te leggen.

§

5

Intrekken van de vergunning

Artikel

15

Afdeling

2

Het door een kredietinstelling verrichten van één of meerdere van de werkzaamheden genoemd in bijlage I van de Richtlijn buiten Nederland

Paragraaf

1

Bijkantoor in een andere Lid-Staat

Artikel

16

Paragraaf

2

Bijkantoor in een Staat, die niet een Lid-Staat is

Artikel

16a

Artikel

16b

Artikel

16c

§

3

Verrichten van diensten

Artikel

17

Afdeling

3

Toezicht op het uitoefenen van het bedrijf van kredietinstelling als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel A, onder 1°

§

1

Algemene bepalingen

§

2

Monetair toezicht

Artikel

19

Vervallen

§

3

Solvabiliteitstoezicht

Artikel

20

§

4

Liquiditeitstoezicht

Artikel

21

§

5

Toezicht op de administratieve organisatie

Artikel

22

§

5a

Toezicht op de bedrijfsvoering met het oog op de integriteit van die bedrijfsvoering

Artikel

22a

Met het oog op een integere bedrijfsvoering worden bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aan de kredietinstellingen regels gesteld ter zake van:

  • a.

    het tegengaan van verstrengeling van tegenstrijdige belangen;

  • b.

    het voorkomen van betrokkenheid van de kredietinstelling en van haar werknemers bij strafbare feiten die het vertrouwen in de kredietinstelling of in de financiële markten in het algemeen schaden;

  • c.

    het voorkomen van betrokkenheid van de kredietinstelling en van haar werknemers bij handelingen die anderszins in het maatschappelijk verkeer zodanig onaanvaardbaar zijn, dat deze het vertrouwen in de kredietinstelling of in de financiële markten in het algemeen schaden;

  • d.

    het vaststellen van de identiteit, de aard en de achtergrond van de cliënten van de kredietinstelling;

  • e.

    andere bij algemene maatregel van bestuur te noemen onderwerpen.

Tot deze regels behoren niet de effectentypische gedragsregels, bedoeld in artikel 18a van de Wet toezicht effectenverkeer 1995.

§

6

Structuurtoezicht

Artikel

23

Artikel

24

Artikel

25

Artikel

25a

Artikel

26

Artikel

27

§

7

Bijzondere maatregelen

Artikel

28

Artikel

29

§

8

Jaarrekening

Artikel

30

Afdeling

4

Toezicht op het uitoefenen van het bedrijf van kredietinstelling als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel A, onder 2°

Artikel

30b

Artikel

30c

Artikel

30ca

Met het oog op een integere bedrijfsvoering worden bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aan de kredietinstellingen regels gesteld ter zake van:

  • a.

    het tegengaan van verstrengeling van tegenstrijdige belangen;

  • b.

    het voorkomen van betrokkenheid van de kredietinstelling en van haar werknemers bij strafbare feiten die het vertrouwen in de kredietinstelling of in de financiële markten in het algemeen schaden;

  • c.

    het voorkomen van betrokkenheid van de kredietinstelling en van haar werknemers bij handelingen die anderszins in het maatschappelijk verkeer zodanig onaanvaardbaar zijn, dat deze het vertrouwen in de kredietinstelling of in de financiële markten in het algemeen schaden;

  • d.

    het vaststellen van de identiteit, de aard en de achtergrond van de cliënten van de kredietinstelling;

  • e.

    andere bij algemene maatregel van bestuur te noemen onderwerpen.

Tot deze regels behoren niet de effectentypische gedragsregels, bedoeld in artikel 18a van de Wet toezicht effectenverkeer 1995.

Artikel

30d

Artikel

30f

De artikelen 29 en 30 zijn van overeenkomstige toepassing met betrekking tot kredietinstellingen, bedoeld in deze afdeling.

Hoofdstuk

III

Kredietinstellingen die in een andere Lid-Staat zijn gevestigd

Afdeling

1

Toegang tot het uitoefenen van het bedrijf van kredietinstelling in Nederland

§

1

Bijkantoor

Artikel

31

§

2

Verrichten van diensten

Artikel

32

Artikel

32a

Het is een in een andere Lid-Staat gevestigde onderneming of instelling die het bedrijf van kredietinstelling, bedoeld in artikel 1, onderdeel a, onder 2°, uitoefent, verboden door middel van het verrichten van diensten in Nederland gelden ter beschikking te krijgen in ruil waarvoor elektronisch geld wordt uitgegeven, tenzij;

  • a.

    zij van de toezichthoudende autoriteit van de andere Lid-Staat een voor de uitoefening van het bedrijf van kredietinstelling als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel a, onder 2°, benodigde vergunning heeft verkregen; en

  • b.

    zij een kennisgeving heeft gezonden aan de toezichthoudende autoriteit van de andere Lid-Staat, welke een opgave van de voorgenomen werkzaamheden bevat.

§

3

Bijzondere bepalingen

Artikel

33

Afdeling

2

Toezicht op het uitoefenen van het bedrijf van kredietinstelling in Nederland

§

1

Toezicht

§

2

Bijzondere maatregelen

Artikel

35

§

3

Boekhouding en verslaglegging

Artikel

37

Een bijkantoor in Nederland van een in een andere Lid-Staat gevestigde kredietinstelling als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel a, onder 1°, dat overeenkomstig artikel 31 het bedrijf van kredietinstelling als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel a, onder 1° uitoefent, is verplicht jaarlijks binnen zes maanden na afloop van het boekjaar van de kredietinstelling als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel a, onder 1° waarvan het onderdeel uitmaakt, de boekhoudbescheiden, aangewezen krachtens de Handelsregisterwet 1996 bij de Bank in te dienen.

Hoofdstuk

IV

Kredietinstellingen die in een Staat, die niet een Lid-Staat is, zijn gevestigd

Afdeling

1

Toegang tot het uitoefenen van het bedrijf van kredietinstelling in Nederland

§

1

Algemeen

Artikel

38

Artikel

38a

§

2

Vergunning

Artikel

40

Niettegenstaande het bepaalde in artikel 9 en onverminderd het bepaalde in artikel 15 weigert de Bank een door een onderneming of instelling gevraagde vergunning als bedoeld in artikel 38, eerste lid of trekt zij een verleende vergunning als bedoeld in artikel 38, eerste lid in, indien de onderneming of instelling in de Staat waar zij is gevestigd niet een voor de uitoefening van het bedrijf van kredietinstelling benodigde vergunning bezit, dan wel uit de overgelegde informatie blijkt dat deze onderneming of instelling, gelet op haar solvabiliteit, liquiditeit of haar organisatie en structuur, redelijkerwijs niet in staat is het bedrijf van kredietinstelling uit te oefenen of te controleren.

Afdeling

2

Toezicht op het uitoefenen van het bedrijf van kredietinstelling in Nederland

§

1

Toezicht

Artikel

41

§

2

Bijzondere maatregelen

Artikel

42

§

3

Boekhouding en verslaglegging

Artikel

43

Een bijkantoor in Nederland van een in een Staat, die niet een Lid-Staat is, gevestigde kredietinstelling die een vergunning als bedoeld in artikel 38, eerste lid, heeft verkregen, voert voor zijn bedrijf hier te lande een afzonderlijke boekhouding, die zodanig is dat de Bank de haar bij deze wet opgelegde taak kan uitoefenen.

Artikel

44

Een bijkantoor in Nederland van een in een Staat, die niet een Lid-Staat is, gevestigde kredietinstelling die een vergunning als bedoeld in artikel 38, eerste lid heeft verkregen, is verplicht jaarlijks binnen zes maanden na afloop van het boekjaar van de kredietinstelling waarvan het onderdeel uitmaakt, de boekhoudbescheiden, aangewezen krachtens de Handelsregisterwet 1996, bij de Bank in te dienen.

Hoofdstuk

V

Het uitoefenen van het bedrijf van financiële instelling in een andere Lid-Staat door financiële instellingen die in Nederland zijn gevestigd

§

1

Ondertoezichtstelling

Artikel

45

Artikel

46

De Bank verleent de verklaring van ondertoezichtstelling als bedoeld in artikel 45, eerste lid, slechts indien:

  • a.

    de financiële instelling aantoont, dat het haar, voor zover op haar werkzaamheden andere wettelijke voorschriften van toepassing zijn, is toegestaan deze werkzaamheden te verrichten;

  • b.

    de kredietinstelling of kredietinstellingen als bedoeld in artikel 45, eerste lid, ten minste 90 procent van de stemrechten in de financiële instelling bezit of bezitten;

  • c.

    de kredietinstelling of kredietinstellingen als bedoeld in artikel 45, eerste lid, met instemming van de Bank de verplichtingen van de financiële instelling garandeert of garanderen; en

  • d.

    de kredietinstelling of kredietinstellingen als bedoeld in artikel 45, eerste lid, naar het oordeel van de Bank mede zorgdraagt of zorgdragen voor een gezonde bedrijfsvoering bij de financiële instelling.

Artikel

47

De Bank kan een verklaring van ondertoezichtstelling intrekken, indien:

  • a.

    de financiële instelling daarom verzoekt;

  • b.

    de onderneming of instelling, aan welke de verklaring van ondertoezichtstelling is verleend, opgehouden heeft een financiële instelling te zijn;

  • c.

    de financiële instelling niet meer voldoet aan het bepaalde in artikel 46, onder a;

  • d.

    met betrekking tot de financiële instelling niet meer wordt voldaan aan het in artikel 46, onder b, c of d bepaalde of het in de artikelen 24, 26 of 27, eerste lid, bepaalde niet wordt nageleefd;

  • e.

    de financiële instelling het bij of krachtens de artikelen 11, 20, 22, 22a en 27, tweede lid, bepaalde niet naleeft; of

  • f.

    de gegevens of bescheiden die zijn verstrekt ter verkrijging van de verklaring van ondertoezichtstelling zodanig onjuist of onvolledig blijken dat op het verzoek een andere beslissing zou zijn genomen als bij de beoordeling van het verzoek de juiste omstandigheden volledig bekend waren geweest.

§

2

Bijkantoor

Artikel

48

§

3

Verrichten van diensten

Artikel

49

Hoofdstuk

VI

Het uitoefenen van het bedrijf van financiële instelling in Nederland door financiële instellingen die in een andere Lid-Staat zijn gevestigd

§

1

Bijkantoor

Artikel

50

§

2

Verrichten van diensten

Artikel

51

Een financiële instelling die in een andere Lid-Staat, niet-zijnde een Lid-Staat ten aanzien waarvan Onze minister een maatregel als bedoeld in artikel 33, eerste lid, heeft genomen, is gevestigd en die in die Lid-Staat een met de verklaring van ondertoezichtstelling als bedoeld in artikel 45, eerste lid, vergelijkbare verklaring heeft verkregen, is het, onverminderd de toepasselijkheid van andere op haar werkzaamheden betrekking hebbende wettelijke voorschriften, slechts toegestaan om, voor zover het werkzaamheden genoemd in bijlage I van de Richtlijn betreft, uitsluitend de in de kennisgeving vermelde werkzaamheden door middel van het verrichten van diensten in Nederland te verrichten, indien de financiële instelling een kennisgeving heeft gezonden aan de toezichthoudende autoriteit van die andere Lid-Staat, welke bevat een opgave van de voorgenomen werkzaamheden.

Hoofdstuk

VII

Register

Artikel

52

Hoofdstuk

VIII

Informatie-inwinning, geheimhouding, informatie-uitwisseling en samenwerking

Afdeling

1

Informatie-inwinning

§

1

Informatie-inwinning door de Bank bij niet-geregistreerde ondernemingen en instellingen

Artikel

53

De Bank kan bij iedere onderneming of instelling ten aanzien waarvan kan worden vermoed dat deze handelt in strijd met de bij of krachtens deze wet gestelde regels, alle inlichtingen inwinnen of doen inwinnen die redelijkerwijs nodig zijn om dit te beoordelen.

§

2

Informatie-inwinning door de Bank ten behoeve van haar toezicht op kredietinstellingen

Artikel

54

Artikel

55

Artikel

56

Artikel

56a

De Bank is bevoegd de personen als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder b, c, d en e, op te roepen. Deze personen zijn verplicht op die oproeping te verschijnen. De oproeping geschiedt op een door de Bank te bepalen wijze. De personen zijn verplicht alle gevraagde inlichtingen te verschaffen.

Artikel

57

Bij of krachtens de in de artikelen 22a en 30ca bedoelde algemene maatregel van bestuur kan worden voorgeschreven dat kredietinstellingen bepaalde gegevens ter zake van de integere bedrijfsvoering aan de Bank melden. Onder integere bedrijfsvoering wordt in dit artikel verstaan de bedrijfsvoering met uitzondering van het deel dat wordt geregeld door de effectentypische gedragsregels, bedoeld in artikel 18a van de Wet toezicht effectenverkeer 1995.

Artikel

58

Artikel

59

De artikelen 54, 55 en 57 zijn van overeenkomstige toepassing met betrekking tot een financiële instelling die een verklaring van ondertoezichtstelling als bedoeld in artikel 45, eerste lid, heeft verkregen.

§

3

Grensoverschrijdende verificatie ter plaatse

Artikel

60

Artikel

61

§

4

Bijzondere bepalingen

Artikel

62

Artikel

63

De bij of krachtens deze wet te verschaffen inlichtingen en opgaven moeten tijdig, naar waarheid en op niet misleidende wijze worden verstrekt.

Afdeling

2

Geheimhouding

Artikel

64

Afdeling

3

Informatie-uitwisseling

Artikel

65

Artikel

65a

Artikel

65b

In afwijking van artikel 64 kunnen in een noodregeling als bedoeld in hoofdstuk X gegevens of inlichtingen die geen betrekking hebben op derden die betrokken zijn bij pogingen de kredietinstelling in staat te stellen haar bedrijf voort te zetten, door de bewindvoerder worden opgenomen in de verslagen, bedoeld in artikel 72, zesde lid, indien een machtiging is verleend als bedoeld in artikel 75, eerste lid, aanhef en onderdeel b, of, indien een machtiging is verleend als bedoeld in artikel 75, eerste lid en aanhef, onderdeel c, activa van de kredietinstelling te gelde zijn gemaakt met het oogmerk de opbrengst te verdelen onder de schuldeisers, aandeelhouders of leden.

Artikel

65c

In afwijking van artikel 64 is artikel 65a van overeenkomstige toepassing op gegevens of inlichtingen die betrekking hebben op derden die betrokken zijn bij pogingen de kredietinstelling in staat te stellen haar bedrijf voort te zetten, ongeacht of een machtiging is verleend, als bedoeld in artikel 75, eerste lid, aanhef en onderdeel a, b of c, en ongeacht of activa te gelde zijn gemaakt met het oogmerk de opbrengst te verdelen onder de schuldeisers, aandeelhouders of leden.

Artikel

66

Artikel

66a

Artikel

67

Afdeling

4

Samenwerking met de autoriteiten die ingevolge de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993, de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf, de Wet toezicht beleggingsinstellingen onderscheidenlijk de Wet toezicht effectenverkeer 1995 belast zijn met het toezicht op verzekeraars, beleggingsinstellingen onderscheidenlijk effectenbemiddelaars en vermogensbeheerders

Artikel

67a

Artikel

68

Hoofdstuk

IX

Liquidatie

Artikel

69

Hoofdstuk

X

Noodregeling en in andere Staten dan Nederland vastgestelde saneringsmaatregelen

Afdeling

1

Kredietinstellingen die zijn gevestigd in Nederland of in een Staat die niet een Lid-Staat is

Artikel

70

Dit hoofdstuk is niet van toepassing op:

Artikel

71

Artikel

71a

Indien de rechtbank het noodzakelijk acht dat ten aanzien van een bijkantoor in Nederland van een in een andere lidstaat gevestigde kredietinstelling die krachtens artikel 31 in Nederland het bedrijf van kredietinstelling mag uitoefenen, een saneringsmaatregel wordt vastgesteld, stelt de griffier van de rechtbank de Bank daarvan in kennis. De Bank stelt de bevoegde instanties van de lidstaat van herkomst daarvan in kennis.

Artikel

72

Artikel

73

Artikel

74

Artikel

75

Artikel

75a

Artikel

75b

Ten aanzien van een kredietinstelling die is gevestigd in een Staat die niet een Lid-Staat is, hebben de machtigingen betrekking op het vanuit haar bijkantoren in Nederland uitgeoefende bedrijf van kredietinstelling.

Artikel

76

Artikel

76b

Artikel

76c

Indien een machtiging als bedoeld in artikel 75, eerste lid, aanhef en onderdeel b of c, is gegeven, stellen de bewindvoerders alle bekende schuldeisers regelmatig op passende wijze in kennis van in ieder geval het verloop van de noodregeling.

Artikel

76d

De rechter-commissaris houdt toezicht op de in artikel 75, eerste lid, bedoelde overdracht onderscheidenlijk liquidatie.

Artikel

76e

Artikel

76f

Artikel

77

Vervallen

Artikel

77a

Vervallen

Artikel

78

De rechtbank kan op verzoek van de bewindvoerders of ambtshalve de verklaring, bedoeld in artikel 71, eerste of tweede lid, intrekken. Artikel 71, zesde en achtste lid, is alsdan van overeenkomstige toepassing.

Artikel

80

Tegen beschikkingen van de rechtbank ingevolge de artikelen 71, eerste of tweede lid, en 75, eerste en tweede lid, staat geen hoger beroep open. Beroep in cassatie tegen deze beschikkingen moet worden ingesteld binnen veertien dagen na de dag van uitspraak. De behandeling heeft in raadkamer plaats en geschiedt met de grootste spoed. Het arrest wordt op een openbare terechtzitting uitgesproken en de zakelijke inhoud ervan wordt door de bewindvoerders in de Staatscourant, het Publicatieblad van de Europese Unie, alsmede in twee Nederlandse dagbladen en twee landelijke dagbladen van iedere Lid-Staat van ontvangst bekendgemaakt.

Afdeling

2

Bepalingen van internationaal privaatrecht

Artikel

80a

Artikel

80b

De beslissing tot vaststelling van een saneringsmaatregel, de saneringsmaatregel zelf en de rechtsgevolgen van de saneringsmaatregel worden beheerst door het recht van de Lid-Staat waar de saneringsmaatregel is vastgesteld, tenzij de wet anders bepaalt.

Artikel

80c

Artikel

80d

Artikel

80e

Indien degene die zowel schuldeiser als schuldenaar is van de kredietinstelling bevoegd is zijn schuld te verrekenen met de vordering op de kredietinstelling op grond van het recht dat van toepassing is op de vordering van de kredietinstelling, laat de beslissing tot vaststelling van de saneringsmaatregel de bedoelde bevoegdheid onverlet.

Artikel

80f

De artikelen 80c tot en met 80e staan er niet aan in de weg dat een vordering wordt ingesteld tot nietigheid, vernietiging of het niet kunnen worden tegengeworpen van een rechtshandeling wegens de benadeling van het geheel van schuldeisers welke van die rechtshandeling het gevolg is.

Artikel

80g

In afwijking van artikel 80b worden de gevolgen van een saneringsmaatregel voor arbeidsovereenkomsten en andere rechtsverhoudingen ter zake van het verrichten van arbeid uitsluitend beheerst door het recht van de Lid-Staat dat op die overeenkomst of rechtsverhouding van toepassing is.

Artikel

80h

In afwijking van artikel 80b worden de gevolgen van een saneringsmaatregel voor een overeenkomst die het recht geeft op het genot of de verkrijging van een onroerende zaak uitsluitend beheerst door het recht van Lid-Staat op het grondgebied waarvan de onroerende zaak is gelegen. Dit recht bepaalt of een zaak roerend dan wel onroerend is.

Artikel

80i

In afwijking van artikel 80b worden de gevolgen van een saneringsmaatregel voor de rechten van de kredietinstelling op een registergoed beheerst door het recht van de Lid-Staat onder het gezag waarvan het register wordt gehouden.

Artikel

80j

In afwijking van artikel 80b worden, onverminderd artikel 80p, de gevolgen van een saneringsmaatregel voor de rechten en verplichtingen van deelnemers aan een gereglementeerde markt als bedoeld in artikel 1, onder 13, van richtlijn nr. 93/22/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 10 mei 1993 betreffende het verrichten van diensten op het gebied van beleggingen in effecten (PbEG L 141) uitsluitend beheerst door het recht dat op die markt van toepassing is.

Artikel

80k

In afwijking van artikel 80b wordt de rechtsgeldigheid van een rechtshandeling, onder bezwarende titel aangegaan door de kredietinstelling na het tijdstip tot vaststelling van een saneringsmaatregel, waarmee zij beschikt over een registergoed, financiële instrumenten of rechten op financiële instrumenten waarvan het bestaan of de overdracht inschrijving in een wettelijk voorgeschreven register of op een wettelijk voorgeschreven rekening veronderstelt, of die zijn geplaatst in een door het recht van een Lid-Staat beheerst gecentraliseerd effectendepot, beheerst door het recht van de Lid-Staat onder het gezag waarvan het register, de rekening of het depot wordt gehouden dan wel, indien het een onroerende zaak betreft, door het recht van de Lid-Staat waar de onroerende zaak is gelegen.

Artikel

80l

In afwijking van artikel 80b worden de gevolgen van de saneringsmaatregel voor een aanhangige rechtsvordering betreffende een goed waarover de kredietinstelling het beheer en de beschikking heeft verloren, uitsluitend beheerst door het recht van de Lid-Staat waar het rechtsgeding aanhangig is.

Artikel

80m

Artikel 80b is niet van toepassing op regels betreffende de nietigheid, de vernietigbaarheid van voor het geheel van schuldeisers nadelige rechtshandelingen en evenmin op de regels die bepalen of dergelijke rechtshandelingen kunnen worden tegengeworpen, indien degene die voordeel heeft gehad bij die rechtshandeling bewijst dat:

  • a.

    die rechtshandeling wordt beheerst door het recht van een andere Lid-Staat dan de Lid-Staat van herkomst; en

  • b.

    dat recht in het gegeven geval niet voorziet in de mogelijkheid dat die rechtshandeling wordt aangetast onderscheidenlijk niet kan worden tegengeworpen.

Artikel

80o

In afwijking van artikel 80b worden, onverminderd artikel 80p, de gevolgen van een saneringsmaatregel voor een overeenkomst waarbij de ene partij, de koper, zich verbindt tot een latere overdracht van een gelijke hoeveelheid activa van dezelfde soort aan de verkoper, uitsluitend beheerst door het recht van de Lid-Staat dat van toepassing is op die overeenkomst.

Artikel

80p

In afwijking van artikel 80b worden de gevolgen van een saneringsmaatregel voor het uitoefenen van rechten op financiële instrumenten waarvan het bestaan of de overdracht inschrijving in een register, op een rekening of in een in een Lid-Staat bijgehouden of gesitueerd gecentraliseerd effectendepot veronderstelt, uitsluitend beheerst door het recht van de Lid-Staat waar het register, de rekening of het gecentraliseerde effectendepot waar deze rechten zijn ingeschreven, wordt bijgehouden of is gesitueerd.

Artikel

80q

Artikel

80r

Artikel

80s

Hoofdstuk

XI

Betrekkingen met derde landen

Artikel

81

Artikel

81a

Artikel

81b

Hoofdstuk

XII

Bijzondere bepalingen

§

1

Verbod op het ter beschikking verkrijgen van opvorderbare gelden van het publiek

Artikel

82

§

2

Bescherming van het woord "bank"

Artikel

83

§

3

Collectieve garantieregeling

Artikel

84

§

4

Minimumconditieregeling

Artikel

85

Bij koninklijk besluit kunnen, nadat de Bank daarover advies heeft uitgebracht, aan kredietinstellingen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel a, onder 1° die ingevolge artikel 52, tweede lid, onder a of b, zijn geregistreerd voorschriften worden gegeven omtrent de rente en de overige voorwaarden die zij met betrekking tot de direct opvraagbare tegoeden van natuurlijke personen, verenigingen en stichtingen in acht moeten nemen.

Paragraaf

5

Verstrekking van informatie aan het publiek

Artikel

85a

Paragraaf

6

Omwisseling elektronisch geld

Artikel

85b

§

7

Kosten van de toezichttaken

Artikel

86

Kosten, die zijn verbonden aan de uitvoering van deze wet en de krachtens deze wet genomen besluiten, kunnen overeenkomstig door Onze minister goed te keuren regelen op de betrokken ondernemingen en instellingen worden verhaald.

§

8

Publicaties en verslagen

Artikel

87

Artikel

88

De Bank brengt jaarlijks aan Onze minister verslag uit over de uitvoering van deze wet en van de krachtens deze wet genomen besluiten. Dit verslag wordt door de zorg van de Bank gepubliceerd, behoudens het gedeelte van het verslag, handelende over de uitvoering van de artikelen 10, vijfde lid, 11, vijfde lid, 14, 28, 29, 30, derde lid, 30e, 35 en 42, met dien verstande dat zonder schriftelijke toestemming van de bij het te publiceren gedeelte van het verslag betrokkenen gegevens met betrekking tot afzonderlijke ondernemingen en instellingen niet gepubliceerd worden.

§

9

Aanwijzingsrecht van de minister van Financiën

Artikel

89

Vervallen

§

10

Advisering door de Bank

Artikel

89a

Hoofdstuk

XIII

Beroep

Artikel

90

Hoofdstuk

XIIIA

Onderzoek door onze minister

Artikel

90a

Hoofdstuk

XIII B

Dwangsom en bestuurlijke boete

Artikel

90b

Artikel

90c

Artikel

90d

Artikel

90e

Degene jegens wie door Onze Minister, dan wel door de Bank voor zover zij bevoegd is een boete op te leggen, een handeling is verricht waaraan hij in redelijkheid de gevolgtrekking kan verbinden dat hem wegens een overtreding een boete zal worden opgelegd, is niet verplicht ter zake daarvan enige verklaring af te leggen. Hij wordt hiervan in kennis gesteld alvorens hem mondeling om informatie wordt gevraagd.

Artikel

90f

Artikel

90g

Artikel

90h

Artikel

90i

Artikel

90j

Artikel

90k

Artikel

90l

De werkzaamheden in verband met het opleggen van een dwangsom of van een boete worden verricht door personen die niet betrokken zijn geweest bij het vaststellen van de overtreding en het daaraan voorafgaande onderzoek.

Artikel

90m

Hoofdstuk

XIIIC

Openbaarmaking van overtredingen

Artikel

90n

Artikel

90o

Degene jegens wie door de Bank een handeling is verricht waaraan hij in redelijkheid de gevolgtrekking kan verbinden dat de Bank zijn handelen of nalaten op grond van artikel 90n ter openbare kennis zal brengen, is niet verplicht ter zake daarvan enige verklaring af te leggen. Hij wordt hiervan in kennis gesteld alvorens hem mondeling om informatie wordt gevraagd.

Artikel

90p

Artikel

90q

De beschikking om op grond van artikel 90n een feit ter openbare kennis te brengen vermeldt in ieder geval:

  • het feit dat ter openbare kennis wordt gebracht;

  • de wijze waarop het feit ter openbare kennis wordt gebracht; en

  • de termijn waarna het feit ter openbare kennis wordt gebracht.

Artikel

90r

Tenzij de bevordering van de naleving van deze wet geen uitstel toelaat, wordt de werking van de beschikking om op grond van artikel 90n een feit ter openbare kennis te brengen opgeschort totdat de beroepstermijn is verstreken of, indien beroep is ingesteld, op het beroep is beslist.

Artikel

90s

In afwijking van artikel 3:40 van de Algemene wet bestuursrecht treedt de beschikking in werking op de dag waarop het feit ter openbare kennis is gebracht zonder dat de werking voor de duur van de beroepstermijn of, indien beroep is ingesteld, van het beroep wordt opgeschort, indien van de betrokkene geen adres bekend is en het adres ook niet met een redelijke inspanning kan worden verkregen.

Artikel

90t

Artikel

90u

Artikel

90v

De werkzaamheden in verband met het op grond van artikel 90n ter openbare kennis brengen van een feit worden verricht door personen die niet betrokken zijn geweest bij het vaststellen van het feit en het daaraan voorafgaande onderzoek.

Hoofdstuk

XIV

Wijziging van andere wetten

Artikel

91

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

93

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

94

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

95

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

96

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

97

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

98

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

99

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

100

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

101

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

102

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

103

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

104

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

105

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

106

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

107

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

108

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

109

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

110

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

111

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Hoofdstuk

XV

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel

112

Artikel

112a

Artikel

112b

Artikel

113

Een ontheffing die is verleend op grond van artikel 8 van de Wet toezicht kredietwezen wordt, voor zover deze ontheffing strekt, beschouwd als een ontheffing als bedoeld in artikel 12 tot een jaar na het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet.

Artikel

114

Artikel

115

Artikel

116

Een ontheffing die is verleend op grond van artikel 43 van de Wet toezicht kredietwezen aan een onderneming of instelling die niet ingevolge artikel 52, tweede lid, is geregistreerd, wordt geacht te zijn verleend op grond van artikel 83.

Artikel

117

Het koninklijk besluit van 10 april 1986 (Stb. 189) tot verbindend verklaring van de herziene collectieve garantieregeling op grond van artikel 44 van de Wet toezicht kredietwezen geldt als het koninklijk besluit als bedoeld in artikel 84, tweede lid. De verwijzingen in deze herziene collectieve garantieregeling naar bepalingen in de Wet toezicht kredietwezen worden gelezen als verwijzingen naar de overeenkomstige bepalingen in deze wet.

Artikel

118

Vervallen

Artikel

119

Wijzigt deze wet.

Artikel

120

Indien het bij koninklijke boodschap van 27 juni 1991 ingediende wetsvoorstel houdende bepalingen voor de jaarrekening van banken, nadat het tot wet is verheven, in werking treedt, wordt, indien artikel VI, eerste lid, van die wet wordt toegepast, het totale bedrag van de onderwaardering alsmede dat van de terugnemingen gemeld aan de Bank.

Artikel

121

Wijzigt deze wet.

Artikel

122

De wet van 13 april 1978, Stb. 255, wordt ingetrokken.

Artikel

123

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden gesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges, en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Financiën, W. Kok
De Minister van Justitie, E. M. H. Hirsch Ballin

Bijlage

bedoeld in artikel 90d, eerste lid, van de Wet toezicht kredietwezen 1992

Artikel 1

Voor de overtredingen genoemd in tabel 1 en tabel 2, begaan na het tijdstip van inwerkingtreding van Hoofdstuk XIII B van deze wet, zijn de boetebedragen vastgesteld als volgt:

1.

€ 453

2.

€ 907

3.

€ 5 445

4.

€ 21 781

5.

€ 87 125

Artikel 2

1. Indien een boete wordt opgelegd voor het overtreden van een bepaling als genoemd in tabel 1 1In tabel 1 zijn die bepalingen opgesomd die zich uitsluitend richten tot de instellingen (kredietinstellingen en financiële instellingen).In tabel 2 zijn de bepalingen opgesomd die zich in beginsel tot een ieder (al dan niet instellingen) richten., is bij de vaststelling van de hoogte van deze boete de volgende categorie-indeling naar balanstotaal van toepassing met de daarbij behorende factor:

Categorie-indeling normgeadresseerden

Categorie I: kredietinstellingen en financiële instellingen opgenomen in het register, bedoeld in artikel 52 van deze wet met een balanstotaal van minder dan € 45 378 000; Factor: 1;

Categorie II: kredietinstellingen en financiële instellingen opgenomen in het register, bedoeld in artikel 52 van deze wet met een balanstotaal van ten minste € 45 378 000 maar minder dan € 453 780 000; Factor: 2;

Categorie III: kredietinstellingen en financiële instellingen opgenomen in het register, bedoeld in artikel 52 van deze wet met een balanstotaal van ten minste € 453 780 000 maar minder dan € 4 537 800.000; Factor: 3;

Categorie IV: kredietinstellingen en financiële instellingen opgenomen in het register, bedoeld in artikel 52 van deze wet met een balanstotaal van ten minste € 4 537 800.000 maar minder dan € 45 378 020.000; Factor: 4;

Categorie V: kredietinstellingen en financiële instellingen opgenomen in het register, bedoeld in artikel 52 van deze wet met een balanstotaal van ten minste € 45 378 020.000; Factor: 5.

2. De boete wordt vastgesteld door het bedrag, bedoeld in artikel 1, te vermenigvuldigen met de factor behorende bij de categorie naar balanstotaal, bedoeld in het eerste lid.

3. Indien de gegevens omtrent het balanstotaal niet aan Onze Minister of de Bank beschikbaar zijn gesteld, kan Onze Minister of de Bank aan degene aan wie de boete wordt opgelegd verzoeken deze gegevens binnen een door hem, respectievelijk door haar, te stellen termijn te verstrekken. Indien de betrokkene niet binnen de gestelde termijn voldoet aan dit verzoek, is bij de vaststelling van de hoogte van de boete categorie V van toepassing.

Artikel 3

Op grond van artikel 90f, tweede lid, behoeft de betrokkene niet in de gelegenheid te worden gesteld om naar keuze schriftelijk of mondeling zijn zienswijze naar voren te brengen voordat de boete wordt opgelegd, indien het een overtreding betreft waarvoor tariefnummer 1 of 2 is vastgesteld.

Tabel 1

4, eerste lid

3

7

3

7a, eerste lid

3

7a, tweede lid

3

7b

4

10, eerste lid

3

10, tweede lid

3

10, derde lid

3

10, vierde lid

3

10, vijfde lid

3

11, eerste lid

4

11, vijfde lid

3

12, tweede lid

3

13

2

14, eerste lid

4

14, negende lid

3

14, tweede lid

4

16, eerste lid

1

16, tweede lid

1

16, vijfde lid

1

16, zesde lid

4

16, achtste lid

4

16a, eerste lid

1

16a, tweede lid

1

16a, vijfde lid

1

16a, zesde lid

4

16b, eerste lid

1

16b, tweede lid

1

16b, derde lid

1

16c, eerste lid

1

16c, tweede lid

1

16c, vierde lid

1

17, eerste lid

1

17, tweede lid

1

20, eerste lid

4

20, tweede lid, vierde volzin

4

20, vierde lid

3

21, eerste lid

4

21, tweede lid, vierde volzin

4

22, eerste lid

4

22, tweede lid, vierde volzin

4

23, eerste lid

3

23, derde lid

3

23, vierde lid

4

23, vijfde lid

4

26, achtste lid

3

27, tweede lid

2

28, tweede lid

4

29, tweede lid

4

30, eerste lid

1

30, tweede lid

1

30b, eerste lid

4

30c, eerste lid

4

30d, vierde lid

2

31, tweede lid

4

31, derde lid

1

32, tweede lid

4

36

3

37

1

38, tweede lid

4

43

3

44

1

48, eerste lid

1

48, tweede lid

1

48, vijfde lid

1

49, eerste lid

1

49, tweede lid

1

50, eerste lid

4

50, tweede lid

1

51

1

54, tweede lid, voor zover het betreft het voorschrift van artikel 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht

3

55, eerste lid

3

55, tweede lid

4

55, derde lid

4

55, vijfde lid

1

56, eerste lid

4

56, tweede lid

4

62, eerste lid

3

56, derde lid

4

69

3

81, vijfde lid

4

84, tweede lid

4

84, derde lid

4

84, vierde lid

4

85

4

85b, eerste lid

4

Tabel 2

6, eerste lid

5

6, tweede lid

3

6, derde lid

3

14, zevende lid

3

14, achtste lid

3

15, vijfde lid

3

24, eerste lid

3

24, derde lid

3

24, vierde lid

3

24, zesde lid

3

25, eerste lid

3

25a, tweede lid

3

25a, derde lid

3

26, achtste lid

3

27, eerste lid

2

28, vijfde lid, onder a

3

30, vierde lid

3

30, vijfde lid

3

30d, eerste lid

3

30d, tweede lid

2

31, eerste lid, onder a

5

31, vierde lid

3

31, vijfde lid

3

32, eerste lid, onder a

4

32, eerste lid, onder b

1

32, derde lid

3

32, vierde lid

3

32a, eerste lid, onder a

4

32a, onder b

1

38, eerste lid

5

38, derde lid

3

38, vierde lid

3

38a, eerste lid

4

38a, tweede lid

3

38a, derde lid

3

54, tweede lid, voor zover het betreft het voorschrift van artikel 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht en het voorschrift inzage te verlenen in zakelijke gegevens en bescheiden

3

55, zesde lid

3

55, zevende lid

3

56a

3

58, eerste lid

2

58, tweede lid

3

61, derde lid, eerste volzin

3

62, eerste lid

3

62, tweede lid

3

62, derde lid

3

63

1

66, tweede lid

3

66a, tweede lid

3

72, derde lid

3

82, eerste lid

5

82, vierde lid

3

82, vijfde lid

2

82, zesde lid

2

82, zevende lid

2

83, eerste lid

4

83, vierde lid

3