Wet van 13 mei 1993, tot uitbreiding en wijziging van de Wet milieubeheer (afvalstoffen)

Wijzigingswet Wet milieubeheer (afvalstoffen)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de huidige regelingen inzake het voorkomen en beperken van het ontstaan van afvalstoffen en het verwijderen van afvalstoffen, zoals die zijn opgenomen in de Afvalstoffenwet en de Wet chemische afvalstoffen, te verbeteren en aan te vullen en daarbij in het bijzonder aandacht te schenken aan de mogelijkheden tot preventie en hergebruik;
dat het tevens wenselijk is die regelingen, gezien hun samenhang, te integreren en de geïntegreerde regeling op te nemen in de Wet milieubeheer;
dat daarbij tevens uitvoering moet worden gegeven aan de richtlijnen van de Raad en van de Commissie van de Europese Gemeenschappen inzake afvalstoffen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel

I

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

II

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

IIIA

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

III

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

IV

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

V

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

VA

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

VI

De Afvalstoffenwet (Stb. 1977, 455) en de Wet chemische afvalstoffen (Stb. 1981, 696) worden ingetrokken op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden gesteld.

Artikel

VII

In afwijking van de artikelen 81 van de Provinciewet (Stb. 1962, 17), 194 van de gemeentewet (Stb. 1931, 89) en 59, tweede lid, van de Waterschapswet blijven de bepalingen van verordeningen van provincies, van gemeenten en van waterschappen betreffende het onderwerp waarin deze wet voorziet - behoudens in de gevallen waarin strijd met de bij of krachtens deze wet gestelde voorschriften zou ontstaan - nog van kracht tot twee jaar na het in werking treden van dit artikel.

Artikel

VIII

Artikel

IX

Artikel

X

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden gesteld.

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, J. G. M. Alders
De Minister van Justitie, E. M. H. Hirsch Ballin