Wet van 22 juni 1950, houdende vaststelling van regelen voor de opsporing, de vervolging en de berechting van economische delicten

Wet op de economische delicten

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is, het Besluit berechting economische delicten te vervangen door een wet, die de doeltreffendheid bevordert van de opsporing, vervolging en berechting van handelingen, welke schadelijk zijn voor het economische leven, en die in het bijzonder daarin meer eenheid brengt;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Titel

I

Van de economische delicten

Artikel

1

Economische delicten zijn:

Artikel

1a

Economische delicten zijn eveneens:

Artikel

2

Artikel

3

Deelneming aan een binnen het Rijk in Europa gepleegd economisch delict is strafbaar ook indien de deelnemer zich buiten het Rijk aan het feit heeft schuldig gemaakt.

Artikel

4

Waar in deze wet in het algemeen of in het bijzonder wordt gesproken van een economisch delict, dat een misdrijf oplevert, wordt medeplichtigheid aan en poging tot zodanig delict daaronder begrepen, voor zover niet uit enige bepaling het tegendeel volgt.

Titel

II

Van de straffen en maatregelen

Artikel

5

Tenzij bij de wet anders is bepaald, kunnen ter zake van economische delicten geen andere voorzieningen met de strekking van straf of tuchtmaatregel worden getroffen dan de straffen en maatregelen, overeenkomstig deze wet op te leggen.

Artikel

6

Artikel

7

De bijkomende straffen zijn:

  • a.

    ontzetting van de rechten, genoemd in artikel 28, eerste lid, onder 1°, 2°, 4° en 5° van het Wetboek van Strafrecht, voor een tijd, de duur der vrijheidsstraf ten minste zes maanden en ten hoogste zes jaren te boven gaande, of, in geval van veroordeling tot geldboete als enige hoofdstraf, voor een tijd van ten minste zes maanden en ten hoogste zes jaren;

  • b.

    vervallen;

  • c.

    gehele of gedeeltelijke stillegging van de onderneming van de veroordeelde, waarin het economische delict is begaan, voor een tijd van ten hoogste een jaar;

  • d.

    verbeurdverklaring van de voorwerpen, genoemd in artikel 33a van het Wetboek van Strafrecht;

  • e.

    verbeurdverklaring van voorwerpen, behorende tot de onderneming van de veroordeelde, waarin het economische delict is begaan, voor zover zij soortgelijk zijn aan en met betrekking tot het delict verband houden met die, genoemd in artikel 33a van het Wetboek van Strafrecht;

  • f.

    gehele of gedeeltelijke ontzetting van bepaalde rechten of gehele of gedeeltelijke ontzegging van bepaalde voordelen, welke rechten of voordelen de veroordeelde in verband met zijn onderneming van overheidswege zijn of zouden kunnen worden toegekend, voor een tijd van ten hoogste twee jaren;

  • g.

    openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

Artikel

8

Maatregelen zijn:

Artikel

9

De maatregelen vermeld in artikel 8, onder b, c en d, kunnen te zamen met straffen en met andere maatregelen worden opgelegd.

Artikel

10

Artikel

11

Artikel

12

Vervallen

Artikel

13

Artikel

14

Artikel

15

Vervallen

Artikel

16

Titel

III

Van de opsporing

Artikel

17

Artikel

18

Artikel

19

Artikel

20

De opsporingsambtenaren hebben in het belang van de opsporing toegang tot elke plaats, voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van hun taak nodig is.

Artikel

21

Artikel

22

Vervallen

Artikel

23

Artikel

23a

Artikel

24

Artikel

24a

Artikel

25

Voor zover daarvan niet in deze wet of de in artikel 1 en artikel 1a genoemde wetten en besluiten is afgeweken, gelden ten aanzien van de opsporing van economische delicten de bepalingen van het Wetboek van Strafvordering.

Artikel

26

Het opzettelijk niet voldoen aan een vordering, krachtens enig voorschrift van deze wet gedaan door een opsporingsambtenaar, is een economisch delict.

Artikel

27

Vervallen

Titel

IV

Van voorlopige maatregelen

Artikel

28

Artikel

29

Artikel

30

Artikel

30a

Artikel

31

De in de artikelen 28, 29, 30 en 30a bedoelde bevelen en beschikkingen zijn dadelijk uitvoerbaar. Zij worden onverwijld aan de verdachte betekend.

Artikel

32

Titel

V

Van handelingen in strijd met straffen en maatregelen

Artikel

33

Het opzettelijk handelen of nalaten in strijd met een bijkomende straf, als bedoeld in artikel 7, onder a, c of f, een maatregel, als vermeld in artikel 8, een regeling, als bedoeld in artikel 10, of een voorlopige maatregel, of het ontduiken van zodanige bijkomende straf, maatregel, regeling of voorlopige maatregel is een economisch delict.

Artikel

34

Het opzettelijk, al dan niet door middel van een ander, onttrekken van vermogensbestanddelen aan verhaal of tenuitvoerlegging van een krachtens deze wet opgelegde straf, maatregel of voorlopige maatregel is een economisch delict.

Artikel

35

Titel

VI

Van de afdoening buiten geding

Artikel

36

Artikel

37

Vervallen

Titel

VII

De berechting in eerste aanleg

Artikel

38

Artikel

39

Artikel

40

Vervallen

Artikel

41

Vervallen

Artikel

42

Vervallen

Artikel

43

Vervallen

Artikel

44

Vervallen

Artikel

45

De bepalingen van deze titel brengen geen wijziging in de bevoegdheden van de kinderrechter, behoudens het bepaalde in artikel 38.

Titel

VIII

Artikel

46

De behandeling door de raadkamer vindt plaats in het openbaar.

Artikel

47

In afwijking in zoverre van het bepaalde in artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering kan voor de dagvaarding betreffende een economisch delict worden volstaan met een korte aanduiding van het feit, dat te laste wordt gelegd, met vermelding omstreeks welke tijd en waar ter plaatse het begaan zou zijn.

Artikel

48

Artikel

49

Waar deze wet voorziet in de mogelijkheid van een verzoek van de verdachte, de erfgenamen van de verdachte of de veroordeelde aan de rechter of aan het gerecht, kan een schriftelijk verzoek langs elektronische weg worden gedaan met behulp van een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aangewezen elektronische voorziening.

Artikel

50

Vervallen

Titel

IX

Van het hoger beroep

Artikel

51

Vervallen

Artikel

53

Artikel

54

De economische kamers kunnen ook zitting houden buiten de plaats, waar de zetel van het hof gevestigd is.

Artikel

55

Artikel 49 is van overeenkomstige toepassing.

Titel

X

Artikel

56

Vervallen

Artikel

57

Vervallen

Titel

XI

Van de contactambtenaren

Artikel

58

In overleg met Onze Minister van Justitie kunnen lichamen met een publieke taak belast, hiertoe bevoegd verklaard door een Onzer andere Ministers, wie het aangaat, ten dienste van de opsporing, vervolging en berechting van economische delicten ambtenaren benoemen, die het contact onderhouden met het openbaar ministerie.

Titel

XIa

Van de samenwerking

Artikel

58a

Titel

XII

Overgangsbepalingen

Artikel

59

Van de ambtenaren van de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst zijn degenen, die daartoe door Onze Minister van Justitie zijn aangewezen, hulpofficier van justitie ten aanzien van het voorbereidende onderzoek naar de overtredingen der voorschriften gesteld bij of krachtens de Wet financiële betrekkingen buitenland 1994.

Artikel

60

Artikel

61

Vervallen

Artikel

62

Artikel

63

Titel

XIII

Slotbepalingen

Artikel

64

Bevat wijziging in andere regelgeving.

Artikel

65

Bevat wijziging in andere regelgeving.

Artikel

66

Bevat wijziging in andere regelgeving.

Artikel

67

Bevat wijziging in andere regelgeving.

Artikel

68

Bevat wijziging in andere regelgeving.

Artikel

69

Bevat wijziging in andere regelgeving.

Artikel

70

Bevat wijziging in andere regelgeving.

Artikel

71

Bevat wijziging in andere regelgeving.

Artikel

72

Bevat wijziging in andere regelgeving.

Artikel

73

Bevat wijziging in andere regelgeving.

Artikel

74

Bevat wijziging in andere regelgeving.

Artikel

75

Bevat wijziging in andere regelgeving.

Artikel

76

Bevat wijziging in andere regelgeving.

Artikel

77

Bevat wijziging in andere regelgeving.

Artikel

78

Bevat wijziging in andere regelgeving.

Artikel

79

Bevat wijziging in andere regelgeving.

Artikel

80

Bevat wijziging in andere regelgeving.

Artikel

81

Bevat wijziging in andere regelgeving.

Artikel

82

Bevat wijziging in andere regelgeving.

Artikel

83

Bevat wijziging in andere regelgeving.

Artikel

84

Bevat wijziging in andere regelgeving.

Artikel

85

Bevat wijziging in andere regelgeving.

Artikel

86

Bevat wijziging in andere regelgeving.

Artikel

87

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministeriële Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven ten Paleize Soestdijk
JULIANA.
De Minister van Justitie a.i., J. H. VAN MAARSEVEEN.
De Minister van Economische Zaken, VAN DEN BRINK.
De Minister van Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening, MANSHOLT.
De Minister van Financiën, P. LIEFTINCK.
De Minister van Wederopbouw en Volkshuisvesting, J. IN 'T VELD.
De Minister van Sociale Zaken. A. M. JOEKES.
De Minister van Justitie a.i., J. H. VAN MAARSEVEEN.