Artikel
1
In dit besluit wordt verstaan onder:
de staatssecretaris van onderwijs en wetenschappen
de commissie zoals bedoeld in artikel 2.
in het hoofdlijnenaccoord, dat de minister van Onderwijs en Wetenschappen in 1990 met de universiteiten heeft gesloten, de bepaling is opgenomen dat de universiteiten en de Nederlandse organisatie van Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) afspraken zullen maken over de wijze waarop – uitgaande van het integrale onderzoekmanagement bij de universiteiten en de indicaties vanuit het wetenschapsbeleid – vanuit NWO adviezen worden uitgebracht aan de colleges van bestuur over (wijzigingen in) de inzet van onderzoekmiddelen;
in verband met deze bepaling verder in dit hoofdlijnenaccoord is vastgelegd dat hij voorshands afziet van verdere overheveling van financiële middelen naar NWO;
inmiddels is gebleken dat de in de eerste overweging genoemde bepaling niet goed tot haar recht komt en het derhalve gewenst is een commissie in te stellen van onafhankelijke deskundigen die op korte termijn advies uitbrengt over de vraag in welke mate de in de genoemde bepaling vervatte afspraak is uitgevoerd, en zo niet, of deze uitvoerbaar is, een en ander in het licht van de optimale verhouding tussen eerste en tweede geldstroom;
Besluit:
In dit besluit wordt verstaan onder:
de staatssecretaris van onderwijs en wetenschappen
de commissie zoals bedoeld in artikel 2.
Ingesteld wordt een tijdelijke adviescommissie ‘Evaluatie onderzoekparagraaf hoofdlijnenaccoord’.
De commissie heeft tot taak aan de staatssecretaris advies uit te brengen over de volgende vragen:
Zijn de in artikel 2.b. van het hoofdlijnenaccoord vastgelegde afspraken met de universiteiten nagekomen?
Welke praktische belemmeringen zijn er gebleken?
Welke opvattingen heeft de commissie ten aanzien van de optimale verhouding tussen NWO en de universiteiten, mede in het licht van mogelijk volgende stappen met betrekking tot overheveling van onderzoekmiddelen van de universiteiten naar NWO?
Welke aanbevelingen heeft de commissie ten aanzien van de uitvoering van deze opvattingen?
De commissie zal binnen vier maanden na de installatiedatum advies aan de staatssecretaris uitbrengen.
De commissie bepaalt haar eigen werkwijze.
De commissie kan ten behoeve van haar advisering deskundigen raadplegen, waaronder – op persoonlijke titel – ambtelijke deskundigen.
De commissie kan bij de uitvoering van haar werkzaamheden een beroep doen op de diensten van personen die geen lid zijn van de commissie, wanneer dat naar het oordeel van de commissie dienstig is.
De kosten van de commissie komen voor rekening van de staatssecretaris, overeenkomstig een door de staatssecretaris goedgekeurde begroting.
Het Vacatiegeldenbesluit 1988 (Stb. 1988, 205) en de Regeling vergoeding van reis- en verblijfkosten bij dienstreizen voor onderwijspersoneel (Uitleg OenW-Regelingen nr. 31a van 22 december 1993) zijn van toepassing.
Artikel 9 van de Wet openbaarheid van bestuur (Stb. 1991, 703) is van toepassing.
Dit besluit wordt bekendgemaakt in het onderdeel Mededelingen OenW van het Gele katern, de losse bijlage, van het blad Uitleg van het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen.