Wet van 23 december 1993, houdende regelen omtrent de door de overheid gefinancierde rechtsbijstand

Wet op de rechtsbijstand

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het, mede ter uitvoering van artikel 18, tweede lid, van de Grondwet, wenselijk is nieuwe wettelijke regels vast te stellen omtrent de verstrekking door de overheid van gefinancierde rechtsbijstand aan minder draagkrachtigen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk

I

Begripsbepalingen

Artikel

1

Hoofdstuk

II

De raad voor rechtsbijstand

Afdeling

1

Samenstelling van de raad

Artikel

2

Artikel

3

Artikel

4

Artikel

5

Aan een lid wordt tussentijds ontslag verleend:

  • a.

    op eigen verzoek;

  • b.

    indien hij naar het oordeel van de raad wegens geestelijke of lichamelijke gesteldheid moet worden geacht de geschiktheid tot het bekleden van het lidmaatschap te missen.

Artikel

6

Afdeling

2

Taak en werkwijze van de raad

Artikel

7

Artikel

8

De raad kan voor de uitvoering of voorbereiding van bepaalde werkzaamheden commissies instellen, waarvan ook anderen dan leden van de raad deel kunnen uitmaken. In het jaarplan wordt aangegeven hoe de samenstelling en werkwijze van deze commissies geregeld wordt.

Artikel

9

Afdeling

3

Het bureau rechtsbijstandvoorziening

Artikel

10

Het bureau heeft tot taak:

  • a.

    de voorbereiding en uitvoering van door de raad te behandelen en te beslissen zaken;

  • b.

    de toetsing van verzoeken om rechtsbijstand en de afgifte van toevoegingen;

  • c.

    de vaststelling en uitbetaling van vergoedingen aan rechtsbijstandverleners;

  • d.

    de controle op de werkzaamheden van de rechtsbijstandverleners, voor zover deze niet elders in deze wet aan anderen is opgedragen;

  • e.

    de uitvoering van organisatorische werkzaamheden.

Artikel

11

Hoofdstuk

III

De verlening van rechtsbijstand

Afdeling

1

Algemeen

Artikel

12

Artikel

13

Afdeling

2

De inschrijving van advocaten door de raad

Artikel

14

Alle in het ressort kantoor houdende advocaten die de wens daartoe te kennen hebben gegeven, worden door de raad ingeschreven indien zij voldoen aan de in artikel 15 bedoelde voorwaarden.

Artikel

15

Artikel

16

In bijzondere gevallen kan de raad beslissen dat rechtsbijstand zal worden verleend door een niet ingeschreven advocaat.

Als bijzonder geval kan worden aangemerkt:

  • a.

    de uitdrukkelijke en gemotiveerde wens van de rechtzoekende, door een bepaalde advocaat te worden bijgestaan;

  • b.

    de behoefte aan bijstand door een advocaat die over specifieke deskundigheid op een bepaald rechtsgebied beschikt.

Artikel

17

Afdeling

3

De stichting rechtsbijstand

Artikel

18

Artikel

19

Artikel

20

Artikel

21

Op voorstel van de raden stelt Onze Minister voor elke stichting de personeelsformatie vast voor de medewerkers in vaste dienst die met de verlening van rechtsbijstand zijn belast. Voor alle arrondissementen gezamenlijk kan dit aantal niet meer bedragen dan tien ten honderd van het aantal door de raden ingeschreven advocaten.

Artikel

22

Artikel

23

Hoofdstuk

IV

De toevoeging

Artikel

24

Artikel

25

Artikel

26

Indien de overeenkomstig artikel 25 overgelegde of opgevraagde gegevens ontoereikend zijn om de financiële draagkracht van de verzoeker vast te stellen, kan het bureau op grond van de gegevens waarover het beschikt, zelf de draagkracht bepalen.

Artikel

27

Het bureau kan, alvorens op het verzoek te beslissen, de rechtzoekende horen, indien het dat noodzakelijk acht voor de beoordeling van het verzoek of de financiële draagkracht van de rechtzoekende. Het kan tevens, tenzij het belang van de rechtzoekende zich daartegen verzet, de tegenpartij in de gelegenheid stellen haar standpunt uiteen te zetten.

Artikel

28

Artikel

29

Afschrift van het bewijs van toevoeging wordt zo spoedig mogelijk, doch in ieder geval voordat de einduitspraak is gedaan, overgelegd aan de rechter voor wie de zaak dient.

Artikel

30

Artikel

31

Artikel

32

De toevoeging geldt uitsluitend voor het rechtsbelang ter zake waarvan zij is afgegeven en, in het geval van een procedure, voor de behandeling daarvan in één instantie, de tenuitvoerlegging van de rechterlijke uitspraak daaronder begrepen.

Artikel

33

Hoofdstuk

V

Financiële bepalingen

Afdeling

1

De normen voor de financiële draagkracht van de rechtzoekende

Artikel

34

Artikel

35

Artikel

36

Afdeling

2

De kosten van de verlening van rechtsbijstand

Artikel

37

Artikel

38

Artikel

39

Bij de in artikel 37, eerste lid, bedoelde algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld voor de vergoedingen voor diensten die bij de verlening van rechtsbijstand zijn verricht door procureurs, deurwaarders en, in strafzaken, door tolken, alsmede omtrent betaling van krachtens wettelijk voorschrift of rechterlijk bevel in dag- of nieuwsbladen geplaatste oproepingen of aankondigingen.

Artikel

40

De rechtzoekende is geen kosten verschuldigd voor het uitbrengen van een exploit of het opmaken van een proces-verbaal in een zaak waarin op grond van deze wet rechtsbijstand wordt verleend, noch voor de bijstand bij de tenuitvoerlegging van de in een zodanige zaak gegeven uitspraak.

Artikel

41

Afdeling

3

Subsidieverstrekking aan de raad en aan de stichting rechtsbijstand

Artikel

42a

Artikel

42b

Hoofdstuk

VI

Rechtsbijstand in strafzaken

Artikel

43

Artikel

44

Hoofdstuk

VII

Bezwaar en beroep

Artikel

45

Artikel

46

Hoofdstuk

VIII

Toezicht op de naleving

Artikel

47

Hoofdstuk

IX

Slot- en overgangsbepalingen

Artikel

49

De voordracht voor een krachtens artikel 12, derde lid, artikel 19, eerste lid, onder b, artikel 34, vierde lid, artikel 35, vijfde lid, en artikel 37, eerste lid, vastgestelde algemene maatregel van bestuur wordt niet gedaan dan nadat het ontwerp in de Staatscourant is bekendgemaakt en aan een ieder de gelegenheid is geboden om binnen vier weken na de dag waarop de bekendmaking is geschied, wensen en bedenkingen ter kennis van Onze Minister te brengen. Gelijktijdig met de bekendmaking wordt het ontwerp aan de beide kamers der Staten-Generaal overgelegd.

Artikel

50

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

51

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

52

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

53

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

54

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

55

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

56

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

57

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

58

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

59

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

60

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

61

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

62

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

63

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

64

Vervallen

Artikel

65

Onze Minister zendt binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.

Artikel

66

Artikel

67

Deze wet kan worden aangehaald als: Wet op de rechtsbijstand.

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Justitie, E. M. H. Hirsch Ballin
De Staatssecretaris van Justitie, A. Kosto
De Minister van Justitie, E. M. H. Hirsch Ballin