Artikel
1
1
In dit besluit en de daarop berustende regelingen wordt verstaan onder:
-
a.
Onze Minister: Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;
-
b.
het LSOP: het Landelijk selectie- en opleidingsinstituut politie, bedoeld in artikel 2 van de LSOP-wet;
-
c.
voorziening tot samenwerking: een publiekrechtelijke rechtspersoon als bedoeld in artikel 47a, eerste lid, van de Politiewet 1993;
-
d.
bevoegd gezag:
-
1°.
de korpsbeheerder, voor zover het betreft de adspirant, de ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak en de ambtenaar aangesteld voor de uitvoering van technische, administratieve en andere taken ten dienste van de politie, die werkzaam is bij een regionaal politiekorps;
-
2°.
Onze Minister, voor zover het betreft de adspirant, de ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, en de ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van technische, administratieve en andere taken ten dienste van de politie, die werkzaam is bij het Korps landelijke politiediensten;
-
3°.
Onze Minister van Justitie, voor zover het betreft de bijzondere ambtenaar van politie;
-
4°.
de bestuursraad van het LSOP, voor zover het betreft de ambtenaren, bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdelen a en b, van de LSOP-wet;
-
5°.
de directie van het LSOP, voor zover het betreft de ambtenaren, bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel c, van de LSOP-wet;
-
6°.
het algemeen bestuur van een voorziening tot samenwerking voor zover het betreft de ambtenaren aangesteld bij de desbetreffende voorziening tot samenwerking;
-
1°.
-
e.
betrokkene: de ambtenaar, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder h, van het Besluit algemene rechtspositie politie, dan wel degene die ambtenaar in bedoelde zin is geweest;
-
f.
plaats van tewerkstelling: de plaats van tewerkstelling, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder t, van het Besluit algemene rechtspositie politie;
-
g.
werkgebied: het werkgebied, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder v, van het Besluit algemene rechtspositie politie;
-
h.
woonplaats: de gemeente of het met name bekende afzonderlijk liggende deel van de gemeente waar de woning van de ambtenaar is gelegen;
-
i.
gezinsleden: de echtgenoot, de geregistreerde partner of de levenspartner van de betrokkene en de kinderen, stief- en pleegkinderen van hemzelf of van zijn echtgenoot, geregistreerde partner of levenspartner, voor zover zij deel uitmaken van zijn huishouding;
-
j.
geregistreerde partner: degene met wie de niet-gehuwde ambtenaar een geregistreerd partnerschap is aangegaan.
-
k.
levenspartner: degene met wie de niet gehuwde ambtenaar samenwoont en een gemeenschappelijke huishouding voert, hetgeen blijkt uit een bij notariële akte gesloten samenlevingscontract of uit een schriftelijke verklaring van een notaris dat een samenlevingscontract is opgemaakt;
-
l.
eigen huishouding voeren: het zelfstandig bewonen van woonruimte, voorzien van eigen meubilair en stoffering, een en ander ter beoordeling van het bevoegd gezag;
-
m.
berekeningsbasis: het twaalfvoud van de bezoldiging in de zin van het Besluit bezoldiging politie die de betrokkene geniet op het berekeningstijdstip, vermeerderd met de aanspraak op zowel de vakantie-uitkering, bedoeld in artikel 23 van het Besluit bezoldiging politie, als de uitkering op grond van artikel 25b van dat besluit en in voorkomende gevallen verhoogd met:
-
1e.
genoten wachtgeld of uitkering krachtens dan wel overeenkomstig het Rijkswachtgeldbesluit 1959 of de Uitkeringsregeling 1966;
-
2e.
genoten uitkering krachtens dan wel overeenkomstig de Regeling uitkering wegens functioneel leeftijdsontslag of de Wet uitkering wegens vrijwillig vervroegd uittreden of
-
3e.
genoten herplaatsingstoelage als bedoeld in paragraaf 9 van het pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds ABP, bedoeld in artikel 6 van de Wet Privatisering ABP;
-
4e.
indien de ambtenaar recht heeft op een uitkering op grond van de Ziektewet respectievelijk van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, de bezoldiging zoals die zou zijn genoten indien geen sprake zou zijn geweest van recht op een uitkering op grond van de Ziektewet respectievelijk de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering.
-
1e.
-
n.
berekeningstijdstip:
-
1e.
de datum waarop de betrokkene verhuist;
-
2e.
indien de betrokkene verhuist vóór de datum dat de functie feitelijk wordt vervuld, de datum van ingang van de functievervulling;
-
3e.
bij het overlijden of ontslag van de betrokkene de datum waarop laatstelijk bezoldiging werd genoten;
-
1e.
-
o.
verplaatsen: veranderen van het werkgebied van de betrokkene in opdracht van het bevoegd gezag, waaronder mede wordt verstaan het tewerkstellen in een ander deel van het werkgebied, wanneer hiermee een verhuizing gepaard gaat die op last van het bevoegd gezag plaatsvindt;
-
p.
voor het eerst in dienst treden: in dienst treden bij een regionaal politiekorps, bij het Korps landelijke politiediensten, bij het LSOP, bij een voorziening tot samenwerking danwel bij een organisatie-onderdeel van de bijzondere ambtenaar van politie, anders dan in geval van overgang binnen één maand:
-
1e.
van de ene naar de andere hiervoor genoemde dienst;
-
2e.
van een andere overheidsdienst of een door het Rijk bekostigde onderwijsinstelling naar een regionaal politiekorps, het Korps landelijke politiediensten, het LSOP, een voorziening tot samenwerking danwel een organisatie-onderdeel van de bijzondere ambtenaren van politie.
-
1e.
2
Voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel m, wordt, indien de betrokkene een toelage als bedoeld in de artikelen 13, 14, 15 en 18 van het Besluit bezoldiging politie geniet, dit bezoldigingsdeel vastgesteld op het bedrag dat de betrokkene gedurende de drie kalendermaanden voorafgaande aan het berekeningstijdstip gemiddeld per maand aan deze toelagen heeft genoten.