Besluit van 28 maart 1994, houdende regels met betrekking tot het beheer van de regionale politiekorpsen en maatregelen jegens ingeslotenen

Besluit beheer regionale politiekorpsen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Ministers van Binnenlandse Zaken en van Justitie, van 2 december 1993, directoraat-generaal voor Openbare Orde en Veiligheid, directie Politie, nummer EA93/U3429, en Stafafdeling Wetgeving Publiekrecht, nummer 411040/93/6;
Gelet op de artikelen 9, vierde lid, 45, eerste lid, en 47, eerste lid, van de Politiewet 1993;
Gezien het advies van de Registratiekamer van 26 oktober 1993, kenmerk 93.A.10;
De Raad van State gehoord (advies van 15 februari 1994, nummer WO4.93.0813);
Gezien het nader rapport van Onze Ministers van Binnenlandse Zaken en van Justitie, van 24 maart 1994, directoraat-generaal voor Openbare Orde en Veiligheid, directie Politie, nummer EA94/U1029, en Stafafdeling Wetgeving Publiekrecht, nummer 431498/94/6;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk

1

Begripsbepalingen

Artikel

1

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a.

    Onze Minister: Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

  • b.

    korpsbeheerder: de burgemeester, bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de Politiewet 1993;

  • c.

    ingeslotene: de persoon die rechtens van zijn vrijheid is beroofd, alsmede de persoon die ten behoeve van de hulpverlening aan hem op een bureau van een regionaal politiekorps is ondergebracht;

  • d.

    politiecellencomplex: een in een gebouw te onderscheiden ruimte waarin een of meer gangen met daaraan grenzend een of meer ruimten liggen die worden gebruikt voor het insluiten van personen.

Hoofdstuk

2

Informatievoorziening

Artikel

2

Vervallen

Artikel

3

Vervallen

Artikel

3a

Vervallen

Hoofdstuk

3

Organisatie

Artikel

4

Artikel

4a

Vervallen

Artikel

5

Artikel

5a

De regionale politiekorpsen werken onderling en met het Korps landelijke politiediensten samen op het terrein van de voorzieningen en eenheden die, overeenkomstig de artikelen 4 en 5, zijn ingericht ten behoeve van de recherchefunctie.

Artikel

5c

Vervallen

Artikel

6

Artikel

7

Artikel

8

Artikel

9

Vervallen

Artikel

10

Artikel

11

Artikel

11a

Onze Minister kan eenheden aanwijzen, bestaande uit ambtenaren van politie van een of meer regionale politiekorpsen, die zijn belast met het waken voor de veiligheid van daartoe door het bevoegd gezag aangewezen personen.

Hoofdstuk

4

Bekwaamheid

Artikel

12

De korpsbeheerder stelt de ambtenaar van politie in de gelegenheid de noodzakelijke training en opleiding te volgen.

Hoofdstuk

5

Uitrusting

Artikel

13

Onze Minister geeft regels met betrekking tot het politielegitimatiebewijs en het gebruik van de politiehuisstijl.

Artikel

14

Vervallen

Hoofdstuk

6

Ingeslotenen

Artikel

15

Artikel

16

Artikel

16a

Hoofdstuk

7

Informatie over het beheer

Artikel

17

Hoofdstuk

8

Archieven

Artikel

18

Hoofdstuk

9

Slotbepalingen

Artikel

19

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag waarop de Politiewet 1993 in werking treedt.

Artikel

20

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit beheer regionale politiekorpsen.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Binnenlandse Zaken, E. van Thijn
De Minister van Justitie a.i., E. van Thijn
De Minister van Justitie a.i., E. van Thijn