Artikel
1
1
De rente, bedoeld in de artikelen 32, derde lid, van de Wet buitengewoon pensioen 1940-1945, 29, derde lid, van de Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers, 37, derde lid, van de Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet, 33, tweede lid, van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 en 44a, tweede lid, van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945, wordt berekend volgens de rentevoet, vastgesteld bij de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 120 van boek 6 van het Burgerlijk Wetboek.
2
Rente die loopt op het tijdstip van inwerkingtreding van een nieuwe bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde rentevoet, wordt met ingang van dat tijdstip volgens de nieuwe rentevoet berekend.
3
De rente wordt berekend over de som van buitengewone pensioenen, uitkeringen, toeslagen, vergoedingen of tegemoetkomingen ingevolge de desbetreffende wet voor oorlogsgetroffenen, die verschuldigd is over de maanden, gelegen tussen het tijdstip dat het recht op het buitengewoon pensioen, de uitkering, de toeslag, de vergoeding of de tegemoetkoming ontstond en het tijdstip van betaling van deze som, verminderd met de over die periode verstrekte voorschotten.
4
Indien de in het derde lid bedoelde som voorlopig is vastgesteld, vindt de berekening op basis van de voorlopig vastgestelde bedragen plaats.